DE ONGUNSTIGE TOESTAND IN HET TRAWLERBEDRIJF WOENSDAG 22 NOVEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 8 IJMUIDEN. Het rapport der Staatscommissie Rijkens verschenen Heden, verscheen het verslag van de Staats commissie (onder voorzitterschap van den oud-burgemeester van Velsen, R. G. Rijkens) op 16 Juli '31 benoemd om een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van den toestand waarin het trawler-visscherijbedrijf te IJmui- den verkeert. De conclusies. Onder voorbehoud, dat eenige leden op sommige punten verder gaande maatregelen noodzakelijk achten, kan de commissie in haar geheel zich wel met de volgende con clusies vereenigen: 1. Beperking van den aankoop van te oude buitenlandsehe visschersvaartuigen, door be paling, dat deze vaartuigen, voor zoover die 16 jaar en ouder zijn, niet meer onder de Ne- derlandsche wet kunnen Worden gebracht; 2. Verbod van den aanvoer van platviseh- puf; 3. Maatregelen tegen aanvoer van kleine schel visch; 4. Bevrijding van het Staatsvisschersha- venbedrijf van de kosten van de havens; 5. In verband hiermede herziening van de erfpachtsvoorwaarden en verlaging van de tarieven, ook voor de uitgifte van gronden in erfpacht en het gebruik der commercieele en andere inrichtingen van het Staatsvis- schershavenbedrijf, 6. Verleening van medewerking door de Regeering voor de stichting van een onderlin ge scheepsverzekexing 7. Coöperatieve samenwerking op het ge bied van den aankoop van diverse benoodigd- heden ten behoeve der visscherij en op het gebied van het onderhouden en repareeren van de schepen; 8. Het mechaniseeren van het laden der schepen met kolen (aanbrengen kolentip) en het lossen der schepen (gebruik van eleetri- sche lieren) 9. Bevordering van: a. het binnenlandsche vischgebruik door de belanghebbenden, met steun van de overheid; b. de afzetmogelijk heden in het buitenland; 10. Instelling van een Commissie van Ad vies inzake belangrijke bedrijfsaangelegen- heden, als bedoeld in het Verslag van de Com missie van Onderzoek van het Staatsvissehers- havenbedrijf te Umuiden, d.d. 1929, pag. 47/48; 11. Bevordering van het vakonderwijs voor dek- en machinepersoneel; 12. Bevordering van permanent contact, eventueel via de vorming van een Bedrijfs- raad, tusschen de werkgevers- en de arbei dersorganisaties, ter verzekering van stabiele arbeidsvoorwaarden en rust in het bedrijf. Het rapport beslaat 68 pagina's van een boekje, waarin als bijlagen verschillende adressen zijn opgenomen die in de laatste jaren door verschillende organisaties aan de regeering gezonden zijn over de kosten der visschershavens die drukken op het Staats- havenbedrijf te IJmuiden. De commissie klaagt erover dat bij de be antwoording van vragenlijsten die aan de ree- derïjen gezonden werden van kleine reeder ij en onvoldoende medewerking werd ondervonden. Daardoor was het niet mogelijk voldoende in zicht te verkrijgen in de gesties van de ree- derijen, die door onoordeelkundigen opzet of onjuist beheer bij een crisis in den regel h.et zwaarst worden getroffen. De bemoeiingen van Mr. J. B. Kan. De commissie vestigt er den nadruk op, dat zij niet is ingesteld met de bedoeling te ad- viseeren omtrent het nemen van maatregelen naar aanleiding van de thans heerschende algemeene crisis. Daar de commissie even wel van meening was, dat de door de crisis ontstane groote moeilijkheden een voorziening vorderden, stelde zij zich einde Mei 1932 schriftelijk in verbinding met den Minister van Economische Zaken en Arbeid. In een daarop gevolgde audiëntie werd dit punt na der toegelicht. Het gevolg daarvan is geweest, dat op verzoek van den Minister, Staatsraad Mr. J. B. Kan zich bereid verklaarde de lei ding op zich te nemen bij een te plegen over leg tusschen de belanghebbende groepen bij het trawlvisscherij bedrijf en de nevenbedrij- ven, het gemeentebestuur van Velsen en de