VELO'S zijn niet duur
LETTEREN EN KUNST
KANTTEEKENINCEN
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct.
Radiomuziek der week.
BIOSCOOP.
Nieuwe Uitgaven.
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
17
Carnaval, door C. en M. Schar-
ten Antink. A'dam, Wereld
bibliotheek.
Wij weten, dat, terzelfder stond met ons,
millioenen menschen leven, liefhebben
dood gaan. Dat komen en gaan geschiedt
met zulk een onafwendbare regelmatigheid,
en is per slot van rekening van zoo geringe
importantie, dat wij ons zouden kunnen ver
bazen over het gewicht dat wij aan de daar-
tusschen liggende periode toekennen, zoo daar
niet de liefde was, die even zoovele millioenen
schakeeringen vertoont, in die veelsoortige
nuances het leven kleur verleent en het in
de uitnemendste gevallen een waarde geef!
die ver boven de waarde van het leven zelf
uitgaat en dan ook duurzamer dan het leven
kan zijn.
Tusschen twee carnavals in overziet Ar-
dengo Abbatello zijn nog korte leven en schil
dert het echtpaar Scharten ons Ardengo':
groeiend besef van wat liefde zijn kan. In
den aanvang is het met dat besef al heel ge
woontjes gesteld. Hij kan er als knaap nog
slechts afkeer van hebben als hij bemerkt
hoe zijn vader, vroeg weduwnaar geworden,
zijn positie tegenover het vrouwelijk perso
neel misbruikt en kan ook nog niet de na
tuurlijke goedheid van Diletta, de dienstbo
de, die hem broertjes bezorgt, doorgronden.
Hij haat haar, instinctief, hoewel ze hem
het leven redt bij een brand, waarbij zij zel
ve omkomt. Hij haat ook zijn vader en als
hij, ouder geworden, zelf met het leven en
de vrouw contact krijgt, zal hij van beide ge
nieten, zooals ze op zijn weg komen, nuchter
en liefdeloos. Maar zijn vader, die geen fielt,
doch een bovenmatig luchthartig en lichtzin
nig, toch goedbedoelend pretmaker is, raakt
door zijn duiten heen en dan gaat Ardengo
opgevoed worden in het huis van zijn groot
vader, den ernstigen Senator Cavallaro,
staatsman en professor en in alles een man
van hooge geesteshouding. Ook deze is reeds
jaren weduwnaar en bewoont met de weduwe
van zijn eminenten, jong gestorven zoon de
groote en prachtige villa Cavallaro. Een
Zwitsersche jonge vrouw, Mademoiselle, if
zijn secretaresse en assistente bij veel weten
schappelijk werk, terwijl Renza, zijn schoon
dochter, op voorname manier de honneurs
van het huis waarneemt. In deze zuivere
aristocratische sfeer groeit Ardengo thans
op. Zijn vereering voor zijn grootvader
grenzeloos en die wordt trouwens door ieder
in den huize gedeeld. Want de oude Caval
laro is een perfect gentleman. Met groote
liefde omgeeft hij zijn kleinzoon zonder zich
zelf op te dringen en ook voor den in de put
geraakten ouden Abbatello en zijn verdere
familie weet hij van tijd tot tijd op fijne wijze
in de bres te springen. De jonge Ardengo ziet
in zijn grootvader het voorbeeld ter navolging
en in de voornaam-rustige sfeer van het huis
de veilige haven voor zijn door allerhande pro
blemen bestormden geest. Waarom moet dat
alles in hem stuk gaan, als na grootvaders
plotseling sterven, een op diens schrijftafel
gevonden briefje aan Mademoiselle hem de
vrij groote zekerheid geeft, dat er tusschen
die beiden een meer dan gewoon vriendschap
pelijke verhouding bestaan heeft! Ardengo
voelt dat als een hoon aan zijn vereering voor
den ouden man. Hij dus ook al, evenals va
der! Ook hem gaat hij haten evenals made
moiselle, en in de sfeer van het huis, die hem
thans leugenachtig voorkomt, wil hij niet
blijven. Hij verlaat Palermo, gaat zwerven en
verdoet zijn geërfd vermogen met vriendin
nen en met spel, in Londen en Parijs, in
Nice en Monte Carlo. Eerst als hij berooid
naar Palermo terugkeert en met Mademoi
selle dat prachtige gesprek heeft, waarin
deze hem leert dat iedere liefde die zuiver is
er recht op heeft, ontzien te worden, waarin
zij hem zijn grootvader weer doet zien in het
licht zijner groote vereering, eerst dan komt
er die groote rust van begrijpen over hem, en
wast het besef van wat liefde zijn kan bij
hem tot een vreugdig aanvaarden van het
leven, dat zijn wantrouwen en afkeer ervan
doodt. Zijn vader en Diletta ziet hij verge
vensgezinder, zelfs met genegenheid, van zijn
zuster gevoelt hij thans de zielegrootheid cn
voor Mademoiselle een dankbare waardee
ring. De weg tot het besef is lang geweest,
maar hij gaat, hoewel arm nu aan goederen,
met het hoofd omhoog een nieuwe toekomst
tegemoet.
