s
VOOR ER EN GEWETEN
|fe
H6T „MIDWINTERHOORNBLAZEN" In Twente t»
weer begonnen, een traditie, welke leder jaar
tijden* de Adventtijd tot ket octaaf van Drie»
koningen beoefend wordt
DE VEERDIENST ENKHUIZEN-STAVOREN la
door de vorst gestaakt. Aan de loketten der
•poorwegstatlons wordt hiervan kennis gegeven.
ALS DE KALVEREN OP HET IJS DANSEN luidt hel spreekwoord, iets, wat men
zich niet ais werkelijkheid kan voorstellen. Of degenen, die deze meening zijn toeg
daan, zich misschien vergist hebben? Volendam brengt hun opinie aan het
wankelen.
MET DE PRIKSLEE ER OP UIT. - Oud en Jong Volenden»
op het ijs tijdens de eerste vorstperiode van dit wlnteA
seizoen.
t
AAN DEN INGANG DER AMSTERDAM-
SCHE IJSCLUB kwamen vele jeugdige
enthousiasten van de schaatssport zich
Dinsdagmiddag melden, teneinde toegelaten
te worden, om een baantje te maken.
OP VERSCHILLENDE PUNTEN VAN DE HOOFDSTAD zijn weer de traditioneele
vuurpotten geplaatst. Vele voorbijgangers komen er even de handen warmen.
É||ïr% V -
ALS KONING WINTER REGEERT. - De haven van Broekerhaven (N.-H.) in
wintertooi.
DE „POSTJAGER" bracht Dinsdag een bezoek aan den Haag, waar het toestel de onverdeelde belangstelling der
bewoners van de residentie had. Op den Vijverberg sloeg een groote menigte de verrichtingen van den „vogel" gade.
FEUILLETON
CHARLES ALD2N SELTZER.
48)
„Je hebt het geraden", antwoordde hij ern
stig en vriendelijk! „ik heb aan dit land zit
ten denken en aan zijn bevolking". Hij-
glimlachte tegen haar, terwijl er een licht
glinsterde in zijn oogen, waarvoor zij haar
oogen afwendde en neersloeg. „Maar hoe heb
je dat ontdekt?" vroeg hij „Ik wist niet, dat
ik mijn gedachten onder woorden had ge
bracht."
„Denk je dan, dat spreken altijd noodig is?"
antwoordde zij en keek hem met 'n kalmen
glimlach aan. „Geloof je niet, dat er tijden
zijn, waarop de gedachten uitdrukking vin
den in de oogen. Oogenblikken, waarop wij ze
niet kunnen verbergen onverschillig hoe
zeer wij daar naar streven. Ik weet, dat je
aan het land dacht", vervolgde zij ernstig,
„omdat ik er een paar minuten geleden ook
aan had zitten denken en ik weet, dat mijn
gevoelens precies dezelfde waren als die wel
ke je oogen uitdrukten. Het is prachtig, niet
waar?" zei ze met eerbiedige stem. „Het is zoo
groot, zoo verheven, zoo aangrijpend. Het be
koort door zijn uitgestrektheid, het bedehnt
door zijn schooonheid, het maakt dat men
zich dichter bij zijn schepper voelt, al
schenkt het je ook een ontstellend gevoel van
eigen nietigheid.
„Bijvoorbeeld", vervolgde zij met groote,
stralende oogen, terwijl er een nieuwe,
zachte kleur op haar gelaat kwam, „er zijn
•ogenblikken, waarop wij de overweldigende
zekerheid hebben van haar belangrijkheid;
waarop wij voelen dat wij zoo'n last dragen,
dat de toevoeging van nog een anderen den
last te zwaar zou maken. Dan zien wij op
God's werk en onmiddellijk roept een stille,
zachte stem binnenin ons: „Wat heb je ge
daan in vergelijking met dit?" En wat heb
ben wij gedaan?" vroeg zij plotseling.
