VELO'S zijn niet duur
LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week.
BIOSCOOP.
ZATERDAG 9 DECEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
HET TOONEEL
ENSEMBLE BOUBER..
'T KIND VAN DE BUURVROUW.
Wanneer Haarlemmers in Amsterdam too-
ne-el willen zien spelen, dan gaan zij naar dien
Stadsschouwburg, het Oentr,aal Theater of het
Rika Hopper Theater. Maar gaan ze ook wel
eens naar den Plantage Schouwburg? Vele
Haarlemmers weten niet eens, waar dat oude
theater staat en toch wordt daar even goed,
ja dikwijls beter komedie gespeeld dan ergens
anders te Amsterdam. Daar geeft Bouber met
zijn ensemble zijn frisscne, gezonde volks
kunst, daar zijn de Jantjes, de Zeemansvrou
wen en De Jordaan gegaan, daar spelen ze mi
weer nadat de Commensaal er een serie van
meer dan 100 opvoeringen mocht behalen
avond aan avond met groot succes ,,'t Kind
van de Buurvrouw", een tooneelspel, dat Bou
ber naar den Amsterdamsehen roman Arie
van Johan Elsensolin heeft bewerkt.
Wanneer wij een avond in dén Plantage
Schouwburg zijn, gelooven wij weer in de lief
de voor het tooneel bij ons volk. Daar zitten
de waarachtige tooneelliefhebbers, die niet
naar den schouwburg gaan om eens „n avond
je uit te zijn", maar om nog eens ouderwetsch
van tooneel te genieten. Men moet er tusschen
het publiek in zitten om te zien, hoe zoo'n
zaal meeleeft, j,a meespeelt, met wat daar op
het tooneel gebeurt. Het publiek reageert er
veel sterker en directer dan in een deftig thea
ter, het geeft nog uiting aan zijn medelijden,
zijn verontwaardiging en zijn bewondering,
het gelooft nog aan het tooneel. Welk een
voorrecht moet het voor de artisten zijn om
voor een zoo sterk meelevende zaal te spelen!
Het is bijna altijd een vreugde voor mij een
voorstelling van het gezelschap Bouber bij te
wonen. Volkskunst? Goed, maar dan ook vol
maakt gegeven. Wie zou in ons land een vrouw
uit het volk in haar liefde voor het kind met
grooter verteedering en. innigheid kunnen spe
len dan Aaf Bouber? Zou er één ander ge
zelschap in ons land in staat zijn de sfeer van
een Amsterdamse he volksbuurt zoo zuiver en
raak te treffen als het gezelschap van .den
Frascati-schouwburg? Men zie vooral niet
met een zeker dédain op deze realistische too-
neelspeelkunst neer! Ik verzeker u, dat ik
die toch zoo veel komedie zie spelen op zoo'n
avond waarachtig geniet van zoo zuiver, op
recht en gezond spel, dat tevens zoo door en
door Hollandsch is.
Bouber is wel weer heel gelukkig geweest
met zijn tooneelbewerking van Elsensohn's
Arie. Het stuk loopt vlot en natuurlijk, is ge
schreven in een van leven tintelenden dia
loog en geeft zooals altijd bij Bouber een
voortdurende afwisseling van den lach en de
traan. Maar die afwisseling van het komische
en het dramatische is bij Bouber zoo weinig
opzettelijk, het komt alles zoo heel gewoon
uit de situatie voort. Bouber toont telkens
weer een opmerkelijk goeden kijk op het too-
nel te bezitten en zijn stukken worden eer be
ter dan minder, omdat Bouber zijn werk hoe
langer hc-e meer van overgevoeligheid weet
vrij te houden.
De inhoud van 't Kina van de Buurvrouw
is gauw verteld. Het huwelijk van „tante DaM
en haar man Arie is kinderloos gebleven.
