PEIGNOIRS
PRACTISCHE EN ONPRACTISCHE
WONINGINRICHTING.
ABR. MEIJER
DONDERDAG 19 OCTOBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
8
Natuurlijk heeft het kind wenschen en de
vervulling ervan is één van de aangenaamste
dingen voor moeder.
Het kleine, mollige lichaampje is er nu een
maal niet voor, om te worden verfraaid met
allerlei kantjes en vodjes. Ook knoopen zijn
niet geschikt om de kleertjes van de kleine
prul dicht te maken. Dat doet men met banden
en lintjes.
Het manteltje voor het kleine meisje of
jongetje is met lanquetten versierd en verder
met een klein borduurseltje op de hoeken van
den grooten kraag. Het speel jurk je heeft als
garneering een grof kantje, waaraan met spe
len en over den grond kruipen niets bedorven
kan worden.
Ook over de „intieme" kleedingstukken, die
misschien wel de gewichtigste zijn, zullen we
het hebben. Er is een nieuw soort luiers, waar
in men een driehoek van gummi kan knoopen,
als men uitgaat. (Het gebruik van gummi
waren is nooit erg aan te bevelen, daar het de
natuurlijke uitwaseming van de huid belem
mert! Een andere aardige nieuwigheid is het
nachthemdje, dat van onderen dicht geknoopt
kan worden, zoodat het kleintje zich niet
heelemaal bloot kan woelen. Ook een bad-
capeje van badstof vervaardigd kan goede
diensten bewijzen na het dagelijksch bad. De
kleine peuter wordt er heelemaal in gewikkeld,
zoodat geen koude luchtstroom hinderen kan,
en dan goed droog gewreven. Al deze eenvou
dige kleedingstukken kan Moeder gemakkelijk
zelf maken. Geduld alleen is 'n eerste ver-
eischte.
DE ZORGEN VAN ANDEREN.
Er wordt in een gezelschap over moeilijk
heden en zorgen gepraat, en alle groote en
kleine verdrietelijkheden des levens passee-
ren de revue, teveel om op te noemen, het
eene ook aanmerkelijk belangrijker dan het
andere, maar toch allen van de schaduwzijde
u't het dagelijksch leven. Daarbij blijkt ook
duidelijk, hoeveel moeilijker het eene leven
gaat dan het andere, en hoe er een is onder
ons die het dan toch wel erg zwaar heeft,
die door het noodlot schijnt te worden
achtervolgd, die in het hoekje zit waar de
slagen vallen, en die slagen zijn raak ook.
Financieele zorgen, hard ploeteren van den
vroegen morgen tot den laten avond, ziekte,
niets blijft haar gespaard, we weten het
allemaal. En we zijn er zoo vol van, dat we
er later nog eens over napraten moeten. Het
is toch wel verschrikkelijk om zoo door het
noodlot te worden achtervolgd, het is bijna
niet denkbaar dat één mensch dat allemaal
dragen kan.
De andere is het volkomen met me eens,
maar opeens bedenk ik, dat die andere eigen
lijk niet minder moeilijkheden heeft, al zijn
zij dan ook van geheel verschillende aard.
Maar zij spreekt er niet over, zij pro
beert van het leven te maken, wat ervan
te maken is. Daarbij vergeet zij haar zorgen
allerminst, en zij is ook niet luchthartig, zoo
dat zij ze gemakkelijker vergeten kan: zij
is alleen maar meer begaan met het lot
van anderen dan van zichzelf. Zij denkt niet
in de eerste plaats aan haar eigen moeiüjk-
lijkheden. maar aan die van haar mede-
menschen en daaraan geeft zij haar mede
lijden. hen beklaagt zij. Over haar eigen
zorgen praat zij niet, die bewerkt zij zelf zoo
goed en zoo kwaad als mogelijk is.
Een jongeman, die studeerde, uitte eens
zijn bewondering voor een medestudent, die
van den vroegen morgen tot den laten avond
hard studeerde om er te komen, die zich
niet verlooven kon om vrij te nemen. Waarop
ik den jongeman eens aankeek, overwoog dat
hij zelf zeer zuinig moest studeeren, daardoor
natuurlijk zoo spoedig mogelijk klaar moest
zijn, en, overtuigd als hij hiervan was, zijn
taak niets minder ernstig opvatte dan zijn
vriend. Van zichzelf tilde hij dat echter
niet zwaar, wel van den vriend, die zich
over zijn drukke bezigheden tegen hem had
uitgelaten.
