VOOR EER EN GEWETEN FEUILLETON door CHARLES ALDEN SELTZER. 30) „Deze streek gaat heelemaal naar den on dergang!" snauwde hij: „als nuchtere kalve ren en half gare rechtsgeleerden de lakens gaan uitgeven, dan wordt het tijd voor de veehouders om hun matten op te rollen en er vandoor te gaan. Maar ik zeg jullie éen ding!" Hij sloeg zwaar met zijn vuist op tafel voor hem en trok een boos gezicht tegen den rechter, terwijl zijn stem beefde van drift: „Laat je vervloekte nuchtere kalveren van eigenaars hun lijsten maar inleveren. Mis schien weten zij niet beter. Maar ik lever geen lijst in. Het is heel iets anders om een wet uit te vaardigen dan om haar tot uitvoe ring te brengen!" Hij zat een oogenblik zwij gend den rechter aan te staren, die kalm te gen hem glimlachte, toen keerde hij zich tot Hollis. „Je hebt je gedragen, alsof je dacht, dat dit land op zekeren dag je eigendom zou zijn", hoonde hij, „met je vervloekten courant en je rechtsgeleerden vriend hier. Wat wij je onlangs 's avonds toedienden is slechts een proefje van Wat je krijgen zult, als je niet maakt, dat je als de wind uit deze streek wegkomt!" Hij stond op en bleef naast de tafel met woedende blikken de drie mannen aankijken. Een oogenblik sprak geen van drieën een woord. Er lag een wonderlijk, haast spottend glimlachje op het gelaat van den man, die aan het'raam stond. In de uitdrukking van zijn gezicht kon men waardeering lezen voor het karakter van den man, naar wien hij keek het verried het feit, dat hij dergelij ke mannen meer ontmoet had en heel weinig bewondering voor hen koesterde. Er was geen vrees in deze gelaatsuitdrukking, toch zou een der andere mannen, wanneer hij toevallig de moeite genomen had om naar hem te kijken, gezien hebben dat zijn rechter hand nu heel dicht in den buurt was van de kolf van den revolver op zijn rechterheup. Rechter Graney kuchte. De glimlach speel de nog altijd over zijn gelaat, maar een plot selinge schittering in de oogen en een roode kleur op zijn wangen toonde aan dat hij zich Dunlavey's beleediging aangetrokken had. Hij en de man aan het raam keken beiden scherp toe toen Hollis opstond en Dunlevey naderde. Hollis' gelaat was een beetje bleek maar er was een rustige strakke gloed in zijn oogen toen hij op Dunlavey toeliep en op vijf voet afstond rustig naast de tafel naar hem bleef staan kijken. „Dunlavey", begon hij langzaam, met zach te kalme stem, waarin geen spoor van opwin ding was, „ik heb niets te maken met het handhaven der wet, die in Union County schijnt gekomen te zijn. Je kunt die wet tar ten als je er lust in hebt. Maar ik heb je iets te vertellen in antwoord op wat je te gen mij gezegd hebt. Het is dit: ik verlang er niet naar om dit heele land te bezitten zulke praatjes van een volwassen man zijn kinderachtig. Maar ik ben van plan om het weinige dat ik ondanks jou gekregen heb. mijn eigendom te noemen. Ik ben volstrekt niet bang voor je. Ik ben je nog wat schul dig voor dien avond van laatst en op een goeden dag zal ik je half doodslaan!" Dunlavey's hand gleed veelbeteekenend naar zijn zijde. „Geen betere tijd dan op het oogenblik" hoonde hij. „Natuurlijk weet; ik dat je een pistool draagt", zei Hollis nog kalm. zonder drift; „de meesten van jullie hier schijnen niet in staat te zijn om het zonder te stellen het schijnt de mode te zijn. Ook zou ik er aan kunnen toevoegen, dat iedereen, die er een draagt schijnt te verlangen om het te ge bruiken. Maar ik heb altijd gevonden, dat iemand die zonder reden een pistool gebruikt, een lafaard is!" Hij lachte grimmig tegen Dunlavey. Een oogenblik bewoog Dunlavey zich niet. Zijn oogen glinsterden boosaardig, toen zij zich in die van Hollis boorden. Daarop veran derde deze uitdrukking tot het een mengsel was van verachting, ongeloof en spot. „Je bent dus van plan om mij een pak slaag te geven?" snoof hij, zich een weinig terugtrekkende en Hollis scherp aankijkende. „Je hebt mij eens tegen den grond geslagen en bent van plan om het weer te doen, En je vindt, dat iedereen, die een pistool gebruikt een lafaard is?" Hij lachte spottend. „Wel, ik heb je niet anders te zeggen, dan dat je nog niet droog achter je ooren bent". Vastbera den keerde hij Hollis en de anderen zijn rug toe en liep naar de deur. Op den drempel bleef hij staan en keek met een hoonenden glimlach hen allen nog even aan. „Je weet waar ik woon", zei hij tegen rech ter Graney. „Ik lever geen lijst in en ik laat ook men brandmerk niet registreeren. Ik duld niet, dat iemand rariteiten komt uitha len op mijn grond en als je daar komt, met het idee om wat van mijn kudde weg te drij ven, dan doe je dat op eigen risico!" Zijn blik vloog van den rechter naar Hollis en zijn glimlach werd kwaadaardig. „En jou zeg ik dit", sprak hij, „niemand heeft nog ooit Dunlavey een pak slaag gegeven en ik zal niet dulden dat iemand dit doet. Laat je dit gezegd zijn!" Hij sloeg de deur dicht en