LETTEREN EN KUNST FILMNIEUWS. LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. WOENSDAG 11 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 7 WALZERKRIEG KOMT IN HET REMBRANDT-THEATER. Wanneer Wia-lzeirfcrieg niieit meer was dan één van die ontelbare apeneifebe-films, die bijna week aan week in onze bioscopen draaien, zon er geen reden wezen om de bizondere aan dacht op diit werk 'tis vestigen. Maar Walzer- kriieg is een uitzondering en wel een geluk kige uitzondering. Ik wil geen kwaad spreken van de operette films, zooals er dertien in het dozijn gaan. Ze hebben met hun mengsel van vroolijkheid en sentimentaliteit nriillioienen msdemenschen een fleurigen avond bezorgd. Dergelijke af leiding kan op zichzelf in een tijdperk van spanning als heit onze reeds cmtüad'snd wer ken. Maar meen- dan een smakelijk genees middel zijn deze. liflaf jas gewoonlijk niet, Een enkele maal echter verschijnt er in de reeks eens een staaltje van beter gehalte, dat ook als kunstuiting hsteekenis heeft. En onder deze witte raven is het nieuwe product van Ludwig Berger wel de witste. Het is een bijna smetteloos beest, schoon om te aan schouwen gelijk een kakatoie in Axtis. Maar welluidender om te hooren! Wamt Walzerkrieg is allereerst een muziek film en als zoodanig nog meer voor het oor dan voor heit ook" bestemd.. In 'de' welluidend heid ligt de grootste bekoring. Dus eigenlijk iets voor den muziek-recen- senit? Toch. niet, want de muziek is hier film- factor geworden evengoed als het beeld. En in de toepassing van 'de muziek als filnifactor ligt de grootste verdienste van Ludwig Ber ger. Ludwig Berger is de uitvinder van de 'film- operette geweest. Zijin Wializertmauim is het uitgangspunt geworden van de oneindige re&Ks navolgingen, welke ons, eerlijk gezegd, wel eens gaan vervelen. Ludwig Berger is de schepper van populaire Schlager-bronnen „Ich -bed Tag und du bei Nacht" en „Het congres danst". Is hij met al dergelijke pro ducten zijn navolgers voorgebleven, in Wal- zerkrieg heeft 'hij zichzelf overtroffen en van het vrijwel uitgespeelde genre heeft hij eens klaps iets geheel frisch en nieuws gemaakt. Want Walzerkrieg is niet meer film-opeirette maar kortweg: film. Berger 'heeft met dit werk het bewijs geleverd, dat populaire muziek en populaire romantiek zich zonder meer uit stekend' tot filmstof leenen en zelfs voor zuiver filmische bewerking aan aantrekkelijkheid winnen, stellig ook voor het groote publiek, dat op de film-operette verzot is. Misschien ds het met het oog op de ouder- wetsche stof en de ouderweteohe melodieën een gewaagde vergelijking, maar men zou Walzerkrieg, wat zijn uitwerking op den toe schouwer en toehoorder betreft, met een meger-jiaizz kunnen vergelijken. Er zit iets opwindends in het rhythme van beeld en klank, iets dat meer tot het bloed spreekt dan tot den geest en dat de geschiedenis, het scenario, doet vergeten. Men voelt zich mee opgenomen in het vuurwerk van tonen en tafereelen en geniet van heit behendigheids spel, waarin de regisseur als een circus acrobaat zijn pirouettes en jongleuiiskunsten met de camera verricht. •Er zit zoo'n "heerlijke gang in; al dadelijk bij de aankondiging van het tableau de la troupe, dat al onmiddellijk en zondier voor bereiding den bezoeker in de. film verplaatst. Geiijk de clowns en acrobaten en de schet terende muzikanten op het plankier vóór het circus reeds zelfs circus zijn en de circus- stemming verwekken. Met virtuositeit