PEIGNOIRS PRACTISCHE EN ONPRACTISCHE WONINGINRICHTING. ABR. MEIJER DONDERDAG 19 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 8 Natuurlijk heeft het kind wenschen en de vervulling ervan is één van de aangenaamste dingen voor moeder. Het kleine, mollige lichaampje is er nu een maal niet voor, om te worden verfraaid met allerlei kantjes en vodjes. Ook knoopen zijn niet geschikt om de kleertjes van de kleine prul dicht te maken. Dat doet men met banden en lintjes. Het manteltje voor het kleine meisje of jongetje is met lanquetten versierd en verder met een klein borduurseltje op de hoeken van den grooten kraag. Het speel jurk je heeft als garneering een grof kantje, waaraan met spe len en over den grond kruipen niets bedorven kan worden. Ook over de „intieme" kleedingstukken, die misschien wel de gewichtigste zijn, zullen we het hebben. Er is een nieuw soort luiers, waar in men een driehoek van gummi kan knoopen, als men uitgaat. (Het gebruik van gummi waren is nooit erg aan te bevelen, daar het de natuurlijke uitwaseming van de huid belem mert! Een andere aardige nieuwigheid is het nachthemdje, dat van onderen dicht geknoopt kan worden, zoodat het kleintje zich niet heelemaal bloot kan woelen. Ook een bad- capeje van badstof vervaardigd kan goede diensten bewijzen na het dagelijksch bad. De kleine peuter wordt er heelemaal in gewikkeld, zoodat geen koude luchtstroom hinderen kan, en dan goed droog gewreven. Al deze eenvou dige kleedingstukken kan Moeder gemakkelijk zelf maken. Geduld alleen is 'n eerste ver- eischte. DE ZORGEN VAN ANDEREN. Er wordt in een gezelschap over moeilijk heden en zorgen gepraat, en alle groote en kleine verdrietelijkheden des levens passee- ren de revue, teveel om op te noemen, het eene ook aanmerkelijk belangrijker dan het andere, maar toch allen van de schaduwzijde u't het dagelijksch leven. Daarbij blijkt ook duidelijk, hoeveel moeilijker het eene leven gaat dan het andere, en hoe er een is onder ons die het dan toch wel erg zwaar heeft, die door het noodlot schijnt te worden achtervolgd, die in het hoekje zit waar de slagen vallen, en die slagen zijn raak ook. Financieele zorgen, hard ploeteren van den vroegen morgen tot den laten avond, ziekte, niets blijft haar gespaard, we weten het allemaal. En we zijn er zoo vol van, dat we er later nog eens over napraten moeten. Het is toch wel verschrikkelijk om zoo door het noodlot te worden achtervolgd, het is bijna niet denkbaar dat één mensch dat allemaal dragen kan. De andere is het volkomen met me eens, maar opeens bedenk ik, dat die andere eigen lijk niet minder moeilijkheden heeft, al zijn zij dan ook van geheel verschillende aard. Maar zij spreekt er niet over, zij pro beert van het leven te maken, wat ervan te maken is. Daarbij vergeet zij haar zorgen allerminst, en zij is ook niet luchthartig, zoo dat zij ze gemakkelijker vergeten kan: zij is alleen maar meer begaan met het lot van anderen dan van zichzelf. Zij denkt niet in de eerste plaats aan haar eigen moeiüjk- lijkheden. maar aan die van haar mede- menschen en daaraan geeft zij haar mede lijden. hen beklaagt zij. Over haar eigen zorgen praat zij niet, die bewerkt zij zelf zoo goed en zoo kwaad als mogelijk is. Een jongeman, die studeerde, uitte eens zijn bewondering voor een medestudent, die van den vroegen morgen tot den laten avond hard studeerde om er te komen, die zich niet verlooven kon om vrij te nemen. Waarop ik den jongeman eens aankeek, overwoog dat hij zelf zeer zuinig moest studeeren, daardoor natuurlijk zoo spoedig mogelijk klaar moest zijn, en, overtuigd als hij hiervan was, zijn taak niets minder