Zulke menschen, die altijd een groote be
langstelling hebben voor de moeilijkheden
van hun medemenschen zijn overal graag
geziene gasten: zij interesseeren zich voor
het lot van anderen, niet uit nieuwsgierig
heid. maar omdat zij weten dat een aan
dachtig gehoor noodzaak kan zijn voor
iemand die moeilijkheden heeft, en pok uit
medegevoel tegenover de menschheid, uit
zuivere menschlievendheid.
Zij hebben belangstelling voor iemand,
die zwaar getroffen is en die is blijven staan
bij het verdriet, en er nooit meer uit om
hoog kan of wil komen; zij voelen mee met
een ander die coquétteert met zijn zorgen, er
eeuwig en altijd over praat, en zich er
achter verschuilt als verontschuldiging voor
een tekort aan levenskracht. Hun oordeel
is altijd mild en hun hartelijkheid is groot
tegenover iedereen, want onderscheid maken
OM ZELF TE MAKEN!
zij niet, elke mensch is hun belangstelling
waard.
Een aangeboren eigenschap lijkt dit in
de meeste gevallen, maar wanneer die niet
door den bezitter ervan wordt aangekweekt
en onderhouden, dan zal er op den duur niet
veel meer van overblijven. En zoo kan iemand
die ze niet heeft, ze aankweeken, en maken
tot iets moois in zijn leven, waaraan niet
alleen zijn medemenschen, maar ook hijzelf
vreugde beleeft.
E. E. J.—P.
KLEINE WENKEN.
Waar ge ook zijt, thuis of in
gezelschap, denk er aan nooit
op één van de boven afgebeel
de wijzen te gaan zitten. Het is
leelijk en onvrouwelijk, en zelfs
de mooiste japon kan niet goed
maken, wat een dergelijke on
elegante houding bederft.
begin geen genoegen meer kunnen vinden in
de dingen van alledag. We kunnen ons wel
forceeren tot belangstelling, we kimnen ons
zelf wel wijs maken, dat we plezier hebben.
Maar ten slotte moeten we toegeven; de kleur
ontbreekt. Om gelukkig te zijn moet er even
wicht, zekerheid zijn.
Evenwicht, zekerheid en een doelEn dat
in deze tijden van onzekerheid! Meer dan ooit
moeten we het daarom innerlijk en niet uiter
lijk zoeken.
Het is een akelig verschijnsel, dat er tegen
woordig zooveel menschen voor kleine genoe
gens den neus ophalen. „Wat heb je daar nu
aan". Als je er zelf nog een zekere dosis en
thousiasme op na houdt, kunnen zulke „droog
stoppels" je mateloos ergeren en je eigen ple
zier bederven.
En hoe dikwijls zal het plezier van de zéér
enthousiasten bedorven worden!
De zéér enthousiasten dat zijn de kin
deren.
Als er kinderen in onze omgeving zijn dan
zijn we aan hen verplicht enthousiast te wor
den of te blijven voor kleine genoegens. Een
kind dat altijd afgesnauwd wordt als het met
een leuk plannetje voor den dag komt, een
kind dat nooit eens verrast wordt met de een
of andere gezelligheid, is een ongelukkig
schepseltje. Ook het zuchtend dan maar toe
geven of het plichtsgetrouw trakteeren op een
uitgangetje kunnen een kind niet tevreden
stellen. Het verlangt meeleven.
„Kijk, moeder, een trein!"
Dan moet je niet alleen zeggen, dat je den
trein leuk vindt, nee, je moet het echt leuk
vinden dat de trein daar gaat. Je moet je met
het kind kunnnen verheugen.
MoeilijkWant als het leven je veel ont
houdt, je geen geluk, geen doel geeft, hoe kun
je je dan ieder oogenblik van den dag verheu
gen, zoo maar over niets?
Nee, zonder doel gaat het niet. Maar is er
dan heusch geen.doel te vinden? Ziet alles er
donker uit, lijkt de toekomst nog donkerder?
Misschien is het goed te bedenken, dat het
leven ook dit doel kan hebben: een gelukkig
mensch zijn, ondanks alles. En dan kunnen
we ook werkelijk weer een hulp hebben aan
„de kleine genoegens des levens".
