VRIJDAG 8 DECEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD AAN ALLEN. In mijn verhaaltje van Zaterdag haalde ik het spreekwoord aan: Alle goede dingen be staan in drieën. Maar er is een ander spreek woord, dat luidt: Driemaal is scheepsrecht. Dat getal drie heeft dus wel een rol gespeeld in onze taal. Toch schijnt het getal 7 van nog grooter beteekenis te zijn geweest en mis schien nog wel is. Om te beginnen kende men vroeger T planeten. Dat waren zon, maan, Mercurius, Mars, Venus, Jupiter en Satur- nus. Bij de Chaldeeërs was 7 het heilige ge tal. Ten tijde van de Perzische koningen wer den de regeeringszaken geleid door 7 waar digheidsbekleders. Er waren ook voorstellin gen van slangen met 7 koppen. We tellen 7 dagen in een week. In den Bijbel lezen wij vaak over het ge tal 7. Jacob diende 7 jaar om Rachel tot vrouw te krijgen en daarna nog 7 jaar. Jozef ver klaart in zijn droom aan den koning, dat de 7 vette en 7 magere koeien, 7 vruchtbare en 7 onvruchtbare jaren zijn. Paaschfeest, Loofhuttenfeest, bruiloften en rouwplechtigheden duurden 7 dagen. Bij het zweren van den eed moest men 7 dingen op noemen. Bij nieuwe maan werden 7 lammeren ge offerd. Men had het haar in 7 tressen ge vlochten. In Israel waren 70 ouderlingen,. 70 vertalers brachten de bijbelboeken over in het Grieksch. In het oude Griekenland telde men 7 we reldwijzen, 7 helden en 7 wereldwonderen. 7 koningen regeerden over Rome. De stad was op 7 heuvels gebouwd. In den tempel werden 7 heiligdommen bewaard. Een geheim werd opgeteekend in een boek met 7 zegels. Volgens Romeinsch recht werden 7 getuigen vereischt voor een testament. Jezus heeft 7 kruiswoorden gesproken en het Onze Vader bestaat uit 7 beden. De Ka tholieke kerk heeft 7 sacramenten. De vas ten lijd voor Faschen duurt 7 weken. Het Pinksterfeest wordt 7 weken na Paschen ge vierd. Ook in de Sprookjeswereld komen we tel kens het getal 7 tegen. Sneeuwwitje en de 7 dwergen, de wolf met 7 geitjes, de 7 raven, de 7 mijls-laarzen van Klein-Duimpje. In de Aardrijkskunde is het getal 7 ook goed vertegenwoordigd. Zevenberger, het Ze vengebergte, Zevenburger, Zevenaar, 7 berg- steden van den Harz, 7 bronnen bij Osna- brück. In het Duitsche rijk waren 7 keurvorsten. Eén milicien in het Nederlandsche leger dient 7 jaar, De vroegere Duitsche keizer werd peet bij het 7'ds kind uit een gezin. De presi dent van de Fransche Republiek wordt voor den tijd van 7 jaar gekozen. De regenboog bestaat uit 7 kleuren, n.l. rood. oranje, geel, groen, lichtbauw, donker blauw en paars. Dan staat er in den Bijbel nog een heel mooi woord, n.l. dat men niet 7 maal. maar 70 x 7 maal iemands fouten moet vergeven. Bij sommige getallen, die op 7 eindigen, kunnen we merkwaardige getallen reeksen krijgen, b.v. het getal 37. 3X37=111 6X37=222 9X37=333 12X37=444 15X37=555 18X37=666 21X37=777 24 X 37=888 27X37=999 Bij het getal 3367 krijgen we ook eigenaar dige groepeeringen. 33X3367=111111 66X3367=222222 99x3367=333333 132X3367=444444 165X3367=555555 198X3376=666666 231X3367=777777 264X3367=888888 297X3367=999999 Die eigenaardige uitkomsten komen ook wel bij andere getallen voor. Bouw maar eens den volgenden toren, dan zeg ik geen uit komst. 1X9+2= 12X9+3= 123X9+4= 1234X9+5= 12345x9+6= enz. W. B.—Z. EEN ZELDZAAM GEHEUGEN. Een zeldzaam sterk geheugen bezat een Franschman. die aan het hof van Frederik den Grooten kwam, om zijn buitengewoon talent te laten bewonderen. De koning las een vrij lang gedicht van Rousseau voor en de Franschman herhaalde het woordelijk. Men nam andere stukken, waarvan men zeker wisj, dat hij ze niet kende; maar hij herhaal de ze even gemakkelijk. Toen besloot Frederik de Groote den Fran- schen dichter Voltaire, die aan zijn hof ver toefde en er om bekend stond, dat hij zoo ij del was, een poets te bakken. Voltaire had beloofd 's avonds eenige pas voltooide gedichten voor te lezen, en de ko ning noodigde ook den vreemdeling uit; maar hij had hem verzocht