Als koning winter regeert
Een ijs-paleis in
Wormerveer. Zware ijsgang op de Merwede.
Een Meisje en een Man
NA DEN FELLEN BRAND in de cacao- en chocoladefabriek der
firma Boon te Wormerveer veranderde het gebouwencomplex in
een ijs-paleis. Lange witte pegels bedekten de geblakerde muren.
DE ZWARE IJSGANG OP DE MERWEDE voor Dordrecht belemmer J In hevige mate den
veerdienst Dordrecht Zwijndrecht. Twee ijsbrekers houden een vaargeul open voor het veer.
EEN MOEILIJK KARWEI. - Het versieepen van een creosoottank-
schip van Dordrecht naar Rotterdam door de Dorische Kil.
EEN ECHT HOLLANDSCH WINTERTAFREELTJE op
de bevroren wateren te Leeuwarden.
HET PROVINCIAAL KAMPIOENSCHAP VAN NOORD HOLLAND
schoonrijden voor dames is Donderdag te Hoofc! rp verreden. De
kampioene van Noord-Holland, mevr. Schoo. I-Kcstman (rechts) in gezel
schap van de Nederlandsche kampioene mevr. T. de Boer-Blaauboer.
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
CURTIS YORKE.
(Nadruk Verboden).
3)
Laat op den avond, toen Warwick bezig
was, aanteekeningen neer te krabbelen en on
eindige rijen getallen op te tellen, weerkaat
ste het geklikklak van paardehoeven in de
bergen, en een minuut later reed een krach
tig gebouwd ruiter in uniform van de bere
den politie voor Warwick's blokhut en riep
met een diepe, hartelijke stem: „Hallo War
wick, ik wilde je eens opzoeken". Terwijl hij
sprak, steeg hij af en wierp de teugels naar
Mike, tegen wien hij vriendelijk knikte, en,
die hem met een grijns van welkom begroette.
Warwick sprong op, en klopte den nieuw-
aangekomene geestdriftig op zijn rug. „Jouw
beste kerel! Ik ben geweldig blij je te zien!"
riep hij. „Ik dacht wel, dat je eens zoudt ko
men opdagen. Je bent natuurlijk mijn gast
voor vannacht?"
„Neen, dank je. Ik zal de vredespijp met je
rooken en ga dan weer verder. Ik moet vóór
vijf uur morgenochtend in Raskellan zijn". Al
sprekend volgde hij Warwick in de hut en
vlijde zich in de makkelijkste van de twee
stoelen neer.
„En hoe vind je het hier?" vroeg hij; een
korte zwarte pijp en uitpuilende tabakzak te
voorschijn brengend. Zeker, maar zoo zoo, hè,
en hoe is de mijn?"
„Dave, ik geloof, dat ik bezig ben fortuin te
maken", zei Warwick met den gelukkigen
lach van een opgewonden jongen. Deze mijn
zal een reuzenkoop blijken te zijn. Steek eens
op, kerel en dan zal ik je de aanteekeningen.
die ik gemaakt heb laten zien".
De ander stemde toe en een tijdlang was 't
gesprek van technischen aard, daarna haalden
ze oude herinneringen op, want Evan War
wick en David Vanbrugh waren kameraden
van hun jongensjaren af, tot voor een jaar
of zeven, toen Vanbrugh bij de bereden po
litie was gekomen en Warwick naar de mij
nen in Spanje was vertrokken.
„Hoe is 't met je personeel?" vroeg Van
brugh, toen zijn tweede pijp was opgerookt.
„Ik ken natuurlijk Mike en Durran en die
zijn geschikt; in Cardstown staan ze als uit
stekend te boek. Maar hoe staat 't met het
mijnvolk?"
„Daar zal ik nog eens naar moeten uit
kijken; ondertusschen maak ik een begroo-
tïng van de noodzakelijkste machinerieën en
bouwmaterialen."
„Je weet zeker, dat je in dit deel van de
wereld op jezelf aangewezen bent", zei Van
brugh met een vroolijken lach.