BEP OTTEN.
HOE BEHANDEL IK HET GESTREKEN
WASCHGOED?
Vele huisvrouwen leggen de pas gestreken
wasch dadelijk in de kast. Dat is verkeerd.
Men moet het waschgoed in een verwarmd
vertrek laten drogen, omdat daardoor verme
den wordt, dat er vlekken door het liggen in
komen en het goed slap wordt. Pas als het
waschgoed volkomen droog is legt men het in
de kast. Het laatst gebruikte moet altijd onder
het nog in de kast liggende goed gelegd wor
den, zoodat alles regelmatig gebruikt wordt.
HET REINIGEN VAN WIJNFLESSCHEN
Wijnflesschen reinigt men met water, waar
in een weinig zoutzuur (vergift!!) is gedaan.
Heel smerige flesschen reinigt men het beste
door 20 gram chloorkalk in 1 liter water op
te lossen en de flesschen tot aan den rand
met deze vloeistof te vullen. Zoo laat men ze
eenige dagen staan en spoelt ze dan met hel
der water goed uit.
TUSSOR EN SHANTUNG
Deze stoffen moeten in tegenstelling met
andere zijde, geheel droog zijn, voor zij ge
streken worden met een heet ijzer. Om een
mooien glans en voldoende stijfheid te geVen
aan tussor doopt men deze in een beetje
melk bij wijze van stijfsel.
EéN JAPON VOOR VELE
GELEGENHEDEN.
„Practische woninginrichting"
een handleiding voor iedereen,
door Paul Bromberg.
Het heeft altijd een onweerstaanbare char
me voor mij om de uitlatingen van twee men
schen, beide tot spreken bevoegd, maar spre
kende van uit een heel verschillenden aard
en aanleg, tegenover elkaar te zetten, en dan
met een stil genoegen te constateeren, hoe
zij met dezelfde innige overtuiging over één
onderwerp twee volkomen tegenovergestelde
dingen beweren. Zoo overkwam het mij de
zer dagen, dat ik in het laatste boekje van
den fijnen Zwitserschen schrijver Ramuz het
volgende las en het is typeerend, dat hij
bescheiden en wel begint met te vertellen,
dat hij weet, dat er veel menschen anders
denken dan hij. en dat hij zijn verdere mee
ningen enkel en alleen als zijn strikt persoon
lijke overtuiging lanceert: „ik vind", „ik
houd er van", niemand anders hoeft het te
vinden of er van te houden.
„Er zijn menschen. die alles wat gemak
brengt, een groote aanwinst vinden voor hun
levensgeluk; ik vind alleen een aanwinst, dat
wat mij tot een voorbeeld dient Ik haat alles,
wat „comfort" heet. Ik houd ervan, dat de
dingen zich tegen mij te weer stellen, bijvoor
beeld een huis, dat eigenlijk te groot is, een
houtvuur, dat weigert te branden in een
slecht trekken den schoorsteen. Ik vind het
prettig, dat de dingen hun eigen wezen heb
ben, waar ik ook het mijne hebIedere
tegenstand dwingt mij met mijn volle be
wustzijn aanwezig te zijn".
En een paar dagen later sloeg ik de eerste
bladzijde van het boek „Practische Woning
inrichting" van den Nederlandschen binnen
huisarchitect Paul Bromberg op. en las daar
wat, op aanmerkelijk minder bescheiden toon,
die schrijver zegt:
„Wat hebben we noodig? Ieder, die zijn wo
ning gaat inrichten, moet bovenstaande
vraag stellen. Als maatstaf voor wat we noo
dig hebben, kunnen we niet de bestaande ge
woonten aannemen. Een groot aantal bij
komstigheden zijn door die gewoonten opge
stapeld tot reeksen belemmeringen, die het
wonen zoo gecompliceerd maken, dat de
primaire eischen door die bijkomstigheden
worden verdrongen. Weinig is er noodig te
kunnen „wonen", wie uit kamoeeren trekt,
wordt zich van die primaire eischen weer be
wust en tot zijn ontsteltenis komt de kam
peerder tot de ontdekking, dat zijn primi
tieve behuizing sommige practische voordee-
len heeft boven zijn woning met twintigste
eeuwsche cultuur".
