ZATERDAG 30 DECEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 7 AAN ALLEN! Als jullie dit nummer ontvangen, is het jaar 1933 bijna ten einde. Misschien mogen jullie dien avond opblijven, om het Nieuwe Jaar bij den aanvang al te kunnen bejubelen, 't Is wel een typisch verschijnsel, dat de eigenlijke Oudejaarsviering 's avonds pas be gint. Als we even terug gaan in :t ver verle den, dan weten we, dat onze heidensche voorouders met nachten telden in plaats van met dagen. Bij hen begon de nieuwe dag, als de zon 's avonds was ondergegaan. Bij de wisseling des jaars deden zij zich te goed aan een feestmaal en dronken uit de hoornen hun geliefd gerstebier. De punch, die op Oudejaarsavond gedronken wordt, herinnert nog aan dit gebruik. In vele gezinnen wordt op Oudejaarsavond opnieuw de kerstboom ontstoken. Appel- en oliebollen, punch en chocolademelk worden door velen gebruikt. In Duitschland wordt op Oudejaarsavond vaak zwijnenvleesch gegeten. Onze lekker nijen (denk maar aan olie- en appelbol) heb ben een ronden vorm. Zij herinneren aan den cirkelvorm van de zon. Appelen en noten zijn het symbool van de nieuw ontwakende natuur. De appel is ook het zinnebeeld der jeugd omdat ze zoo lang frisch blijft. Als straks om 12 uur schoten weerklinken, klokken luiden, de fluiten van locomotieven en de sirenen der booten gillen, dan is de oude beteekenis, dat men de booze geesten van het oude jaar verdrijven wil. Dan staat Nieuwjaar voor de deur. Voor ons Hollanders is 't een dag van bezoeken afleggen, bezoeken ontvangen en fooien ven. Maar op de Brabantsche dorpen is de Nieuwjaarsdag een dag van feest vieren. In lange slierten komt de lieve jeugd langs de huizen en op eentonige wijs zingen ze: Nieuwe jaarke zoete, Het verke heeft vier voeten, Vier voeten en een steert. Dat is wel een Nieuwjaar weerd. Of: Hier woont een goejë vrouw, Die wel wat geven zou, Veel mag ze geven, Lang mag zé leven, Honderd jaar na dezen dag, Hoop ik, dat ze leven mag. Natuurlijk wordt gehoopt op een tracta- tie of wat geld. Blijft een en ander uit, dan klinkt de laatste regel: Hak ze dan den kop maar af 't Feest begint altijd bij den burgemeester. Het slot' is de gribbelpartij. Eenigen, de zoo genaamde knechts, doen de centen in een voorschoot en werpen dan den heelen schat 'de hoogte in. Jullie snappen, hoe er dan ge graaid en gestompt, getrokken en geravot wordt. Zonder kleerscheuren komen weinigen èr af. Het veroverde geld wordt in snoeperij omgezet. Zuurballen en pepernoten genieten de voorkeur. Ei- zijn in Overijsel verschillende plaatsen waar Nieuwjaarskoeken gebakken worden, 't Zijn eigenlijk oublieën. Je weet wel die op gerolde wafels. Soms is er een inschrift in een oublie. Dat oprollen is ook weer een sym bool. Ligt het nieuwe jaar niet als een op gerold papier voor ons. Wij weten niet. wat het voor ons verbergt. In Naarden bestaat nog het gebruik om met krijt het nieuwe jaartal op de huizen te schrijven. In Frankrijk geeft men elkaar op Nieuw jaarsdag wel vaak geschenken. De kinderen mogen ze bij familieleden zelf komen halen. Ze tikken dan met een hamertje op deuren en vensters en zingen: Klop, klop hamertje, 't Brood ligt in een kamertje. De messen, die liggen er neven, U zult me toch wel wat geven! Dit kloppen zou nog een herinnering zijn aan Jozef en Maria, toen ze in Bethlehem aan de herberg klopten om een onderdak te vragen. In sommige streken bestaat de gewoonte om tegen vruchtboomen te kloppen. Dit is weer een heidensch gebruik en zou tot be doeling hebben de booze geesten te ver drijven. De Nieuwjaarszangers komen hier en daar ook nog voor. Vroeger had je Nieuwjaars- prenten met een berijmden wensch erbij. De nachtwacht, de porder, de lantaarnopsteker, ieder gaf zijn wensch ten beste. W. B.