Het echtpaar Lindbergh in het Vredespaleis
VOOR EER EN GEWETEN
OP DEN HAARLEMMERWEG tuBschen Amsterdam en Halfweg ia Vrijdag een anto,
komende uit Amsterdam en bestemd roor Leiden» in de Haarlemmervaart gereden. De
twee inzittenden wisten zich te redden»
DE MINISTER VAN BINNENLANDSCHE
ZAKEN, mr. J. A. de Wilde (zittend), heeft
Vrijdag, vergezeld van den secretaris-generaal
van zijn Departement, mr. dr. Frederiks, (staande
links), een bezoek gebracht aan de Rijkspost
spaarbank te Amsterdam.
EEN SCHILDERT! VAN GESLEPEN DIAMANT. - De voorgevel der
diamantslijperij ran de firma Asscher in de Tolstraat te Amsterdam, uitge
voerd in geslepen diamant op een was-onderlaag. Dit tableau, dat een ver
mogen vertegenwoordigt, zal binnenkort tentoongesteld worden.
TE LEIDEN heeft Vrijdag de onthulling
plaats gehad van het Lorentz-monument,
dat is aangebracht aan den gevel van de
leeskamer Bosscha van het Kamerlingh
Onnes Laboratorium. Mevr. Franxen Hes-
lenfeld, de vervaardigster van bet gedcnk-
teekcn, verricht de plechtigheid.
HET ECHTPAAR LINDBERGH heeft Vrijdag tijdens zijn verblijf in den Haag de
zitting van het Internationale Hof van Justitie in het Vredespaleis bijgewoond. V.I.n.r.:
Mr. Hallct Johnson, secretaris van de Amerikasnsche legatie, Col. Lindbergh, mevr.
Johnson cn mevr. Lindbergh.
DE ONLUSTEN IN SIAM. De oorlogswerktuigen voor de bestrijding der rebellen DE GROOTB HUBBRTUSJACHT welke Woensdag vanuit Wcenen naar het slot Ebereihsdorf werd gehouden, werd door vele voor
door de regeeringstroepen werden te Bangkok per trein vervoerd. aanstaande personen meegemaakt. In het midden vice-kansclier majoor Emil Fey (in officiersuniform).
FEUILLETON
door
CHARLES ALDEN SELTZER.
21)
De man grinnikte, zijn oogen waren vurig,
schichtig, vol dreiging. „Je hebt het geraden,
nuchter kalf", zei hij; „Ten Spot heet ik en
als je daar soms wat op aan te merken
hebt, doe het dan maar gauw, voor ik de
kogels ga uitdeelen, die in mijn pistooltje
zitten."
.Hollis kon niet begrijpen hoe iemand zoo
volkomen verstokt kon zijn om iemand neer
te schieten, terwijl deze hem recht in de
oogen keek. Hij kon begrijpen, dat een man,
wiens toorn opgewekt was of die mokte over
een beleediging, iernanfi doodde. Maar hij
j had Ten Spot niets ^edap.n hij kende hem
- zelfs niet had hem nooit tevoren gezien
en het was hem onbegrijpelijk, hoe Ten
Spot hem met opzet kon doodschieten
zonder eenige aanleiding. Hij was overtuigd,
dat Ten Spot. om hem te kunnen neerschie
ten. zich opwerkte tot een kunstmatige
woede en hij dacht, dat de leelijke scheld
naam. dien Ten Spot hem toegevoegd had,
onmiddellijk toen hij binnenkwam, een deel
van zijn plan moest zijn. Hij was overtuigd,
dat Ten Spot hem onmiddellijk neergescho
ten zou hebben, als hij ook maar de minste
verontwaardiging over die benaming getoond
had. Daarom besloot hij om de wan geen ge
legenheid te geven om zich woedend te
maken. Hij glimlachte weer toen Ten Spot
uitgesproken was en verschoof achteloos in
zijn stoel, tot hij in een positie zat dat hij
leen snellen sprong kon maken.
„Ten Spot" is een schilderachtige naam",
merkte hij kalm op zonder dat hij zijn blik.
ook maar voor het onderdeel van een secon
de van Ten Spot's oogen afwendde; „ik heb
er niets op aan te merken. Ik heb mij altijd
onthouden om critiek uit te oefenen op mijn
bezoekers. Ik herinner mij tenminste niet,
dat ik ooit een bezoeker, die een pistool droeg
becritiseerd heb," vervolgde hij met een
glimlach.