Tja, wat moeten menschen als Ramuz en
ik nu, die ook heusch allesbehalve alleen op
de wereld staan? Wij, die een niet trekkend
houtvuur verkiezen boven een wel trekkend
omdat het zoo allerleukst kan zijn om den
strijd aan te binden met een houtvuur alsof
het een mensch is. waardoor je je niet op
den kop wil laten zitten? Wij, die ontzettend
hechten aan onze bestaande gewoonten, die
van alles noodig hebben om te kunnen wo
nen, o mijn hemel, zoo ontzettend veel, dat
we gewoon niet weten, waar we 't laten zul
len, wij. die. al kampeerend. ook den eersten
dag wel eens vonden, dat dit soort van leven
werkelijk bijzonder eenvoudig was, maar die
in de daaropvolgende dagen alle mogelijke
voor ons onontbeerlijke dingen gingen mis
sen en die een stille zucht van dankbaarheid
slaakten, toen we onze ingewikkelde woning
met haar geliefde dierbaarheden weer betra
den? Moeten we dat alles zoo maar prijs ge
ven, is het onverantwoordelijk om in den te-
genwoordigen tijd aan zulke onzakelijke ge
voelens als beven aangehaald uiting te ge
ven? Ook Paul Bromberg capituleert, zij het
pas aan het eind van zijn boek, en schrijft
daar het volgende:
„Wat hebben we noodig?" is het uitgangs
punt van al onze beschouwingen. Bij de
„sfeer", die we noodig hebben, behooren tal
van „petits riens", die op zichzelf beschouwd
misschien overbodig lijken, maar toch niet
gemist kunnen worden in het totaal beeld.
Dit is geen vrijbrief voor de prullaria, die
men gewoonlijk in rampzalige overvloed aan
treft. want alleen een voorwerp, waarmee we
zelf contact hebben, een voorwerp, dat ons
„iets doet", dat hebben we noodig. En als we
deze selectie aanbrengen, zal het weinige, dat
overblijft, aan versierende macht winnen".
En dus. na dertien andere hoofdstukken met
klinkende titels: „Zon. licht en lucht", „Prac
tische indeeüng van de ruimte", „Berging",
„Eetgelegenheid", „Zit- ru-st- en werkgelegen
heid". „Slaapgelegenheid", Badkamer- of
douche-gelegenheid". „Werkplaats voor de
kinderen, die den geheelen dag voor hen
openstaat". „Een doelmatige keuken", „Ver
lichting", „Verwarming", „Weinig onderhouds
kosten, veel besparing" en „Verbeteringen
aan ons huis" komt zielig en wel het hoofd
stukje „sfeer" ter sprake, waarin Paul Brom
berg ons permissie geeft om ten min «te in
een zeer klein en select aantal siervoorwer
pen, waarmee we „contact" hebben, onzen
eigen smaak te volgen en wat eigen sfeer aan
EEN BEETJE BELEEFDHEID....
Het is niet vriendelijk, in tegenwoordigheid
van een persoon, dien men niet vraagt,
iemand uit te noodigen. Men kan wel een ge
legenheid vinden, de uitnoodiging zoo te doen,
dat niemand zich beleedigd voelt.
Voert men een debat of heeft men een
anderen strijd uit te kibbelen, dan moet men
hiermee in ieder geval wachten, totdat men
zich in een gesloten kamer bevindt. De straat
of het restaurant zijn hiervoor niet de ge
schikte plaats.
„De kleine genoegens des levens". Kunnen
zij ooit een groot geluk vergoeden? Misschien
niet. Maar misschien kunnen zij voeren naar
geluk, een ander geluk wel is waar dan wij
ons wellicht droomden, dan wij ons nu nog
voor kunnen stellen, maar dat toch geluk is.
Men denkt wel eens, dat het zóó is: er zijn
menschen die hun geluk weten bij een levens
doel, bij een bepaald iemand, bij hun werk,
die daarvoor leven en die buiten dat ééne geen
voldoening vinden.
Er zijn anderen, die nu eens hier, dan eens
daar een brokje geluk oprapen, die blij kunnen
zijn met kleinigheden, met een boekje in een
hoekje, met een uitgangetje of een fijn diner-
tje. Dat noem je dan van die tevreden sterve
lingen, die blij zijn met niets.
