SNEEUW-AVOND.
ZATERDAG 30 DECEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
21
Yvette Guilbert vertelde van het lied, en
sprak van het lied, en stond hartstochtelijk
en geestdriftig het lied voor en Yvette
Guilbert zong het lied, wat ze altijd nog on
eindig veel beter en overtuigender kan dan
spreken en vertellen en voorstaan.
Het moeit Yvette Guilbert, de laatste over
geblevene uit dien bloeitijd van het Fransohe
lied, hoe verschillend ze ook misschien mag
oordeelen over hun prestaties, wel oneindig
plezier doen te zien, hoeveel anderen en jon
geren er de laatste jaren in Parijs, na een
langen tijd van vrijwel stilte weer zijn gaan
zingen, en hoevelen er de tradities van het
Fx-ansche lied elk op hun eigen manier hoog
houden. Wonderlijk genoeg allemaal vrou
wen, zooals ik al zei; of dat toeval is of een
vei'schijnsel, dat diepere gronden heeft? Al
lemaal vrouwen bovendien, die evenals Yvette
Guilbert, door eigen kunnen en met taaie
volharding zich opwerkten uit het niets: zij
allen, Marie Dubas, Lucienne Boyer, Damia,
Lus Gauty, Héritza, hebben stukje bij beetje
den weg veroverd om de plaats te kunnen
bereiken, die ze nu innemen in Parijs, in
Frankrijk, in Europa. Want gramofoon en
radio verrichten tegenwoordig wondei'en, en
bovendien zijn zij allen wel zoo onderne
mend, dat ze zich buiten Parijs en buiten de
grenzen van hun land begeven, zoodat ieder,
die zich voor hun kunst interesseert, hier in
Holland of elders wel in de gelegenheid is
geweest één of meerderen van hen te hoo-
ren. Marie Dubas, Lucienne Boyer, en Hé
ritza ti*aden in 't afgeloopen jaar in Holland
op en wie hen wilde hooren, kon dat zonder
veel moeite doen; men heeft hun zeer ver
schillende soorten van talenten kunnen be
wonderen, men heeft kunnen kiezen welke
men zijn voorkeur gaf, men heeft kunnen
beslissen, dat zij tenslotte allen in hun genre
een facet van het leven weergeven, en in-
tussohen merkt men, dat men is gaan doen,
wat Yvette Guilbert zoo hartstochtelijk van
iedereen vroeg: men is zich gaan intesressee-
ren, men is gaan houden vair het Fransche
lied in al zijn voxmen. In de eene vorm meer
dan in de andere, al naar men zelf gemaakt
is: maar het geheel in al zijn verschijningen
boeit toch het meeste; en men verlangt er
naar de andere, nog onbekende zijden ervan
ook te leeren kennen, en ziet uit naar eén
hernieuwing van de kennismaking met wat
men a: een keer zag en hooi'de, om fijner te
leeren onderscheiden, dieper te genieten en
met de herinnering aan nog subtieler moois
naar huis te kunnen gaan.