Ten Spots lippen krulden zich sarcastisch.
Blijkbaar was hij niet af te brengen van
zijn besluit, om ruzie uit te lokken. „Dui
vels", zei hij woest, „dat geklets maakt mij
ziek. Ik geloof dar je te onnoozél bent om een
man. die je aankijkt te becritiseeren. Geen
enkel nuchter kalf (hij gebruikte de onbe
hoorlijke scheldnaam weer) heeft moed ge
noeg om iets te becritiseeren!"
Hollis hief langzaam zijn handen op en
legde ze op de leuningen van zijn stoel,
oogenschijnlijk om zich vast te houden,
maar in werkelijkheid om gereed te zijn om
uit den stoel te springen voor geval hij de
minste aanwijzingen mocht zien, dat Ten
Spot van plan w^s handelend op te treden.
„Ten Spot", zei mij met zachte kalme, wel-
beheerschte stem, kalmeerend, maar met een
flinkheid, waarin niemand zich kon vergis
sen, „dezen middag om vier uur hoorde ik
dat jij en Yuma Ed het plan voor dit be
zoek van je op touw zetten. Ik zal je niet zeg
gen, van wie ik het hoorde", vervolgde hij,
toen hij Ten Spots oogen zag oplichten,
„maar het is geeburd. Je ziet dus, dat ik weet,
waarvoor je gekomen bent. Je bent gekomen
om mij te dboden. Is dat juist?"
Ten Spots oogen werden een weinig dicht
geknepen er was een waardeerende, bere
kenende gloed ingekomen. Hij knikte.
„Het is zooals je zegt", stemde hij norsch
toe. „Maar als je het wist, waarom ben je
dan niet. uitgeknepen?" Hij keek Hollis met
een soort hoonlach aan, alsof hij het niet
eens kon worden, of Hollis een' dapper man
of alleen inaar een dwaas was.
Hollis zag de besluiteloosheid in Ten Spots
oogen en de zijne verhelderden. Tenslotte
had hij een plan om te handelen bedacht
en koelbloedig berekende hij den afstand
tusschen zich zelf en Ten Spot. Terwijl Hol
lis sprak, was Ten Spot een stap naar voren
gekomen en hij stond nu niet meer dan vier
of vijf voet van hem af. In Ten Spots oogen
was een spottende, smalende gloed gekomen;
Hollis' rustige, argumenteerende houding
had hem ontwapend. Dit was juist waar Hol
lis op gewacht had.
Ten Spot scheen zijn wapen geheel ver
geten te hebben; het was een weinig gezakt,
de loop wees naar beneden de gedachten
van den man waren voor een oogenblik van
zijn doel afgeleid. Toen hij Hollis plotseling
een voorwaartsche beweging zag maken,
herinnerde hij zich zijn pistool en probeerde
den loop naar boven te richten, maar het
was te laat. Hollis was op hem toegespron
gen, zijn linkerhand omsloot Ten Spots
rechterpols, zijn rechter vuist sloeg tegen
Ten Spots kaak in een vollen, verpletteren
den, opwaartschen slag. De moordlustige
kerel had zelfs geen tijd om den trekker
van zijn pistool over te halen. Het viel uit
zijn hand en met een doffen slag op den
vloer toen zijn knieën dubbel sloegen en hij
in een machtelooze, onbewegelijke hoop op
den vloer zakte.
Met een norsch glimlachje op zijn gelaat,
raapte Hollis Ten Spots wapen op en legde
het op de schrijftafel. Een oogenblik stond
hij voor het raam op de straat te kijken. Bij
het Model zag hy eenige menschen. staan
waaronder Yuma Ed. Ongetwijfeld stonden
zij te wachten op den knal van het pistool,
dat hun zeggen zou. dat Ten Spol Hollis uit
den weg geruimd had. Hollis grinnikte over
zijn heele gezicht er stond Yuma en zijn
bende een verrassing te wachten. Een poos
stond Hollis bij de schrijftafel naar Ten Spot
te kijken. Toen de laatste zijn handen begon.
te bewegen en er iets kleur op zijn gelaat-
kwam, trok Hollis zijn eigen revolver en na
derde hem, waarna hij op een paar voet af
stand van hem op hem neer stond te kijken.