De weg had korter kunnen zijn. Is het
noodzakelijk dat Ardengo eerst zijn geld en
goed verboemelt, vóór hij dat alles verhelde
rende gesprek met Mademoiselle voert? Die
tijd van zelfkwelling en menschverachting
is door de auteurs wel lang genomen, maar
wij zijn er een groot aantal mooi geschreven
episoden rijker door geworden. Mooi geschre
ven is trouwens dit geheele boek weer en ook
de vele figuren die rond en naast Ardengo en
zijn grootvader optreden en die ik zelfs niet
noemde in dit verkort verslag, zijn met rijp
begrip en scherp psychologisch inzicht op
pooten gezet. Wat zouden wij graag col
lega Schuil wees er reeds op in zijn verslag
over Scharten's lezing in Haarlem, eenige
weken geleden vernomen hebben hoe het
echtpaar Scharten-Antmk den arbeid ver
deelt, hoe zulk een gaaf boek uit een samen
werking ontstaan kan. wat daarvan elks deel
en elks verantwoordelijkheid is. Het „zwei
Seelen, ein Gedanke" vindt hier wel een zeer
letterlijke toepassing misschien.
Ook het verschil tusschen spreken en schrij
ven *an aan den persoon Carel Scharten ge
demonstreerd worden. De spreker (lezer)
Scharten kan mij voortaan gestolen blijven;
den schrijver (medeschrijver) Scharten zul
len wij hoogelijk blijven waardeeren. U voor
lezend. met zachte, een beetje geaffecteerde
stem, rustig voortkabbelend als een beekje in
den Gelderschen achterhoek, geleek Schar
ten een slaapwandelaar, die rustig zijn gang
gaat en niets omver gooit. Schrijvend en aan
zijn lezers de verklanking zijner gedachten
overlatend, boeit hij op duurzame wijze door
den rijkdom zijner psychologische inzichten,
de zorgvuldigheid zijner beschrijvingen. Een
klein beetje hinderlijk zijn in die overigens
zoo verzorgde taal, uitdrukkingen als: „Hij
keek rond zich" (voor eenvoudig „om zich
heen") of „Haar gezicht was bleek en onder
komen" (pag. 111). Ik geloof niet dat men
dat in zuiver Nederlandsch pleegt te schrij
ven of dat zulk een gezicht in onze taal een
onderkomen vinden kan. Maar overigens:
niets dan respect voor dit mooie boek, waar
in van enkele nuances der genegenheid, waar
uit liefde geboren wordt, een fijnzinnige en
diep doordringende beeltenis gegeven wordt.
MUZIEK.
R. K. Oratoriumvereeniging
Das Lied von der Glocke.
De bloeitijd van Max Bruch's muze is wel
voorbij, althans wat de groote muziekcentra
betreft; dat zij echter ook in deze het vermo
gen om te behagen en te boeien nog niet ver
loren heeft, is me$ de uitvoering van ..Das
Lied von der Glocke" door de R.K. Oratorium
vereeniging bewezen. De inspiratie van den
componist is maar zelden tot in de nabijheid
der sterren gestegen en evenmin heeft hij de
diepste diepten der menschelijke ziel gepeild;
in detailschildering van pastorale en huise
lijke scènes staat hij verre bij Haydn ten ach
ter, vooral wat geestigheid betreft o. gees
tig of ondeugend is de muziek van Bruch ner
gens maar er is toch zóóveel aantrekkelijks
en zoetvloeiends en wellluidends en soms ook
wel verhevens in zijn „Das Lied van der
Glocke", dat het volkomen begrijpelijk is, dat
het meerendeel van het muziekminr.end
menschdom het werk gaarne hoort en zelfs er
de voorkeur aan geeft boven een compositie
als „Jesus en de Ziel", die wel veel moderner,
maar daarom nog niet mooier is. Het zwakst
schijnt Bruch in zijn uitbeelding van het
slechte, dramatische en verschrikkelijke, zoo
als de tafereelen van brand en oproer. Hij
heeft in dat opzicht eenige verwantschap met
Franck, wien dat in „Les Béatitudes" ook het
minst gelukt is. Overigens is Franck oorspron
kelijker en overtuigender.
