VOOR DC KIK DL 141!
HET KERSTEKINDJE.
KtR/TMI/ 1933
VRIJDAG 22 DECEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
9
Wegens gebrek aan ■plaatsruimte moeten
wij de rubriek „Uit de Natuur" en de
postzegelrubriek uitstellen.
AAN ALLEN!
We hebben deze week de donkere dagen
voor Kerstmis gehad. Wat moest het licht
vroeg op des morgens en des avonds. Vooral
toen de dooi inviel, leek alles nog triester en
somberder. Maar nu hebben we den kortsten
dag al weer achter ons en we krijgen bij de
minuut afgepast, toch dagelijks meer licht.
We zeggen den donkeren herfst vaarwel, die
toch juist dit keer zulke wintersche neigingen
had. We moeten nu heer Winter laten regee-
ren. Het eigenaardige is zeker, dat hij ons
die mooie Kerstdagen laat beleven. Geen land
ter wereld, waar men zoo blijde Kerstfeest
viert als Engeland.
In de oude Engelsche huizen brandden ,de
open haarden en extra houtblokken werden
in 't vuur geworpen. Met Kerstmis moest er
licht en warmte zijn. Juichend sleepten de
bedienden de zware houtblokken naar de
hall, waar straks bij 't open vuur gedanst
zou worden. Al het personeel mocht er bij
tegenwoordig zijn. Men verscheen er soms in
maskeradepakjes en verscheen er ook wel als
dier. Er werd veel lawaai gemaakt en veel ge
geten. Tegenwoordig gaat het ru'stiger toe.
Men heeft' gevoeld, dat dit alles toch niet
paste bij Kerstmis. Natuurlijk viert men feest
en versiert zijn woning met hulst en mistle
toe. Een Engelsch kerstmaal is ondenkbaar
zonder roastbeaf, kalkoen en plumpudding.
Vroeger jaren behoorde daar ook nog bij
een zwijnskop. Deze moest versierd zijn met
laurierbladen en rozemarijn. In zeer deftige
huizen kwam ook de pauw op tafel, als pau
wen-pastei bereid. Hij verscheen dan versierd
met al zijn veer en.
Engelschen zijn door alle eeuwen heen
meesters geweest in de kookkunst.
Het dessert bevat nog steeds als hoofd
schotel de plumpudding. Nu heerscht in alle
Engelsche bakkerijen een geweldige drukte
om deze lekkernij volgens de eischen der
kunst klaar te hebben voor Kerstmis. De uit
voer is ook buitengewoon groot. Waar in de
wereld zich Engelschen bevinden, 't zij in
Australië, Canada, Kaap de Goede Hoop en
Indië mag met Kerstmis de plumpudding niet
ontbreken. Brandende moet hij worden aan
gesneden en 't is een vreugde zoo'n brandend
stukje gebak op zijn bord te krijgen.
Ieder land viert Kerstmis op eigen wijs.
's Lands wijs, 's lands eer. Kerstboomen zijn
er overal en kerstliederen weerklinken over
al. Kerstkaarten worden overal uitgewisseld.
Ook overal is het kerstfeest een familiefeest.
In kleine dingen zitten de verschillen. Ont
breekt bij een Engelsch kerstmaal nooit de
plumpudding in Tsjecho Slowakije ontbreekt
op geen enkele kersttafel de baars.
Een echt Tsjechisch gebruik is ook het
hebben van een kerstkribje. Midden in de
groote steden staat een kerstboom. Bij dezen
kerstboom worden collectes gehouden voor
armen en werkloozen.
In Hongarije hebben op den avond van 24
December kerstoptochten plaats. Meestal zijn
het groepjes van 6 menschen. Een is als en
gel gekleed, de anderen als herders. Het
doel is weer giften in te zamelen. Men heeft
ook groepen die de heilige Familie voorstellen
De Poolsche boeren zetten in een hoek
van het woonvertrek een korenschoof, opdat
de oogst goed mag uitvallen. Vleesch wordt
op Kerstmis niet gegeten, alleen visch.
In Zuid-Afrika valt Kerstmis juist in 't
warmst van den tijd. Daar viert men feest
in de open lucht.
In Malmö is het gewoonte om door een
orkest van koperinstrumenten van het Stad
huisbordes om 12 uur in den nacht Jul te
laten inblazen en op 13 Januari te laten uit
blazen. Kerstham, pekelvleesch en worst be-
hooren bij den feestdisch. Een varkenskop
wordt versierd met een appel in den bek.
