VELO'S zijn niet duur DE BRAEKELEER. Radiomuziek der week BIOSCOOP. Nieuwe Uitgaven. ZATERDAG 14 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 17 SCHILDERKUNST. (Van onzen correspondent). BRUSSEL, October. Het .Balais des Beaux-Arts" opent het sei zoen op waardige wijze met een keurcollectie uit het werk van Henri de Braekeleer. Wan neer men een klein beetje op de hoogte is van de stroomingen, welke op dit oogenblik zoowel te Parijs als te Brussel doorbreken, krijgt deze expositie de beteekenis van een manifestatie. Na een periode van koortsachtig en moedig zoeken, waarbij alle mogelijkheden welke de picturale kunsten bieden, op nieuw werden onderzocht en getoetst, is men thans een tijd perk van rust en afwachting binnengetreden. Tot 1928 waren er altijd royale kunstbescher mers te vinden die de jonge artisten in staat stelden om zonder zorg voor hun dagelijksch onderhoud in volle vrijheid te experimentee ren. Maar gelijk aan zoovele goede dingen heeft ook hieraan de crisis een einde ge maakt. Zij die nog steeds belang stellen in de nieuwe schilderkunst hebben het geld niet meer om te koopen of om toelagen te geven. Vandaar dat schilders van groot talent en met een wereldnaam op dit oogenblik in kommer lijke omstandigheden leven. Er is nog wel geld, maar dat bevindt zich meestal in handen van lieden die niet voldoende geestelijke ont wikkeling bezitten om werken naar de kunst waarde en hun geestelijke draagkracht te be- oordeelen. Daar dezulken echter toch, omdat het er nu eenmaal bij hoort, schilderijen aan hun wanden willen hebben, en omdat het ook in hun oogen gekleed staat om een kunstenaar te protegeeren, zoo nu en dan eenige aankoo- pen moeten doen, gunnen zij de klandizie aan de schilders van geringer talent en burger lijke opvattingen, die men in het atelier jargon ..pompiers" noemt. Deze pompiers, vooral wan neer zij een beetje officieele steun genieten, zijn de eenige kunstenaars, die in deze moei lijke dagen nog geld kunnen verdienen. Hun vrienden beginnen, na langen tijd door de moderne kritiek tot zwijgen gebracht te zijn, weer een beetje moed te krijgen en overal neemt men verschijnselen van reactie waar. Allen die de moderne kunst haatten, omdat zij er niets van begrepen staan thans klaar om er op te smalen. De kunsthandel hangt de huik naar den wind en lieden die vroeger veel geld verdienden met Picasso, Berain, Vlaminck. Bracque, en anderen, schamen zich niet om thans in hun zaken de verachtelijkste salonkunst te verhandelen. En ook openbare instellingen volgen. Wanneer men zooals het Palais des Beaux-Arts doet, naar het verleden terug grijpt om daar de werkelijke en blijvende waarden uit op te sporen, dan kan men er niet slechts vrede mee hebben, dan moet men dat streven toe juichen .Maar helaas niet alle instellingen worden zoo verstandig en onbaatzuchtig geleid als het Paleis des Beaux-Arts. Braekeleer was ongetwijfeld in de 19de eeuw een van de grootste kunstenaars die België opgeleverd heeft, en ook in het ensemble van de Buropeesche. kunst heeft hij recht op een plaats. Een groot deel van zijn werk, dat ont stond tusschen 1860 en 1888, is ook thans nog niet verouderd. En de Brusselsehe expositie toont ons juist hoe goed goede schilderijen stand houden. Deze tentoonstelling toont óók dat alles wat direct, spontaan en vrij uit het menscheüjk gemoed opwelt, beter tegen den tijd bestand is dan wat met zorg en moeite, volgens vooropgezette formules gemaakt werd. De omvangrijke en complete schilderijen van Braekeleer, ook al waardeeren wij daar honderd prachtige kwaliteiten in, spreken toch minder tot onzen geest en ons hart dan zijn kleine doekjes, gelijk het onvergelijkelijke „Cabaret en Campine" (1877) uit de verzame ling Alex Braun te Brussel. Voor