Een Meisje en een Man SIR ARTHUR BALFOUR, de Engelscfre staatsman, heeft Dinsdagavond m het Koloniaal Instituut te Amsterdam een lezing gehouden. Balfour tijdens zijn rede. HET TWEE HOTORIG BREGUET VLIEGTUIG, waarmede Costes een tocht naar het Ooste lijk deel van Europa gaat ondernemen, gereed voor de start op het vliegveld te Villacoubfay. BE EERSTE SNEEUWVAL te Rotterdam heeft hel Stadsbeeld Dinsdag in eenige uren tijds omgetooverd. Een opname in de besneeuwde Maasstad. HET INTERN. ESPERANIU-iroiuuw aaa de Riouwstraat te Amsterdam rs Dinsdag middag geopend. Tijdens de rede van de« heer Andreo Cseh. V.l.n.r.Mevr. J. G. Isbrucker; prof. C. L. v. d. Bilt; J. *a* Andel; ir. M. H. Damme (dir. P.T.T.) Andreo Cseh, DE KONING EN DE KONINGIN VAN DENEMARKEN vertoeven op het ocgenbJft te Londen. De vorstelijke bezoekers Lij bet verlaten van hun hotel. DE POOLSCHE GEZANT, dr. Babinsky, heeft Dinsdag een bezoek gebracht aan H. M. de Koningin te den Haag, ter aanbieding van schilderijen en foto's uit Poolsche musea, die betrekking hebben op Nederland. Een fraaie opname van den sneemtval tn de Maasstad FEUILLETON Naar het Engelsch van CURTIS YORKE. (Nadruk Verboden). 1) I. Het was in April en vrij warm, toen een man langz? am door de Kootenay vallei kwam aan rijden. Hij was breedgeschouderd, had 'n levendige oogopslag en maakte een sympa thieken indruk. Bij 't omslaan van een scherpen bocht van den weg. kwam een parmantige kleine jongen in 't gezicht, die met de handen in de zakken van zijn overall en met een gezicht alsof de heele wereld hem toebehoorde, voortslenterde. Toen hij den man zoover genaderd was, dat hij zich verstaanbaar kon maken, riep de jongen met een schelle, doch gebiedende.stem: „Hei daar! Wie bent u? Handen in de hoogte, vriend! Dit is geen publieke weg!" De aldus aangesprokene lachte hartelijk en hield zijn paard in. Toen stak hij zijn hand uit, „Spring op", zei hij. toen het ventje vlak voor 't paard stilhield. 't Kind aarzelde, greep toen de vriendelijk uitgestoken had en sprong ,Hoe heet u?" vroeg hij, toen hij 't zich ge makkelijk had gemaakt. „Ik heet Evan Warwick", antwoordde de ruiter ernstig. „En hoe heet jij?" „Mijn naam is Alexander Duncan, maar ik word altijd Gaddy genoemd". Na een oogenblik zwijgen voegde hij er aan toe: „Zeg, ik veronderstel, of liever gezegd ik hoop. dat u niet toevallig degene bent, die de Barnethain claim heeft gekocht?" ^Die heb ik wel, Gaddy", hernam de ander. „Maar waarom vraag je dat? Heb je speciale belangstelling voor de claim?" „Ik ben een groot vriend van juffrouw Cun- ninghame", vertelde hij. „En ik geloof, dat ik maar liever wil afstappen". „Maar waarom? Hoe heb ik 't nu, m'n jon gen? Wie is juffrouw Cunninghame?" Gaddy sperde de oogen wijd open en keek zijn ondervrager verontwaardigd aan. „Wat, hebt u nog nooit van juffrouw Cunninghame gehoord, van Christian Cunninghame?" klonk het verbaasd. „Zij is de eigenares van de Carolay ziver- en loodmijnen". „Werkelijk? Daar wist ik niets van. Ik heb heusch nooit eerder over haar gehoord". „Och kom", riep de jongen, „ik geloof er niets van. Iedereen kent juffrouw Cunning hame, Chris heet ze eigenlijk. Tenminste, ik noem haar altijd zoo!" „Beste jongen, iedereen, is wel een beetje veel gezegd. Ik ken je vriendin niet en zooals ik je