niets over zijn kundigheden te vertellen aan Voltaire. Bo vendien verzocht hij hem. tegen Voltaire te zeggen, dat de ode al lang bekend was. dat hij ze al als jongen op school had moeten lee- ren, als bewijs zou het gedicht dan nog een maal opzeggen. Voltaire verscheen en droeg zijn werk voor. „Dat is een prachtig gedicht, mijn lieve Voltaire," zei de koning. „Zeker is het mooi," zei de Franschman „En goed opgezegd i" „Opgezegd?" vroeg Frederik verbaasd, „wat bedoelt U daarmee, mijnheer?" „Wel, het gedicht is al tamelijk oud!" „Oud?" riep Voltaire verwonderd. „Ik heb het gedicht pas gemaakt.". „'t Spijt me erg, mijnheer Voltaire; ik heb het al op school moeten leeren; ten bewijze zal ik het voor U opzeggen." En tot groote ontzetting van Voltaire droeg de Franschman het gedicht woordelijk voor. Woedend sprong de ijdele dichter op, ver scheurde zijn gedicht en wierp het in de kachel. Hij wond zich zoo op, dat de koning het raadzamer vond hem de heele toedracht van de zaak te vertellen. Maar Voltaire was pas heelemaal overtuigd toen hij zelf eenige malen een proef had ge nomen met het werkelijk buitengewone ge heugen van zijn landgenoot. WAT HEEFT DEZE AUTOMOBILIST VERLOREN? Verbind de cijfertjes in volgorde en je hebt het antwoord. VOOR DE OUDEREN. DE TWEELINGEN VAN DE H.B.S. door W. LASSCHUIT. HOOFDSTUK I. De tweelingen. „Zit niet zoo verschrikkelijk te gapen!" aldus sprak Karei Dalman tegen zijn zusje Nel, die maar enkele oogenblikken na hem het levenslicht had aanschouwd en nu ach ter haar hand een geregeld „hè"!-geluid deed hooren, wat Karei scheen te irriteeren en hem deze uitdrukking ontlokte. „Ach, ik ken deze som ook niet. Meetkun de is een snertvak!" was Nel's antwoord, meer oprecht, dan meisjesachtig. „Dan moet je ook maar opletten op school! Je zit altijd maar naar Piet Verstraeten te kijken!" „Pff! Solliciteer jij naar de betrekking van Opa? Wat denk je wel van me? Dat ik om Piet Verstraeten verlegen zit? Loop heen, als jeblieft!" „Laten we daar maar over zwijgen, zusje, dat zoeken we later wel eens uit. Nu eerst maar die som!" oreerde Karei. Hij ging naar zijn zusje toe en probeerde haar de geheimen te ontsluieren, die de con gruentie van driehoeken voor haar met zich brachten. „Gesnopen?" vroeg Karei, nadat hij haar bewezen had, dat twee driehoekén congruent zijn, als ze de twee basishoeken en een op staande zijde gelijk hebben. „Ja, nou geloof ik wel, dat 'k 't weet. Het zijn lamme sommen!" „Heelemaal niet. Als je een beetje uitkijkt, spreekt het vanzelf." „Altijd, als je 't snapt." „Ja natuurlijk, maar je kent toch je for mules?" ,,'k Weet nauwelijks, wat het woord for mule beteekent, dus laat staan, dat ik die dingen ken!" „Dan vraag je het morgen maar aan „de Staart"!" De Staart was de leeraar in wiskunde, zoo genoemd, naar zijn kort jasje met uitgesne den panden, dat, als ware het een onafschei delijk gedeelte van den manspersoon, hij al tijd in de klas droeg. Nel en Karei Dalman waren van jongs af bij elkaar te vinden geweest. Zelden of nooit deden ze iets afzonderlijk of het moest al een heel noodzakelijke reden hebben. Zoo deelden ze al hun lief en leed reeds vijftien jaren lang of beter gezegd: veertien en een half jaar lang, gezien het feit, dat ze 't eerste half jaar van hun leven geen weet van eikaars bestaan hadden. 't Was echter met volkomen zekerheid te zeggen, na dit half jaar dan, dat als Karei zich in de vingers sneed, waardoor de jongen een keel opzette, als solliciteerde hij voor dictator van een of ander volk. zus Nel zich een dito pijn veroorloofde, al was het bij haar dan expres en bij broer per ongeluk, om toch vooral maar met dezen laatste op gelijken voet te staan en zoo mogelijk nog harder te gaan brullen. In zoo'n geval was het huis te klein. Zoo was het de eerste jaren gegaan, totdat de schooltijd kwam en er eenigszins een wat rustiger stemming keerde in den huize Dal man. Maar o wee, als zoonlief om 12 uur thuiskwam! Moeder kon er zeker van zijn, wanneer er zich op zijn pas gestoomd broekje een groote inktmop vertoonde, bij zus Nel op haar jurk iets dergelijks viel te bespeuren en altijd was het natuurlijk: „een ongelukje, moeder!"' Naarmate ze ouder werden, sleet deze „ge lijkheid in gelederen", zooals Pa Dalman het uitdrukte. Vooral, toen ze ieder een aparte kamer kregen, deden ze veel meer zelfstan dig, wat ook beter was. Er was ondertusschen wat te stellen met de tweelingen, het eenigste, dat tot nog toe in den huize Dalman met veel kabaal een plaatsje op dezen aardbodem wenschte. 