Vooral voor tante Da is dat een groot ver
driet en wanneer Rooie Lien, het ongetrouw
de buurmeisje, een kindje ter wereld brengt en
aan Da en Arie vraagt, of zij het in huis wil
len nemen, beschouwen deze twee kinderlooze
menschen dat als een geschenk uit den He
mel. Maar het is geen blijvend geluk, dat hun
geschonken is, want als Mientje 15 jaar is ge
worden, komt de moeder in de stad terug en
haalt zij langzaam het kind van haar pleeg
ouders af. Dit valt de moeder niet moeilijk,
omdat zij van het vele geld, dat zij nu niet be
paald op eerbare wijze verdient. Mientje weel
de en luxe kan geven, die het kind boven het
snoepwinkeltje van tante Da en "Dij Arie, den
kruier geheel moet ontberen. Langzaam maar
zeker verhezen Da en Arie hun kind en dat is
te vreeselijker voor hen, omdat zij heel goed
inzien, dat de nieuwe omgeving voor Mientje
funest zal zijn. Mientje verkiest de luxe boven
de armoede, maar wanneer zij is heenge
gaan, zakt Da, die zich tot het laatste toe zoo
dapper heeft weten te houden, in haar snoep
winkeltje in elkaar en ~wij vreezen met de 3
buurvrouwen, dat de wonde, welke Mientje
tante Da heeft toegebracht, doodelijk zal zijn.
Men ziet het, de inhoud is heel eenvoudig,
voor het tooneel eigenlijk op het simpele af,
maar toch boeit het stuk voortdurend, omdat
het ook in de milieuschildering zoo vol
leven is.
Met welk een tooneelkennis heeft Bouber
Elsensohn's roman voor de planken bewerkt.
Hoe knap is bijvoorbeeld het tafereel, waarin
Mientje hoort, dat niet tante Da maar Lien,
de buurvrouw, haar moeder is en - hoe weet
Bouber in dat tafereel een climax aan te
brengen met dat tooneel, waarin Mientje Arie
voor de voeten werpt," dat hij niet haar vader
is. En hoe voortreffelijk heeft Bouber het con
tact tusschen het snoepwinkeltje en de straat
telkens weten te brengen door die drie buur
vrouwen van tante Da. Hce leeft in die drie
buurvrouwen het oude Amsterdam, zooals een
Brederode het ons reeds schilderde
Voortreffelijk wordt dit stuk door het en
semble Bouber gespeeld. Hoe levend en prach
tig in den volkstoon is reeds dadelijk dat eer
ste tafereel, waarin wij in een aangrenzende
kamer de geboorte van Mientje als het wai'e
meemaken En hoe mooi en gevoelig do-et in
dat drukke zenuwachtige milieu de figuur van l
tante Da, die de geboorte van een kind daal'
in haar onmiddellijke nabijheid als een won
der ondergaat! Subliem wordt Aaf Bouber,
wanneer eindelijk het kind geboren is en zij
het in haar armen naar binnen draagt. Welk
een wij ding in dit gebaar, weik een verteede
ring in deze moederlooze vrouw, die zich een
oogenblik moeder voelt! Waarlijk dat is hoo-
ge kunst van Aaf Bouber. En zeer mooi sluit
zich hierbij Jan van Dommelen in de rol van
Arie aan. Eén brok goedheid is deze onbehol
pen kruier, die van een vrouwelijke zacht
heid wordt als hij staat tegenover het wonder
van het pasgeboren kind.
En men moet Aaf Bouber zien in het laatste
tafereel, zooals zij stil en gelaten de kLeeren
inpakt van Mientje. Welk een technisch mees
terstukje is dat neervallen van haar, als
Mientje om den hoek van de straat uit het
gezicht verdwenen is
Ook het volksleven is weer bij Bouber kleur
rijk geschilderd. Een staal van voortreffelije
ensemble-spel geeft het tafereel in de kroeg
te zien, waarin elke bezoeker een levende fi
guur is. Bouber heeft zich tevreden gesteld met
de kleine rol van den kastelein. Joh. Vischer
typeert treffend raak een man uit het volk en
Anton B'urgdorffer is van hoog komische
kracht als „mijnheer Ergo", die zich in zijn
„ponteneur" voelt getast, omdat men de trouw
van zijn vrouw verdacht heeft gemaakt. Spran
kelend van leven en volkshumor zijn de drie
buurvrouwen Clara Vischer, Riek Berkhout
en Truus Bakker en knap gespeeld wordt
ook de gehaaide Blonde Kee door Greet Ger-
lach. Jeanne Hunsch-e-Verkade was de moeder
van Li-en. Zij is in dit ensemble nog niet vol
komen ingespeeld, maar toch trof ook zij her
haaldelijk vooral in het tooneeltje met
haar dochter door haar raak accent.