mij is Braeke leer niet in de eerste plaats de meester van „La Blanchisserie" (1861), „Le Jardin du Fleu- riste" (1864), „Le Géographe" (1871), „Le Broyeur de Couleurs" (1871) en zelfs niet van zijn schoonste werk in dit genre „Les Jouers de Cartes" (1887). Voor mij is hij en blijft hij altijd de schilder van eenige stillevens van een onvergankelijke frischheid; de schilder van ,.Le Repas". van „La ménagère", en van eenige kleine stralende gezichten op Antwer pen. Alles wat wij in dit „kleine" werk be wonderen, zijn spontaneïteit, zijn prachtige, diepe drift, zijn directe, brutale penseelvoe ring, zijn gemoeds overvloed, zijn oneindige rijkdom van kleur missen wij in zijn groote klassieke composities. In dergelijke museum stukken toont Braekeleer wèl natuurlijk zijn bewonderenswaardige vaardigheid, maar nim mer de nog veel bewonderenswaardiger subtili teiten van zijn schuw gemoed. De mensch Braekeleer was van een edele gezindheid en kende geen concessies aan de wereld en het geld. En die mensch. teruggetrokken, zuiver, gevarieerd en kinderlijk, vinden wij wèl in zijn kleine werken en niet, of slechts in geringe mate, in zijn gecompliceerde museumstukken. Henri de Braekeleer was zoon en neef van schilders. Tusschen zijn vader Ferdinand de Braekeleer, een Antwerpsch genreschilder van gering doch aangenaam talent, en zijn oom Henri Leys, die een zoo beslissenden invloed op de schilderkunst van zijn tijd heeft uitge oefend, begon de jonge man al spoedig te teekenen. Daarna bezocht hy de Academie van Antwerpen, waarin in die dagen onder den internationalen invloed van Ingres' per soonlijkheid de strenge classistische discipline heerschte. Op een reis door Holland ontdekte hij Vermeer en De Hoogh. Kort daarop werd hij diep getroffen door de Vlaamsche pri mitieven en in een latere periode werkte Ma- net op hem in. Voor het overige leefde De Braekeleer geheel op het rijke fonds van zijn eigen persoonlijkheid. Hij heeft zich langzaam en in een prachtigen samenhang ontwikkeld. Zijn biographie levert geen enkele vermel denswaardige bijzonderheid op. Hij leefde als een kluizenaar in zijn atelier te Antwerpen, dat hij soms in maanden niet verliet. Hij zag slechts weinige vrienden en toonde zich vol- komen onverschillig voor roem en officieele onderscheidingen. Het verlangen naar een zaamheid, dat met het stijgen der jaren toe nam, tastte ten slotte zijn geest aan. In 1887 moest hij in een inrichting opgenomen wor den, waar hij een jaar later overleed. Terecht zegt. een van zijn biographen, Gustave Van Zype, dan ook ,.il est né peintre et a peindre il consacra sa vie". Tijdens zijn leven werd hij niet voldoende gewaardeerd. Weliswaar had hij een kleine groep van oprechte en ge trouwe bewonderaars, maar noch het publiek, noch de overheid toonde een belangstelling welke in overeenstemming was met zijn wer kelijke verdiensten. Eerst later heeft men be grepen dat zijn edel voorbeeld en zijn zuivere, gesloten persoonlijkheid tot het beste be hoorden wat België in het midden van de negentiende eeuw aan de Europeesche kunst wereld te bieden had. De expositie, welke hier met zorg en smaak bijeen gebracht werd, geeft een uitstekend beeld van Henri de Braekeleer. Van zijn mu seumstukken zijn er juist genoeg aanwezig om den gaanden en komenden man te imponeeren en met diepen eerbied te vervullen; en verder hangen daarnaast zóóveel kleine, verrukke lijke meesterwerken waarop de kenners niet uitgekeken raken, dat ook zij die het niet om anecdotes maar om schilderkunst te doen is hier een rijken oogst kunnen binnenhalen. De teekeningen, aquarellen en het grafisch werk. eveneens voortreffelijk uitgezocht, voltooien het beeld des kunstenaars. Dit ensemble is juist wat het zijn moet. Er is niet te veel en