De uitvoering mocht over 't geheel gepre
zen worden. Het koor zong zuiver en be
schaafd; de alten en de tenoren soms wat
zwak tegenover de sopranen en de bassen. Van
te groote scherpte der sopranen was nu geen
sprake meer, zelfs bij de hooge bes niet.
De solisten waren alle vier voor hun taak
volkomen berekend. To van der Sluys heeft
menig oogenblik door haar warme voordracht
geboeid; de helderheid van haar rein geluid
leek in den aanvang soms iets minder volko
men dan anders, maar herstelde zich weer.
Annie Woud zong aangrijpend de groote alt
aria's, waarvan no. 11; „Wohltatig is des
Feuers Macht" en no. 17: „Ach die Gattin
ist's" bijzondere vermelding verdienen. De
tenor Marcus Plooyer voldeed over 't alge
meen zeer, al werd hij in een deel van no. 19
wat te veel door het orkest overstemd. De bas
Louis Bogtman had een groote en belangrijke
partij; bij zijn zingen bekoort me vooralsnog
zijn edel geluid het meest; dictie en uitspraak
kunnen, naar mij voorkomt, nog winnen. De
samenwerking der solisten bereikte haar
hoogtepunt in het mooie terzet (no. 22) dat
prachtig van klank was.
Alle goede momenten der solisten afzonder
lijk te noemen zou veel te veel plaats vergen,
maar ik wil nog vermelden dat aan elk van
hen bijzondere bijvalsbetuigingen ten deel
vielen.
Het versterkte H.O.V.-orkest werkte met koor
en solisten bevredigend samen. Aan 't slot
der tenor-solo no. 4. was de orkestpartij on
duidelijk. Het orgel, door Olivier Koop be
speeld, ondersteunde met zijn machtige stem
het ensemble en verleende aan de culminatie
punten een hoogeren glans.
De dirigent Hub. Cuypers nam in den aan
vang sommige tempo's aanmerkelijk vlugger
dan in de partituur voorgeschreven is. Ik
kreeg niet den "indruk dat dit tot nadeel
strekte. Het koor bleek door hem zóó goed
voorbereid dat hij zich tot een rustige en voor
de zaal nauwelijks in 't oog vallende directie
bepalen kon: alles kwam toch naar behooren
terecht.
Zoo kan de R.K. Oratoriumvereeniging weer
op een goede, goed bezochte en met gul
applaus beloonde uitvoering terug zien.
K. DE JONG.
WASCHMACHINES van af tl. 30—
WRINGMACHINES van af fl. 13ei
Adv. Ingez. Med.)
CONCERT DER H.O.V. OP 5 NOVEMBER A.S.
Nu Ed. van Beinum het eerstvolgende con
cert der H.O.V. belangeloos zal leiden, schijnt
het me toe dat de Haarlemmers zijn welwil
lendheid slechts op één wijze vergelden kun
nen en moeten: door een stampvolle zaal.
Dat is een eerezaak en een plicht, ook voor
hen die gewoonlijk slechts de concerten van
het concertgebouworkest bezoeken. Men be
denke dat Ed. van Beinum een der dirigen
ten van dit beroemde orkest en bovendien
eerelid der Haarlemsche Bachvereeniging is.
Men heeft hem op een Bachconcert het groote
orkest zien leiden: men zal'met groote be
langstelling waarnemen wat hij uit ons klei
ne orkest, dat eenmaal z ij n orkest en z ij n
leerschool was, zal weten te tooveren.
Ons orkest zal zijn vroegeren leider met
vreugde voor een wijle weerzien; wij mogen
daarin niet achterblijven.
K. DE JONG.
October '33.
J. H. DE BOIS
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONG.