Het lijdt geen twijfel of de drie, die hier al
waren, zullen nog wel eens terug komen:
Lucienne Boyer. met haar niet sterke, maar
innige talent, Héritza, die in het Carlton hotel,
waar ze optrad, in het minst niet op haar
plaats was met haar broze, melancholieke
zingen, en die in eert klein, stemmingsvol ca
baret waarschijnlijk oneindig veel meer be
reiken zou, Marie Dubas, de petillante, leven
dige, die ongetwijfeld het grootste en veel-
zijdigste talent van hen drieën heeft, die snij
dend sarcastisch, schalksch geestig, innig me
lancholiek en van een superbe dramatische
kracht kan zijn. Men merkt het al: liever dan
Lucienne Boyer, met haar navrante stille
liedjes, met haar Barque d'Yves" en haar
„Parlez-moi-d'amour" typische voorbeelden
van wat haar het beste ligt die ik wel heel
mooi en innig, maar op den duur een beetje
passief en krachteloos ga vinden, ook liever
dan Héritza, de verfranschte Iersche met haar
wonderlijke als uit de verte zingen haar
„Enchanted Riveir" dat bij haar bijna een
neger-spiritual werd, en de Fransche „Un
jour c'est la fin du voyage" en „Garde-moi,
chéri" toonen de groote overeenkomst van
haar genre met dat van Lucienne Boyer is
mij Marie Dubas, met haar frisch. krachtig,
veelzijdig talent, die beklemmend melancho
liek kan zijn als zij in haar Bretonsche
visschersliedjes die verbluffend geestige
charges geven kan Pedro", het lied van de
Spaansche toreadorsechtgenoote, die zich be
klaagt over de al te groote belangstelling van
vrouwelijke vreemdelingen, die haar man ge
niet, en het coquette salonlied van dertig jaar
geleden, waarvan ze met maar een tikje over
drijving een kostelijk paskwil maakt, die ge
weldige dramatische kracht kan bereiken in
haar „Femme du roulier" het lied van de deer
ne, die de Maagd Maria om begrip en verge
ving smeekt die fier en martiaal kan zijn
in haar „Hussards de la Garde" en die dan ten
overvloede nog „Heure exquise" van Reynaldo
Hahn en het „Poème d'amour" van Faure voor
u kan zingen aangrijpender dan u het ooit ge
hoord hebt. Voor mij is Marie Dubas. die zich
uit een arbeidersgezin in het „quartier de
Grenelle omhoog werkte tot één van de eer
ste „chansonnières", „diseuses" of „fantaisis-
tes", al naar mexx het noemen wil, van Parijs,
tot nu toe ongetwijfeld de grootstë. Het bleeke.
bijna leelijke, spitse gezicht met de zwarte
steile haren en de schitterende, donkere
oogen, de expressieve handen, die niet in de
eerste plaats door zijn timbre mooie stem met
de wat rauwe klank van zooveel Fransche
chansonnières ik hoop niet, dat ik ze voor
den laatsten keer gezien en gehoord heb. De
chansonnière het meest in de lijn van Yvette
Guilbert is zij zeker wat aan de verdien
sten van de anderen niets af doet.
Ieder voor zich en ieder op haar manier
maar het Fransche lied, het Fransche levens
lied, zoo gewild, wordt weer door velen gezon
gen. Wie er zich in verdiepen wil, dat het uit
sluitend vrouwen zijn, die het op het oogenblik
zingen en daar de reden van na speuren
hij doe het en misschien vindt hij hem wel
niet. En het gaat ten slotte ook niet om het
hoe en waarom daarvan het gaat alleen om
het feit, dat het lied er weer is....
WILLY VAN DER TAK.
trein langs. Een volle trein. Menschen die
naar huis gingen om Oudejaar te vieren,
menschen aie gingen naar oliebollen en
slemp en warme punah. De trein ging naar
het Zuiden, het trammetje naar het Noor
den, maar ze hadden één doel. En dat te
weten geeft dan even een gevoel van rust,
van harmonie, van geluk.
Twaalf uur. Nu knallen overal de scho
ten, nu heft men overal de glazen, nu staan
er tranen in ontelbare oogenparen. Precies
op dit moment, nu wij ook onze glazen hef
fen. Tranen? Nee, die werken we wel weg.
Daai-voor zijn we immers te nuchter. Maar
als ze komen laten we ons niet schamen.
Want het blijft een grootsch moment als
zooveel menschen door het heele land en
ook nog daarbuiten door een zelfde gedachte
gebonden zijn.
Dan wordt het Nieuwjaar. Weer rijdt het
trammetje en weer raast de trein het voor
bij. Het trammetje brengt menschen naar
het Zuiden, de trein voert hen naar het
Noorden. En nu niet meer naar één doel. Ze
brengen menschen naar werk en plicht, naar
zorgen en moeilijkheden. En de meeste van
die menschen gaan alleen
Maar misschien zijn ze toch weer even
gesterkt door dien éénen avond van samen
zijn, door het besef weer eens opgedaan:
dat er saamhoorigheid kan zijn.