ernstig opvatte dan zijn vriend. Van zichzelf tilde hij dat echter niet zwaar, wel van den vriend, die zich over zijn drukke bezigheden tegen hem had uitgelaten. Zulke menschen, die altijd een groote be langstelling hebben voor de moeilijkheden van hun medemenschen zijn overal graag geziene gasten: zij interesseeren zich voor het lot van anderen, niet uit nieuwsgierig heid. maar omdat zij weten dat een aan dachtig gehoor noodzaak kan zijn voor iemand die moeilijkheden heeft, en pok uit medegevoel tegenover de menschheid, uit zuivere menschlievendheid. Zij hebben belangstelling voor iemand, die zwaar getroffen is en die is blijven staan bij het verdriet, en er nooit meer uit om hoog kan of wil komen; zij voelen mee met een ander die coquétteert met zijn zorgen, er eeuwig en altijd over praat, en zich er achter verschuilt als verontschuldiging voor een tekort aan levenskracht. Hun oordeel is altijd mild en hun hartelijkheid is groot tegenover iedereen, want onderscheid maken OM ZELF TE MAKEN! zij niet, elke mensch is hun belangstelling waard. Een aangeboren eigenschap lijkt dit in de meeste gevallen, maar wanneer die niet door den bezitter ervan wordt aangekweekt en onderhouden, dan zal er op den duur niet veel meer van overblijven. En zoo kan iemand die ze niet heeft, ze aankweeken, en maken tot iets moois in zijn leven, waaraan niet alleen zijn medemenschen, maar ook hijzelf vreugde beleeft. E. E. J.—P. KLEINE WENKEN. Waar ge ook zijt, thuis of in gezelschap, denk er aan nooit op één van de boven afgebeel de wijzen te gaan zitten. Het is leelijk en onvrouwelijk, en zelfs de mooiste japon kan niet goed maken, wat een dergelijke on elegante houding bederft. begin geen genoegen meer kunnen vinden in de dingen van alledag. We kunnen ons wel forceeren tot belangstelling, we kimnen ons zelf wel wijs maken, dat we plezier hebben. Maar ten slotte moeten we toegeven; de kleur ontbreekt. Om gelukkig te zijn moet er even wicht, zekerheid zijn. Evenwicht, zekerheid en een doelEn dat in deze tijden van onzekerheid! Meer dan ooit moeten we het daarom innerlijk en niet uiter lijk zoeken. Het is een akelig verschijnsel, dat er tegen woordig zooveel menschen voor kleine genoe gens den neus ophalen. „Wat heb je daar nu aan". Als je er zelf nog een zekere dosis en thousiasme op na houdt, kunnen zulke „droog stoppels" je mateloos ergeren en je eigen ple zier bederven. En hoe dikwijls zal het plezier van de zéér enthousiasten bedorven worden! De zéér enthousiasten dat zijn de kin deren. Als er kinderen in onze omgeving zijn dan zijn we aan hen verplicht enthousiast te wor den of te blijven voor kleine genoegens. Een kind dat altijd afgesnauwd wordt als het met een leuk plannetje voor den dag komt, een kind dat nooit eens verrast wordt met de een of andere gezelligheid, is een ongelukkig schepseltje. Ook het zuchtend dan maar toe geven of het plichtsgetrouw trakteeren op een uitgangetje kunnen een kind niet tevreden stellen. Het verlangt meeleven. „Kijk, moeder, een trein!" Dan moet je niet alleen zeggen, dat je den trein leuk vindt, nee, je moet het echt leuk vinden dat de trein daar gaat. Je moet je met het kind kunnnen verheugen. MoeilijkWant als het leven je veel ont houdt, je geen geluk, geen doel geeft, hoe kun je je dan ieder oogenblik van den dag verheu gen, zoo maar over niets? Nee, zonder doel gaat het niet. Maar is er dan heusch geen.doel te vinden? Ziet alles er donker uit, lijkt de toekomst nog donkerder? Misschien is het goed te bedenken, dat het leven ook dit doel kan hebben: een gelukkig mensch zijn, ondanks alles. En dan kunnen we ook werkelijk weer een