Ten slotte de rol van Mientje. het pleeg
kind. Zij werd heel zuiver gespeeld door Cissy
van Bennekom. nog volkomen kind en toch
steeds in den juïsten toon. Heel goed was zij
ook in haar stille spel wat luisterde zij
knap naar het verhaal van tante Da en
overtuigend en toch beheerscht was zij in
haar smart. De jonge Haarlemsche actrices
maken op het tooneel een goed figuur.
Een zeer sterke vertooning dus van een
-goed volksstuk. Geen wonder, dat Het Kind
van de Buurvrouw trekt en eiken avond su-cc-es
heeft.
J. B. SCHUIL.
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONG.
Vooraan in de lijst der belangrijke uit
voeringen van de komende week staat w-el
het Requiem van V-erdi, dat dooir de Afd.
Amsterdam van de M. T. B. d. T, ge-geven zal
worden. Voor mijn gevoel is dit Requiem een
der aangrijpendste koorwerken die ik ken;
een der weinige, die van 't -begin tot het
eind spanning of ontroering wekken even
ais Beethoven's Missa Solemnis dat doet.
Over den stijl en vooral over de vermeende
stijlfouten van beide werken is veel geschre
ven en geredekaveld. Misschien zijn ze beide
mij zoo lief juist omdat men er zoo weinig
stijl en zooveel fouten in heeft meenen te
moeten vin-den, m.a.w. omdat ze zoo afwij
ken van wat de traditie geheiligd had;
omdat ze zoo doorvoeld, zoo menschelijk
zijn. Wanneer een geniaal kunstenaar, die
tevens een groot mensch is en dat kan
men toch zoowel van Verdi als van Beet
hoven zeggen zijn innigste gevoelens open
baart in de taal, en den vorm, die zijn in
borst, zijn intuïtie en zijn meesterschap hem
aanwijzen, dan moeten we niet gaan speu
ren of zijn werk anders is dan wat we ge
wend waren en of we dat „anders" misschien
foutief moeten noemen: dan moeten we het
aanvaarden zooals het is, onbevangen, on
bevooroordeeld. Dat Beethoven de beteeke-
nis der Miswoorden anders gevoelde dan
Bach of dan Palestrina spreekt wel van zelf;
en wanneer we zelfs bij Duitsehe musico
logen waardeériiftg, ja bewondering vin
den voor een van de Duitsehe opvatting zob
afwijkende behandeling en muzikale taal
als die de Italiaan Verdi in zijn Requiem
heeft toegepast en gesproken, dan moeten
we tot de overtuiging komen dat er in dit
werk waarden zitten waarvoor de politieke
of rasoverwegingen getrokken grenzen niet-
bestaan.
Ik wil hier nog aan toevoegen dat Verdi zijn
Requiem gecomponeerd heeft in opdracht
van de stad Milaan voor de herdenking van
den sterfdag des Italiaanschen dichters A.
Manzoni De plechtigheid had in den Dom te
Milaan plaats in 1874, één jaar na den dood
van Manzoni.
De Huizensche uitzending van Zondag
vermeldt o.a. een reeks orgelvoordrachten,
waarvan een het „Kleines harmonisches
Labyrinth" van Bach is. De titel van dit
werkje klinkt raadselachtig. Echter is het
met den „doolhof" niet zoo erg gesteld als
misschien deze of gene vreezen zou. Den
hoorders warden geen raadseltjes opgegeven
en hij loopt geen gevaar, dat hij uit het
labyrinth den weg naar buiten niet zal
kunnen vinden en tenslotte door den Mino-
tauras zal worden opgepeuzeld. Toch is de
titel niet sl-echt gekozen; de harmonieën
dalen langs allerlei zijwegen eer de defini
tieve oplossing in de hoofdtoonsoort de uit
gang van den doolhof dus gevonden wordt.