BEP OTTEN.
i.eukene
efietrnen
Appelflappen: 120 gram bloem, 60 gram
boter, zout, 3 zure appelen, 2 lepels suiker,
1 lepel krenten, 1 theelepel kaneel, een
ijzeren potje met olie, poedersuiker.
Doe de bloem, de boter en het zout in een
kom, snijd de boter fijn; giet er roei-ende
zooveel koud water bij, dat de massa een
samenhangend geheel vormt. Rol de deeg
massa op een met bloem bestrooide aan
recht of deegplank met een met bloem be
strooide deegx-ol uit tot een niet te dunne
lap. Vouw de lap op. rol hem weer uit. vouw
hem op, en herhaal deze bewerking nog
eenage malen; laat daarna het deeg op een
koele plaats een half uur rusten. Schil de
appelen, snipper ze en vermeng ze met de
suiker, de kaneel en de gewasschen kren
ten. Rol het deeg nu uit tot een dunne lap,
lang en breed), bestrijk de randen met wa
ter, leg op elk lapje een lepel gesnipperde
appel en vouw de lapjes daarna tot een drie
hoek dubbel; plak de randen stevig op el
kaar. Bak de appelflappen in een ijzeren
potje met heet vet vlug goudbruin, laat ze
even op grauw papier uitlekken en bestrooi
ze vóór het opdienen dik met gezeefde poe
dersuiker.
Oliebollen: 1/2 pond bloem, 3 d.L. lauw
warme melk, 20 gram gist, 1/2 ons krenten,
1/2 ons rozijnen, 1 theelepel zout, een ijze
ren potje met olie of vet.
Doe de bloem en het zout in een kom,
meng de gist aan met een weinig van de
lauwwarme meik en giet dit met de rest van
de melk bij de bloem. Klop met een houten
lepel tot dat alle klontjes uit het beslag ver
dwenen zijn en voeg dan de gewasschen
krenten en rozijnen toe. Laat het beslag
dicht gedekt op een warme plaats 1 uur
rijzen. Vorm met twee lepels ballen van het
beslag en bak deze gedurende 5 minuten
in het heete vet. Laat ze even op grauw pa
pier uitlekken, dien ze op een verwarmde
schotel zoo warm mogelijk op.
Haringsla (4 personen)2 haringen, 2 zure
appelen, 1 biet, 8 gekookte aardappelen. 2
kropjes sla of veldsla, 2 hardgekookte eieren,
ingemaakte uitjes en augurkjes, 2 lepels sla
olie, 2 lepels azijn, mayonnaise.
Snijd de aardappelen, de uitjes, de ge
schilde appelen en de biet fijn, neem de
visch van de graat en snijd hem in stukjes,
vermeng dit alles met de olie en de azijn.
Bedek kleine bordjes of schoteltjes met ge
wasschen kropsla of veldsla, leg in het mid
den een keurig stapeltje haringsla, bedek
dit met wat mayonnaise en garneer de scho
teltjes met partjes hard gekookt ei, waaier
vormig ingesneden augurkjes, reepjes biet
en stukjes haring. De haringsla is een ge
ijkt oudejaarsavondgerecht, en deze wijze
van opdienen, dus als éénpersoonsporties,
is meestal zeer gewild.
VOOR HANDIGE VROUWEN.
E. E. J.—P.
SCHOONHEIDSMIDDELTJES
VOOR IEDEREEN.
Winterhanden en -voeten ontstaan reeds in
den herfst duren dikwijls tot ver in de lente
en komen ook voor in winters zonder vriezend
weer. Ja, zelfs hoort men er in natte winters
mee vain dan bij droog, vriezend weer. Het
ontstaan wordt bevorderd door het dragen
van nauwe, den bloedsomloop belemmerende
schoenen en handschoenen. De verschijnselen
zijn zwelling en roodheid, dikwijls zelfs ge
volgd door wondworden, opengaan der aan
gedane deelen. De behandeling bestaat in
reeds vroegtijdig handen en voeten iederen
dag eenigen tijd in warm water te houden.
