Een Meisje en een Man «DE PELIKAAN» er» bemanning is Zaterdagavond op Schiphol teruggekeerd. - De aankomst van het vliegtuig. NIEUWJAARSMORGEN kiekten wij Smirnoff op bezoek bij zijn vrouw, die op het oogenblik Ir. een der Amsterdamsche ziekenhuizen verpleegd wordt. DE NIEUWJAARSWENSCH van Thomasvaer en Pieternel in den Stadsschouwburg, werd dit maal uitgesproken door Jules Verstraete en mevrouw Anna de Sabrairolles. ALBERT VAN DALSUM als Gysbrecht van Aemstel, van welk gelijknamig stuk in den Amsterdamschen Stadsschouwburg op Nieuwjaarsavond de traditioneele opvoering gegeven werd. BUREN VAN DEN HEER GROSFELD, mecanicien van «de Pelikaan», hadden den naam van zijn huis, dat oorspronkelijk ..Leeuwerik- heette, tijdens zijn afwezigheid veranderd in «Pelikaan". De heer Grosfeld op Nieuwjaarsmorgen spelend met zijn hond bij de nieuwe «Pelikaan». DE JAPANSCHE GEZANT Hirosi Saito (links) met zijn secretaris, bij aan komst voor het Ko ninklijk Paleis te den Haag, voor de nieuw jaarsreceptie ten hove. ANGELESCU, de Roemeensche minister van onderwijs, die tot opvolger benoemd is van den vermoorden minister-president Duca. FEUILLETON N_aar het Engelsch van CURTIS YORKE. r .(Nadruk Verboden). 15) „Wel, wel, lammetje, wij zijn dat allemaal op zijn tijd. Ik weet misschien meer dan ik zeg, maar ik heb wel opgemerkt dat meneer Warwick er ook niet overgelukkig uitziet; natuurlijk is "t niet mijn zaak, de man kan misschien inwendige pijn of ergernis hebben. Daar komt Gregory den weg op met de brie ven. Ik hoor hem fluiten, hij heeft er den tijd voor genomen, hij is 'n flink uur later dan gewoonlijk". Christian nam zwijgend den postzak van den jongen aan en opende dien met een klein sleuteltje, dat aan haar riem hing. On der de brieven, die er in zaten, was een briefje van Vanbrugh, dat als volgt luidde: ,,Beste Christian", Een paar van mijn vrienden, een zekere juffrouw Mornington, een buitengewoon aaj'- dig meisje en haar broer, zijn erg verlan gend eens de Carolay-mijn te zien. Ze zijn Engelschen, en logeeren bij de Kirwins, in Cardstown. Ik denk, dat je ze wel aardig zult vinden. Als 't je schikt hopen we in de vol gende week een dag, misschien Donderdag, aan te komen en te overnachten. Je toegenegene DAVID VANBRUGH. Christian verheugde zich erg op het aan gekondigde bezoek. Het leek haar een heelen tijd sinds ze een meisje van haar eigen leef tijd had gezien of gesproken. Daarbij was ze trotsch op haar domein en het idee om 't aan vreemden te laten zien was aanlokkend genoeg. Hoewel ze met Warwick op betrek kelijk vriendschappelijken voet was gekomen den laatsben tijd; had ze hem nog nooit naar de mijn meegenomen, 't Had hem vermaakt, maar niet gehin derd, wat niet haar bedoeling geweest was. Ze verschanste zich op den dag, dat 't gezel schap van Cardstown zou aankomen in de vesting van Barnethan en hield toezicht op 't timmeren van een luchtschacht in de grootste galerij. Edna Mornington was blond met bruine oogen, had een opmerkelijk mooi figuur en een heel lieve stem. Haar broer was een kwijnende, niet onknappe jongeman, met 't voorkomen van uiterste uitputting en verve ling. Zijn opmerkingen over de mijnen en 't werk wekten in Christians gemoed een ge amuseerde verachting, waarvan hij gelukkig absoluut onbewust was. Vanbrugh was duidelijk de slaaf van de be- tooverende Edna, en dit bemerkte deze jonge dame heel duidelijk. „En is 't waar, wat u zegt, juffrouw Cun- ninghame, dat u iederen morgen om vijf uur opstaat, om op 't werk toe te zien?" vroeg Mornington. „Dat moet vermoeiend zijn! Ik zou 't niet kunnen, zelfs al kon ik er mijn leven mee redden!" „Neen George, ik weet heel zeker, dat je 't niet zou kunnen", lachte zijn zuster, zelfs al kon je een mijn beheeren. Lieve deugd", voeg de ze er aan toe, toen ze zich bukte om een stuk erts. op te rapen. „Is dit nu werkeijlk zilverlood? Wat reusachtig interessant! Ik wil er vast van stelen. U niet, meneer Vanbrugh? Hebt U ook niet altijd zin de dingen, die u be wondert en niet kunt bezitten, te stelen?" „Niet altijd", stamelde David, „tenminste ik bedoel soms heel dikwijls". „En let u heusch zelf op 't plaatsen van de buizen?" wendde Mornington zich tot Chris tian. „Heusch, wat vermoeiend!" „Hoe gaat het met Warwick?" vroeg Van brugh aan Christian, toen zij bij den zaag molen halt hielden. „En hoe gaat het met zijn nieuwe werkvolk?" „Dat weet ik niet", antwoordde 't meisje stijf. „Ik heb hem eenige dagen niet gezien". „Ik zal hem een wenk geven, voorzichtig te zijn", ging hij voort. „Die smeerders zijn wraakzuchtig kerels, en Owen heeft de helft van hen in dienst genomen en die is zelf een wraakzuchtig mensch". „Ik geloof wel, dat meneer Warwick op zich zelf kan passen", zei Christian rustig. „Ik weet 't niet", antwoordde Vanbrugh, aan zijn groote snor draaiend. „Niemand