directie van het Staatsvisschershavenbedrijf Deze bemoeiingen hebben geen tastbaar re sultaat opgeleverd. De ontwikkeling der visscherij. Breedvoerig wordt in het rapport der com missie de ontwikkeling van 't visscherij be drijf te IJmuiden nagegaan, zelfs van voor de ope ning van het Noordzeekanaal af. Een bijzonder hoofdstuk wordt gewijd aan den aanleg van de visschershaven en de ontwikkeling van de stoomtrawlvisscherij. In 1898 was er 1 schip dat de trawlvisscherij uitoefende, in 1931 wa ren er 194 schepen met een inhoud van 102.160 ton. In 1930 is een telling gehouden over den ouderdom der trawlers. Het resultaat was: 05 jaar 6. 515 jaar 25. 1525 jaar 53. 25 jaar en ouder 108, Het financiëele beheer. Een hoofdstuk in het rapport is gewijd aan het beheer van het bedrijf en de neven- bedrijven- Daarvan wordt o.a. gezegd: „Om zich te bepalen tot de meest recente geschiedenis valt niet te loochenen, dat in de jaren 1930 en 1931 in de faillissementen van visscherij-maatschappij en niet minder dan 29 schepen begrepen waren, waarbij de minder goede opzet, gevoegd bij een ondes kundig en soms ook onverantwoordelijk be heer, mede heeft geleid tot de ineenstorting. De oorzaken, die geleid hebben tot deze faillissementen, hebben in meer of mindere mate hun invloed op alle reederijen doen gel den, al zijn naar gelang van de positie der verschillende maatschappijen, de gevolgen van dien invloed niet overal even funest ge weest. Zijn hierboven de verkeerde toestanden be sproken, die bij sommige maatschappijen wer den en wellicht nog worden aangetroffen, ge lukkig zijn er ook, en die beheeren het over groots deel van de vloot, die op een goede financieele basis gegrondvest werden. Uit de ter beschikking gestelde gegevens is ook ge bleken, dat de beheerders hiervan er in tijden van voorspoed aan hebben gedacht, dat er ook kwade jaren konden komen, en onder de oudere maatschappijen zijn er dan ook, die belangrijke bedragen niet -als winst uitkeer den, maar in reserve hielden. Die maat schappijen hebben in de jaren van slechte uitkomsten in de visscherij het hoofd boven water kunnen houden, terwijl sommige, uit de reserves voor dividend, nog een behoorlijke uitkeering aan aandeelhouders konden doen. Deze maatschappijen steken gunstig af te genover andere, die failliet werden verklaard en nu een schrikwekkend beeld vertoonen, van wat de gevolgen kunnen zijn van een onvoldoend soliden opzet. Volledigheidshalve moet hier echter ook melding worden gemaakt van de omstandig heid, dat van de jongere maatschappijen, die wel op voldoend solide basis werden opgericht, maar nog niet den tijd hebben gehad om re serves te kweeken, verschillende in ernstige moeilijkheden zijn geraakt. Over coöperaties. Wanneer het bedrijf over de geheele linie op behoorlijk financieelen voet was gegrond vest, dan zouden stellig voor de visscherij een coöperatieve inkoopvereeniging en onderlinge scheeps- en machineherstel-inrichtingen en ijsfabrieken op hare plaats zijn. De ver door gevoerde versnippering kan toch niet anders dan ongunstig werken zoo wordt verder door de commissie opgemerkt. De stichting van coöperatieve vereenigingen voor alle op gezonde basis staande reederijen had een gunstigen invloed kunnen uitoefenen op het laag brengen en houden van de exploitatie kosten. Het geldt hier zoo groot belang, dat ge tracht moet worden die stichting te verwe zenlijken, want bij de visscherij zijn groote bedragen noodig voor aanschaffing van ijs, olie en andere visscherij-goederen. De assurantie. Een groote post van de bedrijfskosten is voorts de verzekering. De premies loopen sterk uiteen, terwijl de bedragen waarover de pre mie betaald moet worden, dikwijls hooger zijn dan de werkelijke waarde van het verzekerde, zulks ook in verband met het risico, dat de verzekeraars op zich nemen. Verzekeraars plegen over het algemeen elke