Verder het dragen van warme, niet te nau
we schoenen en handschoenen en als toch
de aandoening ontstaat,'handen en voeten
'savonds inwrijven met gelijke deelien olijf
olie, glycerine en tinctuur van benzoë.
Heeft U wel eens in den spiegel gekeken,
wanneer U böos waart? Och, doet U het toch
alstublieft eens, U zult bijna niet kunnen
gelooven, dat U het bent. Het is een heel
goed middel om zich te leeren beheerschen.
's Nachts moet men met het hoofd zoo
laag mogelijk liggen. Het is het beste middel
om een onderkin te voorkomen.
Het is gemakkelijker dit te voorkomen
dan een onderkin weg te werken....
hard klinkt, en het door de weerkaatsing
van de sneeuw zoo licht is, dat alles duide
lijk zichtbaar wordt. Ondertusschen valt
dan steeds zonder eenig geluid de sneeuw
naar beneden en hecht zich aan elk klein
uitsteekseltje vast, zoodat we zelfs met be
sneeuwde wenkbrauwen thuis komen.
Toegegeven, dat het in de stad, vooral ln
de drukste straten, meestal maar al te spoe
dig een akelig vieze brei is, die allesbehalve
gevoeiens van schoonheid opwekt, maar de
tram brengt ons in een paar minuten aan
den buitenkant van de stad of in een park
waar het wèl mooi is.
Wat wordt er niet vaak geklaagd over de
storingen die het drukke verkeer teweeg
brengt, wait wordt er al niet gediaan om dit
lawaai zooveel mogelijk te beperken. Men
kan immers niet rustig meer op straat loo-
pen, de harde geluiden zijn op den duur
zenuwslooperiid. Maar wanneer de natuur nu
eens een enkele maal op verbluffend-afdoen-
de manier een einde heeft gemaakt aan al die
heme welke de gemoedsrust dreigt te versto
ren, is er bijna niemand, die nu eens bewust
van stiltie, gepaard aan schoonheid, wil ge
nieten.
Het sneeuwt men kruipt wat dichter bij
de kachel, en heeft een visioen van natte voe
ten, ijskoude handen en een onaangenaam
huiverig geve el. Laten deze thuisblijvers zoo'n
avond dat het sneeuwt eens de moeite ne
men er op uit te gaan. Zij zullen tot hun ver
bazing merken, dat het niet koud is, maar
heerlijk mild, diat de sneeuw zoo weer van
mantel en hoed afgeschud kan werden, en dat
het met de mafte voeten ook nog wel schikken
zal. En de stilte die bij dit alles behoort is vol
wijding, die zelfs niet verbroken kan worden
door een jolig stelletje dat elkaar met sneeuw
bekogelt: de reine en gjrootsche atmosfeer die
heit vallen van sneeuw veroorzaakt, is zoo op
zichzelf staand, dat niets of niemand in staat
is haar te verbreken.
Oudejaarsavond vieren dat is een tra
ditie handhaven. Er zijn moderne menschen
die niets voor traditie voelen. Een dood
ding noemen ze het.
Ja, wat is eigenlijk Oudejaarsavond? Een
willekeurige dag waarop we een afgeloopen
jaar herdenken. Waar is het goed voor?
Kunnen we niet altijd op ons afgeloopen
leven, op afgeloopen jaren terugzien? En
het gaat wel een beetje tegen onze vrijheids
liefde in juist op een bepaalden avond tot
dat herdenken te worden gedwongen. In ken
menschen die dien avond uit principe vroeg
naar bed gaan, vroeger dan anders om
maar niet „twaalf uur uit te zitten". Mis
schien ook een beetje uit angst voor senti
menteel gedoe, voor zelf sentimenteel wor
den vooral. Misschien ook omdat er in het
afgeloopen jaar zooveel treurigs en zoo wei
nig goeds gebeurd is. Misschien ook wel uit
angst voor het jaar dat komt
Een beetje durf kan anders nooit
kwaad!
