LETTEREN EN KUNST
FILMNIEUWS.
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
WOENSDAG 11 OCTOBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
7
WALZERKRIEG KOMT IN HET
REMBRANDT-THEATER.
Wanneer Wia-lzeirfcrieg niieit meer was dan één
van die ontelbare apeneifebe-films, die bijna
week aan week in onze bioscopen draaien, zon
er geen reden wezen om de bizondere aan
dacht op diit werk 'tis vestigen. Maar Walzer-
kriieg is een uitzondering en wel een geluk
kige uitzondering.
Ik wil geen kwaad spreken van de operette
films, zooals er dertien in het dozijn gaan.
Ze hebben met hun mengsel van vroolijkheid
en sentimentaliteit nriillioienen msdemenschen
een fleurigen avond bezorgd. Dergelijke af
leiding kan op zichzelf in een tijdperk van
spanning als heit onze reeds cmtüad'snd wer
ken. Maar meen- dan een smakelijk genees
middel zijn deze. liflaf jas gewoonlijk niet,
Een enkele maal echter verschijnt er in de
reeks eens een staaltje van beter gehalte,
dat ook als kunstuiting hsteekenis heeft. En
onder deze witte raven is het nieuwe product
van Ludwig Berger wel de witste. Het is een
bijna smetteloos beest, schoon om te aan
schouwen gelijk een kakatoie in Axtis. Maar
welluidender om te hooren!
Wamt Walzerkrieg is allereerst een muziek
film en als zoodanig nog meer voor het oor
dan voor heit ook" bestemd.. In 'de' welluidend
heid ligt de grootste bekoring.
Dus eigenlijk iets voor den muziek-recen-
senit? Toch. niet, want de muziek is hier film-
factor geworden evengoed als het beeld. En
in de toepassing van 'de muziek als filnifactor
ligt de grootste verdienste van Ludwig Ber
ger.
Ludwig Berger is de uitvinder van de 'film-
operette geweest. Zijin Wializertmauim is het
uitgangspunt geworden van de oneindige re&Ks
navolgingen, welke ons, eerlijk gezegd, wel
eens gaan vervelen. Ludwig Berger is de
schepper van populaire Schlager-bronnen
„Ich -bed Tag und du bei Nacht" en „Het
congres danst". Is hij met al dergelijke pro
ducten zijn navolgers voorgebleven, in Wal-
zerkrieg heeft 'hij zichzelf overtroffen en van
het vrijwel uitgespeelde genre heeft hij eens
klaps iets geheel frisch en nieuws gemaakt.
Want Walzerkrieg is niet meer film-opeirette
maar kortweg: film. Berger 'heeft met dit
werk het bewijs geleverd, dat populaire muziek
en populaire romantiek zich zonder meer uit
stekend' tot filmstof leenen en zelfs voor zuiver
filmische bewerking aan aantrekkelijkheid
winnen, stellig ook voor het groote publiek,
dat op de film-operette verzot is.
Misschien ds het met het oog op de ouder-
wetsche stof en de ouderweteohe melodieën
een gewaagde vergelijking, maar men zou
Walzerkrieg, wat zijn uitwerking op den toe
schouwer en toehoorder betreft, met een
meger-jiaizz kunnen vergelijken. Er zit iets
opwindends in het rhythme van beeld en
klank, iets dat meer tot het bloed spreekt
dan tot den geest en dat de geschiedenis, het
scenario, doet vergeten. Men voelt zich mee
opgenomen in het vuurwerk van tonen en
tafereelen en geniet van heit behendigheids
spel, waarin de regisseur als een circus
acrobaat zijn pirouettes en jongleuiiskunsten
met de camera verricht.
•Er zit zoo'n "heerlijke gang in; al dadelijk
bij de aankondiging van het tableau de la
troupe, dat al onmiddellijk en zondier voor
bereiding den bezoeker in de. film verplaatst.
Geiijk de clowns en acrobaten en de schet
terende muzikanten op het plankier vóór het
circus reeds zelfs circus zijn en de circus-
stemming verwekken.