reederij aan een nauwgezette beoordeeling te onderwerpen, terwijl verder het onderhoud der schepen een voorname factor is bij de berekening van de premie. Reederijen, die haar schepen door loopend goed onderhouden, moeten met be taling van een lagere premie kunnen vol staan dan dezulke, die het met het onderhoud minder nauw nemen. Van grooten invloed op de hoogte der premie is de omstandigheid van het al of niet loopen van een gedeelte der risico der verzekerden zelf en, bij meedragen in de schade, het percentage daarvan. De premie varieert tusschen de 5 en 9 pet. De aandacht van de Commissie werd ook gevestigd op misstanden. Hoewel het dei- Commissie niet mogelijk is geweest dit volledig na te gaan, kan niet worden ontkend, dat der gelijke gevallen bestaan. Met nadruk moet er echter op worden ge wezen, dat de schanddaden met de sleepboot trawlers, onmiddellijk na de beëindiging van den wereldoorlog, buiten beschouwing moeten blijven, want daarvoor kan en mag het stoom- trawlervisscherijbedrijf niet aansprakelijk worden gesteld. Ook op het gebied van scheepsverzekerin- gen zou onderlinge samenwerking zeer goed mogelijk en aanbevelenswaardig zijn voor die reederijen, die daartoe financieel voldoen de krachtig zijn. De premie kan een aanzienlijke verlaging ondergaan, wanneer tot de oprichting van een onderlinge scheepsverzekeringsmaat- schappij zou worden overgegaan. Het ijs. Eenige beschouwingen worden gewijd aan de ijs voorziening. Zoowel van de zijde van de reederijen als van den vischhandel is voortdurend geklaagd over te hooge ijsprijzen. Aan de Commissie is mededeeling gedaan van de ijsprijzen in an dere visscherijhavens. Daaruit is aan de Com missie gebleken, dat de ijsprijzen in IJmuiden na den oorlog steeds hoog waren. De ijsfabrikanten ontkennen, dat op de ex ploitatie een overmatige winst wordt behaald. Zij wijzen er op, dat de ijsvoorziening in IJmuiden niet economisch is. Door de onge regelde afneming moet over een groote partij reserve in capaciteit en distributie-organisa tie worden beschikt. Daarbij komt ook nog, dat de vele, door wanbetaling ontstane, onin bare posten in den prijs, van het ijs moeten worden verdisconteerd. De Commissie kan natuurlijk niet beoor- deelen, of de exploitatie der ijsfabrieken ge zond is. Geklaagd is over de kwaliteit van het ijs. Door de directie van een der ijsfabrieken is erkend, dat in de klachten een kern van waarheid aanwezig is. Zij weet dit aan het feit, dat het water stoffen bevat, welke daarin, voor de ijsfabricage, niet mogen voorkomen. De eenig mogelijke verbetering kon naar de meening van de directie alleen verkregen wor den door de gelegenheid te openen, water te betrekken van de gemeentelijke waterleiding. Het is der Commissie bekend, dat de ge meente Velsen thans met het Staatsvisschers havenbedrijf een overeenkomst inzake water levering door de gemeente, heeft afgesloten, Het trawlerpersoneel. Betoogd wordt verder in het rapport, dat een systematische opleiding van dek- en ma chinepersoneel noodig is en dat dit niet alleen een personeels-, maar ook een bedrijfsbe lang is. Ook is een hoofdstuk gewijd aan de sociale lasten en arbeidsaangelegenheden De Commissie moest haar bevindingen vast stellen: a. ten aanzien van het verantwoorde lijkheidsgevoel der werknemers in het be drijf; b. de bekwaamheid en de opleiding; c. of er te snelle uitbreiding van personeel is en de sterkte der bemanning kan worden ver minderd, en d. of monstering op trawlers op langeren termijn de stabiliteit van het be drijf bevorderen kan. De beantwoording van deze punten volgt hieronder: a. Ongetwijfeld dient te worden erkend, dat in den tijd van snelle en ongeorganiseerde uitbreiding van het bedrijf, tot dit bedrijf vele elementen werden getrokken, wien het aan voldoende verantwoordelijkheidsgevoel ontbrak. Dit geldt voor werkgevers zoowel als voor werknemers. Naarmate