—Z. UIT HET HUISHOUDEN VAN EEN KONINGIN. Welk tafelceremonie el er ten tijde van ko ningin Victoria in Engeland heerschte, daar van vertelt een Engelsch tijdschrift ons iets. Precies 15 minuten voor eiken maaltijd vormen de gasten een halven cirkel. De kapel speelt: „The roastbeef of Old England" en de koningin verschijnt in de zaal. Ze geeft de dames een hand en begroet de heeren met een lichte buiging. Dan betreedt ze de eetkamer, ze gaat altijd het eerst, on geacht wie haar gasten zijn. De leden van haar familie zitten aan haar linker-, de gasten aan haar rechterzijde. Bij een dergelijken maaltijd draagt de ko ningin altijd handschoenen: slechts bij een gala-diner verschijnt ze zonder. Niemand mag direct een opmerking tot de koningin maken. Wanneer een gast denkt, dat hij iets zeggen kan, wat de koningin zou kunnen in teresseeren, deelt' hij het een anderen gast mee; de laatste praat er verder over door en zoo bereikt het de koningin uit de tweede hand. Er is echter geen regel, die de koningin van Engeland verhindert, een vraag te rich ten tot één der gasten. Zoodra zij zelf een gang beëindigd heeft, moet iedere gast aan tafel hetzelfde doen. VOOR DE OUDEREN. DE TWEELINGEN VAN DE H.B.S. door W. LASSCHUIT. 3) Piet Verstraten was de onmiddellijke oor zaak van de onrust, die er in 1B heerschte, waardoor de leeraar dacht geplaagd te zijn en waarbij de heele klas den volgenden Za terdagmiddag moest terugkomen. Den Vrijdag, voorafgaande aan dezen Za terdag had hij tegen Karei gezegd, dat hij zijn zuster Nel erg aardig vond, waaruit Karei de conclusie trok, dat Pietje nu niet één maar twee oogjes op zuslief. had. Was de tweelingbroer nu maar verstan dig' geweest en had hij tegen Piet gezegd, dat hij zich dergelijke nonsens niet in 't hoofd moest halen, dan was er niets gebeurd, maar Karei schreef den huidigen toestand op een briefje en stuurde dat de klas rond. Het gevolg was, dat iedereen even naar Piet moest kijken, of hij door dit feit nog veran derd was en de leeraar natuurlijk dadelijk de onoplettendheid bemerkte. Daarbij kwam nog-, dat juist op dat cri- tieke moment les werd gegeven door de Zure in de Fransche grammatica. De leeraar kon zich geen voorstelling maken, dat er niet met twee ooren geluisterd werd en er niet met twee oogen naar hem gekeken werd, onder het behandelen van de Fransche onregelma tige werkwoorden. De gevolgen bleven ook niet uit. Meneer Kamga, leeraar's eigennaam, werd woedend, gaf een klap op den lessenaar en verzocht Nel Dalman te vertellen, wat er was, en waarom er niet meer werd opgelet. Petronella Dalman wenschte zichzelf op de Mookerhei. Hoe kon de Zure nu aan haar vragen, wat de oorzaak van de onoplettend heid was? Nel zweeg dus in zeven talen, waardoor de leeraar zich genoodzaakt zag een vonnis uit te spreken, dat zooveel overeen kwam, zooals Karei later zei, met „Een middag hechtenis!" Den verderen middag was de leeraar onge nietbaar geweest. Zonder groeten verliet hij aan het einde van de les het lokaal en buiten de school werd door de leerlingen het geval nog even besproken. Piet, .Verstraten Iu-eeg nu een stortvloed van 'al wat mooi en leelijk y/as over z'n hoof.d; hij was de oorzaak, dat ze straf hadden gé- kregen, maar toen kwam de redding' in den vorm van Nel Dalman. „Ik vind het eigenlijk erg flauw van ons om meneer Kamga zoo te plagen." Allemaal keken ze even verbaasd. Was dat Nel? Nel Dalman, die anders best mee kon doen met de klas als er een grap werd uit gehaald, tenminste als die grap niet gemeen was: „laag bij den grond" noemde ze het zelf. „Tante Trijntje, daar zitten we mee!" riep Nico Veenstra, het verwende zoontje van den zilversmid nog. „ik zou juist morgen middag gaan toeren