Met virtuositeit heeft Berger partij ge
trokken van de locale „Weensche" sfeer; het
gemoedelijke en schilderachtige milieu van
de „Heuriger"; het weeke 'dialect roet de zacht
moedige intonatie; heit romantisch uiterlijk
van Johann Sitrauss en zijn tijdgenooten, die
uit Engeland in een ouderwetsche kales door
de schemerige dreven van liet Dónau-land-
schap komen aanhollen om voor de jonge
koningin Victoria, die hertog Albert van
Coburg-Gotha te gast heeft, een echte Ween
sche kapel te halen.
Er zijn twee 'kapellen: die van Lanner en
die vain Strauss, en het is de strijd tusschen
deze twee, welke het thema van de film vormt.
Dit strijd wordt deels uitgevochten, in Grin-
zing waar twee naburige Heurigers tegen
elkaar concurreeren; deels aan 'het Engelsehe
hof, waar Berger in een. pompeus paleizen-
decor nieuwe attracties kan aanvoeren en
deelt te Woenen op straat; waar, vóór het
gerechtsgebouw, dat in het geding uitspraak
moet doen, gelegenheid komt voor schitte
rende massa-demonstraties
Renate Muller speelt de vrouwelijke hoofd
rol en is hier niet louter de aanvallige deola-
inatiTiice gebleven, doch wentelt ails een brok
filmstof zingend en charme erend over trappen
en pleinen, n,u met haar medespeelsters in
de kapel als witte stipjes in ide verte beneden
een binnenhof igameierend en dan als close up
het beeldvlak vullend met een schilderachtig
portret. Willy Fritsch is de „groote trom" en
wordt als zoo danig geestig bewerkt. Ook treedt
hij op als de pseudio-iStrauss. Behalve dit
tweetal zijn er tal van voortreffelijke acteurs;
inzonderheid de incarnaties van de beide
walskionimgen ien de man, die ais Engelsehe
hofdirigent een komische creatie van goed
gehalte levari.
Maar de voornaamste acteur blijft In dit
geval Berger, die goochelaar, die het mee-
sleepend wals-tempo overal heen mikt en het
op die zonderlingste plaatsen weer voior den
dag to overt, zoodat wij 'onder deze vroolijlce
igeluidstoaMdoskoop in leien roes blijven, ais
zaten we nog als kinderen in den draaimolen
onder den ban van het orgel en ide hobbelende
paarden
H. G. OANINEGIETER.
TOCH GEEN ECHTSCHEIDING VAN MARY
PICKFORD?
iOok persoonlijk heeft thans de filmster
Mary Piokford, naair Reuter uit 'Hollywood
verneemt, ontkend, het plan te koesteren een
erscn tot echtscheiding Sb te dienen.
MR. WENDELAAR NEEMT DE BENOEMING
AAN.
Uit den Haag:
Mr. W. C. Wandelaar, die benoemd is tot
lid van de Tweede Kamer, heeft bericht ge
zonden, dat hij zijn benoeming aanneemt.
HET TOONEEL
THALIA.
Een die niet geteld wordt.
In den schouwburg aan den Jansweg heeft
gisteravond de vereeniging Thalia, Haarlem's
gemengd tconeel vóór Roomsch Katholieken,
haar eersten donateurs-avond gegeven en
daarbij een tooneelspel, getiteld: Een die niet
geteld wordt", en geschreven door Joh. van
Eekelen en Jan Grosfeld, vertoond.
Een bepaald vrooihjke avond is dit niet
geweest; het stuk behandelt een droevig on-
dierweii'ip en de wijze waarop de spelers ondier
leiding van één heer Plet van de Nouwland
heit vertolkten, bracht een sombere stemming
in de zaall. De toeschouwers verkeerden merk
baar onder den .indruk; niet alleen hadden
de vrouwen voortdurend den zakdoek noodig
maar menig man had ook moeite, een traan
te onderdrukken.