het overleg tus schen de twee genoemde groepen de laatste jaren beter geworden is, is ook het verant woordelijkheidsgevoel versterkt. In elk geval is dit geen element, dat door voorschriften van derden te regelen valt. b. Men moet erkennen, dat er van een systematische opleiding voor de bijzondere éisehen van het visscherij bedrijf, zooals dit te IJmuiden wordt uitgeoefend, in het verleden nauwelijks sprake is geweest. Ook kan men aannemen, dat een corps speciaal opgeleide en daartoe bekwame werknemers, de rentabili teit van het bedrijf stellig ten goede zou zijn gekomen. Op dit terrein dadelijk verbetering aan te brengen, is onmogelijk, al zal in de toe komst, meer dan tot nu toe, deze zaak de aan dacht moeten hebben. c. Voor zoover er van snelle uitbreiding van personeel kan worden gesproken, was dit, naar het oordeel der Commissie, het gevolg van de zeer wisselvallige bedrijfsconjunctuur. Daartegen afdoende middelen aan te geven schijnt ondoenlijk. De vraag, of de bemanning der schepen kan worden verminderd, is in de eerste plaats een zaak van overleg tusschen de werkgevers en werknemers. Het heeft echter de aandacht van de Commissie getrokken, dat de kleine booten, die voornamelijk ter platvischvangst gaan, even zwaar bemand zijn als de grootere schepen ter rondvischvangst. Van werkgevers zijde wordt een vermindering van het aantal matrozen op de lcustbooten mogelijk geacht, terwijl van werknemei'szijde tegen de inwil liging hiervan geen argumenten zijn aange voerd, welke bezien vanuit bedrijfsstandpunt, daartegen zijn. d. De regeling van den aanmonsteringster- mijn is een zaak van overleg tusschen de werkgevers en werknemers. Naarmate het bedrijf beter georganiseerd is en naarmate het bedrijf zich voorziet van bekwaam per soneel naar die zelfde mate en op andere wijze schijnt dit niet mogelijk zal de sta biliteit van het personeel kunnen worden ver groot en zal het als vanzelf minder bezwaar ondervinden ook monsteringen op langeren termijn te doen plaats vinden. Zonder voor afgaande goede bedrijfsorganisatie en goede opleiding zal een langere monsteringsduur .slechts tot moeilijkheden en schade voor het bedrijf leiden. De vischhandel. Vervolgens worden mededeelingen gedaan over den vischhandel. Op 31 December 1932 waren bij den Rijks afslag 306 vischhandelaren geaccrediteerd. Op 31 Dec. 1921 was dit aantal 222, zoodat in 11 jaar een stijging van 37 pet. viel waar te nemen. Voor den oorlog werd verreweg het groot ste deel der te IJmuiden aangevoerde visch naar het buitenland verzonden en wel voor namelijk naar Duitschland en België. In 1913 was de export naar Duitschland 2/5 van De heer Rijketis, voorzitter der Commissie. den geheelen aanvoer. De export is aanzien lijk achteruitgeloopen. Voor Duitschland ligt de oorzaak niet alleen in de sterke uitbrei ding van de Duitsche vloot, maar ook in den economischen toestand. Breedvoerig beschrijft de commissie de groepsgewijze verdeeling van den vischhan del, den aard van den handel, de credieten, de wijze van verkoop van de visch, en de moeilijkheden als een gevolg van de tegen woordige crisis. De omzet aan den afslag was in 1927: f 14.066.924. in 1928 f 15.464.426, in 1929 f 16.702.233, hl 1930 f 14.549.838, in 1931 f 11.564.089 en 1932 f 8.025.360. Uiteengezet wordt dat moeilijkheden on dervonden worden tengevolge van het sor- teeren van de aangevoerde visch. De handel zou gaarne een andere wijze van sorteering ingevoerd zien, maar zoolang de pakking van de visch moet geschieden in een tempo als thans in de praktijk wordt vereischt, is ver andering blijkbaar niet mogelijk. Een ander bezwaar is, dat de vischkoopers zich niet volkomen kunnen overtuigen van de kwaliteit van de te veilen visch. Onder de omstandigheden waarin de visscherij thans wordt uitgeoefend is het niet mogelijk de ver schillende kwaliteiten voldoende uit elkaar te