Het koperen ambtsjubileum van dr. W.
de Vlugt als burgemeester van Amsterdam.
Een Meisje en een Man
IN HET CARLTON HOTEL TE AMSTERDAM is burgemeester dr. W. de Vlugt Woensdagavond een diner aan
geboden, bij gelegenheid van diens koperen ambtsjubileum. V.l.n.r.Mr. Asscher; minister de Wilde en burge
meester dr. W. de Vlugt
DE HULDIGING VAN DR. W. DE VLUGT in het Concertgebouw te Amsterdam bij gelegenheid van zijn koperen
ambtsjubileum als burgemeester van Amsterdam. Mr. dr. J A van Thiel spreekt der. jubilaris toe. Op de eerste
rij tegenover dr. de Vlugt, Z. K. H. Prins Hendrik.
OP DE BINNENPLAATS van het Amsterdamsche stadhuis werd aan Dr. W. de Vlugt
een muzikale hulde gebracht door de hoofdstedelijke politie bij gelegenheid van het
koperen ambtsjubileum van den burgervader.
VOOR HET ENGELSCHE BILJARTKAM
PIOENSCHAP VOOR DAMES zijn vele
candidaten in training. De zestienjarige
Doris Holmes, een jongedame, die een
goede kans op den eersten prijs maakt, in
actie.
ALS REUSACHTIGE VUURTORENS staan
bij de sluis in het Julianakanaal te Born de
groote betonnen meerpalen, wachtend op
een drukke scheepvaart
TER GELEGENHEID VAN HET KOPEREN AMBTS
JUBILEUM van dr. W. de Vlugt, burgemeester van
Amsterdam werd Woensdag door het Leger des Heils
aan mindergegoeden gratis een kop koffie met een
versnapering aangeboden.
De BRANDWEER VAN GREENWICH bluscht den
brand aan boord van het Amerikaansche s.s. „Topa
Topa", bij aankomst in de haven. Reeds 24 uur voor
de aankomst was brand uitgebroken in de lading katoen.
DR. W. DE VLUGT, burgemeester van Amsterdam, met familie en autoriteiten hebben Woensdagavond vanaf het peristyle
van den Stadsschouwburg, den fakkeloptocht, gehouden ter gelegenheid van het koperen ambtsjubileum van den burgervader,
gadegeslagen.
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
CURTIS YORKE.
(Nadruk Verboden).
8)
„Waarom geeft u Eraser zijn plaats niet?"
zei Warwick, een lucifer aanstrijkend. „Ik
mag dien man, voor zoover ik hem gezien en
over hem gehoord heb, en ik zou zeggen, dat
er ergens in zijn leven een tragedie is".
„Ja, ik mag hem ook", beaamde ze lang
zaam, „en ik weet, dat hij 't moeilijk heeft
gehad. Gelooft u, dat ik Raeburn zou moeten
ontslaan? Wat denkt u??"
Toen veranderde ze plotseling van toon.
„Maar waarom zou ik juist u lastig vallen
met mijn zaken", vroeg ze koel. „Het maan
licht heeft mij mezelf doen vergeten".
„Is de strijdbijl nog steeds niet begraven?"
en er was zonder dat hij 't wist. een teedere
klank in zijn stem. „We zijn beide in een af
gelegen land. Waarom zouden we geen vrien
den zijn?" En wie weet wat hij nog meer zou
gezegd hebben, als Gaddy's hooge jongens
item niet narrig door den nacht geklonken
had: „meneer Warwick, waar bent u? Ik heb
u noodig".
Ze gaven elkaar zwijgend een hand en hij
,ging naar binnen. Maar Christian zat n'og
wat langer buiten en luisterde naar 't ge
mengde gegons van de diepe stem en die van
't kind. Haar gedachten waren in opstand en
onrustig, maar of ze van aangenamen aard
waren of niet, dat kon ze voor zichzelf niet
uitmaken.
VI.
Evan Warwick had van nature een bedaard
.temperament, en hij was geneigd zijn onder
geschikten misschien al te omzichtig te be
handelen.
Mike en Durran waardeerden dit en zouden
blijmoedig hun leven voor den baas gegeven
hebben. De Mexicanen echter, beschouwden
zijn zachtmoedigheid van een ander stand
punt. Een meester, die zoo lijdzaam is, zou
ongetwijfeld vatbaar zijn voor verstandige
wenken ten opzichte van verhooging van
loonen en kortere werkuren, maar zij bleken
buiten den waard gerekend te hebben.