heeft Berger partij ge trokken van de locale „Weensche" sfeer; het gemoedelijke en schilderachtige milieu van de „Heuriger"; het weeke 'dialect roet de zacht moedige intonatie; heit romantisch uiterlijk van Johann Sitrauss en zijn tijdgenooten, die uit Engeland in een ouderwetsche kales door de schemerige dreven van liet Dónau-land- schap komen aanhollen om voor de jonge koningin Victoria, die hertog Albert van Coburg-Gotha te gast heeft, een echte Ween sche kapel te halen. Er zijn twee 'kapellen: die van Lanner en die vain Strauss, en het is de strijd tusschen deze twee, welke het thema van de film vormt. Dit strijd wordt deels uitgevochten, in Grin- zing waar twee naburige Heurigers tegen elkaar concurreeren; deels aan 'het Engelsehe hof, waar Berger in een. pompeus paleizen- decor nieuwe attracties kan aanvoeren en deelt te Woenen op straat; waar, vóór het gerechtsgebouw, dat in het geding uitspraak moet doen, gelegenheid komt voor schitte rende massa-demonstraties Renate Muller speelt de vrouwelijke hoofd rol en is hier niet louter de aanvallige deola- inatiTiice gebleven, doch wentelt ails een brok filmstof zingend en charme erend over trappen en pleinen, n,u met haar medespeelsters in de kapel als witte stipjes in ide verte beneden een binnenhof igameierend en dan als close up het beeldvlak vullend met een schilderachtig portret. Willy Fritsch is de „groote trom" en wordt als zoo danig geestig bewerkt. Ook treedt hij op als de pseudio-iStrauss. Behalve dit tweetal zijn er tal van voortreffelijke acteurs; inzonderheid de incarnaties van de beide walskionimgen ien de man, die ais Engelsehe hofdirigent een komische creatie van goed gehalte levari. Maar de voornaamste acteur blijft In dit geval Berger, die goochelaar, die het mee- sleepend wals-tempo overal heen mikt en het op die zonderlingste plaatsen weer voior den dag to overt, zoodat wij 'onder deze vroolijlce igeluidstoaMdoskoop in leien roes blijven, ais zaten we nog als kinderen in den draaimolen onder den ban van het orgel en ide hobbelende paarden H. G. OANINEGIETER. TOCH GEEN ECHTSCHEIDING VAN MARY PICKFORD? iOok persoonlijk heeft thans de filmster Mary Piokford, naair Reuter uit 'Hollywood verneemt, ontkend, het plan te koesteren een erscn tot echtscheiding Sb te dienen. MR. WENDELAAR NEEMT DE BENOEMING AAN. Uit den Haag: Mr. W. C. Wandelaar, die benoemd is tot lid van de Tweede Kamer, heeft bericht ge zonden, dat hij zijn benoeming aanneemt. HET TOONEEL THALIA. Een die niet geteld wordt. In den schouwburg aan den Jansweg heeft gisteravond de vereeniging Thalia, Haarlem's gemengd tconeel vóór Roomsch Katholieken, haar eersten donateurs-avond gegeven en daarbij een tooneelspel, getiteld: Een die niet geteld wordt", en geschreven door Joh. van Eekelen en Jan Grosfeld, vertoond. Een bepaald vrooihjke avond is dit niet geweest; het stuk behandelt een droevig on- dierweii'ip en de wijze waarop de spelers ondier leiding van één heer Plet van de Nouwland heit vertolkten, bracht een sombere stemming in de zaall. De toeschouwers verkeerden merk baar onder den .indruk; niet alleen hadden de vrouwen voortdurend den zakdoek noodig maar menig man had ook moeite, een traan te onderdrukken. Dit succes, wamt we kunnen 'dit merk bare meeleven gerust als een succes aan duiden, was im de eerste plaats te danken aan het aangrijpende spel van den heer Mart. Lamgeiveld, die de rol van dien omgeluk- kigen Alfred speelde. Zeer terecht