houden. In het algemeen kan het bij deze kwestie wel uitgesloten worden geacht, dat de visch- pakkers opzettelijk ten nadeele van den han del dus door de mindere kwaliteit onder in de kist te verbergen zouden pakken. Wegens de ongetwijfeld groote geldelijke belangen, aan deze kwestie voor het bedrijf verbonden, is het zeer gewenscht. dat van de zijde van dit bedrijf streng toezicht wordt gehouden op de lossing en de pakking van de visch. Overigens behoort het tot de taak van de directie van het Staatsvisschersha venbedrijf om de belangen van beide par tijen ten aanzien van dit moeilijke punt zoo veel mogelijk te beschermen. De moeilijkheden tengevolge der crisis. Nagegaan wordt welke moeilijkheden met den export ondervonden worden. Ook onder vindt de afzet in het binnenland moeilijkhe den door de sterke daling van de prijzen der levensmiddelen. Er is geen ruime afzet te be reiken dan tegen prijzen die overeenkomen met goedkoope levensmiddelen. Deze prijzen zijn echter in de meeste- gevallen niet loo- nend voor het visscherijbedrijf. In verband daarmede wordt de vischaan- voer steeds meer beperkt en wordt het voor den handel aldoor moeilijker om in zijn be hoefte te voorzien. Daarbij komt, dat het buitenland in ons land, voor den vischinvoer. aan geen enkele beperking is gebonden en de marktprijzen, door den overvloedigen invoer van zooge naamde vreemde visch, worden gedrukt. Al gemeen werd dan ook geklaagd over de moei lijkheden welke van den veranderden loop het gevolg waren. Bevordering vischgebruik in het binnenland. Verschillende middelen tot verbetering van den afzet zijn naar voren gebracht. Veel nut verwacht men van een krachtige pro paganda tot bevordering van het vischge bruik in ons land. De Commissie kan deze meening volkomen deelen. Het is haar gebleken, dat de binnen landsche markt op onvoldoende wijze wordt bewerkt. Wel schenkt de handel reeds zijn aandacht aan dit punt, doch er zijn nog groote leemten aanwezig. Aan de vraag in het binnenland naar goede zeevisch wordt niet voldoende voldaan. De prijs van de visch komt hierbij ook in het geding. Het verschil tusschen den prijs, welke in de vischhal en den prijs, welken de consument betaalt, is zeer groot. Daar dit prijsverschil aan sterke schommelingen on derhevig is en vrijwel in elke plaats afwijkt, meent de Commissie te moeten volstaan met het constateeren van dit feit. Een behoorlijke winstmarge kan gevorderd worden, doch deze mag niet overdreven zijn. Een middel tot het laag houden der prijzen voor de consumenten en tot uitbreiding van den afzet in het buitenland is ook gelegen in het zoo snel en goedkoop mogelijk vervoeren van de visch. Het ligt op den weg van de Re geering zoodanig vervoer te bevorderen. De Commissie wenscht in dit verband te wijzen op het steeds toenemend aantal auto's welke bij de vischhallen de visch komen afhalen, om die zoo snel mogelijk naar de plaats van bestemming te brengen. Het aantal auto's is in de laatste jaren zelfs dermate toegenomen, dat de parkeerruimte onvoldoende is te noe men. Gelegenheid om dit ruimte uit te brei den, zoodat die aan redelijke eischen kan voldoen, is, naar de meening der Commissie, aanwezig. Wel zal men dan moeten beschik ken over spoorweggrond, doch dit mag geen belemmering zijn. Elke bevordering van een snel en goedkoop vervoer, ook door de spoor wegen, moet in de hand worden gewerkt. Men mag niet uit het oog verliezen, dat men hier te doen heeft met een artikel, dat aan een snel bederf onderhevig is. Een hoofdstuk bespreekt de factoren, die mede geleXd hebben tot de crisis in het stoom- trawlerbedrijf te IJmuiden. Daarbij worden besproken de bestaans zekerheid vóór den oorlog, de verminderde visehexport naar Duitschland, de stijging der vischprijzen in 19261929, de verminderde vangst van tong, de achteruitgang van den vischstand, de daling van de vischprijzen en