'Wordt vervolgd.) ONZE BIBLIOTHEEK. (Opgericht 2 October 1928). Gr. Houtstraat 93. (Bureau van „Haarlem's Dagblad") Corresp.-adres: Emmastraat 36. Ruiltijden: Woensdags 46 en Zaterdags 24 uur. Het uitleenen van boeken eindigt een kwar tier vóór sluitingstijd. Inschrijving 15 cent (inclusief opbergmap en volledige catalogus 1933) Nieuwe lijsten: 10 cent, nieuwe mappen: 712 cent. Leenprijs 2 ets per deel en per leesweek, d.i. WoensdagZaterdag of Zaterdag Woensdag. „Zonneschijn", weekblad voor jongens en meisjes van alle leeftijden in mappen: 2 cent. Niet meer tezamen met een boek. NIEUWE BOEKEN Behalve een afgesloten jaarabonnement van „Zonneschijn" voor 1934, zijn er deze maand enkele nieuwe boeken bijgekomen. Het zijn: Per luchtschip „De Argonaut" naar Mars. De Aspirant-journalist, door J. Feitsma. Jutima. door Jet de Boer van Strien. De Ridderbond van 't zonnehuis, door B. Willing. NOG EVEN. moet ik het zeggen van Daan Hoeksema's Zonnestraal Kalender, die onder hen, welke zich nu als deelnemer opgeven (vóór 15 Dec.) wordt verloot. Deelnemers, die een nieuweling aanbrengen, loten ook mee. BOEKBESPREKING 370. Uit Karel's H. B. S.-jaren, door A. v. d. Hoogte (13 jaar en ouder) Deze levensjaren van het zieke jongmensch is door den schrij ver wel wat al te dol beschreven, 't Had min der gekend en dat zou zeker het boek ten goede zijn gekomen. DEELNEMERSLIJST 13. Georg. Sint, Stuyvesantstr. 44, 12 jaar. 25. Piet Koen, Goltziusstraat 24, 10 jaar. 30 en 31. Annie en Ciska Dirks, Meester Lottelaan 22, resp. 12 en 9 jaar. 32. Karei Petri, Zijlstraat 3 rood 12 jaar. 35. George Kennephaas, Schoterweg 25, 12 j. 54. Gerard Schous, Gierstraat 64, 11 jaar. (De overige deelnemers worden in de vol gende rubrieken vermeld.) Lezertjes, die nog geen deelnemer zijn van Onze Bibliotheek, wanneer komen jullie eens kennismaken? Weet je wel. dat er in O. B. ruim 400 boeken zijn voor alle leeftijden van 7 jaar af? Weet je ook wel, dat er leuke, maar ook interessante boeken zijn? Boeken op allerlei gebied? Weet je 't niet, kom dan eens kijken! Weet je 't wel, nu, dan spreekt het toch immers vanzelf, dat je ook deelnemer moet worden. En hoe meer nieuwe deelnemers er komen, zooveel te meer nieuwe boeken er telkens ge kocht kunnen worden. KOMEN JULLIE allemaal? W. F. M. H. LASSCHUIT Emmastraat 36 b. d. Koninginneweg. Haarlem, 8 December 1933. ZOEKPLAATJE. „Ik zou maar een beetje oppassen, mijn heer! Er zwerft een gevaarlijke bandiet in de buurt!" „Och wat, zoolang ik hem niet zien, ben ik niet bang!" DE BEURT IS AAN KLEINE TEEKENAARS. WIE VINDT DEN WEG? Hier zijn weer or- btelden voor julli.. Een papega:. en uil. En weet je, wat het leukste is? Dat je ze alle bei kan teekenen in één lijn. zonder je pot lood van het papier te hoeven nemen. Pro beer het maar, dan zul je het wel merken. TANTE TINE. Een schip beladen met proviand en klee- dingstukken is op weg naar een kleine ne derzetting van poolreizigers. Daar het een vrij gevaarlijke tocht is, tusschen ijsbergen door, kan men er niet regelrecht op af varen maar men moet zigzag kruisen. Wie van jullie vindt den weg zonder over de lijnen te gaan? Rechts bevenaan begin nen en links onderaan uitkomen Oplossing komt volgende week. TANTE TINE. UIT DE NATUUR. SAMENLEVING (SYMBIOSE) Dat menschen en dieren elkaar noodig heb ben is bekend genoeg en het is een eerste plicht van de menschen elkander