had deze acteur zich onthouden van overdreven ge baren en uitingen, welke het effect zouden hebben bedorven in plaats van liet te hebben verhoogd. Zijn kracht lag in soberheid. Met iets weldadig oprechts in zijn houding en stem verperso'onlijkte hij de figuur van den stiefzoon, dien hij van den aanvang af zoo zeer in mineur speelde, dat een climax vrijwel tot de onmogelijkheden behoorde. Het gevaar van eentonigheid lag voor de hand, maar door zijn natuurlijke uitbeelding, welke op gevoelens van eerbied en medelijden met de figuur tot op het droeve einde een beroep bleven doen, heeft hij dit gevaar bezworen. Ook de overige spelers hebben zich bij dit sobere spel aangesloten. Ieder heeft naar vermogen tot het succes van de voorstelling bijgedragen. Mejuffrouw Mary van Leeuwen als Henny, de twintigjarige dochter, die door haar ouders en broer te lang als kind werd beschouwd en hierdoor een ziekelijk verlangen naai' vrijheid en wereldsche genoegens had aangekweekt; de heer Louis Hopstaken als Tom, de sympathieke stiefbroer van Alfred, die eerst na een breedvoerig gesprek, waarin de verloren zoon zijn lijdensgeschiedenis uit eenzet, den ongelukkigen zwerver begon te begrijpen; de heer Piet van de Nouwland die den door de hardheid van zijn tweede vrouw tegen den zoon uit zijn eerste huwelijk in 't nauw was gedreven; mejuffrouw Ans As- sendeJft in de ondankbare rol van die moeder zelf, welke zij toch in haar hardheid op een menisohelijke en ingetogen manier speelde; mejuffrouw Goby Dinger dis als de verpleeg ster geworden geliefde van Alfred; de heer Mart. Bijnsdorp die- als een goed getypeerd dliakenhuismainnetje den vader van dit meisje voorstelde; die heer Alfred M. Masts' als de Onsympathieke vriend uit de wereld sche jaren van Alfred; mejuffrouw Antje van Leeuwen als de kamerverhuurster, de heer Piet Loerakker als de tuinman en de heer Ton Speelman als dokter. „Een die niet g eteld wordt" is meer praat- stuk dan speelstuk; da over 't algemeen nog al lange dialogen en monologen, zijn eenvoudig en duidelijk gesteld en werden door de spelers zonder haperen en in een natuurlijken toon over 't voetlicht gebracht. Op een enkel oogenblik na, waarin er door een verkeerde plaatsing of een te rad tempo sommige woorden verloren .gingen, was het spel in de zaal duidelijk verstaanbaar. Aan het publiek, dat de voorstelling met- diepe aandacht gevolgd heeft, zal de strek king van het stuk dan ook wel niet zijn ont gaan. Die positie van een stiefmoeder ds moei lijk, onwillekeurig staat men door de banden des bleeds inniger, tegenover zijn eigen kroost dan jegens een aangetrouwd kind. Maar deze f;abrik-an-tsvrouw was, toen zij mat een weduw naar huwde, de belofte om -als 'een moeder voor zijn jongen te zijn, niet nagekomen en had hierdoor den van nature toch ai leenzel- vigen en stuggen knaap zoozeer van zich ver vreemd, dat hij het ouderhuis vaarwel zei en in de wereld zijn geluk ging zoeken. Het leed, dat hem daar tengevolge van zijn onrust en onverstand ten deel viel, was dus deels ook de schuld van de stiefmoeder. Het aantrekkelijke in dit stuk ds, dat het blij eindigt, maar op een andere manier dan de tooneeliStukben, welke de werkelijkheid mooier maken dan ze is. Uiterlijk gesproken, loopt de geschiedenis ial heel droef af, want Alfred, wiens krachten door het doorgestane leed zijn gebroken, sterft van verdriet. Maar het blij- elndendie 'ligt in den geest van verzoening'. Men leert uit het hier