hulp hebben aan „de kleine genoegens des levens". BEP OTTEN. HOE BEHANDEL IK HET GESTREKEN WASCHGOED? Vele huisvrouwen leggen de pas gestreken wasch dadelijk in de kast. Dat is verkeerd. Men moet het waschgoed in een verwarmd vertrek laten drogen, omdat daardoor verme den wordt, dat er vlekken door het liggen in komen en het goed slap wordt. Pas als het waschgoed volkomen droog is legt men het in de kast. Het laatst gebruikte moet altijd onder het nog in de kast liggende goed gelegd wor den, zoodat alles regelmatig gebruikt wordt. HET REINIGEN VAN WIJNFLESSCHEN Wijnflesschen reinigt men met water, waar in een weinig zoutzuur (vergift!!) is gedaan. Heel smerige flesschen reinigt men het beste door 20 gram chloorkalk in 1 liter water op te lossen en de flesschen tot aan den rand met deze vloeistof te vullen. Zoo laat men ze eenige dagen staan en spoelt ze dan met hel der water goed uit. TUSSOR EN SHANTUNG Deze stoffen moeten in tegenstelling met andere zijde, geheel droog zijn, voor zij ge streken worden met een heet ijzer. Om een mooien glans en voldoende stijfheid te geVen aan tussor doopt men deze in een beetje melk bij wijze van stijfsel. EéN JAPON VOOR VELE GELEGENHEDEN. „Practische woninginrichting" een handleiding voor iedereen, door Paul Bromberg. Het heeft altijd een onweerstaanbare char me voor mij om de uitlatingen van twee men schen, beide tot spreken bevoegd, maar spre kende van uit een heel verschillenden aard en aanleg, tegenover elkaar te zetten, en dan met een stil genoegen te constateeren, hoe zij met dezelfde innige overtuiging over één onderwerp twee volkomen tegenovergestelde dingen beweren. Zoo overkwam het mij de zer dagen, dat ik in het laatste boekje van den fijnen Zwitserschen schrijver Ramuz het volgende las en het is typeerend, dat hij bescheiden en wel begint met te vertellen, dat hij weet, dat er veel menschen anders denken dan hij. en dat hij zijn verdere mee ningen enkel en alleen als zijn strikt persoon lijke overtuiging lanceert: „ik vind", „ik houd er van", niemand anders hoeft het te vinden of er van te houden. „Er zijn menschen. die alles wat gemak brengt, een groote aanwinst vinden voor hun levensgeluk; ik vind alleen een aanwinst, dat wat mij tot een voorbeeld dient Ik haat alles, wat „comfort" heet. Ik houd ervan, dat de dingen zich tegen mij te weer stellen, bijvoor beeld een huis, dat eigenlijk te groot is, een houtvuur, dat weigert te branden in een slecht trekken den schoorsteen. Ik vind het prettig, dat de dingen hun eigen wezen heb ben, waar ik ook het mijne hebIedere tegenstand dwingt mij met mijn volle be wustzijn aanwezig te zijn". En een paar dagen later sloeg ik de eerste bladzijde van het boek „Practische Woning inrichting" van den Nederlandschen binnen huisarchitect Paul Bromberg op. en las daar wat, op aanmerkelijk minder bescheiden toon, die schrijver zegt: „Wat hebben we noodig? Ieder, die zijn wo ning gaat inrichten, moet bovenstaande vraag stellen. Als maatstaf voor wat we noo dig hebben, kunnen we niet de bestaande ge woonten aannemen. Een groot aantal bij komstigheden zijn door die gewoonten opge stapeld tot reeksen belemmeringen, die het wonen zoo gecompliceerd maken, dat de primaire eischen door die bijkomstigheden worden verdrongen. Weinig is er noodig te kunnen „wonen", wie uit kamoeeren trekt, wordt zich van die primaire eischen weer be wust en tot zijn ontsteltenis komt de kam peerder tot de ontdekking, dat zijn primi tieve behuizing sommige practische voordee- len heeft boven zijn woning met twintigste eeuwsche cultuur". Tja, wat moeten menschen als Ramuz en ik nu, die ook heusch allesbehalve