Meer dan eens was er aanleiding om in deze
rubriek te wijzen op het ontbreken van over
leg en samenwerking tusschen de omroep-
vereenigïngen in de verschillende landen, ten
gevolge waarvan het niet zelden voorkomt, dat
eenzelfde werk nu eens in langen tijd in 't
geheel niet. dan weer plotseling in dezelfde
week en zelfs op den zelfden avond meervou
dig op de programma's voorkomt. Het kan
zijn dat zulk een overleg om technische rede
nen niet mogelijk is, hetgeen wij buitenstaan
ders natuurlijk niet beoordeelen kunnen. Maar
dat Hilversum één en dezelfde sonate van
Beethoven tweemaal in een en dezelfde week
op haar programma's laat plaatsen, zonder dat
daarvoor een speciale reden, als een herden
king of zoo iets, aanwezig is, wijst toch wel op
een gebrek aan opmerkzaamheid bij dege
nen. die met de samenstelling der program
ma's belast zijn. Zoo'n geval doet zich a.s. week
voor ten aanzien van de sonate op. 26 van
Beethoven, die Maandag en Donderdag zal
worden uitgezonden.
Deze sonate is, vooral wegens den daarin
voorkomenden tremmarsch. van vrij algemee-
ne bekendheid. Toch schijnt het mij niet on
dienstig eenige bijzonderheden ervan aan te
stippen. De Sonate op. 26 is in de rij van
Beethoven's sonates de eerste die wat betreft
de soort en de opvolging der hoofddoelen princi
pieel van het gewone schema afwijkt. Met haar
voorgangster, op. 22 was Beethoven tot de
vierdeelige sonate teruggekeerd, nadat de drie l
daaraan voorafgegane in drie deelen vervat
waren. Op. 26 nu is ook vierdeelig, maar de
eerste en voornaamste eigenschap er van is,
dat geen der vier hoofddeelen den z.g. hoofd
vorm der sonate vertoont, hoezeer ook deze
vorm door Beethoven geliefd was. Het eerste
hoofddeel bestaat uit een reeks variaties op
een liedvormig thema; het tweede, het Scher
zo, heeft den vorm der Menuet met Trio. dus
tweemaal tweedeelig; het derde, de Marcia
funèbre, heeft denzelfden vorm; het vierde is
een rondo. Een eigenlijk markant thema ont
breekt in dit laatste hoofddeel: het is groo-
tendeels uit een voortschrijdende of op de
plaats blijvende figuur opgebouwd, die ook in
dat fragment dat men als tweede thema moet
beschouwen begeleidend optreedt. Dat tweede
thema is wel zóó eenvoudig als het maar kan:
de drie noten van een drieklank, die op en
neer springen boven of onder een onveran
derlijke septime-accoordharmonie, die zich pas
oplost als dat tweede thema eigenlijk voorbij
is en voor de slotgroep plaats maakt. Ook het
alternatief, dat hier in mineur optreedt, is uit
een reeks figuren samengesteld, zoodat de
bewegelijkheid van het geheel aan een moto
perpetus zou doen denken, ware het niet dat
zij af en toe door accoordslagen onderbroken
wordt.
Van het Beethoven-programma van Hilver
sum (Maandagavond) behooren de 8ste Sym
phonic, het 4de Pianoconcert en de Aria „Ah!
Perfido!" tot de algemeen bekende werken,
het Rondino voor acht blaasinstrumenten
echter niet. Dit werkje is in hetzelfde jaar,
1792, geschreven als het Octet voor blaasin
strumenten. Beide werken verschenen pas na
Beethoven's dood in druk, het Rondino zonder
opusgetal, het Octet als op. 103. Dit hooge
nummer stemt dus niet overeen met den tijd
van ontstaan. Rondino en Octet zijn geschre
ven voor het blazersensemble van den keur
vorst Max Franz. dat twee hobo's, twee clari-
netten. twee hoorns en twee fagotten telde.