En is Oudejaars-avond vieren werkelijk
zoo iets onzinnigs? Is er niet ergens een die
pen zin te ontdekken? Is er niet. altijd iets
waardevols aan gemeenschappelijke feest
dagen?
Samen feestvieren. Het klinkt zoo blij en
het lijkt zoo makkelijk. Maar hoe weinig
menschen kunnen werkelijk met elkaar feest
vieren! In alle harmonie die daarvoor noo-
dig is. Het is heusch geen overbodige weelde
dat feest-vieren zoo nu en dan eens te oefo
men! Al zou het alleen maar zijn om ons te
kort weer eens in te zien, ons verlangen naar
harmonie te versterken.
En er hangt toch wel iets van harmonie
over het land, juist op Oudejaarsavond. Zeg
dat het schijn is, uiterlijkheid. Het kan ons
toch even vx-eugdig stemmen, dat alle men
schen op Oudejaarsavond naar een doel
gaan.
Ik zat eens op den middag van Oudejaar
in een trammetje ergens in het Noorden van
het land. Er stapte een oud mannetje in, dat
Oudejaar ging vieren bij zijn kinderen,
een vrouw, die voor hetzelfde doel naar haar
dochter ging. Een puilende mand hing aan
haar arm. „Oliebollen", vertelde ze stra
lend. Jongens en meisjes, die uit fabrieken
en scholen kwamen, vroolijk vertelden van
plannen voor den avond. Een heele tram
vol menschen die een zelfden avond voor
zich zagen.
Over den spoordijk, vlak bij, raasde een
MODE-TIPS.
Hoewel er dikwijls beweerd wordt, dat Ma
dame Mode in het geheel geen rekening houdt
met onzen financiëelen toesband schijnt hier
dit seizoen eenige verbetering in gekomen te
zijn en wel door de zoogenaamde „hand
schoen" mouw, die getuigt dat Madame Mode
vol goeden wil is, om ons met minder japon
nen toch passend gekleed te doen gaan. Deze
mouw veroorlooft ons n.l. in dezelfde japon,
gasten te ontvangen, op bezoek te gaan, thea
ters en concerten te bezoeken en naar een
danspartij te gaan.
EEN GARNITUUR VOOR DE KOFFIETAFEL
In het drukke, gezellige gezin hebben ze een,,
logeetje, een meisje van negentien jaar. Ze
Woont in de stad op kamers, is met Mary, de
oudste dochter op hetzelfde qantoor.Ze is met
Mary komen weekenden in het witte buiten
huis, dat er ook in den winter nog fleurig
uitziet met klimopranken langs de muren en
groote dennen in den tuin.
Mary heeft nog drie broertjes en een zusje.
Mary heeft een vroolijke, hartelijke vader en
een lieve moeder. Gerda, het logeetje, voelt
zich dadelijk thuis, opgenomen in de familie.
Ze schikt mee aan de noodende koffietafel,
neemt deel aan het gesprek dat direct- alge
meen is. De broertjes zullen dien middag gaan
fietsen, het zusje heeft een afspraak met een
vriendinnetje, vader moet nog een zakenken
nis gaan opzoeken.
„Dan blijven wij met ons drieën thee
drinken", zegt moeder tegen Mary en Gerda.
Het is allemaal erg knus, erg goed.
Gerda zit in de serre en kijkt uit in den
Wintertuin. „Fijn hebben jullie het hier", zegt
ze, „en dat je maar zoo uit mag gaan wanneer
je wilt en dat het allemaal zoo gewoon en
prettig gaat".
Mary kijkt een beetje verwonderd. „Uit
gaan? Wie gaat er dan uit?"
„Je broertjes immers en zus".