niet te weinig. Alle kanten van het wezen zijn vertegenwoordigd en men wist een treffend arrangement te vinden waardoor ieder werk goed tot zijn recht kwam. Zij die gelegenheid hebben om deze expositie te bezoeken zullen goed doen om die aan te grijpen. Zij zullen er veel moois zien en te gelijkertijd hun inzicht in de ontwikkeling der schilderkunst gedu rende de negentiende eeuw mede verdiepen. JAN GRESHOFF. EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. Het Zondagnamiddagprogramma van het Concertgebouw brengt, wat de orkestwerken betreft, geen nieuws. Rossini's Ouvertures zijn over het algemeen met een zorgeloos heid en een verwaarloozing van détailuitwer king gemaakt als men van dezen gemakzuch- tigen man verwachten kon. De Allegro's zij ner ouvertures zijn, voor zoover ik ze ken alle, behalve dat der „Guillaume Tell"-ouver- ture, naar eenzelfde schema geconstrueerd; de stijgingen er in mogen Ravel bij het com- poneeren van zijn Baléro voor den geest ge zweefd hebben. De langzame inleidingen zijn gedwoonlijk de meest waardevolle gedeel ten der Ouvertures, ook uit een oogpunt van orkestratiekunst. Prachtig is in dit opzicht de inleiding der Teil-Ouverture, welke ouver ture overigens van het gewone schema af wijkt en een eenigszins potpourri-achtig ka rakter heeft. Als men in aanmerking neemt dat Rossini (17921868) in het jaar 1810 zijn eerste opera schreef en in 1829. na 't enorme succes van zijn „Guillaume Teil" er het operabijltje bij neerlegde en op zijn lauweren ging rusten, waarbij hij steeds in omvang toenam; dat dus zijn werkzaamheid als opera-componist zich uitstrekt over een tijd vak van 19 jaren en dat in dat tijdvak een kleine veertig opera's van zijn hand ontstaan zijn, dan kan men nagaan hoe gemakkelijk hij het zich met de compositie gemaakt moet hebben. Heel zwaar schijnt hij trouwens het leven zoomin in voorspoed als in tegen spoed te hebben opgenomen. Toen zijn mees terwerk ,.n Barbie re de Seviglia' bij de pre mière in 1816 een fiasco geleden had, wei gerde hij de herhaling die volgenden avond plaats zou. vinden, te dirigeeren. Maar het fiasco der première was het werk geweest van een vijandig-gezinde kliek en de herha ling werd een uitbundig succes. Maar de meester was niet aanwezig om van de triomf van zijn werk getuige te zijn, en toen vrien den hem in zijn huis opzochten om hem daarvan mede deeling te doen vonden zij hem rustig slapend te bed. Deze ééne kleine his torie karakteriseert m.i. den man geheel. Eigenlijk is een dergelijk temperament te be nijden. De „Steppenskizze" van Borodin komt. zeer veel, de Suite „L'Oiseau de feu" van Strawinsky vrij veel op de programma's der concertinstituten voor. De Suite is een tonig als de steppe zelve; de tallooze herha lingen zijn aan veel Russische muziek eigen. Een der twee aangewende thema's herinnert strek aan het Thème russe uit het Scherzo- Trio van Beethoven's strijkkwartet op. 59 no. 2. Een nadere beschouwing van Strawinsky's Suite kan hier achterwege blijven omdat ze in een der radio-periodieken van deze week te vinden is. Ik schreef hierboven dat de orkestwerken geen nieuws brengen. Van den solist, Samuel Dushkin, moet men het tegendeel getuigen. Dushkin vermijdt het afgezaagde repertoire en komt met de première van een vioolconcert dat vóór ongeveer twee eeuwen geschreven moet zijn. Er staan mij omtrent dit werk geen gegevens ten dienste, maar wie zich de betee kenis van den in 1736 op 36 jarigen leeftijd overleden componist Pergalesi voor de ont wikkeling. der opera herinnert zal zeker met belangstelling naar zijn vioolconcert luiste ren. Pergalesi's opera ..La Serva Padrona" komt nog vaak tot radio-uitzending en ook zijn be roemd „Stabat Mater" voor sopraan en alt met begeleiding van strijkkwartet