vertoonde, hoe verkeerd men doet met klakkeloos te veroordeelen en onmiddellijk het kwade te gelooyen. Alles be grijpen in alles vergeven. Stellig hebben de werkende leden met de vertooning' van dit stuk de donateurs en ver dere bezoekers niet slechts een avond van genot verschaft, maar ze hebben hen ook -beter leeren nadenken en -milder gestemd jegens de schipbreukelingen van het leven. H. G. CANNEGEETER. Nieuw Schouwtooneel. VAN JE VRIENDEN MOET JE 'T HEBBEN „Ik kan d'er geen hoogte van krijgen!" zegt Daly, de butler, in het vierde bedrijf. Het is met dezen butler al precies als met ons. Wij zitten er in verward als een spelende kat in een afgewonden kluwen garen om van dit huwelijksspel een résumé te geven, dat precies klopt met den inhoud. Emily, een schatrijke en knappe weduwe, is opnieuw getrouwd met Joe Sunford. Hij wei gert echter resoluut van haar geld te leven, ja, hij blijft zelfs werkzaam op zijn kantoor, waar hij niet meer verdient dan een twin tigste van het jaarlijksch inkomen van Emily. „Daar steekt wat achter!'-' denkt Doris, haar beste vriendin. Zoo iets doet geen ge woon sterveling. Jos moet wat voor zijn vrouw te verbergen hebben. Zij, Doris, zal dat geheim wel aan het licht brengen en begint enkel om haar vriendin te helpen een zoo ver mogelijk doorgevoerde flirtpartij met Joe. En Emily zal om achter de waarheid te komen hetzelfde spelletje spelen met Al Wheeler, den besten vriend van Joe. Hoe het nu verder gaat? Ja, u moet mij de beproeving besparen dit te vertellen. Ik vrees zelfs na het stuk nu voor de derde maal te hebben gezien al maar in 'n kringetje te zullen ronddraaien en er niet uit te komen. Maar stelt u zich gerust, u verliest er niets bij. Zoo'n kluchtig blijspel m-oet je niet trachten na te vertellen, want als je dat gaat doen, begrijiD je niet, waarom je den vorigen avond eigenlijk gelachen hebt. Cohan is geen Fransehman en het loont dus zonder ongelukken af. Eniily en Joe blijven een paar en Doris en Al Wheeler vallen el kander aan het slot als verloofden in de armen, zoodat wij tevreden naar huis toe kunnen gaan. Wij zagen dit gevalletje, dat eigenlijk m-eer klucht dan blijspel is, eenige jaren geleden reeds van Louis de Bre-e, Mien van Kerok- hoven, Dolly Bouwmeester en Jan C. de Vos en later heeft Haarlem's Tooneel er nog eens een vlotte, aardige vertooning van gegeven. Nu heeft Het Nieuwe Schouwtooneel het op het repertoire genomen, zoo als amusements stukje om de provincie mee te verkwikken. Want ook in de provincie lachen ze tegen woordig in den schouwburg liever dan huilen. Veel moeite hadden Frits Bouwmeester, Jetty van DijkRiecker, Eduard Palmers en Dogi Rugani, die respectievelijk d-e twee paren wa ren, natuurlijk niet met dit blijspelletje. Zij speelden het vlot en levendig en in het vier de verreweg aardigste bedrijf zelfs met uitbundige vroolijkheid. En Lou E-zerman is er een deftige Butler in, van een zoo heerlijk droog-ko-mische allure, dat elke nieuwe entree een succes voor hem is. Een kluchtig, vroolijk gevalletje dus. het best geschikt om te genieten als je zwaar en goed gedineerd hebt en je enkel nog maar luchtigen kost kunt verdragen.. J. B. SCHUIL. MUZIEK. CONCERT DER H. O. V. Het schitterende middelpunt van het twee de concert der Dinsdagavondserie was het harpspel van mevr. Rosa Spier. Over haar fenomenale kunstvaardigheid is in deze ko lommen reeds meermalen geschreven, en ik zou dus met de vermelding kunnen volstaan