met de auto." „Dat mocht je willen!" riep Karei hem toe, „je toert morgenmiddag niet, afgeloopen!" „Ja Pa, ik zal :t vergeten!' kaatste Nico terug. „Maar wat anders!" kwam nu Nel weer. „Ik ga naar hem toe. Hij is nog binnen en ik zeg precies, zooals het is. Ik vind het ellendig voor den Zure," Niemand kon er iets tegenin brengen. Zelfs de grootste belhamel voelde, dat ze gelijk had en zonder mankeeren stevende Nel naar de school terug. In de leeraarskamer zag ze niemand, maar door het raampje van IB zag ze meneer Kamga nog achter den lessenaar zitten, het hoofd tusschen de handen. Nu was Nel's besluit genomen. Kordaat stapte ze naar binnen en door het opengaan van de deur keek de leeraar op: „Wat moet jij nog hier?" vroeg hij niet bijster vriendelijk. Maar Nel liet zich er allerminst door uit het veld slaan. Zij stapte naar den lessenaar toe, nam meneer Kamga's hand in de hare. wat hij onwillig toeliet en zei: „Meneer, 't spijt me, dat wij U vanmiddag zoo geplaagd hebben. Ik kon u zoo moeilijk zeggen, wat er was gebeurd, waar de heele klas bijzat, maar nu zal ik 't U vertellen," en Nel deelde de heele geschiedenis mede. Aan het einde glimlachte de leeraar even. Dit had hij nooit verwacht. Was hij zelf dik wijls niet onverdraaglijk voor zijn leerlin gen. Hij greep nu Nel's hand stevig vast en ont roerd zei hij: „Hel. 't spijt me, dat ik vaak zoo uitval te gen jullie, maar ik kan niet tegen plagen, Zeg het den anderen ook." „U zult van ons geen last meer hebben, meneer." Hij drukte haar nog even de hand en met een vriendelijke groet ging de dappere Nel. Buiten gekomen deelde zij aan allemaal want ze hadden natuurlijk gewacht mede, wat er binnen was voorgevallen en nadien had meneer Kamga 't' in de klas een stuk makkelijker. 1 B hield niet van het laffe plagen. 't Was Karei, die nu de vroolijke stemming er weer inbracht, door eraan te herinneren, dat ze nog een cadeau moesten koopen voor den Staf. den gymnastiek leeraar. Het geval wilde, dat deze den eerstvolgenden Maan dag jarig was. Daar de 1 B'ers juist dien dag les van hem hadden, dachten ze daar een gezellig uurtje van te maken, en 't was van zelfsprekend, dat er een cadeau gekocht moest worden. Juist dit geschenk was hetgene, waarover bij de leerlingen verschil van meening ont stond. Nico dacht een ring. maar dit vonden ze natuurlijk allemaal idioot. Karei vond een opschrijfboekje al heel mooi. Een potloodje er bij en je was klaar voor een fut. Even moesten ze weten, wat dat „fut" te beteekenen had en toen hij had uitgelegd. dat dit zoo iets, als een paar centen was, zei een van de meisjes: ,Als je niets beters weet, hou dan je mond." „Wat weet jij dan wel allemaal?" 't Was Nel weer, die met een volgens Nico, lumineus idee op de proppen kwam. „Ik had gedacht: een tinnen vaas en die dan te laten vullen met bloemen. We moeten 't gewoon bij hem thuis laten bezorgen." „Zegt het met bloemen!" declameerde Ka- rel, „en geef bij voorkeur doornen en dis tels," wat ze allemaal erg flauw vonden en waarvoor je natuurlijk kruidenierszoon moest zijn, om zooiets te zeggen. Nel's voorstel echter vond veel bijval en aldus werd besloten een vaas te koopen en daarna bloemen te bestellen. „Goedgekeurd dus?" vroeg Nel. „Ja!" klonk het in koor door de nu stille schoolstraat. „Mooi, dan gaan we naar Veenstra en laten hem den heelen winkel uitpakken!" verkon digde Karei. „Dat kun je denken!" riep Nico terug. De klas zette zich „in beweging", zooals Nel zei. waarbij het in de drukke Hoofdstraat nog wel eens tot een botsing kwam, maar ge lukkig liep alles zonder hevige incidenten af. Even later werd de winkel van Veenstra be stormd. „Ho, ho!" riep de juwelier, „wat zal me nou overkomen?" „Een vaas, meneer!' brulde de heele