Dit succes, wamt we kunnen 'dit merk
bare meeleven gerust als een succes aan
duiden, was im de eerste plaats te danken
aan het aangrijpende spel van den heer
Mart. Lamgeiveld, die de rol van dien omgeluk-
kigen Alfred speelde. Zeer terecht had deze
acteur zich onthouden van overdreven ge
baren en uitingen, welke het effect zouden
hebben bedorven in plaats van liet te hebben
verhoogd. Zijn kracht lag in soberheid. Met
iets weldadig oprechts in zijn houding en
stem verperso'onlijkte hij de figuur van den
stiefzoon, dien hij van den aanvang af zoo
zeer in mineur speelde, dat een climax vrijwel
tot de onmogelijkheden behoorde. Het gevaar
van eentonigheid lag voor de hand, maar
door zijn natuurlijke uitbeelding, welke op
gevoelens van eerbied en medelijden met de
figuur tot op het droeve einde een beroep
bleven doen, heeft hij dit gevaar bezworen.
Ook de overige spelers hebben zich bij dit
sobere spel aangesloten. Ieder heeft naar
vermogen tot het succes van de voorstelling
bijgedragen. Mejuffrouw Mary van Leeuwen
als Henny, de twintigjarige dochter, die door
haar ouders en broer te lang als kind werd
beschouwd en hierdoor een ziekelijk verlangen
naai' vrijheid en wereldsche genoegens had
aangekweekt; de heer Louis Hopstaken als
Tom, de sympathieke stiefbroer van Alfred,
die eerst na een breedvoerig gesprek, waarin
de verloren zoon zijn lijdensgeschiedenis uit
eenzet, den ongelukkigen zwerver begon te
begrijpen; de heer Piet van de Nouwland die
den door de hardheid van zijn tweede vrouw
tegen den zoon uit zijn eerste huwelijk in
't nauw was gedreven; mejuffrouw Ans As-
sendeJft in de ondankbare rol van die moeder
zelf, welke zij toch in haar hardheid op een
menisohelijke en ingetogen manier speelde;
mejuffrouw Goby Dinger dis als de verpleeg
ster geworden geliefde van Alfred; de heer
Mart. Bijnsdorp die- als een goed getypeerd
dliakenhuismainnetje den vader van dit
meisje voorstelde; die heer Alfred M. Masts'
als de Onsympathieke vriend uit de wereld
sche jaren van Alfred; mejuffrouw Antje
van Leeuwen als de kamerverhuurster, de heer
Piet Loerakker als de tuinman en de heer
Ton Speelman als dokter.
„Een die niet g eteld wordt" is meer praat-
stuk dan speelstuk; da over 't algemeen nog
al lange dialogen en monologen, zijn eenvoudig
en duidelijk gesteld en werden door de spelers
zonder haperen en in een natuurlijken toon
over 't voetlicht gebracht. Op een enkel
oogenblik na, waarin er door een verkeerde
plaatsing of een te rad tempo sommige
woorden verloren .gingen, was het spel in de
zaal duidelijk verstaanbaar.
Aan het publiek, dat de voorstelling met-
diepe aandacht gevolgd heeft, zal de strek
king van het stuk dan ook wel niet zijn ont
gaan. Die positie van een stiefmoeder ds moei
lijk, onwillekeurig staat men door de banden
des bleeds inniger, tegenover zijn eigen kroost
dan jegens een aangetrouwd kind. Maar deze
f;abrik-an-tsvrouw was, toen zij mat een weduw
naar huwde, de belofte om -als 'een moeder
voor zijn jongen te zijn, niet nagekomen en
had hierdoor den van nature toch ai leenzel-
vigen en stuggen knaap zoozeer van zich ver
vreemd, dat hij het ouderhuis vaarwel zei
en in de wereld zijn geluk ging zoeken.
Het leed, dat hem daar tengevolge van zijn
onrust en onverstand ten deel viel, was dus
deels ook de schuld van de stiefmoeder. Het
aantrekkelijke in dit stuk ds, dat het blij
eindigt, maar op een andere manier dan de
tooneeliStukben, welke de werkelijkheid mooier
maken dan ze is. Uiterlijk gesproken, loopt
de geschiedenis ial heel droef af, want Alfred,
wiens krachten door het doorgestane leed zijn
gebroken, sterft van verdriet. Maar het blij-
elndendie 'ligt in den geest van verzoening'.