indien niet de voorgedragen stukken, de mede werking en de omstandigheden tot eenige nadere preciseering noopten. Wat de stukken petrelt: het concert van Mozart kwam me qua inhoud vrij onbelangrijk voor, het Concert stuk van Pierné daarentegen als een zeer ge slaagde en dankbare compositie, dankbaar tenminste voor iemand die als Rosa Spier ver boven de moeilijkheden staat. Voor het sa menspel van den solofluitist der H.O.V., Johan Spies, met de harpiste in het concert van Mo zart kan men niet anders dan lof hebben, voor den mooien toon en zuiverheid van zijn spel eveneens. Het orkest assisteerde onder Mari- nus Adam's leiding zeer goed (vooral in Pier- ne s werk geen geringe verdienstehet com pliment dat de soliste den dirigent na de uit voering van het concertstuk bracht was onge twijfeld meer dan een beleefdheidsgebruik. De omstandigheden hebben het de harpiste niet gemakkelijk gemaakt: tweemaal is een snaar gesprongen gedurende het spel; tweemaal heeft. Rosa Spier van kleine tutti gebruik weten te maken om nieuwe snaren op te zet Een Kanaal-overtocht vóór 80 jaar. Een scène- foto xiit de nieuwe Ufafilm „Walzerkrieg", die een muzikaal intermezzo op de hoot CalaisDover toont. De film behandelt den tijd van Johann Strauss, den Walskoning. ten en die telkens bij te stemmen, zonder dat zij een oogenblik haar volledige beheersching verloor, of het euvel hoorbaar deed worden. Die vaardigheid en koelbloedigheid geven recht op een apart woord van hulde. Het orkest had grootendeels een goede beurt. De Oxford-Symphonie ging frisch en op enkele minder goede momenten, als b.v. de ongelijkheid van eerste en tweede violen in het Adagio na, correct, vele blazers leverden zeer verdienstelijk werk. Met belangstelling heb ik de „Twee Fabels van Lafontaine" van Mr. R. Vorstman ge hoord. De muzikale teekening en de formeele bouw lijken me niet sterk; de twee orkest stukjes zijn te aanvaarden als uitingen van een Wagner-adept, maar het is genoegelijk waar te nemen met welk een toewijding en talent deze jurist zich destijds in de geheimen der orkestratie heeft ingewerkt. En is het niet haast ongeloofelijlc en zelfs aandoenlijk te vernemen, dat de nu 90-jarige nog dagelijks drie uren piano studeert om zijn vingers lenig te houden? Welk een beschamend voorbeeld voor onze jeugd, die grootendeels liever achter een balletje holt en voor zoover ze van muziek houdt vóór een luidspreker zit en de zelf- beoefening der kunst te veel moeite acht! Er was aanleiding te over om den componist, die op het podium genoodigd werd en het ongebo gen en met veerlcrachtigen tred besteeg van harte toe te juichen. De „Jeux d'Enfants" van Bizet vormden het slot van het vrij goed bezochte concert. De Marsch en de Galop gingen wat al te snel; we zullen maar aannemen dat dit wegens het ge vorderde uur geschiedde. Nog een nabetrachting: Uit mijn verslag" over de medewerking' der H.O.V. bij het con cert van het Scala-Koor is zooals ik vernam, door sommigen de conclusie getrokken dat het in mijn bedoeling' lag tegen de function- neerende dirigenten te pleiten. Ik acht het wenschelijk uitdrukkelijk te verklaren dat die bedoeling ver van mij ligt. Ik heb voor het werken en streven van Frits Schuurman steeds veel erkentelijkheid gehad en ook getoond en zou het een lafheid vinden, thans, nu hij door ziekte langen tijd verhinderd is zijn werk te verrichten, zijn arbeid te gaan afkeuren. Ook Marinus Adam doet veel verdienstelijk werk, wat