In 1796 verscheen een bewerking van het
Octet als strijkkwintet met het opusgetal 4
van Beethoven's hand. Als men dit alles weet
kan men de schijnbare tegenstrijdigheid in de
muziekcatalogussen ..Quintett op. 4 nach dem
Octett op. 103 oplossen. De Aria of ..Szene mit
Orchester" is ook van het jaar 1796; zij be
oogt in hoofdzaak een sterk dramatisch effect
De tweede Symphonie van den Sakser Robert
Volkmann (1815'83), een der epigonen van de
MendelssohnSchumann periode, behoort ook
al niet tot de werken die men hier vaak
hooren krijgt. Nieuwe gezichtspunten zal de
muziek van Volkmann, die in zijn latere
levensjaren professor aan het Pester Con
servatorium was, den hoorder niet openen, en
misschien zal zij velen als een specimen van
kunst uit een voorbijgegaan tijdperk schijnen,
maar toch zal menig oor, dat nog niet door den
modernen dissonantenregen ongevoelig ge
maakt is voor eenvoudiger indrukken, met ge
noegen naar Volksmann's ongekunstelde mu
ziek luisteren, zooals we ook nog gaarne zijn
Serenade en de .4 handige stukjes van zijn
„Musikalisches Bilderbuch" hooren. De Sym
phonie is vierdeelig. Allegro Vivace; Allegret
to; Andantino; Allegro Vivace. De laatste
twee hoofddeelen dragen eenigszins Russische
karaktertrekken.
Nog een zelden uitgevoerde 2de Symphonie
valt te vermelden, n.l. van Tchaikowsky,
wiens internationale roem als symphonie-com-
ponist met zijn zesde begon om vervolgens
achterwaarts tot en met de vierde te gaan.
Zijn tweede is geschreven in 1872 en in 't vol
gende jaar onder leiding van Nicolai Rubin
stein (den broer van Anton R.) te Moskou voor
't eerst uitgevoerd. Zij staat in C. min., draagt
het opusnummer 17 en bevat de volgende vier
hoofddeelen: 1. Andante sostenuto Allegro; 2.
Andante marziale; 3. Scherzo; 4. Finale.
Zij werd bij de première koel ontvangen en
verwierf eerst in 1891 nadat de componist in
1880 verschillende deelen omgewerkt had, suc
ces. Tchaikowsky noemde haar nu eens zijn
beste werk, dan weer zijn grootste prul. César
Cui prees alleen de laatste 2 hoofddeelen. Ver
schillende thema's in het werk zijn ontleend
aan. volksliederen uit Klein-Rusland. Zij zal
Maandagavond door Brussel Fr. worden uit
gezonden.
De keuze der Bach-Cantate voor a.s. Zondag
(Deutschlandsender) bewijst met hoeveel oor
deel men daar ook op muzikaal terrein te
werk gaat. De titel is in verkiezingstijden reeds
op zich zelf een stuk propaganda-materiaal.
genheid aan, om de film te gaan zien of nog
eens te gaan zien en te genieten van prach
tig spel, een spannend scenario en hoog
staande regisseurkunst.
Voor het Luxor-Nieuws een extra compli
ment voor de verrassing, dat we Lindbergh
en zijn vrouw zien landen op Schelling-
woude.
Een prachtig programma, dat alle aan
beveling verdient!
REMBRANDT THEATER.
Aan de oevers van de
Taiga.
Het Rembrandt-Theater zal Zondagmorgen
een bijzonder goede film vertoonen in de
serie der populair-wetenschappelijke voor
stellingen. Ditmaal heeft de directie beslag
gelegd op een Russische film van Litwinof.
die de oerwouden van Siberië heeft vastge
legd op den filmband. Niet alleen is het le
ven der daar wonende bevolking op interes
sante wijze weergegeven men ziet jager-
dansen, de jacht, het maken van cano's,
enz. maar ook valt de fotografie buiten
gewoon te roemen ,Aan de oevers van de
Taiga" is een film, die aller belangstelling
inderdaad verdient.
CINEMA PALACE
LUXOR THEATER.
Karin Hardt.
zekere mijnheer Gran.
Er voltrekt zich in
Hans Albers een ont
wikkeling, welke zich
n elk zijner laatste
ilms in sterker mate
vertoont. Hij wordt
minder onstuimig, rus
tiger, makker zou men
nisschien nog het best
:unnen zeggen. Of is
'iet: vermoeid? Het
:jkt er soms waarlijk
od. of de fenomenale
p Draufganger een tikje
van het klimmen der
iaren te-pakken krijgt.
Men is in de sport al
zeer vroeg aan zijn
hoogtepunt toeEn
Hans Albers' filmspel
Thea von Harbou. de gewezen echtgenoote van
regisseur Fritz Lang, die het scenario schreef
voor Het Testament van dr. Mabuse.
Het Testament van
Dr. Mabuse.