Men leert uit het hier vertoonde, hoe verkeerd
men doet met klakkeloos te veroordeelen en
onmiddellijk het kwade te gelooyen. Alles be
grijpen in alles vergeven.
Stellig hebben de werkende leden met de
vertooning' van dit stuk de donateurs en ver
dere bezoekers niet slechts een avond van
genot verschaft, maar ze hebben hen ook -beter
leeren nadenken en -milder gestemd jegens de
schipbreukelingen van het leven.
H. G. CANNEGEETER.
Nieuw Schouwtooneel.
VAN JE VRIENDEN MOET JE 'T HEBBEN
„Ik kan d'er geen hoogte van krijgen!" zegt
Daly, de butler, in het vierde bedrijf.
Het is met dezen butler al precies als met
ons. Wij zitten er in verward als een spelende
kat in een afgewonden kluwen garen om van
dit huwelijksspel een résumé te geven, dat
precies klopt met den inhoud.
Emily, een schatrijke en knappe weduwe, is
opnieuw getrouwd met Joe Sunford. Hij wei
gert echter resoluut van haar geld te leven,
ja, hij blijft zelfs werkzaam op zijn kantoor,
waar hij niet meer verdient dan een twin
tigste van het jaarlijksch inkomen van Emily.
„Daar steekt wat achter!'-' denkt Doris,
haar beste vriendin. Zoo iets doet geen ge
woon sterveling. Jos moet wat voor zijn vrouw
te verbergen hebben. Zij, Doris, zal dat geheim
wel aan het licht brengen en begint enkel
om haar vriendin te helpen een zoo ver
mogelijk doorgevoerde flirtpartij met Joe. En
Emily zal om achter de waarheid te komen
hetzelfde spelletje spelen met Al Wheeler,
den besten vriend van Joe.
Hoe het nu verder gaat? Ja, u moet mij de
beproeving besparen dit te vertellen. Ik vrees
zelfs na het stuk nu voor de derde maal te
hebben gezien al maar in 'n kringetje te
zullen ronddraaien en er niet uit te komen.
Maar stelt u zich gerust, u verliest er niets bij.
Zoo'n kluchtig blijspel m-oet je niet trachten
na te vertellen, want als je dat gaat doen,
begrijiD je niet, waarom je den vorigen avond
eigenlijk gelachen hebt.
Cohan is geen Fransehman en het loont dus
zonder ongelukken af. Eniily en Joe blijven
een paar en Doris en Al Wheeler vallen el
kander aan het slot als verloofden in de armen,
zoodat wij tevreden naar huis toe kunnen
gaan.
Wij zagen dit gevalletje, dat eigenlijk m-eer
klucht dan blijspel is, eenige jaren geleden
reeds van Louis de Bre-e, Mien van Kerok-
hoven, Dolly Bouwmeester en Jan C. de Vos
en later heeft Haarlem's Tooneel er nog eens
een vlotte, aardige vertooning van gegeven.
Nu heeft Het Nieuwe Schouwtooneel het op
het repertoire genomen, zoo als amusements
stukje om de provincie mee te verkwikken.
Want ook in de provincie lachen ze tegen
woordig in den schouwburg liever dan huilen.
Veel moeite hadden Frits Bouwmeester, Jetty
van DijkRiecker, Eduard Palmers en Dogi
Rugani, die respectievelijk d-e twee paren wa
ren, natuurlijk niet met dit blijspelletje. Zij
speelden het vlot en levendig en in het vier
de verreweg aardigste bedrijf zelfs met
uitbundige vroolijkheid. En Lou E-zerman is er
een deftige Butler in, van een zoo heerlijk
droog-ko-mische allure, dat elke nieuwe entree
een succes voor hem is.
Een kluchtig, vroolijk gevalletje dus. het
best geschikt om te genieten als je zwaar en
goed gedineerd hebt en je enkel nog maar
luchtigen kost kunt verdragen..
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
CONCERT DER H. O. V.