zooeven al zei, heb ik haar naam nooit eerder gehoord". „Onzin, dan bent u heelemaal niet „bij". Waar hebt u in vredesnaam gewoond?" „Tot voor heel kort in Engeland", ant woordde Warwick lachend. „Juffrouw Cun- ninghame's roem is nog niet tot daar door gedrongen". „Maar ze heeft vroeger in Engeland ge woond", zei de jongen ijverig. „Ze is pas een paar jaar geleden naar Amerika gekomen. Ze vertelt er dikwijls van. Ze is een schat. Toen Mammie stierf was ik nog heel klein en toen heeft ze mij bij zich genomen, 't Is gek, dat u haar in Engeland niet gekend hebt". „Engeland kan niet in de palm van je hand, mijn zoon", sprak de man. „Is die juffrouw Cunninghame een oudere dame?" ging hij voort. ,,'n Oudere dame? Oud, Chris oud? Dat is 'n goeie mop! Neen hoor, ze is 'n meisje, en een mooi meisje ook, dat kan ik u vertellen, tenminste, dat vind ik". „Ik ben verlangend je vriendin eens te ont moeten". En Warwick glimlachte geamuseerd. ,Maar dat is waar ook! Nu ik er goed over nadenk, herinner ik me, dat er een mijn is, die Caloray heet, en dat die mijn een paar mijl van Barnethan ligt. Maar ik heb nooit geweten dat die mijn 't eigendom van een vrouw was". „Ze heeft alles zelf in handen", antwoordde Gaddy trotsch. „Ze kan alles, dat wil ik u wel vertellen. Van 't oogenblik af. dat haar oom stierf, is zij hier niet meer vandaan gegaan. Zoo is ze nu eenmaal. Als ik groot genoeg ben, trouw ik met haar. Maar, weet u", voegde hij er weifelend aan toe: „U moet 't maar niet akelig vinden, als ze in 't begin wat onaardig tegen u is". „Maar waarom zou ze onaardig tegen me zijn?" informeerde zijn nieuwe vriend. „Ja ziet u, we hoorden dat iemand we wisten natuurlijk niet, dat u 't was de Bar nethan claim had gekocht. Nu en, natuur lijk was Chris razend". „Maar waarom?" De jongen bewoog zich heen en weer. „Ik weet niet of ze 't prettig vindt, als ik 't u ver tel", antwoordde hij, in twijfel zijn krullebol schuddend. „Maar, daar komt ze juist aan. „Warwick richtte zijn blik naar de richting waarheen de jongen keek, en zag 'n lenige meisjesgestalte, die vlug de rotsachtige helling aan zijn linkerkant afdaalde. Toen ze ongeveer dertig meter van den weg af was, stond ze stil en hield de hand boven de oogen. „Ben jij dat, Gaddy??" riep ze met een lage, doch heldere en buitengewoon vèrdra- gende stem. „Ja", was *t laconieke antwoord. „Goed ge raden. ik ben 't". 't Meisje kwam dichterbij en Warwick zag, dat ze jong was, een goed figuur had en er vrij knap uitzag. Ér was iets wonderlijk schich tigs in haar gezicht zooiets als de onschul dige waakzaamheid van een jong wild vo geltje een blik, die iets fascineerends had. Ze droeg een verschoten roode muts, ver over haar voorhoofd getrokken, een donker blauwe rok. die nauwelijks tot haar fijne enkels reikte en daarboven een vuurroode blouse, met een breeden leeren riem om het middel. Warwick nam zwijgend zijn pet af en steeg van zijn paard. Gaddy bleef waar hij was en zei terloops: ,,'t Is de man van de Barnethan claim, Chris. Hij heet Evan Warwick, maar hij is heelemaal niet zooals wij dachten, heusch niet. Hij lijkt werkelijk heel geschikt." Het meisje verstarde en richtte zich hoog op. „Bent u de eigenaar van de Barnethan claim?" vroeg ze met een bestudeerd koude stem. „Ja", antwoordde hij rustig. „Ik