ik gaarne wil erkennen al ben ik het niet altijd met zijn opvattingen eens. Maar een goed orkest is als een goede vleugel: beide schikken zich naar wie ze bespeelt en het in strument schijnt met den bespeler te veran deren. En het publiek wil veranderen, sen satie; de nieuwsgierigheid wil geprikkeld wor den. Waar nu het behoud van ons orkest op het spel staat; waar zonder twijfel kunste naars van beteekenis en reputatie bereid ge vonden zullen worden, belangeloos hun kun nen ter beschikking van ons orkest te stellen, daar zou ik willen zeggen: tracht gedurende de ziekte van Schuurman gastdirigenten be reid te vinden. Misschien zal hun optreden de belangstelling voor de concerten der H.O.V. die nu eenmaal noch society-gebeurtenissen, noch radio-politieke samenkomsten zijn, ten goede komen. Van radio gesproken: nog gisteren zei me een nieuw geabonneerde op de H.O.V.-concer ten, iemand die tot dusver alleen concerten per radio beluisterd had, welk een enorm ver schil de directe auditie opleverde. Men be denke: radiomuziek is een nuttig en té waar- deeren surrogaat, maar ze is en blijft surro gaat. Middelerwijl wenschen we Frits Schuur man een spoedig en volledig herstel toe. K. DE JONG. A. den Doolaard. De herberg met het Hoefijzer, A'dam, Querido. Den Doolaard heeft, sinds ik zijn Druiven plukkers las, mijn groote genegenheid. Ook deze novelle bewonder ik om haar specerijen- geur, haar weerkeerende Balkan-can can, haar exotisme, haar, nu ja, als ge wilt, ietwat aanstellerig druk-doen van den film-camera man. De heer Speels tra (Den Doolaard) is in ieder geval een levend man, in wien voor romantiek en voor hartstocht nog een klank bord aanwezig is en die, voorzeker nog geen representant zal wezen van de verstaalde poppenkast der al te zakelijke hedendaagsche jongeren. De bloedwraak der Malissoren, het roman tisch volk van Noord-Albanië, verschaft den achtergrond van dit prachtig verhaal waar van de vijftienjarige Leonard (doch op zijn vijftiende is de Malissoor reeds man) de held, en de bergpastoor Jozef de illuminatie is. De Engelsehe Ingenieur Raine raakt in dit land verzeild, doordat hij door zijn maat schappij op goud-exploratie wordt uitgezon den. De jongen, Leonard, moet de eer bewa ken van zijn schoonzuster, als zijn oudere broeder het land is uitgetrokken. Doch Leo nard faalt, daar hij tegen de listen der liefde nog niet Is opgewassen. Dan komt zijn eere- taak, den minnaar zijner schoonzuster te dooden. Hij „leent" daartoe Rahie's revolver; en als de moord gepleegd is vlucht hij de bergen in, behoed en bescheririd door het volk der Malissoren, die den bloedwraak eerbiedi gen, verschoond zelfs door Pat-er Jozef die, zelf Malissoor, de nieuwe verbodsbepaling der vreemde heerschers slechts met moeite ge hoorzaamt. Die Pater Jozef is een pracht- figuur in deze vertelling. Hij is aller biecht vader en in de donkerste uren komen allen tot hem: Leonard, d-e zondige zuster, Raine, de berggids, allen zonder van eikaars nabijheid op de hoogte te zijn. Pater Jozef is hun aller psychologisch geweten en hij zegt zulke ruw- prachtige dingen tot hen vooral tot Raine, die de psychologie van het land nog niet kan begrijpen dat zijn figuur ons bijblijft om zijn pure en genegenheid-wekkende men- scheliikheid, zooals ook Fabrlclus' bisschop van Todi en Timmermans' Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerd ons zijn bijgebleven. Wanneer ik in den aanvang de woorden aanstellerig en