VOOR EER EN GEWETEN Een nieuwe gashouder te Hilversum. DE HEER H. J. VAN SANTEN, admistrateur bij hel Departement van Binnenlandsche Zaken is benoemd tot inspecteur voor de ondersteuning van behoeftige Nederlanders in het buitenland. DE OUDE SPOORBRUG over deMaas bij Barendrechtis in den nacht van Zondag op Maandag door twee éénsporige bruggen vervangen. EEN GEWELDIGE BRAND heeft te Hasselt (Ov.) gewoed, waarbij ongeveer twintig hooibergen een prooi der vlammen werden. Het blusschingswerk. DE DERDE GASHOUDER van Hilversum is bijna gereed en zal binnenkort in gebruik worden genomen. Deze nieuwe gashouder overtreft de beide andere verreweg in afmeting. EEN VLMEGTWG van den dienst Berlijn Parijs moest tengevolge van den mist nabij Ie Bourget een noodlanding maken. De machine kwam in een moeras terecht, De passagiers bleven ongedeerd. SIR JOHN SIMON (LINKS) EN PAUL BONCOUR bij hun vertrek uit Parijs naar Geneve voor hun besprekingen over het lot der Ontwapeningsconferentie, DE CHOCOLADEVERKOOPERS hebben 's middags niet zooveel te doen bij de zes- daagsche en maken van de gelegenheid gebruik om op de tribune van den wedstrijd te genieten. FEUILLETON door CHARLES ALDEN SELTZER. 35) Twee maanden geleden had hij misschien een cynisch antwoord gegeven, daar hij zich het ongeluk van zijn ouders herinnerde. Dat hij nu geen antwoord gaf, bewees dat hij niet cynisch meer was; dat zijn hart veran derd was. Natuurlijk wist Mrs. Norton dit Norton moest het haar verteld hebben. Hij kon den lichten spot waardeeren, die de aanleidende oorzaak was van deze vraag, maar hij wilde niet, dat Norton daar zou zitten genieten van de verlegenheid die zich zeker van hem zou meester maken als hij probeerde om het twistgesprek met Mrs. Norton voort te zetten. Hij was er ten volle van overtuigd, dat Nor ton een dergelijk gevolg verwachtte. „Misschien kan Norton daar wel antwoord op geven?" stelde hij vriendelijk voor. „Ik ben niet sterk in het raadseltjes raden" scherste Norton. „Maar jij zult het ook wel weten als je het maar wilt vertellen." Holles vertelde het niet en het gesprek gleed over op andere onderwerpen. Na het avond eten gingen zij naar de veranda. Een licht briesje was opgestoken met het vallen van den avond, ofschoon de hemel nog onbe wolkt was. Om tien uur, toen zij naar bed gingen, was het briesje sterker geworden, het kreunde :iroef door de hoornen in de buurt van het rancho-huis, ofschoon er geen merkbare verandering was in de atmosfeer het leek alsof de wind de hittegolven slechts ▼an de eene plek naar de andere verschoof. „Een goede regenbui zou ons morgen heel wat moeilijkheden sparen", zei Norton, toen hij en Hollis op de veranda stonden en een laatsten blik op de lucht wierpen voor zij naar bed gingen. „Geloof je werkelijk, dat Dunlavey zijn dreigement zal uitvoeren?" vroeg Hollis. „Ik kan niet anders denken dan dat het groot spraak was, toen hij dit zei." „Hij houdt zich niet erg op met grootspre ken", verklaarde Norton. „Tenminste tot nog toe niet". „Maar er is overvloed van water in de Rab- bit-Ear", antwoordde Hollis, „overvloed voor al het vee, dat nu hier is". Norton wiery hem een snellen blik toe. „Dat komt omdat je de streek niet kent", zei hij. „Vier jaar geleden hadden wij een tijd van droogte. Niet zoo erg als nu maar erg genoeg. De Rabbit-Ear hield zich twee maan den heel goed. Toen werd zij plotseling droog. Er was niet genoeg water meer in om een glas te vullen. Je hebt zeker de laatste paar da gen niet op haar gelet?" Hollis stemde toe, dat hij de rivier in dien tijd niet gezien had. Norton lachte kortaf. „Zij is nu op plaatsen droog", lichtte hij Hollis in „Op de ondiepe plekken staat heele- tnaal geen water meer. Op sommige plekken druppelt zij nog zoo'n beetje, maar meestal is er niet anders meer dan waterkuilen en droge gebakken klei. Als het niet regent, zal er over twee dagen geen water genoeg meer zijn voor ons eigen vee. Wat dan?" „Zoolang er nog iets is, zal iedere stier, die hier weidt, kunnen gaan drinken", verklaarde Hollis norsch. „Daarna zullen wij allemaal te samen door den appel heenbij ten." „Goed!" verklaarde Norton. ,.Ik verwachtte niet anders van je. Maar geloof niet. dat het zoo zal loopen. Weary reed van mor gen over Razor Back en hij zegt. dat hij Dunlavey en Ajuma en nog eenige kerels van de Circle Cross zag rondneuzen in het kreupelhout aan de overzijde der rivier. Zij hadden allemaal geweren." Hollis' gelaat verbleek te een weinig. „Waar zijn de andere mannen Train en de rest?" vroeg hij. „Op Razor Back" bracht Norton hem op de hoogte; „zij sluipen daar rond nadat Weary mij vertelde, dat hij Dunlavey aan den over kant gezien had. Waarschijnlijk hebben zij zich nu verspreid en houden een oogje in het zeil of er ook iets gebeurt." „Wel," besloot Hollis, „het dient nergens voor om dat te doen. Dat zullen wij gauw genoeg merken. Morgen is de tiende dag en ik