heb de Barnethan claim gekocht". „Aha", zei ze, met licht opgeheven kin. „We zijn landgenooten, hoor ik", ging hij voort, „ik hoop, dat wij behalve buren, ook vrienden zullen worden". „Het is nauwelijks nabuurschap te noe men", antwoordde ze met een zorgvuldig on derdrukte vijandelijkheid in haar stem en manieren. „Niet? Ik had gedacht, dat in Canada een paar mijlen niet telden. Ik beschouw u en mijn nieuwen kameraad Gaddy tenminste als naaste buren", klonk het onverstoorbaar. „Ik vrees geen tijd te hebben, om nieuwe vrienden te maken", hernam zij uit de hoogte. „Ik heb 't heel druk. Wat Gaddy betreft hij zal wel doen, wat hij graag wil; hij is 'n erg ondeugende, ongehoorzame jongen". „Maar Chris", verdedigde de beschuldige zich, „nu overdrijf je 'n beetje"; maar met een stijve hoofdknik in de richting van War wick, keerde 't meisje zich om en begon de helling te beklimmen. Onwillig liet Gaddy zich op den grond glij den. „Ze is een echte Iersche", mompelde hij zuchtend. ,,Ik zal haar maar gauw achterna loopen en 't weer goed maken. Dag meneer, ik vind je 'n erg geschikt type en ik weet zeker, dat je geen leelijke rol speelt met de Barnethan claim. „Neen, jongen, wees maar gerust", ant woordde de man en schudde stevig de kleine vuile hand, die hem werd toegestoken. „Mag ik eens bij u komen?" vroeg 't kind verder. „Zeker, wat mij betreft, mag je". Gaddy ging er met een vaart van door en haalde juffrouw Cunninghame in, juist op oogenblik, dat Warwick in een bocht van den weg uit het gezicht verdween. „Zeg Chris, waarom ben je zoo kortaf tegen hem?" vroeg de jongen, wat ontevreden, toen hij naast zijn gezellin voort-huppende. „Ik ge loof achteraf, dat het een leuke vent is". „Onzin Gaddy, je begrijpt 't niet", was t korte antwoord. „En ik wou dat je niet meer den heelen dag uitbleefzonder thuis te komen eten. Milly en ik zijn erg ongerust over je geweest". „Ik ben een eindje de rivier afgezakt op een boomstam 'n fijn vlot. Weet je, ik ge loof dat ik, als ik groot ben, zeeman word", voegde hij er bespiegelend aan toe. „Ik dacht dat je in de mijnen wou werken!" zei ze. met een zonnigen lach op hem neer ziend, want ze was dol op Gaddy en haar slechte humeur of „Iersche bu.-en", zooals Gaddy ze noemde, duurden zelden lang. „Ik zou half in de mijnen kunnen werken, half zeeman worden", ging hij voort, na een poosje te hebben nagedacht. „Neen, neen, jongeling. Als je iets grondig wilt doen, moet je er al je tijd aan geven, en niet de helft", antwoordde ze. „En zelfs dan", voegde ze er met een zucht aan toe, „is 't nog niet eens zeker, dat je 't hoogste zou kunnen bereiken". „Natuurlijk kunnen meisjes niet meer dan één ding tegelijk doen", was 't troostende ant woord. ..Maar mannen zijn anders". Vijf minuten later bereikten zij een scherpe bocht in het rotspad en kwamen in een groote ruimte, die tusschen de dennen was open- gekapt aan den voet van een berghelling. Aan het verste eind vernauwde die ruimte zich tot een ruw pad, dat schuin naar boven liep tusschen de hutten der mijnwerkers door, op 't laatst overging in 'n gewoon smal voetpad en verloren ging in de laatste zonnestralen, die alles baadden in 'n donker geel-goud e* karmozijn waas, tot duizenden mijlen ver. Wordt vervolgd*,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 5