druk-doen gebezigd heb om Den Doolaard's schrijftrant, zij het schuch ter, eenigszins te karakteriseeren, dan moet men dat niet direct als kleineering zijner ver dienste registreeren. Iemand als deze schrilver mag zich iets veroorloven. Volgens Louis Bouwmeester heeft leder waarachtig artist een krul extra in zijn staart en een romanticus als Den Doolaard, die in iedere daad een scène a faire, en hi ieder landschap een décor ziet, kan niet schrijven met die onbewogenheid en kalmte waarmede een notaris een testament opstelt, om zijn warmbloedigheid, zijn oprecht ple zier in het werk, heeft men vrede er mee dat zijn kunst soms wel eens een beetje sportief i an doet en dat hij een enkel maal onder het harde loonen een woord verliest dat niet ge heel en al on ziin plaats terecht komt. Klei nigheden die niet verhinderen kunnen dat Den Doolaard éen onzer sterkste vertellers is, een pittige kerel met een sterk beeldend ver mogen, J A. M. de Jong-Israël Querido. De mensch en de kunstenaar. A'dam. Zelfde uitgeefster. Het is niet des schrijvers bedoeling in dit boekje de figuur van Querido in zijn betee kenis voor de Nederlandsche litteratuur eens en voor altijd vast te stellen. Hij kan slechts indrukken en waardeeringen geven en dat ten deele zeer subjectief. Toch slaagt De Jong er wel in ons nader tot den mensch Querido te brengen: diens veel besproken ijdelheid bijvoorbeeld tot aanneembaarcler proporties terug te leiden, en ons van zijn werkelijke zielegroot-heid in menig opzicht te overtuigen. De schrijver neemt zijn boekje over Querido te baat om over het moeilijke vak van den schrijver en over de moderne litteratuur uitvoerig uit te weiden, en van veel wat hij op deze wijze los laat al heeft het slechts zijdelings met Querido te maken zal men niet zonder profijt kennis nemen. Dat snobisme en verwording in de litteratuur en de kunst in wezen ook alweer tot den strijd tusschen kapitalisme en socialisme zou den te herleiden zijn, is éen dier inzichten die ons om hun gemakkelijkheid minder be koren kunnen De vriendschap die Querido met De Jong verbond belet den laatste niet, de tekort koming in het oeuvre te zien, doch hij verklaart ze op sympathieke manier: „Men kan hem smalen om zijn ongebon denheid, zijn mateloosheid, zijn gemis aan strenge geestelijke ordening'. Het is mij wel. Maar hierbij verge te men niet, dat hij met een geest als de zijne eer een natuurver schijnsel was dan een kunstenaar in de gang bare en alledaagse zin van het woord" (pag. 115116). En elders verheldert hij: „dat de schrij ver Querido niet steeds de machtig bewogen schepper van brandend leven volkomen meester bleef. In deze verwond er like, alzij dig samengestelde geest was alles, In de meeste anderen, de kleineren, is iets. Dat de laatsten vaak voor den dag komen met ga ver werken dan een Quérido met werken die vlekkeloos af zijn, is niet verbazingwekkend", (pag. 98). Mijn indrukken samenvattend kan ik zeggen ook dit deeltje der karakterisee- ringen weer met bijzonder genoegen gelezen te hebben. Het mag zijn dat men er mis schien evenveel over De Jong als over Quérido uit leeren kan.... dat is allerminst een be zwaar. Wij danken daar bijvoorbeeld het vijfde hoofdstuk (pag. 7080) aan waarbij men evenzooveel vraagteekens kan plaatsen als instemmende kantstreepjesmaar waarvan de quintessens ons toch heel erg sympathiek is. De vrienden der litteratuur zullen niet nalaten ook dit boekje door te werken. Het laat zich