VOOR EER EN GEWETEN De brand in de Drent sche venen Het ernstig vliegongeluk bij Lienden. FEUILLETON door CHARLES ALDEN SELTZER. 2) „Zoo, je voelt dus niets voor mijn hof makerij? Je wilt heelemaal niets met mij te i maken hebben?" Zijn geforceerde lach had iets ruws. wat de spieren van den jongeman deed verstijven. Hij wierp een steelschen blik op het meisje en zag, dat haar kin verachte- lijk omhopg gestoken was. „Vind je het noodig, dat ik je dat nog i eens vertel?" zei ze. Een vreemde voldoening maakte zich van den jongeman meester; sympathie voor haar vertrok zijn mond tot een eigenaardig norsch glimlachje. Maar hij had geen tijd om van zijn voldoening te genieten, waant de groote man sprak weer en ditmaal lachte hij niet. „Wel", zei hij kortaf, „je zult toch met mij te'doen krijgen. Je trouwt met mij, of ik jaag dien gekken broer van je naar den duivel!" Het meisje stond plotseling stokstijf en een hoogroode kleur verspreidde zich even plot seling over haar wangen. Het gelaat van den jongeman verbleekte bij de bedreiging, zijn tanden sloegen met een klap op elkaar en hij boog zich naar voren, in de hoop om nog iets meer van dit buitengewone gesprek te hoo- ren. Dit volgde snel. Het meisje sprak met kalme, beheerschte stem, maar bijtend sar castisch: „Wat een verschrikkelijk mensch ben je toch, om te dreigen, dat je het een weerloos meisje en haar zieken broeder lastig zult ma ken. Maar ik ben niet bang voor je!" Zij kwam een stap naar hem toe, zoodat ze vlak bij hem stond en recht in zijn oogen keek. Zij streed dapper om haar zelfbeheersching te bewaren, maar de jongeman had gezien, dat haar lip pen. aandoenlijk beefden gedurende haar korte toespraak. Sympathie voor haar deed hem zich schrap zetten. Hij kon natuurlijk dit vreemde gesprek niet begrijpen, maar hij kon de strekking ervan beoordeelen, en de vermoedelijke beteekenis in de woorden van den grooten man. Hij had zich blijkbaar niet vergist in zijn taxatie van de jonge vrouw en zij scheen volkomen in staat te zijn om voor zich zelf te zorgen. Hij kwam iets naderbij, ofschoon hij wist, dat hij niets met deze zaak te maken had, be halve dat hij er op gesteld was zooals iedere man zou zijn te zien, dat de jonge vrouw behoorlijk behandeld werd. Tot dusverre was zij dit beslist niet, al had de man evenmin iets gezegd, wat de tusschemkomst van een vreem de zou rechtvaardigen. Bij een tweeden steel schen blik zag de jongeman een zware revol ver op de heup van den man hangen en, naar wat hij tot dusverre van hem gezien had, twij felde hij er geen oogenblik aan of hij zou het wapen gebruiken als hij zich omdraaide en ontdekte, dat iemand naar zijn gesprek stond te luisteren. Een dergelijke handeling zou vol komen overeenstemmen met de verhalen, die de jongeman gehoord had over dit gedeelte van het land. Maar hij kwam naderbij. Het gelaat van den grooten man was opgezwollen van nijd. De weigering van het meisje scheen hem woedend gemaakt te hebben. „Je praat vervloekt dapper!" Hij boog zich dichter tot haar over. „En je denkt, dat je niet meer in aanzien zou zijn als de menschen wisten, dat je met mij bevriend was?" Hij lachte schor. „De meeste menschen zijn maar wat graag met mij bevriend. Maar dit zeg ik je: als ik geen vriend ben, dan ben ik een vijand en je-zult doen, wat ik zeg, of ik zal het je onaangenaam maken, jou en je broer!" De jonge man zag hoe het meisje haar handen ineenklemde, zag haar gelaat lang zaam verbleeken .Tweemaal had'de groote man haar nu getergd met haar broer en zijn woor den hadden haar blijkbaar pijn gedaan. Woorden beefden op haar lippen, maar wil den niet komen. Maar een oogenblik dwong zij haar oogen om die van den man te ont moeten en toen vulden zij zich plotseling met tranen. Zij trad een stap terug, haar schou ders zakten naar beneden. De groote man greep haar vast. Weer gingen de gedachten van den jongeman naar de leeuw en de muis. „Dat doet pijn, is het niet?" zei de groote man ruw. „Wel, je hebt het jezelf aangedaan, vervloekt wicht!" Hij stak weer zijn hand uit en greep haar bij den schouder. Zij deinsde terug, worstelde met hem en probeerde om de ivoren kolf te grijpen van een revolver die op haar rechterheup hing. De groote man drukte echter haar armen tegen haar zijde en de poging was nutteloos. En toen trof de vergelding onverwacht als een lawine den grooten man. Hij hoor de de beweging, voelde het gevaar en greep met zijn rechterhand naar de kolf van zijn pistool. Er volgde een zwijgende worsteling; een schot, een der armen van den jongeman schoot uit als een dorschvleugel en de gebalde vuist kwam met een knal neer. De groote man sloeg neer als een gevelde boom languit op den grond, zijn revolver vloog tien voet ver weg, een klein blauw-wit rook wolkje kronkelde traag omhoog uit den loop. Het lichaam van den grooten man werd op gebeurd en weer neergesmakt. Hij lag met zijn gezicht naar boven in het witte zonlicht vreeselijk gehavend. De woede van den jongeling was opgelaaid en verdwenen. Hij stond over den grooten man gebogen en keek op hem neer, terwijl zijn blanke tanden glinsterden