Warwick maakte hen duidelijk, dat hun
loonen meer dan Voldoende waren en dat
hun werktijd niet langer was, dan die van
andere mijnarbeiders. Hij gebruikte weinig
woorden, maar 't was duidelijk genoeg, dat hij
meende, wat hij zei en voet bij stuk wilde
houden, waarop de mopperaars zich terug
trokken, onheilspellend prevelend. Eenige uren
later legden ze 't werk neer en 't mijnkamp
van Barnethan leek een doodenstad.
Warwick had vreeselijk 't land, want 't was
midden Augustus en er werd juist een nieuwe,
vrij belangrijke galerij geschoord. Ongetwij
feld hadden de stakers hiermee rekening ge
houden.
Warwick was echter niet de man om zich
door onredelijken uit 't veld te laten slaan,
zoodat hij na een kort onderhoud met Mike
en Durran zijn paard besteeg en naar 'n klein
plaatsje tien mijl verder de Kootenay af,
vertrok. Daar kwam hij met een ploeg van
vijftig man overeen, dat zij over twee dagen
in Barnethan aan 't werk zouden gaan. Toen
hij op 't punt stond naar huis terug te kee-
ren ontmoette hij Vanbrugh, en samen reden
zij v 'der. De laatste schudde 't hoofd, toen
hij van de staking en de gevolgen hoorde.
,,'t Ijn liederlijke duivels, die smeerders",
zei lii ,wees op je hoede, Warwick. Ze zien er
geen een in je zoo maar neer te steken, ik
weet at 't halve wilden zijn".
„Poeh", antwoordde de ander, „aan dat
steekspelletje moeten er twee meedoen, bo
vendien een paar revolverschoten zou voor
de aanvoerders wel voldoende zijn, denk ik,
en de rest. afschrikken. Mike en ik schieten
allebei vrij goed".
„Ik weet 't niet. Laat mij vannacht op Bar
nethan slapen en dan kunnen we zien, hoe
alles loopt".
„Onzin, Davie, er is geen gevaar, maar je
mag vannacht en andere nachten gerust bij
me slapen ik denk alleen niet, dat je veel
gelegenheid zult hebben, om je bloeddorstige
plannen bot te vieren".
Toen ze in de koelte van den avond op de
mijnen toereden, vonden zij Mike en Durran,
die verontrust waren.
„Ik heb geen vrede met de houding van die
vlegels, baas", begon Mike, zijn pet afnemend
en zijn hoofd langzaam en bedenkelijk krab
bend. „Ze hebben den heelen dag rondge-
lummeld en natuurlijk geen hand uitgesto
ken. Durran en ik zijn een beetje opgeschoten
in galerij twee, maar 't is haast niet de
>moeite".
,,'t Is in orde, Mike", antwoordde Warwick
luchtig. „Overmogen komt er een nieuwe
ploeg. Intusschen zal ik met ze afrekenen en
ze laten gaan".
Toen hij en Vanbrugh door 't ruwgebouwde
kamp liepen, stuitten ze op verschillende
groepen, van zich afzijdig houdende. Mexi
canen. Sommige van hen kaartten, sommige
rookten met gekruiste armen en een eigen
aardige uitdrukking in hun oogen; andere
lagen hier en daar in verschillende houdin
gen van ledigheid, maar over hen allen broei
de een gemelijke, ongewone stilte. Een wan
neer een Mexicaan zwijgt, beduidt dat ge
woonlijk onheil, en een flink onheil ook.
Toen Warwick en Vanbrugh er midden
tusschen stonden, kwam een groote, donkere
kerel met een diep lidteeken over een wang,
anet loggen gang naar voren en gaf, Warwick
aansprekend, hem barsch te verstaan, dat zij
•wel genegen waren, het werk te hervatten,
op 't oogenblik, waarop de baas hun loonen
biet een derde wilde verhoogen, waarop War
wick hem vertelde, dat ze te laat waren, en
hij al ander volk had aangenomen.
De oogen van den Mexicaan schoten vuur
en 't was blijkbaar alleen de aanwezigheid
van Vanbrugh in zijn officieele waardigheid,
die voorkwam, dat hij zijn toevlucht nam tot
dreigementen.
„Denkt u er liever nog eens over na, baas,"
zei hij na een beteekenisvolle pauze.