In ons eigen land wordt kerstmis steeds
meer gevierd met een kerstboom. Dit is eigen
lijk een Duitsch gebruik. Een halve eeuw ge
leden behoorde het tot de zeldzaamheden,
dat er in een Hollandsch gezin een kerstboom
was. In de groote steden zijn er nu zelfs
kerstboommarkten. Ik hoop, dat ook in jullie
huiskamer een kerstboompje zal staan met-
glinsterende versiersels en een paar roode
fleurige appeltjes. Als de kaarsjes op Kerst
avond ontstoken worden, zeg dan bij je zelf:
„Zoo'nkaarsje wil ik ook zijn voor andersüi.Dat
wil ik iederen dag zijn."
Wat zou het er in de wereld vroolijk en
blij uitzien, als alle menschen kaarsjes wa
ren, die licht uitstraalden. Ik hoop, dat
Kerstmis voor jullie alleen een vreugdefeest
en een vredefeest zal zijn.
W. B.—Z
Hoe Annelfc teecde oak aan andvcen te denken.
HOE VINDEN JULLIE DIT
PLANNETJE?
Ik had eigenlijk gedacht, dat er met het
plan, wat ik jullie nu ga voorstellen, wel eens
een ander oud-rubrieker zou zijn komen op
dagen. Tot nog toe is daar echter nog nooit
iets van gekomen.
Daarom trek ik de stoute schoenen maar
aan, om jullie eens iets te vertellen, iets,
waarover in Onze Jeugd nog nooit gesproken is
De rubriek biedt al van alles. Zoo gek kun je
niet bedenken of het staat er in. Dat is
ook geen wonder. Komt er wel eens iets van
Haarlems Dagblad, wat niet goed is?
Ziezoo, nu heb ik lang genoeg geboomd en
gaat dan meteen de kogel maar door de kerk:
Wat zouden jullie denken van een voor
drachtsclubje van Onze Jeugd? 't Wordt
geen groot tooneel, maar doodgewoon voor
drachtsstukjes instudeeren.
Ik spreek er nu niet verder over: de vol
gende week kom ik er nader op terug. Schrijf
me eerst maar eens, hoe je het plan vindt.
Je kunt dat aan mevr. Blomberg doen. Dan
lees ik 't wel in de briefjes. Wil je 't me re
gelrecht vertellen. uitstekend! Adresseer
dan je briefjes: Emmastraat 36. Gooi je ze bij
Haarlem's Dagblad in de bus, zet er dan mijn
naam: W. Lasschuit bij. Dan komt de zaak
in orde en wordt het wel bij mij thuis bezorgd.
L.
ONZE BIBLIOTHEEK.
O. B. LETTERWEDSTRIJD
In de afgeloopen weken zijn prijzen toege
kend aan:
Annie en Paul Bottelier, Adr. Loosjesstr. 53.
Henny Donker, Catslaan 12, Aerdenhout.
Gefeliciteerd I Wie volgt?
DAAN HOEKSEMA's ZONNESTRAAL
KALENDER
Hoera! De Daan Hoeksema Zonnestraal ka
lender is verloot.
Hij is voor Jantje Kaasenbrood, Groote
Houtstraat 131.
Veel plezier ermee, Jan!
Zij die zich opgeven voor 1 Januari 1934
loten mee naar een vulpotlood.
MOET HET IJS DE SCHULD HEBBEN?
't Komt den laatsten tijd veel voor, dat
boeken te lang worden gehouden. Is de gladde
ijsspiegel de schuldige? Laten we hem er maar
van beschuldigen; hij trekt er zich toch niets
van aan. Als Koning Winter eenmaal goed
regeert, dan is er geen huis met hem te hou
den!
Maar toch eventjes opgelet! Brengen jullie
dan je boeken toch op tijd terug, want an
deren staan er misschien op te wachten en
daarbij krijg je dan ook geen extra-kosten.
Het versturen der aanmaningen (dat is een
woord, waar kracht in zit. hè!) gaat, ijs of
geen ijs, gewoon door en dan kost een boek
je ineens 15 cent. Denken jullie daar alle
maal om? Je helpt er zoo fijn de administra
tie mee vereenvoudigen.
Dat is afgesproken dus!
DE STEEDS GROEIENDE DEELNEMERS
LIJST (vervolg)
60. Dirk Rijbroek, Lange Margarethastraat
30 rd., 13 jaar.
61. Willy Hekket, Nw. Kerksplein 8, 14 jaar.
62. Corry Zuurendonk, Gasthuissingel 40, 12
jaar.
63. Rietje v. Brederode, Jacobijnestraat 7,
9 jaar.
45. Freddy Steenkist, H. v. Alphenstraat 24,
12 jaar.
54. Mientje Koning, Or. Nassaulaan 29, Over-
veen, 14 jaar.
(De overige deelnemers worden in de volgen
de rubrieken vermeld).
Allemaal heel prettige Kerstdagen toege-
wenscht.
Haarlem, 22 Dec. 1933
W. F. M. H. LASSCHUIT
Emmastraat 36
b. d. Koninginneweg.
e
De geschiedenis van het Kerst
mannetje en Hansje Eigenwijs.