en orgel houdt zijn naam nog steeds levendig. Het tweede solowerk, dat de violist Dushkin zal spelen is geen „eerste uitvoering" maar toch een ongewone verschijning; ik heb het tot dusver nog niet hooren voordragen. Van Strawinsky kom ik op Skriabin, wiens naam in het bovenbedoelde artikel over „L'Oiseau de Feu" ook even genoemd wordt in verband met den stijl van een der fragmenten Van Skriabin zal Vrijdag door Warschau de 2de Symphonie worden uitgezonden. Een pa thologische. nerveus overprikkelde, philoso- phisch-mystieke peïnzersnatuur heeft men de zen in 1915 op 43-jarigen leeftijd gestorven Rus genoemd, wiens „Poème du Feu" („Pro metheus") betiteld orkeststuk destijds groot opzien verwekt heeft omdat bij de uitvoering een „kleurenklavier" .vereischt werd. Dit in strument, door den componist uitgedacht en voorgeschreven moest' tegelijk met de klanken verschillende gekleurde lichtstralen uitzen den en aldus de impressies van oor en oog met elkaar in vérband brengen en elkaar doen ver sterken. Het was een experiment en is het ge bleven. Ik heb tenminste niet vernomen dat het nagevolgd is, laat staan dat het een re volutie in de kunst teweeggebracht zou heb ben. Van Skriabin's composities worden vele zijner klavierwerken benevens het toongedicht „Poème de l'Extase" nog tamelijk vaak uit gevoerd. Van zijn 3 Symphonieën is de tweede de meest bekende. Zij bestaat in aanleg uit 5 deelen. waarvan echter het eerste met het tweede, het vierde met het vijfde verbonden is. Het eerste Allegro, dat op een kort Andan te volgt getuigt van een pessimisme en sen timentaliteit, die al het vroeger in die richting geleverde overtreffen. Kretschmar zegt zelfs, dat zulk soort muziek in Aristoteles' tijd ver beurd verklaard zou zijn als zijnde ziekelijk en op den duur demoraliseerend. Het daaropvol gende Andante is een zeer sterk door Wag ner beinvloede idylle. Stormachtig gaat het WASCHMACHINES van af fl- 30.- WRINGMACHINES van af fl, 13E1 (Adv. ingez. Med.) in het vierde deel (Tempestuoso) toe. Aan het einde daarvan keert het hoofdthema van het eerste Andante, in groote terts-toonsoort (C maj.) overgebracht, terug om het laatste deel. het Maestoso, in te leiden. In dit slotdeel heerschen berusting en kracht en op het laat ste zelfs een triumfeerende stemming. De componist Kurt Atterberg van wien de 6de symphonie Donderdagochtend door Hil versum per gramofoonplaat uitgezonden wordt is een der jongere Scandinaviërs: in 1887 te Stockholm geboren. Hij wordt als een rijpe kunstenaarspersoonlijkheid beschouwd. Zijn muziek huldigt grootendeels de programma tische richting. De vioolsonate op. 121 van Robert Schu mann, indertijd als evenknie van Beethoven's Kreutzersonate getaxeerd, toont in afschrik kende wijze de geestelijke depressie van Schu mann's laatste levensjaren. Men kan er zich desverkiezend Vrijdagavond door de Munche- ner uitzending van overtuigen. HET ZILVEREN JUBILEUM VAN DEN HEER HARTMAN. De receptie. In de geheel gerestaureerde tea-room van het Luxor Theater hebben de heer en mevr. Hartman Vrijdagmiddag een receptie gehou den, waaruit voor hen duidelijk is gebleken, wat zij voor de Haarlemmers beteekenen. Tal- loozen hebben persoonlijk hun felicitaties ge bracht, velen lieten deze vergezeld gaan van tastbaré bewijzen van medeleven, en even eens velen zonden schriftelijke gelukwen- schen, die even zoovele bewijzen van belang stelling waren. Zoo waren er bloemen van den Ned. Bios coopbond, van het Rialto-theater in Amster dam, van den Haarl. Journalistenkring, van de directie van het Rembrandt Theater en van Cinema Palace, van het personeel van de Fox, van het Centraal Comité voor Werkloo- zen, van de Plaatselijke Commissie van Toe zicht op de Bioscopen, van Bergfilm, Para mount, Metro