de belemmering van den visehexport. Een lichtpunt in den donkeren toestand wordt de ruimere vangst door de groote boo ten genoemd. Ook is er een hoofdstuk gewijd aan de puf visscherij. De commissie blijft op spoedige tot stand- koming der gevraagde maatregelen tegen pufvisscherij aandringen. Klachten over het Staatsvisscherijbedrijf. De Commissie ontving' verschillende klach ten over het Staatsvisscherijbedrijf. Er werd ook geklaagd over tarieven voor het gebruik maken van commercieele inrichtingen en voor het in erfpacht verkrijgen van gronden. De commissie acht het gewenscht een com missie om advies in te stellen, die den mensc-hen in belangrijke zaken kan advi- seeren. De diagnose. De Commissie schrijft verder o.a.: Het visscherijbedrijf, zooals dit in IJmuiden wordt uitgeoefend, is blijkens de ervaring meer dan menig ander bedrijf aan groote schommelingen onderhevig. Deze conjuctuur- beweging vindt voor een deel haar oorzaak zoowel in den wisselenden rijkdom der visch- gronden als in de grillige marktverhoudingen. Speculatieve elementen, door de snelle ont wikkeling van de visscherij te IJmuiden wak ker geroepen, hebben deze zoo men wil „natuurlijke" gevoeligheid nog in belangrijke mate geprikkeld. In tijden van slechte marktverhoudingen krimpt de varende .vloot geihakkelijk tot een minimum in, doch niet zoodra beloven de vangsten een rijkere opbrengst, of terstond worden een aantal trawlers weer uitgerust en in de vaart gebracht. Bovendien wordt de IJmuidensche vloot dan veelal uitgebreid door aankoop van reeds in de vaart zijnde of ge weest zijnde buitenlandsehe schepen, die on middellijk of vrij spoedig aan het bedrijf deelnemen. Perioden van stilstand en snelle uitbreiding hebben elkander zoodoende afge wisseld. Het zou van een oppervlakkig optimisme getuigen, wanneer in deze snelle aanpassing louter voordeel werd gezien. Voor de Commis sie, die door haar onderzoek gelegenheid heeft gekregen een blik te werpen op de nadeelen van deze plotselinge reacties op conjunctuur invloeden, staat het wel vast, dat in het onge breideld oprichten van ondernemingen, om zich met de vischvangst bezig te houden, een grondfout gezocht moet worden, waaronder het IJmuider visscherijbedrijf gebukt gaat. Zelfs de meest solide ondernemingen heb ben een harden strijd om het bij deze chao tische productie-methode vol te houden. Tel kenmale wanneer zij zouden kunnen profitee- ren van een gunstige conjuctuur, werpen zich outsiders op dit bedrijf, rusten één of meer trawlers uit en wagen hun kans. Gelukt de speculatie, dan werken de on dernemers door, totdat de kansen weder kee- ren; gelukt zij niet, dan worden deze reede rijen meestal ingeschreven in het lange regis ter van de al dan niet door faillissement ge liquideerde visscherij-ondernemingen. Deze wantooestand is een bron van voort durende onzekerheid voor de te IJmuiden ge vestigde goed gefundeerde reederijen. Bij het constateeren van deze feiten ziet de Commissie allerminst voorbij, dat ook in andere productietakken soortgelijke toestan den optreden. De wereldcrisis, die sinds eenige jaren de menschheid teistert, is ongetwijfeld voor een deel ook een periodieke conjuctuur- erisis. Het beeld van IJmuiden is echter in twee opzichten bijzonder; vooreerst brengt de aard van het bedrijf mede, dat de conjuuctuur schommelingen volstrekt niet altijd samen vallen met de internationale economische de pressies; zij zijn in vele gevallen als op zich zelf staande gebeurtenissen te beschouwen; voorts wordt, hoewel om een schip ter visch vangst uit te rusten een belangrijk bedrag wordt vereischt, deze moeilijkheid verlicht door hulp van derden, als daar zijn: banken, fabrikanten en leveranciers van de uitrusting, die de noodige credieten geven. Die hulp is in vele gevallen zoo gemakkelijk te verkrijgen, dat de natuurlijke rem voor overmatige uitzetting in veel