„Gewoon fietsen en
„Denk maar niet dat het bij ons thuis zoo
ging! Mijn broer Evert en ik moesten altijd
thuis blijven bij moeder omdat ze het anders
zoo eenzaam had. Vader was zoowat nooit
thuis, zie je en als hij er was, nou, dan
kwam er bijna altijd ruzie."
Gerda zuchte en Mary weet zoo gauw
niet wat te zeggen. Ze weet: Gerda's ouders
zijn gescheiden, ze moet het thuis nooit erg
prettig gehad hebben. Maar Gerda is tame
lijk gesloten. Ze spreekt er nooit veel over.
Nee, Gerda spreekt er niet veel over, ze
voelt daar ook niet dikwijls behoefte toe. Ze
heeft er in berust, het is nu eenmaal zoo. Ze
woont nu alleen, verlost van alle soesah, ze
zorgt voor zichzelf en ze probeert haar jeugd
te vergeten. Jeugd, die vol zorg en narigheid
was.
Maar nu hier voelt ze het opeens zoo heel
duidelijk: hoe jeugd kan zijn, hoe het het
mooiste gedeelte van je leven lean wezen waar
je later altijd met blijdschap aan terug
denkt, iets wat je tot steun kan wezen.
En zij wil liefst zoo gauw mogelijk verge
ten
Een echt gezin, waar je je thuis had. van
waaruit je leefde, waar je niet egoïstisch
werd thuisgehouden, wat je niet belette je
naar alle kanten te ontplooien. Een vader en
moeder die samen overlegden, die liefde en
eerbied voor elkaar hadden en die niet de
kinderen opstookten tegen den ander, die
eendracht en geen tweedracht zaaiden.
In zoo'n gezin als dat van Mary voel je pas
duidelijk wat je gemist hebt en wat je
altijd zult blijven missen. Een vroolijke, onbe
zorgde jeugd, het opgroeien in een har
monieus gezin.
In de serre zitten ze met hun drietjes: moe
der. Mary en Gerda. Gerda is haar sombere
gedachten gauw kwijt, ze wil nu alleen genie
ten. En Mary is Gerda's woorden ook vlug
vergeten.
Maar in de moeder blijven ze naklinken.
Vader, die altijd ruzie maakte, moeder die
klaagde en in egoïstische liefde beslag legde
op de kinderen. Een gezin zonder basis en
zonder vrijheid.
Ze denkt aan haar rumoerig, levensblij
vijftal. Wat zcuden zij en haar man niet wil
len doen om hun geluk mee te geven in het
leven!
I
BEP OTTEN.
Wat hadden we allen gehoopt op een witte
Kerstmis, toen de lucht zoo dik werd en de
sneeuw voor het grijpen scheen in het ein
de van de vorige week! Maar in plaats daar
van werd het een gladde kerst met een
maximum hoeveelheid aan gebroken bee-
nen en armen, schaatsenrijdende kinderen
en jongelui op de straten, en verder een
minimum hoeveelheid aan licht gedurende
den dag, wat tenminste dit voordeel had, dat
de kerstverlichtingen buitengewoon goed
tot hun recht kwamen.
Maar iets of wat verlaat is de kerstsneeuw
dan toch nog gekomen, want het miezerige
regentje van Woensdagmiddag ging al gauw
over in natte sneeuw, totdat de vlokken
steeds kleiner werden, wat altijd duidt op
maar niet zoo'n beetje nattigheid, maar op
besneeuwde straten en huizen en boomen.
Er wordt heel wat gemopperd op de over
last van sneeuw, en het is te begrijpen dat
menschen met.handwagens, met gewone en
met bakfietsen veel onaangenaams onder-
vindien doorde glibberige dik-besneeuwde
grond, hoewel zij dikwijls als ware jongleurs
over den weg zwalken en niet in het minst
liinder schijnen te hebben van alle obsta
kels die zij ontmoeten.