Daarop had de Kerstman gewacht; vlug
ging hij Hansje's kamer binnen en legde de
de cadeautjes voor het bed.
..Als je me gezien zou hebben, zou je geen
enkel cadeautje hebben gehad. Want onthoud
dit, jongetje: kinderen die nieuwsgierig zijn,
missen altijd de pret!"
Het was bijna Kerstmis en kleine Annetje
liep zingend door het huis en neuriede op een
zelfgemaakt wijsje: „En het is bijna Kerst
mis. en als het Kerstmis is, dan ben ik jarig,
want ik ben een Kerstekindje, dat heeft moe
der zelf gezegd. Hoera, hoera, hoera!"
En op hetzelfde oogenblik kwam moeder
de kamer binnen en lachte om haar Annetje,
dat zoo zingend en wel door de kamer mar
cheerde, en zei:
„Weet je wel. Annetje, dat het een groote
eer is om een Kerstekindje te zijn? Want een
Kerstekindje zijn, dat beteekent: vreeselijk
veel voor andere menschen over hebben, en
altijd lief en blij zijn, en nooit onvriendelijke
dingen doen. Dat moeten alle kinderen wel
doen, maar kinderen, die op Kerstmis ge
boren zijn, moeten in al die dingen heele-
maal een voorbeeld geven. En daarom heb
ik iets bedacht. Kom eens bij moeder."
En Annetje kroop bij moeder op schoot en
luisterde naar wat moeder haar vertelde. Moe
der vertelde van de arme menschen, die er
waren, en die er dit jaar nog veel meer wa
ren dan anders. „En zie je, Annetje," zei
moeder, omdat jij nu een Kerstekindje bent,
had ik gedacht, dat je van het jaar de helft
van je verjaardagscadeautjes aan de arme
kinderen moest geven, die niets krijgen. Jij
krijgt altijd zoo veel, en je wordt zoo ver
wend door oma en opa en de ooms en tan
tesWat is er nu, Annetje?''
Want Annetje zat op moeders schoot te
huilen. „Nee, dat wil ik niet," snikte ze, „mijn
eigen verjaardagscadeautjes wil ik zelf hou
den. Die hoef ik toch niet weg te geven? Dat
hoeft toch niet, moeder?"
Moeder stond op en zette Annetje op den
grond. „Als je het zelf niet wilt, hoeft het na
tuurlijk niet, Annetje," zei moeder, en ging
de kamer uit. Maar er was iets in haar stem
toen ze dat zei, dat maakte, dat Annetje zich
niet heelemaal prettig voelde, en dat ze dien
heelen dag een beetje stil was en dacht over
wat moeder haar verteld had.
En dien avond lag Annetje nog lang wakker.
En opeens kraakte de deur van haar slaapka
mertje heel zachtjes, en kwam op zijn teen
tjes een klein kindje binnen, met bloote voet
jes en niets dan een wit hemdje aan. Het
had blond haar en in dat haar schitterde een
heel stralenkransje van sterren; het wenkte
Annetje om uit bed te komen en mee te gaan.
Het zei niets, maar het nam Annetje bij de
hand, toen ze uit haar bedje stapte en lichtte
haar op van den grond, en Annetje merkte
opeens, dat ze vloog! Door het open raam
zweefden ze naar buiten in den donkeren
nacht, maar de sterren om het hoofd van het
kindje gaven zooveel licht, dat de nacht hee
lemaal niet donker leek.
„Waar gaan we heen?" vroeg ze een beetje
verlegen aan het kindje, maar dat schudde
het hoofd en gaf geen antwoord en nam An
netje al verder en verder mee over de da
ken van de huizen van de groote stad, waarin
Annetje woonde, tot ze ergens kwamen, waar
alles er vreeselijk arm en somber uitzag. Daar
daalde het kindje op het dak van een huis
en nam Annetje mee naar een schoorsteen,
waardoor ze net in een kamer kon kijken. In
die kamer lagen twee arme kinderen te sla
pen met dekens met groote gaten erin over
hen heen, en het eene kind rilde in haar
slaap en trok een oude, kapotte pop een
beetje dichter tegen zich aan.
„Zie je dat?" zei het kindje tegen Annetje,
De Kerstman is, beladen met cadeaux en presentjes, op weg naar jullie toe.
en nam haar toen weer bij de hand en vloog
verder.
Een paar huizen verder daalde het weer en
liet Annetje weer door den schoorsteen naar
binnen kijken. Daar beneden in de kamer zat
een vrouw met een kindje op haar schoot, dat
voortdurend huilde. De kamer zag er ver
schrikkelijk armoedig uit en toen Annetje
goed keek zag ze opeens, dat de vrouw ook
huilde. Een groote traan biggelde langs haar
wangen en viel op het kindje.