was weg. Hollis keerde zich van de deur af om een di-oog glimlachje te zien op het gelaat van den man bij het raam. „Een vuurvreter is het niet?" merkte de laatste op, toen hij Hollis' blik opving. HOOFDSTUK XVI. De brenger van goede tijding. Hollis glimlachte. De rechter stond op en naderde de beide mannen. „Hollis", zei hij, „geef Mr. Allen van Lazet- te de hand". Aliens hand werd snel uitgesto ken en werd gegrepen door die van Hollis, beide grepen even hartelijk en warm. „Ik heet Ben Allen", verklaarde de vreem deling met een glimlach. „Een aanspraak met „Mijnheer" zou mij het gevoel geven, of ik een vreemde was voor mijzelf". „Wij zullen daar geen ruzie over maken", merkte de rechter met een glimlach op; „wij zullen je Ben noemen". Hij keek ernstig naar Hollis en vervolgde: „Allen is uit Lazette hierheen gezonden om ons te helpen de wet in te voeren. Hij was vroeger- sheriff in Colfax County, waar hij het onderspit moest delven voor de Cattle men's Association, omdat hij weigerde bij hun plannen behulpzaam te zijn. Na zijn of- ficieele connectie met Colfax County heeft hij bij verschillende gelegenheden speciale opdrachten gehad van het gouvernement. Hij is een oude kennis van den nieuwen secretaris van Binnenlandsche Zaken en deze vertrouwt hem volkomen. Hij is de ambte naar belast met het gerechtelijk onderzoek, waarover gesproken wordt in den brief, dien ik in tegenwoordigheid van Dunlavey heb voorgelezen." Hollis keek Allen met nieuwe belangstelling aan. Nadat hij de kalme, ernstige oogen had opgemerkt, die een weinig een loenschen blik hadden; de flinke rechte lippen, de goed gevormde kaken, kwam Hollis heimelijk tot het besluit, dat de secretaris van Binnvn- landche Zaken geen betere keus had kun nen doen. Zeker had hij, als hij sheriff was geweest in Colfax County, eenlge buitenge wone ervaringen opgedaan door het lezen van de Eagle van Lazette, was Hollis goed op de hoogte gekomen van het karakter der bewoners van Colfax. De uitgever van de Eagle had zich zelf meermalen gelukge- wenscht over het feit dat' zijn stad (Lazette) niet tien mijlen verder naar het Oosten was gebouwd in welk geval hij een inwoner van Union geweest zou zijn en zich er over geschaamd hebben. „Ik geloof, dat wij je noodig hebben", zei Hollis eenvoudig. „Maar ik geloof, dat je je krachten alleen op één rancho zult moeten concentreeren op de Circle Cross. Als je Dunlavey voor de wet laat buigen, kun je je werk als geëindigd beschouwen." „Ik denk, dat Dunlavey binnenkort wel van gedachten zal veranderen," merkte Allen kalm maar veelzeggend op. Hij lachte tegen Hollis. „Ik heb je courant geregeld gelezen", zei hij. „Je hebt den uitgever van onze cou rant dol van woede gemaakt met je bewe ringen. dat Dry Bottom meer zou zijn dan Lazette. Je hebt ook den secretaris van Bin nenlandsche Zaken een beetje wakker ge schud. Ik werd drie weken geleden naar Washington geroepen en uitgenoodïgd om te vertellen wat ik wist over de omstandigheden hier. Ik overdreef niet, toen ik den Secreta ris vertelde, dat de hel een vreedzamer plek was om in te wonen voor een, op de wet ge stelden man. De secretaris vroeg mij, of ik jou kende en ik vertelde hem, dat al kende ik je niet, ik graag met je zou samenwerken". Hij lachte en zei. dat hij zich zou vergissen, als je de zaken hier niet machtig interessant zou maken. Hij zei mij, dat ik je aan mijn kant moest zien te krijgen en je zeggen, om je best te doen." Hij lachte droogjes. „Naar hetgeen ik.in de Kicker gelezen heb, hoeft je dat niet gezegd te worden en daarom houd ik mijn mond maar." .(Wordt vervolg,). OF DE WIELERBAAN in het R.A.I.-gebouw is de training voor den Tweeden Amslerdamsche Zesdaagsche in EEN OVERZICHT V5n ds plantenkeUTing in de Koningszaal V3n Artis t€ Amsterdam, Uitgaand© Van Vollen gang, en zijn de renners ijverig in de weer om zich te prepareeren voor den komenden strijd. de Kon. Ned. Vereeniging VOOT Tuinbouw en Plantkunde. AAN HET SLOOPEN VAN DE OUDE MERWEDEBRUG wordt druk gewerkt, teneinde jEuW£ÏESJIN|?' ®an?ericf,t. ,n kel®"?.ui3, ?er AAN Mfci vw wc „Q,jw:inori Wer van de brun noo Goudsche Kleederbleekerij aan de Groene Hilledijk to Ro*- dit verkeersobstakel ten spoed.gst tc doen verdween. - Wat er van de brug nog terdam door de ontploffing, welke Dinsdag plaats had. OP DEN LAATSTEN DAG der inschrijving van studenten aan de Sorbonne te Parijs moesten de candidaten queue maken. DE HAAGSCHE DIERENTUIN heeft een albino- slankaap, afkomstig uit de Congo, ten geschenke gekregen. Een der oppassers met de nieuwe aanwinst. MEJ. L. ASSCHER, dochter van den eigenaar der bekende diamantslijperij in de Tolstraat te Amster dam, is Dinsdag in het huwelijk getreden met den heer M. Vorst. DE TOCHT VAN HET FRANSCHE VLIEG- TUIGESKADER NAAR AFRIKA. - Kolonel Girier (links) doet de parachute aan even voor het vertrek van Rabat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 5