ben er zeker van, dat Dunlavey, als hij zijn bedreiging uitvoert, niets zal doen voor morgen. Daarom ga ik naar bed!" Hij lachte. „Roep mij als je soms hoort schieten. Ik zou misschien mee willen doen." Zij scheidden Hollis ging naar zijn ka mer en Norton stapte van de veranda af om nog eens langs de wei te loopen en naar de paarden te kijken. Hollis was moe na de wederwaardigheden van den dag en viel spoedig in slaap. Het leek dat hij nog maar vijf minuten geslapen had, toen hij een hand voelde, die hem schudde en Nortons stem hoorde. „Hollis!" zei de opzichter: „Hollis! Word wakker!" Hollis zat rechtop, van schrik ineens klaar wakker. Hij kon in het donker Nortons gezicht niet zien, maar hij ging met- een zwaai op den rand van het bed zitten. „Wat is er aan de hand?" vroeg hij. „Zijn ze, begonnen?" Hij hoorde Norton lachen en die lach verried voldoening. Begonnen?" her haalde hij. „Wel ik zou zeggen, dat er iets be gonnen is. Luister!" Hollis luisterde. Een zacht gekletter op het dak. een licht zuchtje wind en een verwij derd, zacht gerommel bereikte zïjn ooren. Hij sprong op: „Wel, het regent!" zei hij. Norton lachte luidkeels. „Regenen!" schreeuwde hij verheugd. „Iemand die niet weet wat regenen is, zou het misschien zoo noemen. Maar ik zeg je, dat het niet regent het giet!Het is een wolkbreuk, dat is het!" Hollis gaf geen antwoord. Hij snelde naar het raam en stak zijn hoofd naar buiten. De regen sloeg in kletterende kwaadaardige vla gen tegen zijn hoofd en schouders. HeUichtte weinig en dat nog op grooten afstand, alsof de storm een uitgestrekte ruimte bestreek. Hij kon duidelijk de wei zien de paarden, die saamgeschoold waren in een hoek onder het afdak, dat daar voor hem was opge richt; hij kon de toppen der boomen in het katoenboomen-boschje zien, buigend en draaiend en zwiepend in den wind, de deur van de slaaplooas stond open, in de lichtstreep welke naar buiten viel, stonden verscheidene der cowboys. Sommigen waren gewoon ge kleed anderen slechts gedeeltelijk, maar al len stonden buiten in den regen, zingend, schreeuwend en elkander duwen gevende van plezier. Hollis bleef een half uur aan het raam staan kijken naar hen en den storm. Van horizon tot horizon was er niet de min ste opklaring aan den hemel te zien. Blijk baar zou er overvloed van regen komen. Hier van overtuigd, slaakte hij een diepen zucht van voldoening en voelde zich vroolijk ge stemd. „Ik hoop maar. dat Dunlavey en zijn man nen niet nat worden", zei hij. Hij liep naar z-ijn broek en haalde zijn horloge te voor schijn. Hij kon de wijzerplaat niet zien en ging er mee naar het raam. De wijzers ston den op kwart over een. „Het is de tiende dag", lachte hij. „Dunlevey had zich in de toekomst heel wat moeilijkheden kunnen sparen, als hij wat meer vertrouwen had ge had in de Voorzienigheid en niet zoo lastig was geweest voor de kleine eigenaars. Hij glimlachte weer, zuchtte van voldoening en rolde in zijn bed. Langen tijd lag hij te luisteren naar het gekletter van den regen op het aak en toen viel hij in slaap. ij HOOFDSTUK Hoe een veedief ontsnapte. Toen Hollis dienzelfden morgen om zes uur opstond, hoorde hij buiten verrassende ge luiden. Hij schoot zijn kleeren aan, liep naar 't raam en keek naar buiten. Mannen schreeuwden tegen elkander, zongen van ple zier, dansten zonder hoed of jas in den re gen, die nog altijd regelmatig neerviel. De corral was een kleverige modderpoel waarin de paarden steigerden en sprongen, blijkbaar den wolkomen overgang van droge hitte naar leven schenkend vocht waardeerende. Over al stonden paarden zonder ruiters, niemand bekommerde zich om de zadels, verscheidene kalveren dansten log door de wei. Nortons hond. dezelfde waarover hij tegen Hollis geschertst had gedurende den eersten rit van dezen laatste naar de Circle Bar jankte vroolijk en rende als een dolle van den een naar den ander. Norton zelf stond bij de deur van de slaap- loods te grinniken van plezier. Naast hem stond Lemuel Train en verscheidene der an dere ranchers, wier vee meer dan twee we ken op het gebied van de Circle Bar had ge graasd, zonder dat Hollis er eenige aanmer king op had gemaakt. Zij zagen hem en wenkten hem om beneden te komen, terwijl zij hem origineele uitroepen naar het hoofd wierpen, omdat hij zoo laat op was op „zoo'n fijnen morgen". Hij kleedde zich haastig en ging naar bene den. Zij ontbeten allen tezamen in ae eet- loods, des kok werd bezworen om „alles op te dischen, wat hij had" wat hij ook deed. Zeker verliet niemand hongerig de eetloods. Tijdens den maaltijd hield Lemuel Train een toespraak namens zichzelf en de andere eigenaars, die Hollis' gastvrijheid genoten hadden en verzekerden hem, dat zij nu voort aan „met hem waren. Toen gingen zij heen, een ieder zijns weegs, om zijn vee te verza melen en terug te drijven naar de eigen rancho. .(Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 5