Toch verbaast het mij weieens, dat er zoo
heel weinig menschen zijn, die zich buitens
huis wagen wanneer zooals Woensdagavond
de sneeuw alles bedekt heeft-, terwijl ze nog
steeds blijft vallen. Weet u wel, hoe mooi het
dan buiten is, wanneer alles bedekt is met
het zachte dek, wanneer geen enkel geluid
Een mooi kleed voor de koffietafel met bij
passende servetten, valit altijd in den smaak
van ieder vrouw. Het hierbij afgebeelde kleed
is van linnen in verschiLLenide kleuren en na
tuurlijk wasch- en lichtechit. De afwerking be
staat uit open zoomen.
Eerst trekt men de draden uit voor deze
zoomen, ongeveer 1/2 c.M. breed. Dan knipt
men de stukken linnen, rijgt ze om, speldt ze
op de daarvoor bestemde plaatsen en werkt ze
met den open zoom op. Vooral de hoekjes
moeten nauwkeurig en precies bewerkt wor
den. Van nauwkeurig werken, hangt het groot
ste gedeelte van heit al of niet goed uitvallen
Een mooie kleurencombinatie, die tegelij
kertijd vrij neutraal is, geven wij hier: op een
warm crèmekleurig fond, vakken van oker,
twee nuances bruin en oranje.
WEDEROPSTANDING VAN
HET FRANSCHE LEVENSLIED.
geven en het
\>gr' geen levenslied?
levenslied is er
en is geaccep-
teerd, en het is
niet slechter of beter dan een ander, en hen,
die liet zongen of zingen, zal het wel vrij
wel koud laten, wat ze precies zingen als
ze maar zingen mogen. En ze zingen weer
na een tijd van stilte zingen ze weer, zingen
er niet een of twee maar zingen er vier. of
rijf of zelfs zes; en het vreemde leven wil, dat
het allemaal vrouwen zijn, die er zingen.
Ze zingen elk op hun manier, ze zingen fel
en vol sprankelend vuur, ze zingen stil en
melancholiek; maar het leven, dat weet wat
het doet, wil ook, dat ze allemaal thuis hoo
ren in een land, in een stad en die stad
is natuurlijk Parijs. Misschien is dat vreemd,
want- de eerste zangeres van het levenslied,
aan het eind van de vorige eeuw, was noch
een Fransche, noch zong ze in Parijs: Annie
Dierksen, die van alle lang niet de grootste
was met haar vriendelijke b u rg erj u f f ro uws -
allure, was een Duitsche. Maar na haar wa
ren het de Franscnen, de eerste groote con
férenciers van de Chat Noir in Mont-martre,
Aristide Bruant en Rodolphe Salis, die van
haar het levenslied overnamen en het krach
tig en groot en vrij maakten; zij zijn beiden
dood, maar hun eerste vrouwelijke Fx-ansche
confrère. Yvette Guilbert-, leeft nog en is al
dien tijd onveranderlijk zichzelf gebleven,
al is haar uiterlijk veranderd en is ze van de
hoekige, magere gamine met het scherpe
profiel, die we allemaal van de teekeningen
van de Toulouse Laufcrec kennen, een dikke,
grove vrouw geworden met- nog steeds de
zelfde schex-pt-e en felheid in het zware oude
vrouwen profiiel.
Yvette Guilbert leeft nog, en ze werkt exi
zingt nog-, maar op het oogenblik zingt ze
van het vex-leden. Het was de „esprit Chat-
noiresque" die ze bij haar laatste bezoek aan
Holland, ongeveer een maand geleden, weer
ophaalde, de geest van het oude cabaret
Montmartre, de geest van het sentimentee-le
of opstandige lied, dat Aristide Bruant zong,
de geest van haar eigen oude gewaagde lied
van het kleed af. Ook de servetjes worden op
dezelfde manier bewerkt.
De koffieiwariner maakt men stijf met kar
ton exx hecht tusschen het karton en de voe
ring een diklce laag watten.
De keuze der kleuren zal wel geen enkele
vrouw mo-eite geven; men houdt matuurijk re
kening met die inrichting en de kleuren der
kamer, waarvoor biet garnituur bestemd is.