Het schitterende middelpunt van het twee
de concert der Dinsdagavondserie was het
harpspel van mevr. Rosa Spier. Over haar
fenomenale kunstvaardigheid is in deze ko
lommen reeds meermalen geschreven, en ik
zou dus met de vermelding kunnen volstaan
indien niet de voorgedragen stukken, de mede
werking en de omstandigheden tot eenige
nadere preciseering noopten. Wat de stukken
petrelt: het concert van Mozart kwam me qua
inhoud vrij onbelangrijk voor, het Concert
stuk van Pierné daarentegen als een zeer ge
slaagde en dankbare compositie, dankbaar
tenminste voor iemand die als Rosa Spier ver
boven de moeilijkheden staat. Voor het sa
menspel van den solofluitist der H.O.V., Johan
Spies, met de harpiste in het concert van Mo
zart kan men niet anders dan lof hebben, voor
den mooien toon en zuiverheid van zijn spel
eveneens. Het orkest assisteerde onder Mari-
nus Adam's leiding zeer goed (vooral in Pier-
ne s werk geen geringe verdienstehet com
pliment dat de soliste den dirigent na de uit
voering van het concertstuk bracht was onge
twijfeld meer dan een beleefdheidsgebruik. De
omstandigheden hebben het de harpiste niet
gemakkelijk gemaakt: tweemaal is een snaar
gesprongen gedurende het spel; tweemaal
heeft. Rosa Spier van kleine tutti gebruik
weten te maken om nieuwe snaren op te zet
Een Kanaal-overtocht vóór 80 jaar. Een scène- foto xiit de nieuwe Ufafilm „Walzerkrieg", die
een muzikaal intermezzo op de hoot CalaisDover toont. De film behandelt den tijd van
Johann Strauss, den Walskoning.
ten en die telkens bij te stemmen, zonder dat
zij een oogenblik haar volledige beheersching
verloor, of het euvel hoorbaar deed worden.
Die vaardigheid en koelbloedigheid geven
recht op een apart woord van hulde.
Het orkest had grootendeels een goede
beurt. De Oxford-Symphonie ging frisch en
op enkele minder goede momenten, als b.v. de
ongelijkheid van eerste en tweede violen in
het Adagio na, correct, vele blazers leverden
zeer verdienstelijk werk.
Met belangstelling heb ik de „Twee Fabels
van Lafontaine" van Mr. R. Vorstman ge
hoord. De muzikale teekening en de formeele
bouw lijken me niet sterk; de twee orkest
stukjes zijn te aanvaarden als uitingen van
een Wagner-adept, maar het is genoegelijk
waar te nemen met welk een toewijding en
talent deze jurist zich destijds in de geheimen
der orkestratie heeft ingewerkt. En is het niet
haast ongeloofelijlc en zelfs aandoenlijk te
vernemen, dat de nu 90-jarige nog dagelijks
drie uren piano studeert om zijn vingers lenig
te houden? Welk een beschamend voorbeeld
voor onze jeugd, die grootendeels liever achter
een balletje holt en voor zoover ze van muziek
houdt vóór een luidspreker zit en de zelf-
beoefening der kunst te veel moeite acht! Er
was aanleiding te over om den componist, die
op het podium genoodigd werd en het ongebo
gen en met veerlcrachtigen tred besteeg van
harte toe te juichen.
De „Jeux d'Enfants" van Bizet vormden het
slot van het vrij goed bezochte concert. De
Marsch en de Galop gingen wat al te snel; we
zullen maar aannemen dat dit wegens het ge
vorderde uur geschiedde.