„Niets", antwoordde hij ernstig, onder den
indruk van dezen vluchtige, helderen blik
in haar ziel.
Zij leunde glimlachend achterover in haar
stoel. „Dat was het, waar ik aan dacht. En jij
dacht er ook aan", vervolgde zij. „Neen, ont
ken het niet", waarschuwde zij, „want ik zag
het in je oogen".
,N«en", zei hij met een snellen glimlach, „ik
ontken het niet. Maar ik dacht ook aan de
menschen."
„O, de menschen!" zei ze haar wenkbrau
wen fronsende.
„Misschien had ik moeten zeggen „een per
soon", verklaarde hij met een snellen blik op
haar, waaronder zij plotseling verlegen haar
oogen neersloeg zooals zij ze neergeslagen
had bij een andere gelegenheid, die hij zich
herinnerde.
„O!" zei ze alleen.
„Ik heb deze persoon vergeleken met God's
andere werken", zei hij, met een gloed in zijn
oogen, die verried, dat zijn vroeger besluit
om een poging tot het oplossen van het ge
heim tot later uit te stellen, onverschillig ter
zijde was gesteld „en ik ben tot het besluit
gekomen, dat Hij, ondanks de oneindige zorg
waarmee Hij de schitterende wereld daar bul
ten maakte, de persoon, die ik op het oog heb
niet vergeten heeft."
Haar oogen ontmoetten de zijne in een
snel begrijpenden blik. Zij haalde langzaam
diep adem en wendde haar gezicht dat vuur
rood was geworden, af.
„Zooals jij er in geslaagd bent om de men-
schelijke nietigheid in vergelijking met God's
machtige scheppingen te vertolken, zoo werd
mij mijn eigen nietigheid opgedrongen, toen
oik trachtte te vergelijken met het lieve ka
rakter van de persoon, waarover ik spreek"
zei Hollis met zachte, ernstige stem. „Het is
maar de vraag, of zij als ik haar over iets
spreek, wat mij al vele dagen op het hart
heeft gelegen niet met het volste recht de
vraag, gedaan door de stille, zachte stem, zou
kunnen herhalen en zeggen: „Wat heb je ge
daan, om dit te verdienen?" En ik zou
moeten antwoorden niets." Hij was dich
ter bij haar gekomen en had zich voorover
gebogen om haar in de oogen te kijken.
Zij zat heel stü, haar blik op het bassin ge
richt. „Misschien denkt die bijzonder ach
tenswaardige persoon er wel anders over?"
antwoordde zij met een ondeugende flikke
ring in haar oogen. Zij keerde zich plotseling
om en keek hem recht in de oogen, ontmoet
te kalm zijn blik met een glimlachje op haar
gelaat. „Ik zei je al, dat somtijds iemands
gedachten tot uitdrukking komen in zijn
oogen", zei ze en nu flikkerden haar oogle
den „misschien kun je wel zeggen, welke
mijn gedachten zijn?"
Het was een uitdaging en een onvoorwaar
delijke overgave. Hollis omhelsde zijn aange
bedene.
„Je hebt geen antwoord gegeven", lachte
zij, met een gesmoorde stem; „je bent niet
zeker
Zij voltooide de zin niet. Mrs. Norton, die
naar de deur kwam om een luchtje te schep
pen, bleef op den drempel staan, keek, glim
lachte en sloop toen zacht, heel zacht
ln huis terug.
Ver weg, boven het bassin cirkelde een
Mexicaansche arend, met la-ngzamen vleugel
slag door den gouden middag-zonneschijn.
Mijlen ver weg verhieven zich somber de berg
toppen, een geheimzinnige gouden stralen
krans verhief zich langzaam daar boven.
Misschien zou er altijd iets geheimzinnigs
blijven in de bergen, maar een twijfel, die
Hollis tot dat oogenblik bevangen had, was
opgeheven.
HOOFDSTUK XXVII.
Lange dagen.