alleen op de wereld staan? Wij, die een niet trekkend houtvuur verkiezen boven een wel trekkend omdat het zoo allerleukst kan zijn om den strijd aan te binden met een houtvuur alsof het een mensch is. waardoor je je niet op den kop wil laten zitten? Wij, die ontzettend hechten aan onze bestaande gewoonten, die van alles noodig hebben om te kunnen wo nen, o mijn hemel, zoo ontzettend veel, dat we gewoon niet weten, waar we 't laten zul len, wij. die. al kampeerend. ook den eersten dag wel eens vonden, dat dit soort van leven werkelijk bijzonder eenvoudig was, maar die in de daaropvolgende dagen alle mogelijke voor ons onontbeerlijke dingen gingen mis sen en die een stille zucht van dankbaarheid slaakten, toen we onze ingewikkelde woning met haar geliefde dierbaarheden weer betra den? Moeten we dat alles zoo maar prijs ge ven, is het onverantwoordelijk om in den te- genwoordigen tijd aan zulke onzakelijke ge voelens als beven aangehaald uiting te ge ven? Ook Paul Bromberg capituleert, zij het pas aan het eind van zijn boek, en schrijft daar het volgende: „Wat hebben we noodig?" is het uitgangs punt van al onze beschouwingen. Bij de „sfeer", die we noodig hebben, behooren tal van „petits riens", die op zichzelf beschouwd misschien overbodig lijken, maar toch niet gemist kunnen worden in het totaal beeld. Dit is geen vrijbrief voor de prullaria, die men gewoonlijk in rampzalige overvloed aan treft. want alleen een voorwerp, waarmee we zelf contact hebben, een voorwerp, dat ons „iets doet", dat hebben we noodig. En als we deze selectie aanbrengen, zal het weinige, dat overblijft, aan versierende macht winnen". En dus. na dertien andere hoofdstukken met klinkende titels: „Zon. licht en lucht", „Prac tische indeeüng van de ruimte", „Berging", „Eetgelegenheid", „Zit- ru-st- en werkgelegen heid". „Slaapgelegenheid", Badkamer- of douche-gelegenheid". „Werkplaats voor de kinderen, die den geheelen dag voor hen openstaat". „Een doelmatige keuken", „Ver lichting", „Verwarming", „Weinig onderhouds kosten, veel besparing" en „Verbeteringen aan ons huis" komt zielig en wel het hoofd stukje „sfeer" ter sprake, waarin Paul Brom berg ons permissie geeft om ten min «te in een zeer klein en select aantal siervoorwer pen, waarmee we „contact" hebben, onzen eigen smaak te volgen en wat eigen sfeer aan EEN BEETJE BELEEFDHEID.... Het is niet vriendelijk, in tegenwoordigheid van een persoon, dien men niet vraagt, iemand uit te noodigen. Men kan wel een ge legenheid vinden, de uitnoodiging zoo te doen, dat niemand zich beleedigd voelt. Voert men een debat of heeft men een anderen strijd uit te kibbelen, dan moet men hiermee in ieder geval wachten, totdat men zich in een gesloten kamer bevindt. De straat of het restaurant zijn hiervoor niet de ge schikte plaats. „De kleine genoegens des levens". Kunnen zij ooit een groot geluk vergoeden? Misschien niet. Maar misschien kunnen zij voeren naar geluk, een ander geluk wel is waar dan wij ons wellicht droomden, dan wij ons nu nog voor kunnen stellen, maar dat toch geluk is. Men denkt wel eens, dat het zóó is: er zijn menschen die hun geluk weten bij een levens doel, bij een bepaald iemand, bij hun werk, die daarvoor leven en die buiten dat ééne geen voldoening vinden. Er zijn anderen, die nu eens hier, dan eens daar een brokje geluk oprapen, die blij kunnen zijn met kleinigheden, met een boekje in een hoekje, met een uitgangetje of een fijn diner- tje. Dat noem je dan van die tevreden sterve lingen, die blij zijn met niets. Maar als we een beetje dieper kijken, dan zullen we deze twee menschensoorten niet meer zoo direct van elkaar