Om deze film van den eminenten regis
seur Fritz Lang op de juiste waarde te
schatten, moet men hem minstens tweemaal
zien, omdat het bij eerste aanschouwing
bijna onmogelijk is, om alles in zich op te
nemen, waardoor er veel verloren gaat, dat
zoo prachtig van vinding en verzorging is.
De medespelenden zijn allen eerste krach
ten, die elk hun rol op bijna volmaakte wij
ze vertolken. Et is niet één ster. die zich op
den voorgrond dringt, maar allen, in de
hoofdrollen, t-oonen zich sterren, vrijwel ie
dere rol heeft de volle belangstelling en de
gespannen aandacht van den toeschouwer.
Het scenario is geschreven door Thea von
Harbow, die reeds verscheidene scenario's
schreef en wier portret we hierboven geven.
De vorige week heeft er reeds een uit
voerige. zeer waardeerenüe bespreking in
Haar!. Dagblad over „Het Testament van
Dr. Mabuse'' gestaan. Een bespreking, die
velen opgewekt heeft om naar Luxor The
ater te gaan afgeloopen week. Daar de film
geprolongeerd wordt, grijpe men de gele
is met sport immers ten nauwste verwant.
Niet, dat hij het klimmen en springen reeds
opgeven zou! Het lijkt er voorloopig niet op.
Ook in deze film volbrengt hij weer acrobati
sche toeren, waarvan men versteld staat.
Toch is het, of de trucage hem wat meer
te hulp komt en hij niet meer zoo op eigen
risico zijn waagstukken uitvoert. Zij vertoo
nen niet langer het realistische karakter van
vroeger. En er is in de beweging van Albers,
die, door zijn lengte altijd reeds iets slunge
ligs had, al verschafte zijn sportief getraind
lichaam ook aan dit sloome gebaar zijn be
koring, den laatsten tijd iets vadzigs gekomen,
gelijk zijn stem iets van den schallenden over
moed heeft ingeboet en zijn gelaatstrekken
ie.ts bezonkens hebben gekregen.
Dit alles doet aan Albers' figuur geen af
breuk; integendeel, hij is menschelijker en
daardoor belangwekkender geworden. Er is
ziel in dit lichaam gekomen, dat nu niet al
leen meer uiterlijk mannelijk aandoet, maar
ook een rijperen geest openbaart.
Er is in deze film nog een expressief man-
nentype en dat is Albert Basserman, die het
tooneel voor de film heeft verwisseld en op
het witte doek niet minder effect maakt dan
op de planken. Er ligt in de gegroefde kop
van dezen Tschernikow een zoo rijk gescha
keerde gevoelswereld, dat men heel de span
nende geschiedenis, waarvan hij het centrum
is, vergeet om zich weg te droomen in de
prachtige close-up, waarop de acteur met
nauw waarneembare gelaatsmimiek de hevige
gemoedsbewegingen registreert, waaraan de
intrigant ten prooi is, wanneer hij in zijn
opera-loge den tegenspeler in het diploma
tieke hazardspel bespiedt en eensklaps tot zijn
ontsteltenis bemerkt, dat deze heer Gran is
verdwenen. Eenzelfde gelaatsspel krijgt men
te genieten in de confrontatie bij de kluis en
aan 't slot bij de ontmaskering in het politie
bureau.
Als onervaren toeschouwer zou men de op
merking kunnen maken, dat deze intrigant
een te nobelen kop heeft en dat er toch wel
een minimum aan sluwheid uit zijn gelaat had
mogen spreken. Maar vooral in de diploma
tieke en galante wereld is het correctste en
sympathiekste masker vaak het bewijs voor
de gemeenste inborst. Inzoover zou men bij
dezen Tsernikow van een boeventronie kun
nen spreken.
Dan zijn er in de film nog een paar aller
aardigste vrouwtjes, die zich evenals de man
nelijke hoofdspelers onderscheiden door een
getemperd optreden. Karin Hardt, een van
de zwemsters uit Acht meisjes in een boot,
toont ook hier weer haar rank sportfiguurtje.
Mooi is de foto, waar zij met Hans Albers te
zamen op het jacht is gezeten. Mooier mis
schien is nog dit jacht zelf, zooals het met
volle zeilen voorbijvaart.
De film speelt in een bekoorlijke entourage,
waarvan de camera goed profijt heeft ge
trokken. Men ziet zich verplaatst te Rome,
Venetië, de Apenijnen, in paleizen, palmen
tuinen, opera-interieurs en oude burchten.