„Dat is afgedaan, vriend", sprak Warwick
kort. ,,'t Is jullie eigen schuld. Ga opzij als je
blieft".
Toen sprak hij de rest van de mannen toe,
vertelde hen van de verwachte aankomst van
hun opvolgers en gaf hen bevel den volgenden
morgen in zijn hut te komen, om 't hun toe
komende loon te ontvangen. Zijn woorden
(werden met norsch zwijgen aangehoord.
„Ik was een stomme gek, die bende daar
hierheen te halen", verklaarde Warwick, toen
de twee vrienden na 't avondeten voor de hut
zaten te rooken.
„Dat was je, brave jongen; ik ben 't volko
men met je eens", stemde de ander toe. „Ik
hoop, dat alles goed afloopt. Die vent. met
dat litteeken in zijn gezicht zou een leelijke
klant zijn, om mee te doen te hebben. We
zullen maar afwisselend een oogje op ze
houden, vannacht".
„O, vannacht gebeurt er niets", oordeelde
Warwick. „Ze hebben hun geld nog niet; ze
zullen de gans, die de gouden eieren legt, niet
dooden".
.Niettemin zijn ze met veertig tegen vier",
weet je," zei Vanbrugh, een versche pijp aan
stekend.
Maar zijn oogen fonkelden, want hij was
een geboren vechtersbaas en zou niets liever
willen, dan tweederde van dien opstandïgen
troep voor zijn rekening te nemen met behulp
van zijn betrouwbare dienstrevolver.
„Ik geloof ook niet, dat zij iets buitenspo
rigs zullen probeeren, vannacht, want ze we
it en, óf bij ondervinding, óf door verhalen,
dat waar een man van de bereden politie is,
er meer in de buurt zijn voor ze tot tien kun
nen tellen. Waar ik bang voor ben, is, dat
een of meer van hen, je op 'n keer of 's avonds
op den weg zullen aanvallen".
Warwich lachte hartelijk.
„Onzin Dave. Maar man, ik heb niet voor
niets zooveel jaren in Noord Spanje gezeten".
„De kruik gaat zoolang te water, tot ze
breekt, weet je", meende de ander, „de ooren
van Perry aaiend, die tusschen zijn baas en
diens gast zat en meer van hun gesprek be
greep, dan zij vermoedden.
„A propos, wist je, dat Kirwin mij een
mooien, jongen mastiff stuurt?" vroeg War
wick na een stilte.
„Ja, hij vertelde 't me. Ik ben benieuwd
wat Perry zal doen".
„Ik weet 't niet", antwoordde Warwick, toen
Perry op zijn knie sprong en probeerde zijn
gezicht te likken. „Trek je er maar niets van
aan, hondje, jij wordt geen beentje gelicht,
geloof dat maar".
Maar Perry was er niet zoo zeker van.
De nacht ging zonder gebeurtenissen voor
bij en 's morgens betaalde en ontsloeg War
wick de Mexicanen en zorgde dat ze veilig
buiten zijn bezitting kwamen, zooals ze reil-
den en zeilden, zooals Mike met een voldane
beweging van zijn breede schouders, zei.
Vroeg in den middag kwam een jongen op
een dartel, grijs paardje, het erf oprijden,
achter 't paard en den jongen holde een
zware, goedmoedig uitziende jonge mastiff.
Perry besnuffelde den indringer en toen
deze aanstalten maakte om met hem te gaan
spelen, troonde Perry den mastiff mee om sa
men naar een geheiligd hoekje te gaan, waar
hij een kerncollectie van botten, broodkorsten
en andere schatten verborgen had. Het toe
laten van een vreemde in dit heiligdom was
tot nu toe een ongehoorde concessie van
Perry's kant en 't grootste bewijs van min
zaamheid, dat hij leveren kon.
Beide mannen lachten hartelijk om dit
schouwspel.
„De inhuldiging van een levenslange vriend
schap", zei Warwick. „Perry is een eigen
aardige schooier; hij zal den mastiff over
bluffen, hem af en toe eens mishandelen,
,maar hij heeft hem als vriend aangenomen.
„Hoe heet die hond, jongen? 't Is een mooi
dier, maar hij eet voor tien". Warwick gaf
den knaap wat zilvergeld en zond hem naar
Mike om gastvrijheid voor hem en zijn paard
te vragen.
,0Vordt vervolgd^