geringer mate werkzaam is dan in vele andere onderne mingen. Het is noodig, dat de bedrijven een zeer sterken financieelen grondslag' hebben, willen, zij de schommelingen kunnen doorstaan. Als bijkomstige factoren in de wilde bewe gingen in de IJmuider bedrijvigheid zijn in dit rapport reeds genoemd het dikwijls te oude en daardoor in de exploitatie te dure materiaal, waarmee gevaren wordt, de moei lijkheden in de arbeidsverhoudingen, het som tijds optredend gebrek aan zorg voor schip, uit rusting en vangst. Gewezen moge ook worden op den druk, welke op het bedrijf wordt gelegd door de naar het oordeel der Commissie, niet te verdedigen indirecte heffing van havenrechten, waar door het StaatsYissehershavenbedrijf veel te hooge tarieven berekent en op de bezwarende erf pachtsvo orwaard en. Het ontbreken van coöperatieve inkoopver- eenigingen en van een onderlinge verzeke ringsmaatschappij maakt de exploitatie min der economisch. Het uitblijven van Regeeringsmaatregelen om de opzettelijke pufvisscherij tegen te gaan moet van grooten invloed geacht worden op den achteruitgang van den stand van de schol en de schar. Het IJmuidensche bedrijf is vrijwel geheel gespecialiseerd op de Noordzeekwaliteitsviseh. In verband hiermede werd de vraag gesteld, of door deze eenzijdige oriënteering de trawl visscherij wel in staat is ook de andere soor ten visch te leveren, waarvoor in het binnen- en buitenland mede plaats is. Hoewel deze aangelegenheid onder de te genwoordige verhoudingen, in verband met de bestaande moeilijkheden en beperkingen in den uitvoer, niet actueel is, behoort, in het vooruitzicht van meer normale verhoudingen, dit punt tijdig ernstig onder de oogen te worden gezien. De vraag, of aan motor- of stoomschepen de voorkeur dient te worden gegeven, acht de Commissie niet voor een bevestigende of ont kennende beantwoording vatbaar, omdat de ondervindingen op dit gebied nog onvoldoende zijn,. Het geneesmiddel. Wanneer de diagnose, wat de hoofdoorzaken van den ongewensehten toestand te IJmuiden betreft, in het voorgaande juist is gesteld, ligt het geneesmiddel voor de hand: het bevor deren van meer orde en regelmaat in het geheele bedrijf, door de ongebreidelde vrijheid van concurrentie en bedrijfsuitoefening eenigszins aan banden te leggen. Hier openen zich verschillende theoretische mogelijkheden, waaruit ten slotte een keus gedaan moet worden. Eén lid is van oordeel, dat, hoewel een nadere studie hieromtrent zou dienen plaats te hebben, van Staatswege het bedrijf kan worden gesaneerd en uitgeoefend. Van nadere uitwerking en omschrijving van bovenstaande denkbeelden meende dit lid zich evenwel te moeten onthouden, omdat hier de meening van de kleinst mogelijke minderheid van de commissie wordt gpuit. De grootst mogelijke meerderheid der com missie stelt zic-h evenwel op het standpunt, dat de overheid niet verder dient in te grij pen, dan voor het te bereiken doel noodza kelij k is, omdat zij het algemeen belang het beste gediend acht, wanneer aan het bedrijfs leven de onontbeerlijke bewegingsvrijheid ge waarborgd blijft. Ze verwerpt daarom het denkbeeld, om de IJmuider visscherij als monopolie rechtstreeks te doen uitoefenen door de overheid. Twee leden achten het noodig, dat een wet aan de regeering de bevoegdheid verleent om eischen te stellen, waaraan reederijen, die het trawlvisscherij bedrijf wenschen uit te oefe nen, moeten voldioen en om een Zeevisscherij- kamer in te stellen, met de navolgende taak: a. het uitoefenen van voortdurend toezicht op de financieele en technische inrichting der reederijen; b. het adviseeren over alle aangelegenheden, het trawlbedrijf. de visschershaven en den afslag betreffende, zoowel op ver zoek als uit eigen beweging. Bovengenoemd lid kan subsidiair met het standpunt der genoemde twee leden accoord gaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8