vlot lezen en verhel dert vaak ons inzicht op een wijze die het tegendeel van dor en droog is. Mary Dorna. Wanordelijkheden rondom een lastig' kind. - Leidsclie Uitgevers Maatschappij. Een aantal losse impressies van iemand die zich haar eigen jeugd voor den geest roept. Het begint met de angst voor de school en de verlossing daarvan door werkelijk of ge veinsd ziek-zijn. Slechte rapporten, ondeu gende streken, zeer laakbare handelingen er is hier een chaos van kindermisère, mis schien ontstaan door een totaal gemis aan contact tusschen kind en omgeving, die el kander volkomen vreemd schijnen te zijn. Eigenlijk een vrij tragisch figuurtje, dit kind; en het is feitelijk een beetje navrant-, de schrijfster haar jeugdherinneringen op die al-maar op grappigheden beluste wijze te hooren debiteeren. Doorleefde werkelijkheid of litteraire fantasie het blijft mij om het even de schrijfster staat mij een beetje tegen. Ik houd niet van spielerei met dingen waarvoor ik diep medelijden zou willen voe len, en er is in dat kind zooveel aardigs, dat zulk quasi-luchtig gepraat over dingen, die direct op bederf wijzen, mij hindert als pose. Ik geloof dat de quaestie is dat Mary Dorna haar geestigheid niet in bedwang heeft en er zelve in zoek raakt. Voor wie niet al te zwaar tillend leest is het boekje echter wel amusant en zeker is het niet onhandig geschreven. Willem Eges. „Skunks", bibliotheek. Wereld- Men kan verstand van bont hebben, van de bontwerkerij alles afweten, van hen die in dat vak arbeiden volmaakt op de hoogte zijn, wat betreft hun onderlinge verhoudingen, enz., enz., daarna er een boek over schrij ven, waaraan een paar intriges ongeveer den vorm van een roman verleenenen on danks dat alles toch geen litterair kunste naar zijn. Maar zoo ge over al het bovenge noemde iets meer weten wilt ook het bontvak heeft zijn curiosa dan heeft de heer Eges er den slag van u dit' op onder houdende wijze bij te brengen. Er zou, en nu stappen wij van het bijzon dere geval over in de algemeenheid, wel eens iets gezegd kunnen worden over de gemak kelijkheid waarmee een iegelijk zoo nu en dan maar eens besluit een boek te gaan schrijven. Gezien de productie schijnt het niet zoo moeilijk te zijn als A. M.. de Jong meent (zie boven). Maar hoe weinig blijft er van in ons geheugen hangen om opvallende verdienste van vormverzorging of ideeënbe- langrijkheid. Hoe vlak loopt alles en schijnt al bij .voorbaat berustend in het komend lot: eenmaal vliegend doorgelezen en dan nooit meer ingekeken. Zij zijn als de broodjes van den bakker, morgen komen er weer versche. Zij doen hun nuttigen dagelijkschen dienst en een boek als „Skunks" kan dan veilig nog onder het extra goede, onder de pain-de-luxe zijn intree doen, Maar van al die menschen van de bontzaak Vinke Co., weet ik al niet veel meer. J. H. DE BOIS. NIEUWS UIT INDIE. BANDJIRS HOUDEN AAN. TJILITJAP, 10 October (Aneta) De strem ming op de lijn BandjarMaos is opge heven, groote vertragingen worden evenwel verwacht, Een aardschuiving had plaats op den groo- ten verkeersweg MeloewoewgTjoekan- gleules. Het verkeer is gestremd. De voort durende regens doen de bandjirs aanhouden. Het leggen van een noodbrug nabij Tjilatjap is onmogelijk wegens den hoogen stand van het water. KINGSFORD SMITH BOVEN BATAVIA. Batavia, 10 October (Aneta) Kingsford Smith passeerde hedenmiddag 2 uur 55 I"; ri- yia pp weg naar Australië,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7