Maar als we een beetje dieper kijken, dan
zullen we deze twee menschensoorten niet
meer zoo direct van elkaar scheiden. Menschen
die een groot geluk hebben gevonden kunnen
zich meestal ook verheugen in de kleine ge-
noegelijkheden van het dagelijksch leven. En
zij die zich zoo kinderlijk blij maken met klei
nigheden zij zullen ook wel het een of ander
geluk hebben, dat hen zoo tevreden maakt.
Het is nu eenmaal zoo: om zich in kleine
pleziertjes te kunnen verheugen, moet er een
licht in ons leven zijn, dat over alle dingen
en gebeurtenissen schijnt. Er moet iets of
iemand zijn die kleur geeft aan ons leven. Is
dat er niet, dan zijn .de kleine genoegens ook
zinloos. „We hebben geen zin", zeggen we, als
men ons uitnoodigt. We zouden nog beter
kunnen zeggen: „het heeft geen zin". Men
schen die kleine genoegens najagen om hun
leven er mee te vullen zijn alleen maar op zoek
naar geluk, we kunnen niet zeggen, dat ze
gelukkig zijn.
Echt geluk dat blijft het hebben van een
doel om voor te leven, dat maakt ook het da
gelijksch leven zinrijk. En als we dat doel niet
hebben of als het ons ontnomen wordt? Och,
dan is het zoo heel natuurlijk dat we in het
te brengen. Verder is dat voor een groot con
tingent van ons uitgesloten, in zijn besprekin
gen van „goede voorbeelden van interieurs"
neemt Paul Bromberg aan, dat we, net als
hij, ons hart verpand hebben aan moderne
houten, of. nog erger, stalen meubels, en bij
passende, doelmatige matglazen en stalen en
de hemel mag weten wat voor leelijke lam
pen nog meer, en laat rustig al het andere
buiten beschouwing.
Moeten we dan allemaal onze dierbare oude
dingen maar afschaffen, omdat ze niet pas
sen in een practische woninginrichting, onze
knusse oude stoeltjes en tafeltjes, omdat 'het
te veel tijd neemt om iederen dag het stof
van hun kostelijke gebogen pooten en leunin
gen af te nemen, ons dierbare Biedermayer
naaitafeitje, omdat er tegenwoordig praoti-
scher dingen zijn dan fijne, oude naaitaf ei
tjes, onze reusachtige oud-Hollandsche kast,
omdat hij een leelijke sta-in-den-weg is en
alle ideeën, die Paul Bromberg aan de hand
doet voor een ruimte-besparende-meubilee
ring volkomen onuitvoerbaar maakt?
Dat is het hem juist. Paul Bromberg schrijft
buiten op zijn handleiding* dat hij haar
schreef „voor iedereen". Dat is niet waar. Hij
schreef haar voor zijn geloofsgenooten, die
tegenwoordig inderdaad vele zijn. en waarvan
de meesten waarschijnlijk zeer dankbaar zul
len zijn voor de moeite, die hij zich onmis
kenbaar gaf om hen behulpzaam te zijn bij
het inrichten van hun huis op de wijze,
zooals hij en zij vinden, dat een huis inge
richt moet zijn.
Het boekje is practisch ingedeeld, doet een
groote hoeveelheid nuttige ideeën aan de
hand, en geeft van vele dingen, die het leven
comfortabel en eenvoudig maken; uitstekende
foto's, waarbij bijna in alle gevallen opgave
van afmetingen en prijs, zoodat men, als men
wil, desnoods zijn bestelling meteen aan de
betrokken firma doen kan. Het is een feit,
dat men hier tientallen dingen tegen komt,
waarvan men zelfs het bestaan niet wist, en
bij wijze van toegelichten catalogus kan het
werkelijk voor iedereen van nut zijn.
Het een „handleiding voor iedereen" te
noemen getuigt van weinig begrip van wat
dat woord „iedereen" wel inhoudt: er loopen
onder iedereen nog ontelbaar veel willens en
wetens afvallige eigenwijzen rond. die het
woord practisch zelfs in hun woninginrich
ting voor geen geld op de eerste plaats zou
den willen zetten, en die, in hun afschuwe
lijke verwaandheid en betweterigheid, de
charme van het onpractische stellen boven
het gebrek aan charme, dat practischheid
voor hen heeft.
Over smaak valt niet te twisten, en de mo
derne binnenhuisarchitect kan niet beter
doen dan zich schouderophalend afwenden
en hen in hun sop laten gaar koken.