zooveel mo gelijk te helpen. In de dierenwereld zijn dikwijls mooie staaltjes van hulpvaardigheid en trouw aan te toonen en al is er een gezegde „ze hebben een leven als hond en kat. toch zijn er ge vallen genoeg bekend dat er juist tusschen deze twee diersoorten een bijzondere trouw bestaat. Ja, het eerste oogenblik staan ze wel met kromme rug en dikke staart br vuend tegenover elkaar, maar met een beetje ge duld is dat in een korten tijd wel beter en en liggen ze lekker samen in de mand of bij den haard. Ook in de vrije natuur hebben de dieren omgang met elkander, want als we spreken van een school visschen een zwerm bijen, een kudde schapen, enz. dan zijn er van die diersoorten heel veel bij elkaar. Vervolgens hebben we de parasieten, die op en in mensch en dier leven: dit wordt dik wijls als heel gewoon beschouwd en toch le ven die weer ten koste van ons. Maar zoo zijn er nog tal van gevallen, waar de dieren tot elkaar in nauwere betrekking staan; meestal is er wel eigenbelang bij voor één der partijen, maar toch is het soms heel merkwaardig. Wij hebben dezen zomer al eens geschre ven over de heremietkrab, die zoodra hij de gedaante van zijn ouders gekregen heeft, een leegen schaal van een zeeslak zoekt, die als zijn woning moet dienen. Maar deze here mietkrab houdt in tegenstelling met men- schelijke kluizenaars, niet zoo heel erg veel van eenzaam leven. Een zeeanemoon heeft zich op de schelp gehecht maar is ook voor den grooten krab nuttig'. De kluizenaar kan zich bij onraad in de wulkschelp terugtrek ken, en verdedigt zich zoo noodig met zijn rechterschaar, die wel 2 maal zoo groot is als de linker. Dit mag voldoende zijn om kleinere vijanden tegen te houden, maar tegen een visch met grooten bek, die de schelp kan verbrijzelen komt de anemoon te hulp Deze scheidt dan een kwalijk riekend slijm af en verschrikt daarmee andere dieren. jvrocr r>en ander d'°rtie den khme- gezelschap en '"eft vter rte er leege gedeelte van de schele, n.l een zeeworm met een mooi geklemd l+.heam. a 20 cM lang. Is er irts te eten. dan steekt de Nereis zijn kopeinde boven dien van den kluizenaar en zorgt dat hij zijn portie krijgt. Hij heeft een veilig tehuis en men veronder stelt dat hij de bovenste gangen van de schelp schoon houdt. Aan den ingang der schelp bevinden zich nog kleine poliepen, zoodat het langzamerhand een heel gezel schap is geworden van verschillende dier soorten. S. DOMME KINDEREN. Bobbie heeft nog nooit vla gegeten. Het komt voor het eerst op tafel, trillend en zacht „Zou je wel wat lusten, kleine man?" vraagt Moeder. Bobbie trekt zijn neusje op: „Neen Mam, liever hard gekookt." EEN HOUTEN HOND OP WIELTJES. Op mooi glad triplex teekenen we den vorm van het hier afgebeelde hondje en zagen het uit. Al naar gelang de dikte van het hout, zagen we denzelfden vorm nog één of twee keer uit. Met een goed soort lijm lijmen we deze vormen nu tegen elkaar, maar zoo, dat de randen precies gelijk zijn. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat we nauwkeurig ge- teekend en gezaagd hebben. Als alles goed droog is, vijlen we met een middelmatig grove vijl de kanten gelijk. Is dit gebeurd, dan wordt het heele dier flink met schuurpapier afgescheurd, net zoolang, tot alles glad en zacht is en er geen splinters en ruwe kantjes meer zijn. Van het triplex worden ook vier mooie ronde wieltjes gezaagd; in de pooten wordt een gat geboord, waardoor een as komt met de wielen. Teneinde te voorkomen, dat deze zich verplaatst, slaan we er vlak naast de pootjes een klein spijkertje, in. zoodat verschuiven onmogelijk is geworden. Nu rest ons niets anders meer. dan het hondje in aardige kleuren te schilderen. Heel gezellig is hier een soort lakverf te gebruiken 3 kleuren - verf zijn genoeg: een kleur voor het hondje, een - "-r.*- en "en p- "3 kr v - - in en. Vergeet niet, het dier oogen te schilderen, anders kan het niet zien!! OOM KEES.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7