scheiden. Menschen die een groot geluk hebben gevonden kunnen zich meestal ook verheugen in de kleine ge- noegelijkheden van het dagelijksch leven. En zij die zich zoo kinderlijk blij maken met klei nigheden zij zullen ook wel het een of ander geluk hebben, dat hen zoo tevreden maakt. Het is nu eenmaal zoo: om zich in kleine pleziertjes te kunnen verheugen, moet er een licht in ons leven zijn, dat over alle dingen en gebeurtenissen schijnt. Er moet iets of iemand zijn die kleur geeft aan ons leven. Is dat er niet, dan zijn .de kleine genoegens ook zinloos. „We hebben geen zin", zeggen we, als men ons uitnoodigt. We zouden nog beter kunnen zeggen: „het heeft geen zin". Men schen die kleine genoegens najagen om hun leven er mee te vullen zijn alleen maar op zoek naar geluk, we kunnen niet zeggen, dat ze gelukkig zijn. Echt geluk dat blijft het hebben van een doel om voor te leven, dat maakt ook het da gelijksch leven zinrijk. En als we dat doel niet hebben of als het ons ontnomen wordt? Och, dan is het zoo heel natuurlijk dat we in het te brengen. Verder is dat voor een groot con tingent van ons uitgesloten, in zijn besprekin gen van „goede voorbeelden van interieurs" neemt Paul Bromberg aan, dat we, net als hij, ons hart verpand hebben aan moderne houten, of. nog erger, stalen meubels, en bij passende, doelmatige matglazen en stalen en de hemel mag weten wat voor leelijke lam pen nog meer, en laat rustig al het andere buiten beschouwing. Moeten we dan allemaal onze dierbare oude dingen maar afschaffen, omdat ze niet pas sen in een practische woninginrichting, onze knusse oude stoeltjes en tafeltjes, omdat 'het te veel tijd neemt om iederen dag het stof van hun kostelijke gebogen pooten en leunin gen af te nemen, ons dierbare Biedermayer naaitafeitje, omdat er tegenwoordig praoti- scher dingen zijn dan fijne, oude naaitaf ei tjes, onze reusachtige oud-Hollandsche kast, omdat hij een leelijke sta-in-den-weg is en alle ideeën, die Paul Bromberg aan de hand doet voor een ruimte-besparende-meubilee ring volkomen onuitvoerbaar maakt? Dat is het hem juist. Paul Bromberg schrijft buiten op zijn handleiding* dat hij haar schreef „voor iedereen". Dat is niet waar. Hij schreef haar voor zijn geloofsgenooten, die tegenwoordig inderdaad vele zijn. en waarvan de meesten waarschijnlijk zeer dankbaar zul len zijn voor de moeite, die hij zich onmis kenbaar gaf om hen behulpzaam te zijn bij het inrichten van hun huis op de wijze, zooals hij en zij vinden, dat een huis inge richt moet zijn. Het boekje is practisch ingedeeld, doet een groote hoeveelheid nuttige ideeën aan de hand, en geeft van vele dingen, die het leven comfortabel en eenvoudig maken; uitstekende foto's, waarbij bijna in alle gevallen opgave van afmetingen en prijs, zoodat men, als men wil, desnoods zijn bestelling meteen aan de betrokken firma doen kan. Het is een feit, dat men hier tientallen dingen tegen komt, waarvan men zelfs het bestaan niet wist, en bij wijze van toegelichten catalogus kan het werkelijk voor iedereen van nut zijn. Het een „handleiding voor iedereen" te noemen getuigt van weinig begrip van wat dat woord „iedereen" wel inhoudt: er loopen onder iedereen nog ontelbaar veel willens en wetens afvallige eigenwijzen rond. die het woord practisch zelfs in hun woninginrich ting voor geen geld op de eerste plaats zou den willen zetten, en die, in hun afschuwe lijke verwaandheid en betweterigheid, de charme van het onpractische stellen boven het gebrek aan charme, dat practischheid voor hen heeft. Over smaak valt niet te twisten, en de mo derne binnenhuisarchitect kan niet beter doen dan zich