Nog een nabetrachting: Uit mijn verslag"
over de medewerking' der H.O.V. bij het con
cert van het Scala-Koor is zooals ik vernam,
door sommigen de conclusie getrokken dat
het in mijn bedoeling' lag tegen de function-
neerende dirigenten te pleiten. Ik acht het
wenschelijk uitdrukkelijk te verklaren dat die
bedoeling ver van mij ligt. Ik heb voor het
werken en streven van Frits Schuurman steeds
veel erkentelijkheid gehad en ook getoond en
zou het een lafheid vinden, thans, nu hij door
ziekte langen tijd verhinderd is zijn werk te
verrichten, zijn arbeid te gaan afkeuren. Ook
Marinus Adam doet veel verdienstelijk werk,
wat ik gaarne wil erkennen al ben ik het niet
altijd met zijn opvattingen eens. Maar een
goed orkest is als een goede vleugel: beide
schikken zich naar wie ze bespeelt en het in
strument schijnt met den bespeler te veran
deren. En het publiek wil veranderen, sen
satie; de nieuwsgierigheid wil geprikkeld wor
den. Waar nu het behoud van ons orkest op
het spel staat; waar zonder twijfel kunste
naars van beteekenis en reputatie bereid ge
vonden zullen worden, belangeloos hun kun
nen ter beschikking van ons orkest te stellen,
daar zou ik willen zeggen: tracht gedurende
de ziekte van Schuurman gastdirigenten be
reid te vinden. Misschien zal hun optreden de
belangstelling voor de concerten der H.O.V.
die nu eenmaal noch society-gebeurtenissen,
noch radio-politieke samenkomsten zijn, ten
goede komen.
Van radio gesproken: nog gisteren zei me
een nieuw geabonneerde op de H.O.V.-concer
ten, iemand die tot dusver alleen concerten
per radio beluisterd had, welk een enorm ver
schil de directe auditie opleverde. Men be
denke: radiomuziek is een nuttig en té waar-
deeren surrogaat, maar ze is en blijft surro
gaat.
Middelerwijl wenschen we Frits Schuur
man een spoedig en volledig herstel toe.
K. DE JONG.
A. den Doolaard. De herberg
met het Hoefijzer, A'dam,
Querido.
Den Doolaard heeft, sinds ik zijn Druiven
plukkers las, mijn groote genegenheid. Ook
deze novelle bewonder ik om haar specerijen-
geur, haar weerkeerende Balkan-can can,
haar exotisme, haar, nu ja, als ge wilt, ietwat
aanstellerig druk-doen van den film-camera
man. De heer Speels tra (Den Doolaard) is in
ieder geval een levend man, in wien voor
romantiek en voor hartstocht nog een klank
bord aanwezig is en die, voorzeker nog geen
representant zal wezen van de verstaalde
poppenkast der al te zakelijke hedendaagsche
jongeren.
De bloedwraak der Malissoren, het roman
tisch volk van Noord-Albanië, verschaft den
achtergrond van dit prachtig verhaal waar
van de vijftienjarige Leonard (doch op zijn
vijftiende is de Malissoor reeds man) de held,
en de bergpastoor Jozef de illuminatie is.
De Engelsehe Ingenieur Raine raakt in dit
land verzeild, doordat hij door zijn maat
schappij op goud-exploratie wordt uitgezon
den. De jongen, Leonard, moet de eer bewa
ken van zijn schoonzuster, als zijn oudere
broeder het land is uitgetrokken. Doch Leo
nard faalt, daar hij tegen de listen der liefde
nog niet Is opgewassen. Dan komt zijn eere-
taak, den minnaar zijner schoonzuster te
dooden. Hij „leent" daartoe Rahie's revolver;
en als de moord gepleegd is vlucht hij de
bergen in, behoed en bescheririd door het volk
der Malissoren, die den bloedwraak eerbiedi
gen, verschoond zelfs door Pat-er Jozef die,
zelf Malissoor, de nieuwe verbodsbepaling der
vreemde heerschers slechts met moeite ge
hoorzaamt. Die Pater Jozef is een pracht-
figuur in deze vertelling. Hij is aller biecht
vader en in de donkerste uren komen allen tot
hem: Leonard, d-e zondige zuster, Raine, de
berggids, allen zonder van eikaars nabijheid
op de hoogte te zijn. Pater Jozef is hun aller
psychologisch geweten en hij zegt zulke ruw-
prachtige dingen tot hen vooral tot Raine,
die de psychologie van het land nog niet kan
begrijpen dat zijn figuur ons bijblijft om
zijn pure en genegenheid-wekkende men-
scheliikheid, zooals ook Fabrlclus' bisschop
van Todi en Timmermans' Pastoor uit den
bloeyenden Wijngaerd ons zijn bijgebleven.