In hetzelfde Huizensche programma komt
een koraalvoorspel van Bach voor. Menig
koraalvoorspel van den grooten meester zal
den hoorder allicht, eerder een doolhof
schijnen dan het Harmonische Labyrinth
doet. De wijze waarop Bach de koraalmelo
dieën behandeld heeft is verschillend: in
sommige vindt men de melodie als onver-
wrikbare zang cantus fïrmus aan een
der stemmen discant, middenstem of bas
pedaal) toebedeeld, waarbij zij dan al of niet
in door pauzen gescheiden stukken ver
deeld kan zijn; in andere is van de melodie
een „variation amplifieatrice" gemaakt door
toevoeging van versierende noten; in weer
andere is de melodie rythmisch omgevormd
tot thema van een fugato, waartegen dan de
ongewijzigde melodie weer in grootere noten
waar-den als contrapunt kan optreden enz.
Ook regelrechte fuga's en canons over het
begin eener koraalmelodie en koraalvaria
ties (bijv. 5 var. over „Vom Himmel hoch
da komm ich her") komen voor. Schweitzer
wijst er op dat Bach in den loop zijner jaren
hoe langer hoe meer van het zuiver kunstig-
constructieve, zooals men dat ook bij zijn
voorgangei's vindt, overgegaan is tot een
muzikale illustratie van de beteekenis der
tekstwoorden, dus van het kunstvaardige tot
het ideëele. Aan den titel van de verzame
ling'koralen die Bach zelf samenstelde, zou
men anders geen ideëele verwachtingen
kneopen, maar eerder paedagogische. Men
zie slechts dien titel: „Orgelbüchlein, Worin-
ne einem anfahendem Organisten Anleitung
gegeben wird auff aller hand trath eïnen
Choral durch zuführen, anbei auch sich im
Pedal studio zu habilitiren, indem in solchen
dai'inne befindlichen Choralen das Pedal
ganz obligat tractir-e-t wird, Dem höchsten
Gott allein zu Ehren, dem nechtsten draus
sich zu belehren!"
De Bachcantate, die de Deutschla-ndsender
Zondag zal verbreiden, is een bruiloftscan
tate, die waarschijnlijk voor de huwelijksin
zegeningsplechtigheid van een predikant be
stemd geweest is.
Straatsburg zendt er 's avonds twee uit.
Tn de eene. „Christ, der ein'ge Gottessohn is
merkwaardig, de basaria „Bald zur Rechten,
bald zur Linken lenkt sich mein verirrter
WASCHMACHINES van at fl- 30.—
WRINGMACHINES van af tl. 13El
KWALITEIT LIEGT NIET
NORTH ST£TE
DE SIGARET
MET DE GROOTSTE OMZET
(Adv. Ingez. Med.)
Schxitt: Bach illustreert de wankele schre-
•den door groote intervalsprongen, die bij de
woorden „gehe doch mein Heiland mit"
plaats maken voor een alla marcia; voorts
verdient vermelding het gebruik van piccolo-
fluit en violino piccolo in de begeleiding
van het koor.
Ook in de andere, „Wie schön leuchtet
der Morgenstern" (Maria blijde Boodschap)
is illustreerende muziek; n.l. in de aria
„Erfüllet, Ihr himmlischen, göttlichen
Flammen", waar men het heen en weer
flakkeren van de vlammen in de begeleiding
geschilderd waar kan nemen, nog daarge
laten dat ook overigens de muziek de tekst
woorden met een mysterisch coloriet om
geeft.
We stappen nu voor ditmaal van Bach af
om nog even op een ander nummer van het
Huizensche Zondagsprogramma te wijzen:
de Ouverture van de opera „Der Wasser-
trager" van Cherubini (17601842). Wagner
noemde deze Ouverture: „dichterlijke schet
sen van de hoofdgedachte van het drama,
naar de algemeene trekken ervan opgevat
en is gedrongen eenheid en duidelijkheid
muzikaal weergegeven". Zij is niet, zooals
bijv. Beethoven's ,Leonore''-ouvertureeen
toong-edich-t dat het drama zelf in een kort
bestek weergeeft, maar een verklanking van
den geest van het drama. De tonen, waar
mede de inleiding aanvangt zijn van een
romantische weekheid, die men bij den
strengen meester Cherubini niet vaak aan
treft. In deze inleiding klinken klacht en
bange verwachting, in het daaropvolgende
Allegro overwinning, jubel, vervulling, red
ding.