„Deze stad" luidde een brief dien Hollis
laat in September van Weary ontving „is
niet goed voor een man, die een beetje aan
zichzelf denkt. In de eerste plaats zijn er hier
te veel menschen die niet schijnen te weten
wat zij met zichzelf moeten uitvoeren, zij dra
ven rond en doen alsof zij ieder oogenblik er
vandoor kunnen gaan. In de 2de plaats ben
ik haast door mijn duiten heen en zou graag
ongeveer en maand loon ontvangen en even
min iets tegen hebben op twee. Ik heb al
meer uitggegeven dan ik moest, het is maar
goed dat ik een retourkaartje heb, anders
zou ik er leelijk voorstaan als ik terug kan
komen. Gisteravond zei de dokter in het hos
pitaal dat hij Ed vandaag zou opereeren, wat
vanmorgen al gebeurd is en Ed ligt nu rustig
al kan de dokter nog niet zeggen of hij beter
wordt of niet, maar hij heeft hoop en ik
zal je telegrafeeren als hij erger wordt. Dit is
voor ditmaal alles.
P. S.: Zeg baas, vergeet niet om dat geld te
sturen, ik zal het wel goed mee je maken, ik
vergat je nog te vertellen, dat ik uitgekleed
werd door een kwartjesvinder hier. Ik zou
hem aan stukken gescheurd hebben maar
honderd sheriffs kwamen óp mij af en ik
had geen kans. Wat doet een stad met zoo
veel sheriffs.
„Weary".
„P. S.: Ik zou graag thuis zijn voor de
inspectie, maar ik geloof niet dat het gaan
zal.
„Weary".
Nellie Hazelton kreeg dezen brief niet te
zien, ofschoon Hollis haar vertelde, dat Ed
geopereerd was en dat hij zoo goed was, als
men mocht verwachten. En de telegraaf be
zorgde dien avond Weary zijn geld.
De dagen gingen nu al te snel voorbij, want
de herfst-inspectie was aanstaande en Hol
lis bedacht spijtig, dat zijn dagelijksche ritjes
met Nellie Hazelton als gezelschap spoe-
rig moesten ophouden.
De nachten werden al koud, sneeuw ver
scheen op de bergtoppen, het bassin was niet
langer een groote, groene kom, maar geleek
een reusachtig, hol palet, waarop de natuur
haar kleuren had gemengd geel en goud
en bruin, met hier en daar een vlek rood en
purper, een plekje groen dat het seizoen
overleefde en groote, breede grijze plekken.
De kale plekken leken nog kaler te worden
bespot door de scharlaken roode bloemen van
de cactus, die eeuwigdurend schenen te zijn
en het gele zëlfkrukl, dat stout de naderen
de winter tartte. Razor-Back was een verla
ten plek. Nooit aantrekkelijk, verhief deze
zich nu kaal en somber, keek met een zuur
gezicht neer op den rand kreupelhout dit
ilaatste nu van zijn blad beroofd, de schaar-
sche schoonheid verdwenen, terwijl het zijn
kale takken koppig boog voor den vroegen
najaarswind.
Den laatsten dag van de maand kwam de
regen een koude felle jagende storm, die
drie dagen woedde en tengevolge had. dat er
een beweging ontstond onder het vee, die de
veehouders niet konden tegenhouden. In re
gendekens gehuld zwoegden de cowboys voort
als helden werkende om den stroom tegen
te houden. Het vee trok zich gestadig terug
voor den storm geen menschelijke nf&cht
kon het den weg verspen-en. Op den twee
den dag kwam Norton het Circle Bar rancho
huis, nat, ontstemt, maar besloten om tot
het uiterste vol te houden. „Als die regen
niet gauw ophoudt", zei hij tegen Hollis toen
hij zich voor het open vuur stond te drogen,
„zullen wij van hier tot aan de grens van
Colorado vee hebben loopen. En dan krijgen
wij de poppen aan het dansen!"
(Wordt vervolgd^