schouderophalend afwenden en hen in hun sop laten gaar koken. WILLY VAN DER TAK. KEUKENCEHEIMEN. Witte boonensoep (4 personen)3 ons witte boonen, 21/2 L. water, 1 lepel zout, 4 preien, 1 bosje selderij, 4<j gr. boter. Wasch de boonen, week ze een nacht in 21/2 L. water en laat ze in het weekwater den volgenden dag gaar en fijn koken '21/2 uur). Giet alles door een zeef en wrijf de boonen goed fijn, zoodat alleen de schillen op de zeef achter blijven. Laat het gezeefde vocht met de gesnipperde prei, de fijngehakte sel derij en een lepel zout nog 1/2 uur koken en roer er op het laatst de boter door. Geef bij deze soep een schaaltje met kleine dobbel- steentjes oud brood, die in de koekenpan in boter goudbruin en knappend gebakken zijn. Kastanjepuree (4 personen): 1 pond kas tanjes, 40 gr. boter, 3 d.L. melk of bouillon (of half om half), zout. Wasch de kastanjes, snijd in het platte ge deelte een kruis door den schil en ook door het onderliggende bruine huidje.Kook ze twin tig minuten in ruim kokend water, pel ze en kook ze verder met wat zout in de melk gaar (ongeveer 1/2 uur). Wrijf de kastanjes door een zeef, roer ze op een zacht vuur luchtig en vermeng de puree met de boter. Geef kastan jepuree bijvoorbeeld bij varkenskarbonaden en spruitjes. Gevulde zandtaart: 300 gr. bloem, 200 gr, boter, 1C0 gr. basterdsuiker, een snufje zout, een weinig vanillemerg, abrikozen- of fram- bozenjam, poedersuiker. Doe de bloem, boter, basterdsuiker, het zout en het vanillemerg in een kom. snijd de boter in kleine stukjes en kneed daarna, de massa tot een elastischen bal deeg. Verdeel het deeg in twee stukken, waarvan het eene iets grooter is dan het andere. Bestrijk een zandtaartvorm met boter, druk het grootste stuk deeg in den vorm, zóo, dat het tevens de zijkanten bedekt, leg er een dun laagje jam in. dek alles af met de rest van het deeg en bak de taart in een matig warmen oven gaar (ongeveer 1 uur). Bestrooi de taart na bekoeling met wat gezeefde poedersuiker. Op dezelfde wijze kunnen in kleine zand taart vormpjes kleine gevulde zandtaartjes gebakken worden. a C. F. We gaan 's middags ergens tea'en,. we be zoeken een theater, we wonen een lezing bij en verwachten gasten, alles in één japon. En als we het een beetje handig doen, kun nen we er zelfs mee naar een bal gaan. Voor het kleine avondtoiletje en voor de namiddagjurken maakt de mode gebruik der combinatie: glanzende en matte zijde. Dat beteekent voor een beetje handige vrouw, die bovendien over wat smaak en fantasie be schikt, dat ze haar japonnen van verleden, jaar kan veranderen, of zelfs van twee japón-"' nen één maken, die dan hoogst modern is. Zeer veel zal de combinatie wit-zwart ge zien worden. Ook dit is een aanwijzing voor iedere vrouw. Het grootste kenmerk van de nieuwe mode is nog altijd de verbreede schouderlijn. De. japonnen zijn nauw aangesloten om de heu pen. De japon voor feestelijke gelegenheden heeft een naar onderen toe zeer wijd uitloo-. pende klokrok. Dat men naar believen mou wen in kan zetten is niets nieuws meer. De sluiting wordt gemakkelijk verborgen onder de wijde pelerine. We kunnen ook een heel groote verandering aanbrengen maar daar behoort veel smaak toe en wel door het ge heels bovenstuk, dat uit mouwen en kraag bestaat, er af te nemen en een blousje van tule met pofmouwen er over te doen. Dit tulen „jakje" maakt men op den rug met een groo ten strik dicht. GROOTE HOUTSTRAAT 16 Speciale verkoop Ratiné en Jap. gewatteerde (Adv. Ingez. Med-l GROOTE SORTEERING Prima modellen. Ook extra groote maten. Prijzen van af f 2,90

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8