„Neen, dat weet ik niet", antwoordde de
ander. „O ja, natuurlijk, je zinspeelt op. die
jongedame, die eigenares en beheerdster van
Carolay. die om een onverklaarbare reden mijn
aanwezigheid hier in de buurt kwalijk neemt.
Tusschen twee haakjes, is 't wei-kei ijk waar,
dat zij die mijn bezit en zelf beheert? Ik heb
kennis gemaakt met een vermakelijken klei
nen jongen, die mij dat vertelde, maar ik had
het idee dat hij een beetje aan 't fantaseeren
was".
,,'t Is de zuivere waarheid; ze is een aardige,
verstandige jonge vrouw. Ze zal je bevallen,
als je haar leert kennen".
„Mogelijk. Ongelukkig genoeg schijnt ze niet
geneigd mij een kans te geven. Van ons eer
ste en eenige onderhoud ben ik van een koude
kermis thuisgekomen".
„Heb je haar dus al gezien?"
„Ja, ik kwam den jongen tegen, 's middags,
bij mijn aankomst en juffrouw Cunninghame,
die even later op 't tooneel verscheen, liet
maar al te duidelijk merken, dat ik geen ge
nade in haar oogen kon vinden".
Vanbrugh lachte. „O, zij zal wel eens aan
komen. Die jongen was zeker Gaddy?"
„Ja, zoo heet hij. Hij is al bij me op visite
geweest, een vermakelijk en parmantig ke
reltje!"
„Gaddy is 'n type", grinnikte de ander.
Daarop kwam Perry binnen en na een lang
durig snuffelend onderzoek van Vanbrugh's
hooge laarzen, legde hij een poot op zijn knie.
„Maar. hoe zit dat nu met juffrouw Cun
ninghame?" vroeg Warwick. „Hoe is ze in
't bezit van de mijn gekomen? Ze lijkt me een
eenvoudig meisje".
Vanbrugh ging wat makkelijker in zijn stoel
zitten en begon: „Dat kwam zóó. Haar oom,
Joe Ellesmere, kwam acht jaar geleden hier
heen, kocht de Caloray claim, meende dat er
zilver en lood zou zijn en vond het. On
geveer vier of vijf jaar later, toen de Caloray
een tamelijk rendeerend concern was, liet hij
zijn nichtje. Christian Cunninghame. die als
wees alleen in Londen woonde, komen. Hij
leerde haar alle finesses van 't beheer van
zilver- en loodmijnen, waarvan zij nu even
veel weet als ik, als 't niet meer is. Eerverleden
jaar, raakte de voornaamste ader uitgeput en
verdween op 't laatst geheel, wat den ouden
man 't hart brak. Toen vatte hij kou en stierf
een paar weken later, maar eerst liet hij zijn
nicht beloven, dat zij haar leven zou wijden
aan 't terugvinden van de verloren ader, hij
liet haar al zijn geld na voor dat doelhij
was niet bepaald een armlastige!"
„Wreede dingen, dergelijke gedwongen be
loften", bromde Warwick.
„Ik ben 't met je eens", stemde Vanbrugh
rustig in. „Zóó waren de feiten nu eenmaal.
Maar om verder te gaan: juist zes maanden
geleden, ontdekte Christian Cunninghame.
dat de verloren ader in de Barnethan claim
weer te voorschijn kwam. Ze was op dat
oogenblik echter niet in staat te koopen, om
dat de claim in 't bezit was van een vrekkigen,
ouden man, 'n soort van Shylock. Maar ze
hoopte, voldoende te kunnen sparen. Toen
kwam jij en nam 't voor haar neus weg."
,,'t Is een beetje zuur voor 't meisje", er
kende Warwick.
„Ja, 't was jammer voor haar, ze heeft 't
zich nogal aangetrokken, maar er is natuur
lijk niets aan te doen".
Warwick's knap gezicht kreeg een neer
slachtige uitdrukking.
„Natuurlijk is 't voor mij ook niet prettig",
vervolgde hij na een poosje.
„Waarom niet?" vroeg Vanbrugh. terwijl
hij de asch uit zijn pijp klopte. „Je bent in
je recht
„O, dat weet ik nog zoo net niet. Ik ben
het niet met mezelf eens of ik haar niet de
Barnethan claim op haar voorwaarden ver-
lcoopen moet".