De ,JFaust"-Ouverture van Schumann
(Huizen, Dinsdag) heeft het donkere ro
mantische coloriet dat aan de werken uit
Schumann's latere levensjaren eigen is.
Het Requiem van Verdi gaat ook Maan
dagavond: uit Hamburg.
HELEN HAYES.
REMBRANDT THEATER,
De witte non.
Van een doodeen
voudig verhaaltje,
waarvan het scena
rio een jaar of tien
reeds voor een zwij
gende film heeft ge
diend, heeft de
Amerikaansehe re
gisseur Victor Fle
ming een nieuwe
bewerking gecompo
neerd welke in vele
opzichten belang
wekkend is en die
door haar recht-
streeksch beroep op
de ontvankelijkheid
van den toeschouwer
tot een ieder spreekt.
De intrigue is wel
zoo simpel mogelijk. Angela Chiaromon-te,
door Helen Hayes gespeeld, is een Italiaan-
sche prinses, een nog zeer jong meisje met
weinig levenservaring, maar met romantische
droomen. De echtgenoot, dien haar vader
voor haar heeft bestemd, heeft haar liefde
niet weten te wekken en de ondertrouw met-
dezen Ernesto maakt, ondanks de kerkelijke
plechtigheid welke de luisterrijke ouverture
is van deze film, weinig indruk op haar.
Sterker schokt haar het onmiddellijk
daarop volgende carnaval, een van de
vele verrassende en toch goed aansluitende
overgangen in de filmcompositie. Want daar
maakt zij kennis met den overmoedigen
luitenant-vlieger Giovannie Severi (Clark
Gable), die, na bij een auto-ongeval van on-
schuldigen aard het meisje te hebben ont
dekt, in een Shakespeareaansche scène zijn
verovering voortzet, waarbij Ernesto en de
ondertrouw geheel in 't vergeetboek gera
ken.
Maar Papa (Lewis Stone) waakt, terwij!
de bruigom op reis is, en zijn spiedende oogen
zijn uit de verte getuige van den eersten
kus. Gevolg: de gelieven uiteengedreven, het
geen natuurlijk -tot een versterking van den
liefdesband leidt. Angela verklaart voor haar
va-der, dat zij Giovanni zal trouwen en loopt
het huis uit, hem na. Bij den tocht om haar
te achterhalen, komt haar vader bij 'n iwee-
de. nu ernstiger auto-ongeluk om, zijn doch
ter met de huishoudster in armoedige om
standigheden achterlatend. Van Ernesto
wordt niets meer vernomen.
Maar Giovanni blijft zijn geliefde trouw,
brengt haar versnaperingen en bloemen in
haar bescheiden woning. Een huwelijk wordt
door het uitbreken van den wereldoorlog.
ook in deze film weer een gegeven voor
boeiende effecten belet.
Angela is doodelijk bedroefd, wanneer
pater Saracinesca ,haar biechtvader sterk
sprekende rol van den acteur Edward Arnold
haar het officieele bericht van Giovanni's
overlijden meldt. Als een held is hij ge
sneuveld.
Doodelijk bedroefd, maar wanhopig niet.
Dit is een van de vele aantrekkelijkheden
uit deze film: de rustige en weinig hartstoch
telijke wijze, waarop Helen Hayes de toch
hevige gevoelens van Angela uitdrukt. Zij
maakt van dit teere wezentje een figuur,
waaraan de karaktervastheid en de kordate
berusting in het onvermijdelijke een bijzon
dere waardigheid verleenen. Angela legt zich
neer bij haar smart, of, sterker nog: zij
adelt die smart door haar als motief te
maken voor een leven aan de hoogste doel
einden gewijd. Zij wil zich aan Christus
geven: als non zal zij voor de ziel van haar
gestorven geliefde nog althans iets kunnen
doen.