Het scenario, dat de strijd behandelt tus
schen drieërlei groepen spionnen om het be
zit van een kaart, waar een nieuwe uitvin
ding om oorlogsvliegtuigen onschadelijk te
maken, uiteengezet is, brengt veel spannend
avontuur, maar de toedracht van het geval
is zoo ingewikkeld, dat men wel een puzzelaar
van professie moet zijn om den draad vast te
houden. De regisseur Gerhard Lamprecht
heeft wel prettiger onderwerpen behandeld,
prettiger voor ons, vredelievende menschen
althans, dan dit werk. dat weer geheel uit
belangstelling voor technische oorlogsproble
men is opgebouwd en een beroep doet op den
oorlogsgeest, die den sluwsten en brutaalsten
tot held proclameert-, omdat in dienst van
het vaderland alle middelen zijn geoorloofd.
Als bijgerechten discht Cinema een teeken
film. ditmaal onder het keukengerei spelend,
op. Twee Balalaika-vlrtuosen vullen de pauze.
Het Ufa-journaal geeft een fotografisch ju
weeltje (landelijke dansen) te zien, dat ech
ter niet heelemaal volmaakt gesynchroni
seerd is.
Polygoon verrast met een actualiteit: Lind
bergh's aankomst op Schellingwoude. Voorts
dressuur van Roode Kruishonden en politie-
paarden en de voorbereiding voor de Zes-
daagsche te Amsterdam.
H. G. CANNEGIETER.
a. werumeus buning overleden.
De bekende schrijver van zeemansverha
len A. Werumeus Buning is 87 jaar oud te
's-Gravenhage overleden.
Arnold Werumeus Buning was geboren in
1846 te Uithuizen. Hij heeft als officier aan
vele expedities deelgenomen tot hij in 1876
afgekeurd werd en optrad als directeur van
de Modelkamer van het departement van
Marine en van het Maritiem Museum Prins
Hendrik te Rotterdam. Ook deed hij journa
listiek werk.
Zijn Marineschetsen, verschenen in 1880,
zijn overbekend geworden en worden nog met
graagte gelezen. Binnen en Buiten Boord van
1894 bevat nog meer van deze verhalen, van de
Mottige en de Rooie enzoovoort. die met groo-
ten humor en met groote liefde voor den
zeeman geschreven zijn.
Nog tal van andere boeken, alle min of
meer op het zeewezen betrekking hebbende,
heeft Werumeus Buning geschreven, maar de
eerste bundels blijven wel de bekendste.
Verscheidene letterkundigen, en vooral ook
Jan Ligthart, hebben zeer gunstig over het
werk van dezen verteller geoordeeld, en hem
aangemoedigd.
A. Werumeus Buning was ridder in de Or
de van Oranje Nassau.
De begrafenis is Maandagmiddag op Oud
Eik en Duinen in Den Haag.
De Omzetbelasting
De fiscale medewerker van het weekblad
„De Zakenwereld" te Amsterdam heeft een
boekje geschreven, De Omzetbelasting (wat
iedere zakenman er van weten moet). Gege
ven worden in deze handleiding eerst de wet
zelf en dan een toelichting, die gedeeltelijk
reeds verschenen Is in artikelen in de Zaken
wereld. Als supplement op dit werkje zullen
ter zijner tijd verschijnen de Kon. Besluiten
en de ministerieele resoluties, welke de uit
voering dezer wat zullen regelen.
Lectuur voor onze Jeugd.
In de Gulden-serie van H. Meulenhoff te
Amsterdam zijn drie mooie boeken versche
nen voor onze groote meisjes.
Zuster Iet door Anke Servaes is wel voor
de allergrootsten bestemd. Iet van Heeteren,
de heldin van ons verhaal heeft 't niet ge
makkelijk. Vader en moeder sterven kort na
elkaar en Iet wordt verpleegster. Ze sluit
spoedig vriendschap met zuster Anneke. Beide
meisjes zijn weezen en 't speekt vanzelf, dat er
een groot verlangen in haar harten is naar
een eigen thuis. De schrijfster heeft de ver
schillende karakters buitengewoon goed gety
peerd. Als Iet op haar vacantiereisje kennis
maakt met Swen dan vinden we 't wel even
jammer, dat Iet zich zoo laat gaan, haar lief
de als 't wave op een presenteerblaadje aan
biedt. De schrijfster vertelt het echter zoo
natuurlijk, dat we gelooven, dat 't zich zoo
ook heeft toegedragen. We hebben medelijden
met Iet, als de ontgoocheling komt. Als dan
Anneke zich verloven gaat met Guus, voelen
dat het leven voor Iet nog moeilijker
wordt. Dapper gaat Iet voort. Als ze dan ten
slotte Annekes baby heeft verzorgd, is het zoo
heel begrijpelijk, dat ze nu haar vleugels uit
wil slaan. Indertijd heeft zuster Mia haar
voorgesteld samen naar Indië te gaan. Toen
weigerde ze. nu is ze besloten de reis te aan
vaarden. „Met een vasten wil en een groot
vertrouwen het nieuwe leven te gemoet!"