Wanneer ik in den aanvang de woorden
aanstellerig en druk-doen gebezigd heb om
Den Doolaard's schrijftrant, zij het schuch
ter, eenigszins te karakteriseeren, dan moet
men dat niet direct als kleineering zijner ver
dienste registreeren.
Iemand als deze schrilver mag zich iets
veroorloven. Volgens Louis Bouwmeester
heeft leder waarachtig artist een krul extra
in zijn staart en een romanticus als Den
Doolaard, die in iedere daad een scène a faire,
en hi ieder landschap een décor ziet, kan niet
schrijven met die onbewogenheid en kalmte
waarmede een notaris een testament opstelt,
om zijn warmbloedigheid, zijn oprecht ple
zier in het werk, heeft men vrede er mee dat
zijn kunst soms wel eens een beetje sportief
i an doet en dat hij een enkel maal onder het
harde loonen een woord verliest dat niet ge
heel en al on ziin plaats terecht komt. Klei
nigheden die niet verhinderen kunnen dat
Den Doolaard éen onzer sterkste vertellers is,
een pittige kerel met een sterk beeldend ver
mogen, J
A. M. de Jong-Israël Querido.
De mensch en de kunstenaar.
A'dam. Zelfde uitgeefster.
Het is niet des schrijvers bedoeling in dit
boekje de figuur van Querido in zijn betee
kenis voor de Nederlandsche litteratuur eens
en voor altijd vast te stellen. Hij kan slechts
indrukken en waardeeringen geven en dat
ten deele zeer subjectief. Toch slaagt De
Jong er wel in ons nader tot den mensch
Querido te brengen: diens veel besproken
ijdelheid bijvoorbeeld tot aanneembaarcler
proporties terug te leiden, en ons van zijn
werkelijke zielegroot-heid in menig opzicht te
overtuigen. De schrijver neemt zijn boekje
over Querido te baat om over het moeilijke
vak van den schrijver en over de moderne
litteratuur uitvoerig uit te weiden, en van
veel wat hij op deze wijze los laat al heeft
het slechts zijdelings met Querido te maken
zal men niet zonder profijt kennis nemen.
Dat snobisme en verwording in de litteratuur
en de kunst in wezen ook alweer tot den
strijd tusschen kapitalisme en socialisme zou
den te herleiden zijn, is éen dier inzichten
die ons om hun gemakkelijkheid minder be
koren kunnen De vriendschap die Querido
met De Jong verbond belet den laatste niet,
de tekort koming in het oeuvre te zien, doch
hij verklaart ze op sympathieke manier:
„Men kan hem smalen om zijn ongebon
denheid, zijn mateloosheid, zijn gemis aan
strenge geestelijke ordening'. Het is mij wel.
Maar hierbij verge te men niet, dat hij met
een geest als de zijne eer een natuurver
schijnsel was dan een kunstenaar in de gang
bare en alledaagse zin van het woord" (pag.
115116).
En elders verheldert hij: „dat de schrij
ver Querido niet steeds de machtig bewogen
schepper van brandend leven volkomen
meester bleef. In deze verwond er like, alzij
dig samengestelde geest was alles, In de
meeste anderen, de kleineren, is iets. Dat de
laatsten vaak voor den dag komen met ga
ver werken dan een Quérido met werken die
vlekkeloos af zijn, is niet verbazingwekkend",
(pag. 98). Mijn indrukken samenvattend kan
ik zeggen ook dit deeltje der karakterisee-
ringen weer met bijzonder genoegen gelezen
te hebben. Het mag zijn dat men er mis
schien evenveel over De Jong als over Quérido
uit leeren kan.... dat is allerminst een be
zwaar. Wij danken daar bijvoorbeeld het
vijfde hoofdstuk (pag. 7080) aan waarbij
men evenzooveel vraagteekens kan plaatsen
als instemmende kantstreepjesmaar
waarvan de quintessens ons toch heel erg
sympathiek is. De vrienden der litteratuur
zullen niet nalaten ook dit boekje door te
werken. Het laat zich vlot lezen en verhel
dert vaak ons inzicht op een wijze die het
tegendeel van dor en droog is.