Goldwyn Mayer, Haarlem's Dagblad, Profilti, en vanja. van nog velen meer, particulieren, vrienden en kennissen. De filmactrice Lucie Englisch had een portret met opdracht aan den heer Hart man en bloemen gestuurd. Van de vele schrif telijke felicitaties noemen wij die van mr. C. P. Romme, van den heer D. van Staveren, voorzitter van de Algemeene Commissie van Toezicht, van den directeur van het Gemeen telijk Gas- en Electriciteitsbedrijf, en o.a. van een Leidenaar, die zijn brief had gericht aan den jubileerenden bioscoopexploitant in Haarlem", van de Spaarnestad. van den Com missaris der Koningin, jhr. Röell, de Ufa, Nieuwe Film, enz. enz. Persoonlijk kwamen mr. M. Slingenberg, wethouder van Haarlem, de oud-hoofdinspec teur uit Leiden, de heer Balfoort, notaris Willemse, afgevaardigden van den Haarl. Journalistenkring, Mary Fleischmann, de kunstschilder Boot, de heer Du Mée van Rialto uit Amsterdam, een van de oude garde. Kees Pruis, de heer H. H. Luyken namens het Centraal Comité voor werkloozen, de heeren van Bilderbeek en Leupen voor de plaatselijke commissie voor de bioscoop, de heer G. v. d. Waard namens de vereeniging tot bestx-ijding der Tuberculose, en zeer vele anderen. Deze receptie alleen al toonde den jubilaris, hoe hoog hij staat aangeschreven bij de auto riteiten en het publiek. Geschonken werden voorts een klok voor de tea-room, een zilveren briefopener met inscriptie, enz. Na de receptie, die zeer druk bezocht was, kreeg de heer Du Mée gelegenheid om de pla quette, aangebracht op de tusschenverdieping, namens het Huldigingscomité te onthullen. Hij sprak daarbij hartelijke woorden, ook als vriend. De heer Hartman dankte voor dit blij vend huldeblijk. Die plaquette stelt voor de 25 jaren, die de directeur-eigenaar als bioscoopexploitant heeft gekend. Het getal 25 is geflankeerd door het wapen van Leiden met de twee sleutels en dat van Haarlem, met het zwaard, het kruis en vier sterren. Het Jubileumboek, uitgegeven op dezen zoo belangrijken dag voor het echtpaar Hart man, toont op zijn omslag hetzelfde; ook het getal 25 met de wapens. Het is samengesteld onder leiding van den heer Hoogendoorn, en bevat o.a. gelukwenschen van den heer C. Maarschalk, burgemeester van Haarlem, van den Commissaris van Politie, den heer Tenckinck, van den heer C. J. van den Broek, commandant der brandweer, van den heer Rob. Peereboom, hoofdredacteur van Haarlem's Dagblad, van de directeuren van verschillende filmmaatschappijen, van Kees Pruis, die als „prof" bij den heer Hartman is begonnen, en van nog vele anderen. Ook zijn fraaie foto's, van de bioscoop als van filmsterren en films opgenomen. Een boekje, waarvan de jubilaris kan zeggen: liet is goed. Zooals hij immer zegt: wat Luxor brengt, is altijd goed. De huldiging. Tijdens de voorstelling van Vrijdagavond, na de pauze, is de heer Hartman hartelijk ge huldigd. Op het tooneel, dat verfraaid was met zeer vele bloemstukken, heeft de heer Du Mée, directeur van het Amsterdamsche Rialto Theater, namens het huldigingscomité waar- deerende woorden gesproken. Deze zei o.a., dat 25 jaar, die lang zijn. voor een bioscoopexploi tant een eeuwigheid beteekenen. Vaak was het moeilijk, maar ook prettige dingen be leeft men dan, zij het ook in geringe mate. Dit jubileum, eens in de 25 jaar, is daar één van. Spr. memoreerde den steun, dien de heer Hartman heeft mogen ondervinden eerst van zijn Moeder, daarna van zijn Vrouw. Goed doet het, aldus de heer Du Mée. ook waar deering van hoogerhand te ondervinden, wat bleek uit de aanwezigheid van den burge meester en den schriftelijken gelukwensch van den Commissaris der Koningin, den secre taris van Haarlem, enz. Spr. bracht hulde en dank aan den heer Hartman. (Applaus). Voorgelezen werd een brief