Er was geen plek op Ten Spots kaak, die
aanwees, waar Hollis' slag was aangekomen,
want zijn vuist was juist tegen de punt ge
komen, terwijl de kracht opwaarts was ge
richt. Op dat oogenblik had Ten Spot zijn
mond open gehad en het op elkaar klappen
van zijn tanden door den kracht van den
slag was wel de grootste oorzaak voor den
langen duur van zijn bewusteloosheid.
Plotseling bewoog hij zich en kwam met
moeite overeind, waarna hij zijn overwin
naar met een blik van groote verwondering
zat aan te kijken. Toen hij het wapen van
Hollis en het zijne op de schrijftafel zag lig
gen. scheen het gebeurde weer levendig te
worden voor zijn verwarde hersens. Hij grin
nikte onnoozel, voelde naar zijn kaak en
boog toen zijn hoofd, terwijl een blos van
schaamte zijn gelaat kleurde.
„Overtroefd!" zei hij misnoegd. „Over
troefd, en nog wel door een nuchter kalf!"
Plotseling keelc hij naar Hollis, terwijl zijn
oogen vlamden van woede en wrok.
„Wel vervloekt, waarom schiet 'je niet?"
vroeg hij. Hij plaatste zijn handen, met de
palmen naar beneden, op den vloer, gereed
om op te staan, maar staakte zijn pogingen,
toen hij Hollis' stem koud en spottend hoof
de zeggen:
„Ik zal je neerschieten, zoodra je op de
been tracht te komen. Ik zou zoo denken, dat
ik hier nu de lakens uitdeel."
Ten Spot liet zich terug zakken en keek
naar hem op.
„Wel ik geloof het ook", zei hij. Daar hij
geen bepaald plan volgde bleef hij zitten en
keek Hollis scherp aan.
De laatste bewegingen waren vastberaden.
Toen hij sprak was zijn stem koud en had
een metalen klank.
•.Toen ie- nas au het bureau kwam" zei M
„gaf je mij een leelijken scheldnaam. Later
deed je dat nog eens. Je hebt mij gevraagd
waarom ik je niet neerschiet. Als je werkelijk
wilt, dat ik je doodschiet kun je je mond
nog net één minuut dichthouden. Als je wilt
blijven leven, kun-je me vertellen, dat je
niets meende van wat je bij die twee gele
genheden zei. Dat staat aan jou."
Hij zat zwijgend Ten Spot aan te kijken.
De laatste schoof onrustig heen en weer,
terwijl schaamte zijn wangen weer deed
kleuren. „Wel", zei hij tenslotte, „ik zou zeg
gen, dat ze niet gelden, nuchter kalf. Zie je,
het is maar zoo'n soort uitdrukking, dien wij
gebruiken, als wij iemand willen plagen. Ik
bedoelde er niets mee."
„Dank je", zei Hollis droog; „ik zal maar
zeggen, dat het voldoende is. Maar je hebt
mij wel een beetje geplaagd."
„Ik geloof wel, dat ik dat gedaan heb",
grinnikte Ten Spot berouwvol. „Je bent een
echte wolf, met die klauwen van je. Ik lachte
om Dunlavey en Yuma toen je hen neerge
slagen hadt." Zijn gelaat werd ernstig, ter
wijl zijn oogen zich plotseling vulden met een
uitdrukking van mokkende berusting.
„Als je nu klaar 'bent met mij voor den
gek te houden, kun je je kogel wel gaan af
schieten", zei hij. „Het heeft geen nut, om de
pijniging te verlengen." Hij keek Hollis be
daard aan, een vastberaden blik in zijn
oogen, toen hij zijn handen weer naast zich
op den vloer zette om op te staan.
„Je kunt het bal openen, zoodra je zin
hebt," hoonde hij, maar ik ga nu opstaan.
Ik zal niet als een vervloekte jakhals sterven.
Hij stond snel op, blijkbaar verwachtende
om neergeschoten te worden zoodra hij over
eind kwam. Toen hij ontdekte, dat Hollis
blijkbaar van plan was om het nooqdlottige
oogenblik uit te stellen verstijfde hij, ter
wijl zijn lippen zich eigenaardig verwrongen.
(Wordt vervolgd.).]