Mary Dorna. Wanordelijkheden
rondom een lastig' kind. - Leidsclie
Uitgevers Maatschappij.
Een aantal losse impressies van iemand die
zich haar eigen jeugd voor den geest roept.
Het begint met de angst voor de school en
de verlossing daarvan door werkelijk of ge
veinsd ziek-zijn. Slechte rapporten, ondeu
gende streken, zeer laakbare handelingen
er is hier een chaos van kindermisère, mis
schien ontstaan door een totaal gemis aan
contact tusschen kind en omgeving, die el
kander volkomen vreemd schijnen te zijn.
Eigenlijk een vrij tragisch figuurtje, dit kind;
en het is feitelijk een beetje navrant-, de
schrijfster haar jeugdherinneringen op die
al-maar op grappigheden beluste wijze te
hooren debiteeren. Doorleefde werkelijkheid
of litteraire fantasie het blijft mij om het
even de schrijfster staat mij een beetje
tegen. Ik houd niet van spielerei met dingen
waarvoor ik diep medelijden zou willen voe
len, en er is in dat kind zooveel aardigs, dat
zulk quasi-luchtig gepraat over dingen, die
direct op bederf wijzen, mij hindert als pose.
Ik geloof dat de quaestie is dat Mary Dorna
haar geestigheid niet in bedwang heeft en er
zelve in zoek raakt. Voor wie niet al te zwaar
tillend leest is het boekje echter wel amusant
en zeker is het niet onhandig geschreven.
Willem Eges. „Skunks",
bibliotheek.
Wereld-
Men kan verstand van bont hebben, van
de bontwerkerij alles afweten, van hen die in
dat vak arbeiden volmaakt op de hoogte zijn,
wat betreft hun onderlinge verhoudingen,
enz., enz., daarna er een boek over schrij
ven, waaraan een paar intriges ongeveer den
vorm van een roman verleenenen on
danks dat alles toch geen litterair kunste
naar zijn. Maar zoo ge over al het bovenge
noemde iets meer weten wilt ook het
bontvak heeft zijn curiosa dan heeft de
heer Eges er den slag van u dit' op onder
houdende wijze bij te brengen.
Er zou, en nu stappen wij van het bijzon
dere geval over in de algemeenheid, wel eens
iets gezegd kunnen worden over de gemak
kelijkheid waarmee een iegelijk zoo nu en
dan maar eens besluit een boek te gaan
schrijven. Gezien de productie schijnt het
niet zoo moeilijk te zijn als A. M.. de Jong
meent (zie boven). Maar hoe weinig blijft er
van in ons geheugen hangen om opvallende
verdienste van vormverzorging of ideeënbe-
langrijkheid. Hoe vlak loopt alles en schijnt
al bij .voorbaat berustend in het komend lot:
eenmaal vliegend doorgelezen en dan nooit
meer ingekeken. Zij zijn als de broodjes van
den bakker, morgen komen er weer versche.
Zij doen hun nuttigen dagelijkschen dienst
en een boek als „Skunks" kan dan veilig nog
onder het extra goede, onder de pain-de-luxe
zijn intree doen, Maar van al die menschen
van de bontzaak Vinke Co., weet ik al niet
veel meer.
J. H. DE BOIS.
NIEUWS UIT INDIE.
BANDJIRS HOUDEN AAN.
TJILITJAP, 10 October (Aneta) De strem
ming op de lijn BandjarMaos is opge
heven, groote vertragingen worden evenwel
verwacht,
Een aardschuiving had plaats op den groo-
ten verkeersweg MeloewoewgTjoekan-
gleules. Het verkeer is gestremd. De voort
durende regens doen de bandjirs aanhouden.
Het leggen van een noodbrug nabij Tjilatjap
is onmogelijk wegens den hoogen stand van
het water.
KINGSFORD SMITH BOVEN BATAVIA.
Batavia, 10 October (Aneta) Kingsford
Smith passeerde hedenmiddag 2 uur 55 I"; ri-
yia pp weg naar Australië,