klas in koor en Veenstra moest onwillekeurig lachen om de vroolijke bende, waartoe zijn lief zoon tje ook behoorde. „Zoo, zoo. en wat voor een vaas!" „Een gouwe, meneer!" riepen er een paar. Maar anderen dachten, dat een zilveren ook wel mooi genoeg was, toen Nel verzocht, of ze alsjeblieft even stil wilden zijn. „t Moet een beetje mooie wezen, meneer!" zei ze, „kunt U ons eens wat laten zien?" Een aantal vazen kwam op de proppen en Karei zei minder beleefd: „Hij is dl aardig bezig z'n winkel uit te pakken," wat hem een gevoeligen stomp van Nico bezorgde, die sprak: jPraat jij met een beetje meer eerbied over mijn vader, alsjeblieft."'waarbij de heele klas in een oorverdoovend „gebrul" uit barstte. Ondertusschen keurde Nel met nog enkele andere meisje de „op de proppen" gekomen vazen, totdat eindelijk een zilveren de ge- wenschte bleek te zijn. „En.de prijs?" vroeg Nel. „Eh. Even kijken! f 27.50!" antwoordde meneer Veenstra. ;(- „Hè? Wat?" De klas stond paf. „Nee, dat is veel te duur!" zei Nel. „Hebt U niet wat anders? Van een gulden of vier?" „Ja zeker, maar waarom nemen jullie geen tinnen? Dat is ook mooi." „Die moesten we ook hebben!" zei Nico, die achteraan stond en niet had gezien, welke vaas was uitgezocht. „Dat had je wel eens eerder kunnen zeg gen," zei Pa Veenstra, nu hij tot zijn zoon sprak op wat familiaren toon. Toen Nico. op de meisjes begon te schelden, dat ze niets konden, zocht Nel maar gauw- een andere vaas uit, waarna ze den winkel onder een daverend „dank U voor de moei te!" verlieten. Nel zou de bloemen bestellen 's avonds: Ze waren het er over eens, dat het rozen moes ten zijn. En op den Maandagmorgen, toen er bij den Staf een prachtige vaas met rozen werd thuisbezorgd, kon meneer Kamga een klein vaasje met lathyrus in ontvangst nemen, waaraan een kaartje hing: ,Als excuus van de 1 B'ers". ,,'t Zijn toch beste kinderen," mompelde de leeraar in zichzelf, „en ik moet wat meer van ze kunnen verdragen." Dat was het werk van Petronella Dalman! (Wordt vervolgd.) UIT DE NATUUR. Kerstmis is weer voorbij en overal in de stad waren de winkels versierd met hulst al of niet met bessen; natuur lijk wil iedereen het liefst met bessen hebben, want de vurroode bolletjes komen zoo mooi uit op de donkergroene, leerachtige bladeren. Als dan bovendien de lichten nog omgeven zijn door roodgekleurd papier, geeft het geheel een echt gezelligen indruk, die je echter zoo gauw mogelijk naar huis doet verlangen, ge wapend met enkele takken hulst. De groen-witte bloempjes, die in Mei-Juni aan korte steeltjes dicht bij den stam zitten, vallen niet zoo erg in het oog. Er zijn struiken met enkel manlijke en enkel vrouwelijke bloemen, deze plant behoort dus tot de twee- huizigen. De vrouwelijke bloempjes worden later vruchtjes. De besjes worden ook graag door de vogels gegeten en deze zorgen voor de verspreiding van de zaden, want eerst nadat ze door een vogellichaam zijn gegaan hebben zij hun kiemkracht gekregen. Met andere besvruchten is dit ook vaak het geval. In vele tuinen en parken vindt men de hulst als sierheester en zij zijn in den winter met hun prachtige bessen een lust voor de oogen te meer daar dan alle andere boomen en hees ters dor en kaal zijn. Mistletoe wordt ook met Kerstmis voor versiering gebruikt, maar in Engeland is dit meer in gebruik. Het is eigenlijk een woeker plant, die op andere boomen leeft, n.l. op appel en pereboomen, populieren, eiken, linden, olmen. Andere namen voor deze plant zijn vogellijm of maretak. Met grijsgroene lange bladeren en melkwitte bessen verschilt deze plant wel heel veel met de hulst. S. DE WAARSCHUWING. Zijn handen om zijn knieën, luisterde Paul Frederiks, de veertienjarige zoon van den landgoedbezitter, naar