van den heer van Staveren, voorzitter van de Centrale Commissie der Filmkeuring, en een fraai be schilderde vaas met rozen werd aan mevr. Hartman aangeboden. De boekhouder, de heer J. J. Hirs, bood na mens het personeel gelukwenschen aan. Hij is 12 1'2 jaar bij den heer Hartman boekhouder geweest en gewaagde van de zware taak, die op een bioscoopexploitant rust. Tenslotte dankte de jubilaris voor zoovele belangstelling. Hij schetste in het kort zijn levensloop als exploitant en dankte den aan nemer, den heer Sietses en hen, die meege werkt hebben aan de verbouwing. Toen hij den steun memoreerde, dien hij van zijn Moeder en zijn Vrouw heeft onder vonden, applaudisseerde het publiek spontaan. Na afloop der voorstelling in het Luxor Theater was geen plaats meer onbezet bleef men nog goruimen tijd zeer gezellig bij een en hartelijke woorden zijn gesproken, zoo wel tot den jubilaris als tot den boekhouder. Ook Kees Pruis werkte mee aan het welslagen van den avond. CINEMA PALACE. The Big Broadcast. Eindelijk is dan „The Big Broadcast", de film,die door jazzlief hebbers al zoo lang met verlangen te ge- moet is gezien, hier in Haarlem geko men. Dat de echte jazzliefhebbers ge heel bevredigd wor den door „The Big Broadcast" zouden we niet durven be weren, maar dat ze er veel van hun ga ding in zullen vinden staat vast. Daar zijn dan in de eerste plaats de Mills Bro thers en de Boswell Sisters. De Mills Brothers met hun diepe donkere stem men zingen het bekende „Tiger Rag". (Wan neer we het hier hebben over „bekende" dan wordt bedoeld van het standpunt van de jazz-beminnaars.) Het is prachtig van klank en rythme en vooral het trompotgeluid van een der vier gebroeders, dat hij alleen met behulp van zijn mond en zijn handen pro duceert, heeft alle bewondering. De Boswell sisters, die zeker onder de populairste zus ters gerekend mogen worden, zingen Crazy People. Er zijn verder twee show-bands n.l. van Vincent Lopez en van Cab Calloway. Bij Cab Calloway concentreert de aandacht zich voor namelijk op Cab. die het gezongene en het gespeelde zeer daadwerkelijk illustreert. Wat een temperatment, wat een uitbeelding! Cab en zijn orkest geven Minny, the Moocher. Bing Crosby is meer de zanger van het weeke lied, met zijn prachtige gevoelvolle stem, is hij daartoe dan ook als aangewezen. Zijn „Please"was heel goed. Dan is er de „straatzanger" Arthur Tracy, bij de meeste menschen, die radio hebben en ook wel eens wat anders aanzetten dan Hilversum of Huizen waarschijnlijk wel bekend van de gramofoonplatenuitzending uit Parijs op Zondagmiddag. Blijft nog Kate Smith, die tegen de regelen der etiquette in plaats van het eerst het laatst genoemd wordt, misschien wel omdat haar uiterlijke verschijning niet in over eenstemming is met haar waarlijk mooie stem Moeten we nu nog het verhaaltje vertellen waarop de film is gebouwd? We gelooven het eigenlijk niet, omdat het in deze film van ondergeschikt belang is, het voornaamste is, dat de belangstellenden nu eenige van hnu meest geliefde radio- en jazz-helden in een kort bestek kunnen hooren, zien en ook be wonderen. Het is een film, die in een gezel lige stemming brengt, en waar natuurlijk heel de jazz-minnende jeugd heen gaat deze week. In het bijprogramma krijgen we o.a. een mooie Ufa Cultuurfilm: het verstrooien van het zaad bij verschillende planten. Dan een teekenfilm „Met Buffalo Bill bij de Roodhuiden", een filmpje, waarbij har telijk gelachen wordt en waarin de gebeurte nissen zich op het laatst als een nacht merrie ontwikkelen. Een groote succesnummer is het tooneel- nummer. Bel-Argay de komische beeldhouwer. Zin gend, dansend en springend boetseert die handige kerel in den tijd van een paar mi nuten een buste, een kleurtje hier, een kleurtje daar