WILLY VAN DER TAK.
KEUKENCEHEIMEN.
Witte boonensoep (4 personen)3 ons witte
boonen, 21/2 L. water, 1 lepel zout, 4 preien,
1 bosje selderij, 4<j gr. boter.
Wasch de boonen, week ze een nacht in
21/2 L. water en laat ze in het weekwater
den volgenden dag gaar en fijn koken '21/2
uur). Giet alles door een zeef en wrijf de
boonen goed fijn, zoodat alleen de schillen op
de zeef achter blijven. Laat het gezeefde vocht
met de gesnipperde prei, de fijngehakte sel
derij en een lepel zout nog 1/2 uur koken en
roer er op het laatst de boter door. Geef bij
deze soep een schaaltje met kleine dobbel-
steentjes oud brood, die in de koekenpan in
boter goudbruin en knappend gebakken zijn.
Kastanjepuree (4 personen): 1 pond kas
tanjes, 40 gr. boter, 3 d.L. melk of bouillon (of
half om half), zout.
Wasch de kastanjes, snijd in het platte ge
deelte een kruis door den schil en ook door
het onderliggende bruine huidje.Kook ze twin
tig minuten in ruim kokend water, pel ze en
kook ze verder met wat zout in de melk gaar
(ongeveer 1/2 uur). Wrijf de kastanjes door
een zeef, roer ze op een zacht vuur luchtig en
vermeng de puree met de boter. Geef kastan
jepuree bijvoorbeeld bij varkenskarbonaden
en spruitjes.
Gevulde zandtaart: 300 gr. bloem, 200 gr,
boter, 1C0 gr. basterdsuiker, een snufje zout,
een weinig vanillemerg, abrikozen- of fram-
bozenjam, poedersuiker.
Doe de bloem, boter, basterdsuiker, het
zout en het vanillemerg in een kom. snijd de
boter in kleine stukjes en kneed daarna, de
massa tot een elastischen bal deeg. Verdeel
het deeg in twee stukken, waarvan het eene
iets grooter is dan het andere. Bestrijk een
zandtaartvorm met boter, druk het grootste
stuk deeg in den vorm, zóo, dat het tevens
de zijkanten bedekt, leg er een dun laagje
jam in. dek alles af met de rest van het deeg
en bak de taart in een matig warmen oven
gaar (ongeveer 1 uur). Bestrooi de taart na
bekoeling met wat gezeefde poedersuiker.
Op dezelfde wijze kunnen in kleine zand
taart vormpjes kleine gevulde zandtaartjes
gebakken worden.
a C. F.
We gaan 's middags ergens tea'en,. we be
zoeken een theater, we wonen een lezing bij
en verwachten gasten, alles in één japon.
En als we het een beetje handig doen, kun
nen we er zelfs mee naar een bal gaan.
Voor het kleine avondtoiletje en voor de
namiddagjurken maakt de mode gebruik der
combinatie: glanzende en matte zijde. Dat
beteekent voor een beetje handige vrouw, die
bovendien over wat smaak en fantasie be
schikt, dat ze haar japonnen van verleden,
jaar kan veranderen, of zelfs van twee japón-"'
nen één maken, die dan hoogst modern is.
Zeer veel zal de combinatie wit-zwart ge
zien worden. Ook dit is een aanwijzing voor
iedere vrouw.
Het grootste kenmerk van de nieuwe mode
is nog altijd de verbreede schouderlijn. De.
japonnen zijn nauw aangesloten om de heu
pen. De japon voor feestelijke gelegenheden
heeft een naar onderen toe zeer wijd uitloo-.
pende klokrok. Dat men naar believen mou
wen in kan zetten is niets nieuws meer. De
sluiting wordt gemakkelijk verborgen onder
de wijde pelerine. We kunnen ook een heel
groote verandering aanbrengen maar daar
behoort veel smaak toe en wel door het ge
heels bovenstuk, dat uit mouwen en kraag
bestaat, er af te nemen en een blousje van
tule met pofmouwen er over te doen. Dit tulen
„jakje" maakt men op den rug met een groo
ten strik dicht.
GROOTE HOUTSTRAAT 16
Speciale verkoop Ratiné
en Jap. gewatteerde
(Adv. Ingez. Med-l
GROOTE SORTEERING
Prima modellen. Ook extra
groote maten.
Prijzen van af f 2,90