de verhalen van Frits Kampers, den ouden schaapherder. Ze zaten voor Frits' hut, die midden op de hei stond, de schapen graasden vreedzaam in den om trek en de hond Nellie, met haar wijze oogen lag aan Pauls voeten. Frits was al heel oud. meer dan zeventig jaar hoedde hij de scha pen van het landgoed. Frits en Paul waren de beste vriendjes. Paul luisterde altijd met aandacht naar de verhalen van den ouden man en hij lachte hem er niet om uit. Want een man, die ze ventig jaar op de heide heeft doorgebracht, alleen met zijn schapen en zijn hond. wee3 meer, dan de gewone menschen van het dorp. Frits Kampers nam zijn pijp uit zijn mond. „Neen, je moet de heidemannetjes niet pla gen. Ze zijn net zooals wij, hebben den eenen dag een goede bui en den volgenden een slechte. Sommige menschen lachen er om en noemen het „onzin en bijgeloof"; maar die leven niet, zooals ik jaar in jaar uit op de hei. Waarom kijken de schapen soms alle maal een kant op als de sterren schijnen en er geen windje te bekennen valt. Of waarom gaan ze plotseling allemaal in een kring staan de koppen naar het midden. Wat is er dan? Een vreemde hond in de buurt, een vos?" Frits Kampers schudde langzaam het hoofd met de witte haren. „Nee, het zijn de rustelooze geesten van de heidemannetjes. Ik zing dan meestal zacht, dat stemt de rus telooze geesten tevreden en dan laten ze de schapen met rust." „Wat zou er gebeuren, als je ze plaagde?" „Plagen?" zei de schaapherder, zijn oude oogen wijd open van verbazing. „Plagen? Wel, ze zouden eenvoudig de schapen niet met rust laten. En wat Nellie en ik ook zouden doen, om den troep bij elkaar te houden, ze zouden zich telkens verspreiden. Heb je wel eens opgelet, dat de schapen nooit grazen aan de Westzijde van de hut?" „Dat heb ik gemerkt, Frits!" zei Paul. „Waarom is dat?" „Daar komen de heidemannetjes s nachts bij elkaar. Exx omdat ik ze met rust laat, la ten zij de schapen met rust. Wij begrijpen elkaar." Frits Kampers klopte zijn pijp uit en dat was voor Paul het fceeken om naar huis te gaan. Hij zei den ouden schaapherder goe- deix dag en 'n kwartier later was hij thuis. Dien nacht groeide de wind aan tot een storm, donkere wolken zwierden langs den hemel, geen ster was te zien. Paul sliep onrustig. Hij droomde van de heidemanne tjes en het scheen hem toe, dat hij ze hoorde roepen. Zijn heele slaapkamer scheen gevuld met de kleine wezentjes en hij hoorde hun dunne stemmetjes, die riepen dat Frits Kam- pers in gevaar was. Zoo echt was het roepen, dat Paul met een schok recht overeind in zijn bed ging zitten. Maar hij hoorde niets dan het huilen en gieren van den wind. Hij probeerde weer te gaan slapen; maar weer werd hij gewekt door de fijne stemmetjes. Hij keek door het raam. Felle bliksemschich ten schoten langs den hemel. Zou er iets met zijn ouden vriend gebeurd zijn? Plotse ling besloten stoxxd hij op. kleedde zich aan en sloop het huis uit. Het was verschrikkelijk weer de storm gierde, de regen viel in stroo men en ondertusschen was de hemel onop houdelijk verlicht door den bliksem. Eindelijk had hij de hut van den schaapherder be reikt, hij vloog binnen; maarer was nie mand. Eén oogenblik aarzelde Paul, toen zette hij zijn kraag op en ging op een draf naar de schaapskooi. Plotseling voelde hij iets warms langs zijn hand. Het was Nellie; de hond volgend vond hij den ouden Frits op den grond liggen, bewxxsteloos, Paul, greep zijn pet van zijn hoofd, gaf ze aan Nellie en zei: „Breng dit naar huis Nel lie!" Terwijl de hond wegdraafde, boog Paul zich over dgn ouden man heen. Eén oogen blik vreesde hij, dat Frits door den bliksem getroffen zou zijn; maar hij zag, dat de klee- ren niet geschroeid waren. „Hoe moet ik hem in de hut terugkrijgen?" dacht