Zuster Iet is een eenvoudig verhaal van een
kleine heldin, 's Is een prachtboek.
Mar-Ré-Li een boek voor jonge menschen
door Else Hinzelmann bewerkt door G. W. El-
berts. We hebben zooveel mooie oorspronke
lijke meisjesboeken, dat ik eigenlijk vind, dat
er absoluut geen behoefte is aan vertaalde
verhalen. Dit is in ieder geval een prettig, uit
stekend bewerkt verhaal.
Lief en leed van de drie kinderen Andersen
Marianne. Regi en Lilian worden heel prettig
verteld. Vader Andersen is boekhandelaar en
moeder is arts. Moeder Do verdient hoofd
zakelijk, want vader is meer man van de we
tenschap dan koopman.
't Eerste deel van 't boek is de beschiüjving
van een gelukkig familieleven. Dan komt het
groote leed, Re en Li krijgen diphterie. maar
moeder verzorgt ze. Zij krijgt het ook en
sterft. „Dapper zijn, Mar" waren moeders
laatste woorden. Marianne is dapper, als ze
haar studie opgeeft, om thuis moeders plaats
te vervullen. Peter, haar buurjongen, stelt
voor om alle dagen zijn huiswerk bij Mar te
brengen, dan kan ze gelijk op leeren. Lilian
zal danseres worden, Ré Montessori-leidster.
En Dr. Kogeler, een vrouwen-arts neemt
moeders practijk over en huurt zoo een paar
kamers bij de Andersens. Mar heeft het 't
moeilijkste. Moeder is niet te vervangen. De
goede tante Lot brengt financieele uitkomst.
En Mar gaat werken bij Dr. Sofie Kogeler.
Ten slotte zal ze ook dokter worden. Dan
scheiden Mar, Ré, Li.
Hier en daar is 't verhaal wat gerekt, soms
zelfs langdradig, maar ae kern is goed. Voor
onze bakvischjes een aanbevelenswaardig
boek.
Hou de zon vast door Johanna Kuiper
las ik met nog grooter genoegen. Een ver
haal van dezen tijd. Een werklooze vader, een
dappere moeder, drie kinderen. Lien. Mic-p en
Henk. Vader Koopman is smid-bankwerker,
een best vakman, die ten slotte werk krijgt
in de mijnen in Limburg. Het afscheid van de
goede buren, de aankomst in Kerkrade bij het
lugubere huisje, wat is dat alles goed en raak
beschreven. Eenvoudig en toch vol tragiek.
Lien is een flink type. die in alles moeders
steun is.
Hou de zon vast, had buurvrouw gezegd.
Waar moest je de zon zoeken in het armzalige
huis van Schuttestraat 86? 't Lykt me goed
gezien van de schrijfster om onze meisjes
eens een blik te laten slaan in 't leven van
anderen, die 't zoo veel moeilyker hebben. De
eerste zonnestraal voor Lies komt uit de
oogen van het geredde poesje. Een voleende
zonnestraal is de jonge mevrouw Goodsen. die
aan moeder Koopman naaiwerk verschaft En
dan mag Lien naar de Ulo-school te Heerlen,
maar ze moet er 3 uur per dag voor loopen.
Met Henk krijgen ze moeilijkheden. Hij spij
belt van school. Hij is niet eerlijk meer. Zijn
rapporten zijn slecht. Dan wordt besloten, dat
Henk naar Amsterdam zal gaan om een vak te
leeren. Na al de moeilijkheden passen ze zich
toch aan. zoodat ze de zon in hun leven kun
nen vasthouden. Dat is 't mooie in dit ver
haal, dat de levensdurf cn de levensmoed niet
ondergaan.
W. B.—Z.