„Lieve deugd", riep Vanbrugh. „Je spreekt
toch niet in ernst! Je wilt toch niet je rech
ten op de Barnethan claim laten varen, om
wat sentimenteel gedoe van een meisje!"
„Beste Davie, je begrijpt me heelemaal ver
keerd. Juffrouw Cunninghame, maakt op mij
den indruk van een jong meisje, dat uitstekend
op zichzelf kan passen, maar ik vind. dat als
ik onwetend in 't bezit van land ben gekomen,
dat haar ader bevat, mijn eer mij gebiedt, 't
haar terug te geven".
Vanbrugh staarde hem aan.
„Beste kerel", barstte hij uit, „je bent toch
niet verliefd op het meisje?"
Warwick kreeg een lichte kleur.
„Je weet wel dat je iets dergelijks niet be
hoeft te veronderstellen".
„O, onzin", zei de ander kortaf. ..Waarom
niet, dat zou ik wel eens willen weten. Zeker
omdat je eens een domheid begaan hebt".
„Kalm aan, ouwe jongen", viel Warwick
hem in de rede, terwijl hij plotseling opstond.
Laten we, als 't je hetzelfde is, geen oude
koeien uit de sloot halen".
„In orde", was 't goedaardige antwoord.
..Wees niet zoo prikkelbaar, ik ben met 'n
minuut weg".
Maar hij ging niet met een minuut weg,
maar bleef veel langer.
Toen hij in den Ap'rilnacht langzaam terug
reed, dacht hij ernstig na. „Ik geloof toch dat
ik gelijk heb. De kerel is verliefd op haar".
Hij had absoluut ongelijk, maar de dappere
sergeant, was zelf in 'n min of meer senti-
menteele bui, al gold 't. niet Christian Cun
ninghame, en zag daardoor de dingen, door
een gekleurden bril.
Toen hij 't kruispunt naderde, waar 't voet
pad naar Barnethan samenkwam met den
wat breederen weg naar Carolay, holden twee
honden blaffende den weg op en zijn paard
schrok.
„Kom hier Wag, hier Tartar", riep 'n ge
biedende vrouwelijke stem. Nu ontdekte hij
een vrouwenfiguur, zittend op een steenklomp
aan den kant van'den weg. Hij hield de teu
gels in en groette op militaire wijze.
't Kan op dezen tijd van den dag niemand
anders zijn dan Christian Cunninghame", zei
hij met een vermanende hoofdbeweging.
„Dat kan niemand zijn. dan David Van
brugh", antwoordde zij. „op een paard, dat
tweemaal zoo groot is, als van ieder ander,
en haast nog niet sterk genoeg is, voor zijn
gewicht".
„Wat doe je in 's hemelsnaam hier?" vroeg
hij, terwijl hij zijn rijzweep plagend voor de
snuffelende neuzen van Wag en Tartar
zwaaide.
„Niets", verklaarde ze lachend. ,Ik was in
een slecht humeur en kon niet slapen, dus
gmg ik uit. En mijn belooning is dat ik den
vermaarden Vanbrugh van de bereden politie
ontmoet heb. die er zoo geschokt uitziet als
een plattelandsche oude vrijster. Je bent erg
grappig, als je probeert zedig te kijken".
„Ik ben naar Barnethan geweest", zei hij
botweg. „Warwick is een oude kameraad van
me".
„Heusch? Hoe interessant", was 't onver
schillige antwoord.
Vanbrugh leunde voorover in 't zadel en
poogde den afgewenden blik van 't meisje
op te vangen.
„Hij is een door en door goede kerel", ver
volgde hij ernstig, „en hij heeft vreeselijk 't
land over die adergeschiedenis. Hij is bereid
alles te doen, wat in zijn macht is je te
gemoet te komen, op wat voor manier ook.
Maar nu maak ik het er niet beter op", ein
digde hij berouwvol.
„Neen, dat doe je zeker niet", antwoordde
het jonge meisje met kalme minachting en
terwijl ze haar honden floot, kwam de bezit
ster van Carolay overeind en was spoedig uit
't gezicht. .(Wordt vervolgd).