en het maakt weer een anderen indruk; dan de wenkbrauwen van de buste een eindje naar bové*i uitloopend, het oog wat bijgekleurd en de mond flink open en je schrikt van den kop. Een meneertje onder het publiek wordt uitgenoodigd zijn hoed af te zetten en in veel minder dan het schrijven van dit verslag eischt, staat daar de getrouwe copie van den meneer, die op verzoek van den beeldhouwer even opstaat om aan de zaal te laten zien, hoe goed de gelijkenis is. Als er niet de een of andere truc achter steekt, is het uit kunstenaarsoogpunt bewon derenswaardig en eigenlijk, als er wèl een truc achter steekt, dan net zoo goed, want we snappen het geen van allen. LUXOR-THEATER. Gloria Stuart, Raul Roulien en Joan Marsh in De Wereld zonder Mannen. Nadat des namiddags de boven beschreven receptie was gehouden, is het eigenlijke jubi leum des avonds gevierd in een gelegenheids voorstelling in het tot op de laatste plaats bezette Luxor-theater, waar de commissaris der Koningin, de burgemeester, de gemeente- secretai'is, verschillende wethouders en ver dere autoriteiten met hun dames tegenwoor dig waren. De feestelijke bijeenkomst werd geopend door den heer J. Hoogendoorn, die de aanwezigen, inzonderheid de autoriteiten, welkom heette en het plan van den avond ontvouwde. v Het spreekt vanzelf, dat ook het filmpro gram ditmaal een bizonder karakter droeg. Het toepasselijkste nummer was een filmwerk van ongeveer vijf en twintig jaren geleden, dat den toeschouwer verplaatst in de eerste fase van het bioscoopbedrijf. Van de film kunst" kon men toen moeilijk spreken. Aar dig was de wijze, waarop de heer Hoogendoorn den explicateur uit dat tijdvak imiteerde, die immers, gelijk ten overvloede uit een door hem voorgelezen felicitatie-brief bleek, de grootste aantrekkelijkheid van de vertooning uitmaakte. Moeilijk kan men thans gelooven, dat men de parodiale melodramatiek van toen destijds voor vollen ernst opgenomen heeft en dat men heusche tranen heeft gestort om de „aandoenlijke" geschiedenis van zoo'n ver leid winkelmeisje. Ook een modeshow van een kwart eeuw ge leden en een uitstalling van badcostuums uit dien tijd wekte hilariteit. Zeer actueel was een oud filmpje, dat den jubilaris van thans voorstelde tijdens zijn bemoeiingen met de Leidsche uitdeeling van brood en haring zoo'n twintig jaar geleden. De vertooning is ingeleid met een mooie gekleurde film betreffende het leven onder water. Visschen, zwemmende menschen en een jacht op een schildpad stoffeerden het in drukwekkende natuurtafereel. Ook de teeken- film, die op deze „intellect-film" volgde, sloeg bij het publiek in en bracht de zaal in een vroolijke stemming, welke bestendigd werd door het optreden van Stan Laurel en Oliver Hardy in hun nieuwste klucht „Versche visch". Op een avond als deze geeft het geen pas al te kritisch te zijn; laat ons dus volstaan met te zeggen, dat het beroemde paar grap penmakers zich voor de zooveelste maal heeft uitgeput in min of meer drastische zotter nijen, waarvan ze als gewoonlijk telkens zelf het slachtoffer werden. Tot het plan, om den visch, dien ze te koop aanboden, zelf te gaan vangen en zoo den tusschenhandel overbodig te maken, is het niet eens gekomen, want alleen de aankoop van de daartoe benoodigde boot gaf reeds voldoende aanleiding tot on handigheden om het plan te doen mislukken. Op het tooneel traden ditmaal een zestal dansers op, onder leiding van Paul Duval. Het danspaar The. Violets, geflankeerd door een viertal „girls" gaf onderscheidenlijk dansen van allerlei landaard te aanschouwen, en het publiek beantwoordde de vraag van den im- pressario, of men het mooi vond, telkens met een hartgrondig: Ja!!! Het hoofdnummer van het programma was de revue-film: „De wereld zonder mannen", een