tusschen zijn iets geopende lippen. „Ik geloof, dat je daar wel genoeg aan zult hebben", zei hij met een kalme stem, die niet de minste hartstocht verried. Een oogenblik heerschte er een gespannen stilte. De jongeman keerde zich om en keek het meisje aan, dat hem met verbaasde en verschrikte oogen opnam. De jongeman glimlachte. „Ik geloof, dat ik wat te lang' wachtte. Maar hij zal u niet weer lastig vallen tenminste niet in de eerste paar minuten". Hij zag, dat de blik van het meisje geves tigd was op een punt ergens achter hem; hij keerde zich om en zag, dat door een deur aan den zijkant van de Model-Herberg men schen kwamen. Zij stormden naar buiten, vulden de ruimte tusschen de beide gebou wen meerendeels cowboys, met hier en daar enkele andere mannen, wier uiterlijk en kleeding hen kenmerkten als burgers De jongeman bleef zwijgend staan, terwijl de nieuw aangekomenen zich - om hem heen- schaarden, anderen bepaalden hun aandacht bij den man, die nog op den grond lag. Het meisje had zich niet bewogen; zij stond naast den jongeling, met bleek gelaat, haar tenger figuurtje stokstijf, haar oogen opengesperd en flikkerend. De jongeman keek van haar naar de mannen, die zich om hem verzameld hadden en hij merkte, dat een der mannen een slanke olijfkleurige cowboy blijk baar een halfbloed tegen hem sprak. Hij stond den man aan te kijken, las een be dreiging in zijn oogen', hoorde zijn stem, be vend van woede, hem beschuldigen: „Je hebt dus Big Bill neergeschoten, jou nuchter kalf!" zei de man. Zijn rechterhand was in zijn pa troongorgel gehaakt bij de kolf van zijn pistool. De jongeman had kalm het gelaat van den halfbloed bespied; hij had onbeschoftheid gelezen op de dunne, nijdige lippen en hij wist oogenblikkelijk, dat deze man een vriend van zijn gevallen tegenstander was. Hij had ge grijnsd, toen de man met spreken begon, van plan om het rechtvaardige van zijn hande ling in het neerslaan van den grooten man te verklaren, maar bij de beleediging van den man glinsterden zijn blanke tanden weer en zijn rechterarm schoot uit als een dorsch- vlegel waarop de vuist krakend belandde op de kaak van den halfbloed. Evenals de groote man zakte ook de halfbloed als een zoutzak op den grond. Er ontstond plotse ling beweging in de menigte, pistolen flik kerden in het zonlicht. De jongeman trad een stap achteruit, bleef staan, zette zich sclirap en keek hen met opgekrulde lippen aan. „Natuurlijk gaan jullie nu schieten", zei hij bitter. Hij hoorde een geritsel naast zich, keerde zich om en zag het meisje op een voet afstand van hem staan, het pistool met de ivoren kolf in de hand en een kouden gloed in haar oogen. ,.Ik geloof niet, dat een van hen gaat schie ten", verklaarde zij kalm, terwijl haar stem weerklonk in de plotselinge stilte die was in getreden: „Big Bill kreeg juist wat hij ver diende en deze heer zal niet lastig gevallen worden. Hij is ongewapend" zei ze met een drogen lach: „hem doodschieten zou moord zijn en als er op hem geschoten wordt be loof ik om hem onmiddellijk te wreken". Zij keerde zich een weinig terzijde, haar woor den richtende'tot den jongen man, terwijl zij haar oogen gevestigd hield op de mannen om haar heen. In de pauze, die op haar woor den volgde, staken verscheidenen der man nen heimelijk hun wapens weg en traden achteruit. „Mij dunkt, Big Bill kan best zijn zaam verbleeken Tweemal had de groote man zal het je onaangenaem maken, jou en je eigen zaakjes uitvechten", vervolgde het meisje, partij trekkende van de zichtbare aar zeling der mannen om onaangenaamheden uit te lokken. (Wordt vervolgd). 5E VEENBRAND NABIJ EMMEN. - Tengevolge van de langdurige droogte en (en hevigen wind tastte het vuur de veengronden over grooten afstand aan. Het blusschingswerk werd hierdoor zèer bemoeilijkt. WAT ER VAN EEN DER HUIZEN NABIJ EMMEN OVERBLEEF, nadat het vuur, dat in de venen woedde, ook de huizen had aangetast. Het nablusschen op de ruïne. DE KLOKKEN van het historische kerkje te East Knoyle (Eng.) zijn in een Xondensche gieterij vernieuwd en deze week weer op de plaats van be stemming geheschen. DIANA, een prachtige Ben- gaalsche tijger, een kost bare aanwinst voor de Londensche diergaarde, die het exemplaar uit Indië ten geschenke kreeg. HET NOODLOTTIG VLIEGONGE VAL te Lienden in de Betuwe, waar Donderdag twee militaire vliegtuigen, afkomstig uit Soesterberg, met elkaar in botsing kwamen, heeft vier slacht offers geeischt. De wrakstukken van een der machines. KELLOG, de oud-staatssecretaris der Vereenigde Staten, arriveerde Wbens- dag in gezelschap van zijn echtgenoote te Parijs. HET PROCES INZAKE DEN RIJKSDAGBRAND TE BER LIJN. - Politie-luitenant Lateit wordt als getuige gehoord DE KAMPIOEN van de groote najaara veetentoonstelling en veemarkt, welke deze week te Reading (Eng.j^gehouden werd en als een der belangrijkste vee markten van Engeland beschouwd wordt. WAT ER VAN DE TOESTELLEN OVERBLEEF, na het ernstig vliegongeval dat Donderdag te Lienden in de Betuwe plaats vond, en waarbij vier personen om het leven kwamen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 5