Maar de geliefde is niet gestorven. Door
een trouwhartig boerengezin wordt de zwaar
gewonde verpleegd. Hoeveel afwisseling biedt
deze film nu weer door de aardige, humoris-
tisch-idyllische tafereeltjes bij Giovanni's een
voudige gastvrouw, met pal daarop de lugu
bere scènes bij zijn ontsnapping uit het vijan
delijk concentratie-kamp.
Van de allergruwelijkste momenten uit de
hel van den oorlog verhuizen wij eensklaps
naar het stille heiligdom van het klooster,
waar juist op het oogenblik, waarop haar ge
liefde zijn vrijheid verovert, Angela zich als
bruid des Heeren Iaat inzegenen, plechtig be
lovend nimmer een anderen bruigom te zullen
toebehooren dan Christus.
Ook in dit tafereel treft weer de zuivere
overeenstemming tusschen geluid en beeld;
doorloopend is in dit filmwerk het musicale
bestanddeel door de natuurlijke inlassching en
den juisten toon bewonderenswaardig.
Het tragische conflict nadert nu, waarop
Giovanni, niets vermoedend, zijn geliefde
zoekt en deze, reeds geheel in haar nieuwe
gedachtenwereld opgaand, zich onverhoeds te
genover haar aaróschen minnaar geplaatst
ziet.
Het slot blijft vrij van het melodramatische;
met haar gevoelige beheerschtheid wijst An
gela elke toenadering af en, wanneer Gio
vanni bij een laatste poging om haar van het
klooster afvallig te maken, haar vindt voor
een crusifix, waar ze haar heilige geloften her
haalt, berust ook hij met mannelijke dapper
heid. De granaatscherf, welke hem hierna
doodelijk treft en die aldus de gelieven gele
genheid geeft tot een verzoenend slot, hun
afscheid bij het sterfbed is een tot weerziens
beëindigt het droevig verhaal, dat op zulk
een ingetogen en toch boeiende wijze verteld
wordt.
Voorts de gewone dosis filmnieuws, waar
aan de door Polygoon opgenomen ijstafereelen
ook op de Haarlemsche ijsbaan -bijzon
dere actualiteit verleenen. En een Russisch,
althans Russisch uitgedost quintet stevige
zangers.
H. G. CANNEGIETER.
CINEMA PALACE.
Joan Crawford.
Vrouwen-Noodlot met Joan Crawford
en Cary Cooper.
Deze film voert ons weer terug naar de
vreeselijke oorlogsjaren, naar het front. We
hooren het onheil
spellende geronk van
de motoren van tien
tallen militaire vlieg
machines in de lucht
die daar hun ver
nielend werk doen,
we zien een snelva
rend motorbootje zijn
torpedo's afschieten
op vijandelijke sche
pen. Neergeschoten
vliegtuigen vallen pijl
snel naar beneden,
prachtige groote
schepen worden met
de geheele beman
ning getorpedeerd.... wéér zooveel jonge le
vens afgesneden, wéér zooveel treurende
ouders, kinderen, echtgenooten en verloof
den. Wat in deze film ook zoo treft, is de ver
wilderende invloed, die de oorlog op de jonge
menschen heeft. Vooral spreekt dat zoo dui
delijk üi het luchtgevecht, waar de vliegenier
Richard Bogard (Cary Cooper) den zeeman
Claude (Robert Young) mee neemt de lucht
in. Claude is in het civielg leven een aardige
vroolïjke jongen, goedhartig en zelfs kinder
lijk. Maar zie hem nu eens in de lucht het
machinegeweer bedienen! Rikketikketik
dié is raak!dié heeft zijn bekomst ge
had!Pang! wéér één...', en nóg een
en nóg één!En zoo gaat hij maar door;
met een verrukt gezicht, als of hij het prach
tigste werk verricht, schiet hij daar achter
eenvolgens ettelijke vliegmachines naar be
neden. die stuk voor stuk te pletter vallen of
verbranden met- allen, die daarin zijn. Geen
moment maakt hij zich zijn ware bedrijf
waar. Dat hij gewoon-weg aan het moorden
is, dringt geen oogenblik tot hem door. hij
heeft alleen maar voldoening over het groote
aantal vliegtuigen, dat hij onschadelijk heeft
gemaakt.