Amerikaansch werk van den regisseur Alfred Werker. Het is een fantastische ge schiedenis in realistischen trant gehouden. De inhoud komt in het kort hierop neer. dat een jeugdig vrouwenveroveraar op den vooravond van zijn verloving al zijn liefjes wil opruimen en als dit niet gelukt, en zijn verloofde door de telefoontjes van de gedupeerde meisjes er ook de aardigheid af heeft, in een vlieg machine naar een onbewoond eiland trekt. Dit zal zijn geluk zijn, want er breekt in de beschaafde wereld een besmettelijke ziekte, masculïtis genaamd, uit, die alle mannen doet sterven. Zoo ontstaat een wereld van uitsluitend vrouwen. Als men, na vergeefs te hebben ge poogd een „synthetischen" man te creëeren, den eenig overgebleven „echten" man heeft ontdekt, is heel de vrouwenwereld wild en op een wereldcongres gaan de naties om dit dier baar bezit vechten. Eerst als de jongeman, wanneer de vrouwen hem zijn verloofde niet gunnen, dreigt zich dood te schiéten, laten de vrouwen haar prooi los. Het is een filmwerk met zeer ongelijkwaar dige bestanddeelen. Er komen aardige scènes in voor, o.a. het tafereel van de gemeenschap pelijke dronkenschap van den jongen man en den huisdienaar. Ook de muziek is, al dadelijk bij den inzet, het verbranden van de foto's, hier en daar geestig te pas gebracht. Na afloop van de vertooning is men in in- tiemen kring nog lang blijven nafeesten. Er is druk gespeecht en Kees Pruis heeft het ge zelschap kwistig vermaakt met de proeven van zijn talent. H. G. CANNEGIETER. ALIDA TARTAUD WEER OP DE PLANKEN. Mevrouw Alida TartaudKlein zal op 30 dezer in den Grooten Schouwburg te Rot terdam voor het eerst na langen tijd weder optreden en wel bij het Groot-Nederlandsch Tooneel in een voorstelling van Rob. E. Sherwood's „The Queen's Husband" („Hare Majesteit regeert").. ALEXANDER DUMAS JUBILEERT De Nederlandsche humorist en auteur Alexan der Dumas viert het jubileum, dat hij veertig jaar artist is. Donderdag 19 October zal een gala-voorstelling te zijner eere gegeven wor den in Cinema Royal te Amsterdam. Hun medewerking zullen verleenen Koos en Cees Speenhoff. Jeanne Bacileck, Dr. Cali- gari, Barandini. The 4 Braggaars, Tummers en Tholen en Van Lier. Er heeft zich een uitgebreid eere-comité gevormd, waarin o.a. zitting hebben genomen Clinge Doorenbos, Henri ter Hall. Th. M. Ke telaar, Dr. van Lier, Baron van Pallanat, D. Reese. A. Baron de Vos van Steenwijk en Jan van Zutphen. Twaalf interessante Vrouwen, door Jo van Ammers Küllex. Uitgave J. M. Mieulenhoff. Amsterdam. Mevrouw van Ammers Kliller heeft twaalf korte biografieën (portretten) van thans 'evende interessante vrouwen geschreven langs den weg van vraaggesprekken. Eerst in een dagblad verschenen, zijn deze opstellen thans in boekvorm uitgegeven. En dat zijn ze waard. Om de variatie naar voren te brengen vermelden wij curiositeitshalve de namen der besprokenen. Het zijn Julia Gulp, zangeres; Margaret Bont-field, oud-minister van Arbeid lm Engeland; Elizabeth Arden, schoonheids- speciallste; Alexandra Kol Ion tan, gezante van Sov. Rusland; Yvette Gui'bert, chamomile re; Rosa Manus, strijdster voor vrouwenkiesrecht; Kathe Dorsch, tooneelspeelster; Madeleine Vionmet, leidster van een Maison de Haute Couture; Elsa Brandström, rocde-kruisver- pleegster; Charlotte Bühler, professor in kin derpsychologie; Maude Royden, predikante en Mary Wigman, danseres. Waarlijk een bonte groep, maar dat heeft het boek slechts interessanter gemaakt. Op ^evaar af van ongalant te worden je«ens de "ohrijf-ter, moeten wij er echter één b zwaar tegen opperen. Tusschen de andere persoons beschrijvingen in, is wel wat veel sprake van de persoon van mevrouw van Ammers Kuiler en haar werk,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 17