van ons kan op zichzelf passen, als er bedrog in 't spel is. O ja, ik hoorde vertellen, dat Warwick aan gevallen is niet ver van Raskellan. Weet jij misschien of 't waar is?" „Ik weet niets van meneer Warwick en zijn zaken", klonk het onverschillig. Toen de bezichtiging van de mijn afgeloopen en een stevig maal verorberd was, werd Edua Mornington aangegrepen door den wensch, de bergwerken van Barnethan te zien. Vergeefs verzekerde haar broer haar, dat 't vreeselijk vermoeiend zou zijn twee mijnen op één dag te bekijken, de jonge dame wilde echter niet tegengesproken worden. Ze stond er ook op dat Christian met haar mee zou gaan en hoewel de laatste kalmweg weigerde, drong Edna Mornington zoo aan. dat Christian op 't laatst moest toegeven, te meer daar Mornington en Vanbrugh ook aan drongen. Ze vonden Warwick naast de railbaan bij den ingang van de mijn staan, toezicht hou dend op de telling van de zakken met erts. Warwick liep naar 't gezelschap toe om het te begroeten, maar maakte niet meer dan een lichte buiging in Christian's richting. Ze had den elkaar niet ontmoet sinds den nacht toen hij haar vertelde had, dat hij haar liefhad en Christian had 't land, toen ze voelde, dat ze een Iggur van verlegenheid kreeg, Warwick vond dadelijk genade in de oogen van Edna Mornington, die hem overstelpte met vragen op 't gebied van mijnen. Zijn gevoelens waren niet zachter geworden ten opzichte van de jonge bezitster van Ca- rolay, haar trotsche stijfheid tegen hem maak te de zaak niet beter. Hij zag er onverzettelijk en strak uit; zijn linkerarm was nog stijf in 't gebruik. Als antwoord op Vanbrugh's vragen, betref fende de geruchten over zijn ontmoeting met de Mexicanen, haalde hij onverschillig zijn schouders op. ,,'t Was de moeite niet", zei hij. „Toch had je gelijk, Vanbrugh. Ze zijn wraakzuchtig en ik zal een oogje op ze houden". Op dat oogenblik kwam Gaddy vies maar vroolijk achter uit de grofsmederij. Toen hij de bezoekers begroet had met 'n air of de mijn van hem was, keek hij Edna Mornington vol bewondering aan en riep: „O, wat bent u mooi! Vind u niet, meneer War wick?" Warwick gaf een gepast antwoord en Gaddy ïjam nu den broer van de zoo bewonderde jonge dame eens goed op. „Vertel nu eens, kleine jongen", sprak de laatste met een kwijnenden glimlach: „Vind je mij even knap als mijn zuster?" Gaddy bekeek hem lang en aandachtig. Toen ging hij naar Vanbrugh en zei fluiste rend met een hoofdbeweging naar den laat- sten spreker: „Wie is dat? Is hij opgevuld?" Juffrouw Mornington lachte, noemde hem een schat, maar Warwick zei streng: „Gaddy, beste jongen, je vergeet jezelf". Christian voelde zich door zijn inmenging beleedigd en haar blik drukte dit uit en als Warwick iets tegen haar zei, wendde ze voor niets te hooren. XII. Edna Mornington was verrukt over de mij nen en zooals zij zei „dat zalige vrije leven", wat hun bezitters leidden. Ze deelde Chris tian's slaapkamer en stond erop, honderd uit 1 te praten tot Christian zoo slaperig werd, dat ze er vanzelf mee ophielden. Het was Warwick gelukt, Vanbrugh en Mornington beide op pri mitieve wijze onderdak te brengen. „Vraag ons alsjeblieft om nog een paar dagen te blijven", zei Edna Mornington tot Christian, tegen 't einde van een drukken maaltijd op Barnethan. „Ik zou 't gewoonweg heerlijk vinden en George ook. „En wat moet er met mij? Wordt aan mij niet gedacht?" vroeg Vanbrugh. „Moet ik in mijn eentje naar Cardstown terug?" „Ik had gehoopt dat u iederen dag hierheen zoudt kunnen komen of tenminste zoo vaak uw plichten dit toelaten", sprak Edna. „Anders", en haar stem klonk fluisterend, „is er voor mij niets aantrekkelijks meer aan". „Och, lieve deugd", mompelde Vanbrugh, terwijl hij naast haar ging staan, „ik weet nooit wanneer u zich ergert en wanneer niet". „Ik erger me nooit", zei ze plechtig, „als ik met u praat". „Hebt u heusch graag dat ik kom?" vroeg hij langzaam blozend. Zij hief haar mooie oogen tot hem op. „Is 't noodig, dat te vragen?" klonk het zacht. „Ik zal om de twee of drie dagen komen", antwoordde de, tot over zijn ooren verliefde sergeant terwijl hij haar vol bewondering aan keek. 's Avonds bracht het geheele gezelschap, begeleid door de honden. Vanbrugh een eind weg, door den sterverlichten nacht. Hij en Edna Mornington gingen een vijftig meter voor de anderen uit. Met kloppend hart liep hij naast haar, zorgvuldig zijn stappen naar de hare regelend, de teugels van zijn paard over den arm gegooid. Nu wist deze jonge dame heel goed. dat haar gespierde metgezel hopeloos verliefd op haar was en hoewel zij zelf niet bijzonder veel voor hem voelde, be wonderde ze hem buitengewoon. Ze wist dat ze den flinken, dapperen sergeant, om den vinger kon winden, dat vermaakte haar zeer, (Wordt vervolgd-^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 12