„Zie je dat?" zei toen weer Annetje's bege-
leidertje en vloog verder.
Wel een uur lang vloog het met Annetje
rond daar boven die heel arme wijk van de
stad, en liet haar zien, hoe erg de kinderen
het daar soms hadden. En Annetje zag het
allemaal, en vroeg zich steeds maar weer af,
wie het kindje was, dat haar daar zoo mee
nam om dat allemaal te zien, en ten slotte
waagde ze het erop en vroeg: „Wie ben je
toch?"
Toen keek het kindje Annetje verbaasd
aan, en zei: „Ik ben het Kerstekindje!" en
toen begreep Annetje opeens alles. Dat was
dus het Kerstekindje, en dat wist natuurlijk,
v/at ze vanmorgen tegen moeder gezegd had,
en daarom liet het haar dat allemaal zien.
En ze schaamde zich zoo vreeselijk, dat ze
het Kerstekindje, toen ze samen weer naar
huis terug vlogen, heelemaal niet aan durfde
kijken. Het Kerstekindje zei ook niet veel,
maar toen Annetje weer in haar kamertje
terug was en zag, dat het op het punt stond
weer naar buiten te vliegen, zei ze heel ver
legen: „Dag Kerstekindje, en.... dank je
wel!" En toen lachte het Kerstekindje opeens
en zei met een vriendelijk knikje naar An
netje: „Dag Kerstekindje!" En of ze el
kaar op dat oogenblik goed begrepen!
En den volgenden morgen zei Annetje te
gen haar moeder, die haar kwam wakker
maken: „De arme kinderen mogen alles van
me hebben, moeder, alleende pop, die
ik van Oma zou krijgen, heelemaal met zelf
gemaakte kleertjes aan, die wilde ik zoo ver
schrikkelijk graag houden.... Heb jij er dan
misschien niet een warme deken voor in de
plaats?" En ze keek moeder er een beetje
angstig bij aan, of die het erg inhalig van
haar zou vinden.
Maar moeder zei niets, nam Annetje op
haar schoot en omhelsde haar met allebei
haar armen en een steviger, zoen, en fluister
de: „Mijn lieve kleine Annetje!"
En Annetje zei ook niets, maar ze dacht
aan het Kerstekindje. Ze wist niet precies
meer of ze het gedroomd had of dat het
Kerstekindje werkelijk bij haar was geweest,
maar ze wist wel, dat ze blij was dat het
Kerstekindje haar geleerd had een heel
klein beetje een werkelijk Kerstekindje te
zijn.
WILLY VAN DER TAK.
De Russische kroonjuweelen. Deze wor
den in een museum te Moskou bewaard en
zijn daar te bezichtigen, doch er wordt slechts
1 persoon tegelijk toegelaten, die dan nog bij
zijn bezoek door 6 personen bewaakt wordt;
bovendien moet hij een mantel met lange
mouwen aantrekken, waarvan de mouwen aan
de einden zijn dichtgenaaid.
PUZZLE.
Hansje Eigenwijs kon niet gelooven, dat het
Kerstmannetje cadeautjes bracht aan alle
lieve kinderen. Het was zoo n gek idéé, dat het
mannetje altijd kwam als je lag te slapen,
en dat je hem nooit te zien kreeg.
Daarom had hij besloten dit jaar op te
blijven net zoo ".-g tot de Kerstman ge
komen zou zij'
Hij ging voor het raam staan en keek naai
de vallende sneeuwvlokken; maarhet
Kerstmannetje kwam niet.
„Oh Kerstman" zuchtte Hansje, „kom toch
alstublieft gauw. Ik heb zulke koude voeten
gekregen en ik krijg zoo'n slaap...."
Hansje wist ook niet, dat er een elf op het
dak stond, die precies zag wat hij deed. En
het elfje telefoneerde den Kerstman en zei:
„Kerstman, ga maar niet naar Hansje Eigen
wijs. Want die wil alles bederven voor de
jongens en meisjes, die wèl in U gelooven.
Hij staat voor het raam naar U uit te kijken".
De Kerstman lachte eens en antwoordde:
„Hansje Eigenwijs moet dan wel een erg
geduldig jongetje zijn, als hij op mij wil
wachten."
Toen hij zijn cadeautjes ging rondbrengen,
hield hij stil op het dak van Hansje's huis!
En hij lachte eens in zijn vuistje, toen hij de
geschenken voor Hansje weer in zijn zak deed
„Alleen slapende kindertjes krijgen wat van
me, jongetje Eigenwijs!" bromde hij zachtjes
Ondertusschen had Hansje het zoo koud
gekregen, dat hij maar weer in zijn bedje
was gekropen en het duurde niet lang, of
de Kerstman op het dak kon hem hooren
ademhalen.