De roman, die door dit alles gevlochten is,
wordt door de afschuw, die door dat oorlogs
gebeuren opgewekt wordt, op den achter
grond gedreven.
Van de liefdesgeschiedenis zal den bezoe
kers niet zooveel bijblijven als van de gevech
ten en de aanvallen, hoewel Joan Crawford,
die rol van Diana vertolkt, uitsteken spel
geeft. In het kort is de geschiedenis deze:
Diana, Joan Crawford, heeft zich verloofd met
Claude (Robert Young), haar jeugdvriend,
den dag waarop hij met haar broer naar het
front vertrekt. Na eenigen tijd bemerkt zij.
dat Richard Bogards (Cary Cooper) van haar
houdt en zij beantwoordt zijn gevoelens,
Daarom vlucht zij en neemt dienst bij het
Engelsche Roode Kruis om dicht bij Claude
en haar broer te zijn. Ook Richard neemt n-u
dienst. Bij een gevecht wordt Claude gewond
en wordt blind, maar het is hem of hij nu
beter ziet dan voorheen. Hij weet nu, dat
Diana meer van Richard dan van hem
houdt, maar hem toch trouw blijft. Maar hij
wil vóór alles haar geluk, hij offert zich daar
om op en volvoert, blind als hij is, een ge
vaarlijke opdracht, die Richard op zich ge
nomen had, voordat Richard het doel kon
bereiken. Hij vindt daarbij den dood.
Het is een mooie aangrijpende film, die een
felle haat tegen den oorlog en al wat er mee
verband houdt in je levendig houdt. Op het
tooneel geeft Fred Roner „Weensch speelkaar
tengenie" zooals hij op het programma staat
aangekondigd, mooie en onbegrijpelijke staal
tjes van zijn zeer ongewoon kunnen.
Paramount, Polygoon en een Max Fleischer
voltooien het programma.
LUXOR-THEATER.
Een vrije opvoeding, met Norma
Shearer, Lionel Barrymore en
Clark Gable.
Clark Gable, de man met de zware, donkere
wenkbrauwen en het forsche gelaat, is in
gangster-films als bendeleider thuis. Trek
hem een smoking aan, zet hem in een rooke-
rig speelhol a!s eigenaar van dat etablisse
menten hij is in zijn sas. Zooals in
Dance. Fools, dance, en in A free Soul, een
vrije Opvoeding. Trek hem een pak van een
geestelijke aan. en de film is tot mislukking
gedoemd (Polly van het Circus).
In deze rolprent, een vrije opvoeding gaat
het tusschen Lionel Barrymore, een scherp
zinnig advocaat, maar volkomen aan den
drank, zijn dochter Norma Shearer, die een.
verhouding heeft met een bendeleider, en
Clark Gable als die bendeleider. Vader en
dochter zien van elkaar, dat de ander op den
verkeerden weg is en om de andere partij te
redden besluiten zij respect, den drank en
den schurk op te geven. Drie maanden hou
den zij het vol, dan valt de vader terug en
Norma, die overal uitgestooten wordt, zoekt
Gable weer op. Deze beleedigt haar en zij ziet
haar fout dan zelf in. Haar vroegere verloofde,
een fijn-voelend mensch, doodt den bende
leider dan en wordt voor het gerecht gevoerd.
In een geweldig pleidooi, zijn laatste, weet de
vader den jongen man vrij te krijgen, daarbij
zichzelf niet sparend.
Dit pleidooi is wel het hoogtepunt van de
film, waarin Lionel Barrymore zich vrij kan
laten gaan. Voor het overige is de film uit de
periode, dat de dialoog het voornaamste werd
geacht. Er wordt gepraat van het begin tot het
einde en de tekst is dan ook niet van het
doek af. Na de ineenstorting van den vader
na den proeftijd komt er ineens meer span
ning in de film, die met het gebruikelijke en
in dit geval wel wat onverwachte happy end
besluit: een moordenaar, die vrij uit gaat,
wel, daarvoor is een
jury noodig, die wij
hier niet kennen.