Paul wanhopig. „Hij kan toch hier niet in den stroomenden regen blijven liggen!" Op dat oogenblik sloeg Frits zijn oogen op. „Hoe komt U hier, jongeheer Paul?" sta melde hij. „U moest thuis zijn en in bed! Ik ben goed; alleen een aanval van kramp." „Ik zal U naar uw hut terugbrengen," zei Paul, terwijl hij een zucht wan verlichting slaakte. Na veol moeite lag Frits eindelijk op zijn bed in de hut. Eenige oogenblikken latei- hoorde Paul Nellie opgewonden blaffen. Hij haastte zich naar de deur en daar zag hij zijn vader aan het hoofd van nog een paal mannen. Toen ze den jongen zagen, gaven ze een kreet van blijdschap. Even later, toen Frits Kampers in een diepen slaap lag, vroeg Mijnheer Frederiks ernstig aan zijn zoon: „Hoe kwam het, Paul, dat je stiekum uit huis bent geslopen naar Frits?" Toen vertelde Paul alles, hoe hij niet sla- pen kon, doordat hij gewaarschuwd werd, dat er iets met Frits was. ,,Ik hoop, dat U niet boos is. Vader?" voegde hij er aan toe. .Boos?" Mijnheer Frederiks lachte. „Jon gen, in dien tijd dat jij hier was, is de blik sem in je kamer geslagen en heeft daar al les vernield. We waren je net wanhopig aan het zoeken, toen de hond met je pet kwam. Jij werd zelf gered, doordat je ouden Frits te hulp kwam." „De heidemannetjes," mompelde Frits in zijn slaap, een glimlach op zijn oud en ver weerd gezicht. Vader en zbon keken elkaar aan; ze be grepen elkaar volkomen. E. W. POSTZECELRUBRIEK. LUXEMBURG IX /q 26 - /qjL<P 6 o 6 7 7>~ /y d>o 7o 'V 'K '7, '026 C. O !-• f"ci f i~j~ 4rO-*/ö 70 +-/T ys 12o 'Zh t-jo /cz? Wij vervolgende serie 19261928 waarvan verder werden uitgegeven 60 ct. (groen), 65 ct. (br. lila), 75 ct. <roodkarmijn), 75 ct. (bruin) 80 ct. (bruin), 90 ct. (rood karmijn), 1 fr. (grijs zwart), 1 1/4 fr. (blauw) 1 1/2 fr. (blauw) Grootte der vakjes 28 x 23. In 1926 werd begonnen met de uitgifte van weldadigheidszegels met afbeeldingen van de kinderen van het Groothertogelijk paar. Eerst verscheen een serie met Prins Jean, 5 plus 5 ct. (zwart en lila rood», 40 plus 10 cent (zwart en groen), 50 plus 15 ct. (zwart en olijfgroen) 75 plus 2o ct. (zwart en rood). 1 fr. 50 plus 30 ct. (zwart en ultramar.) Grootte dezer vakjes 32 x 28 m.M. Ter gelegenheid van den 75sten verjaardag der eerste zegeluitgifte \yerd in 1927 een Post zegeltentoonstelling gehouden, waarvoor een serie zegels werd uitgegeven met beeltenissen van Groothertogin Charlotte en Prins Felix, 25 ct. (violetbruin), 50 ct. (groen), 75 ct. (kar mijn), 1 fr. (zwart), Ij/ fr. (blauw). Grootte der vakjes 28 x 42 m.M. Groep 1 en 24 van October, 2 en 18 van November moeten zoo spoedig mogelijk door gezonden worden. Ga eens na waar het stokt' Rustenburgerlaan 23 Een duur muziekinstrument. Op een ver- kooping te Parijs bracht een violoncel van Montagnana de kapitale som op van f 138.000 een strijkstok van een even beroemde violon cel bracht f 5000 op. NIEUWJAARSWENSCHEN. Wat heb ik veel te wenschen Al in het Nieuwe Jaar. Ja, noemde ik al mijn wenschen, Ik was vooreerst niet klaar. Welnu om te beginnen Vraag ik een fijne slee. Dan glij ik, nu er sneeuw ligt Met alle jongens mee. Graag ook nog nieuwe schaatsen. De mijne zijn zoo oud, De weerberichten melden, 't Blijft nog een poosje koud. En ga ik straks naar school toe Dat duurt nog maar heel kort. Dan wou ik heel graag hebben Een heel mooi Paaschrapport. En wordt het strakjes zomer Dan heerlijk fijn mooi weer. Om lekker frisch te zwemmen, Ook als ik dan kampeer. Zeg Nieuwejaar wil geven Aan alle menschen werk, Maak zieke en zwakke menschen Maar gauw gezond en sterk. Ja, negentien vier en dertig, Dit vraag ik bovenal Dat t in de heele wereld Nu vrede worden zal. W. B.—Z,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7