Norma Shearer draagt
haar af en toe wat
gewaagde japonnen
met gratie en ziet
tevens kans een aan
nemelijke vertolking
van haar „vrije" rol te
geven. Leslie Howard
is de verloofde en hij
is de zoetsappigheid
zelve. Gable is forseh
en brutaal, juist het
type, als boven ge
schetst, voor die rol.
Norma Shearer.
Uit het voorprogramma noemen wij een.
buitengewoon goed geslaagde film van 5
parterre-acrobaten, waarbij op gelukkige
wijze van het langzaamwerkend apparaat is
sebruik gemaakt. Voorts is er een Scrappy
ieekenfilmpje, waarin een bas op alle manie
ren be- en mishandeld wordt, en een komi
sche twee-acter met Bert Roach, die in den
nacht de zonderlingste avonturen beleeft in
zijn eigen huis, omdat een berucht moorde
naar uit de gevangenis ontsnapt zou zijn,
tdien de heele familie in het huis verborgen
.waant. Tenslotte geeft Orion Profilti zeer
.fraaie opnemingen van den winter: meeuwen
in den Haag en het bevroren IJselmeer; verder
-paardenrennen, de Post jager, enz.
(Adv. Ingez. Med.)
DE CRISISTENTOONSTELLING
„KUNST S. O. S.".
DE LAATSTE WEEK.
De kunstenaars hebben het moeilijk in
dezen tijd; dat- is van algemeene bekendheid.
De plaatselijke vereeniging „Kunst zij ons
Doel" heeft daarom een poging gedaan, om
door middel van een tentoonstelling, die
thans onder den naam „Crisistentoonstelling
Kunst- S. O. S." reeds eenigen tijd in het
Frans Halsmuseum gehouden wordt, de aan
dacht te vestigen op de werken van kunste
naars uit Haarlem en omstreken. Deze po
ging heeft tot nu toe veel succes gehad. Wij
hebben reeds eenige malen melding kunnen
maken van het feit, dat een vrij groot aantal
der geëxposeerde werken een kooper had
gevonden.
Des Zondags is tot nu toe steeds, als bijzon
dere attractie, een muzikale matinée op de
tentoonstelling gegeven, waarvoor veel be
langstelling werd getoond. Voor a.s. Zondag
heeft het comité zich de medewerking weten
te verzekeren van Jos. de Clerck en Felix de
Nobel.
De prijzen die besteed kunnen worden zijn
beperkt; zij varieeren tusschen f 10 en f 100.
Misschien is het bij het publiek nog niet
al-gemeen bekend, dat men zich op deze ten
toonstelling ook in overleg met de verkoo-
pers „op gemakkelijke voorwaarden" het
bezit van een kunstwerk kan verzekeren. Ook
kan men betalen „in natura", een winkelier
kan bijvoorbeeld een artikel uit zijn zaak rui
len tegen een schilderij.
Uit deze bijzondere voorwaarden blijkt wel,
hoe moeilijk menig kunstenaar en menig
kunstenaarsgezin het in dezen crisistijd heb
ben.
Nu de tentoonstelling „Kunst S. O. S." haar
laatste week ingaat (zij duurt nog tot 17
December), willen wij dan ook nog eens de
bijzondere aandacht onzer stadgenooten ves
tigen op de collectie werken (schilderijen,
aquarellen, teekeningen, pastellen, grafische
kunst en beeldhouwwerken) van kunstenaars
uit Haarlem en omstreken, die in het Frans
Halsmuseum te zien en let wèl! te kóóp
zijn.
Van de opbrengst der verkochte werken
wordt. 10 pet. afgehouden voor bestrijding der
onkosten: terwijl van het restant 20 pet. zal
worden afgedragen aan „Kunst zij ons Doel",
15 pet. aan het hoofdcomité en 65 pet. ver
deeld zal worden onder ae inzenders.