Radiomuziek der week. BIOSCOOP. ZATERDAG 6 JANUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 LETTEREN EN KUNST EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONC. Het eerst wat voor Zondag op de aandacht van ernstige Nederlandsche luisteraars aan- spraak mag maken is m.i. wel de matinée van het Concertgebouw. Niet Beethoven's Vierde, niet de Variations symphoniques van Franck. hoeveel algemeen erkende waarden beide werken ook bezitten prikkelen onze nieuws gierigheid: zij zijn gelukkig goede be kenden, die men immer gaarne weer ont moet, maar wier verschijning geen sensatie geeft. De Symphonische Epigrammen en het Pianoconcert van Willem Pijper bevatten den stimulans. En de componist zelf heeft dien prikkel scherp gesleoen. Wie over de Epigrammen uitvoeriger ingelicht wil worden, leze was Casper Höweler over den aard en de aanleiding geschreven heeft in een onzer radioperiodieken; zijn opstel werpt tevens een nevelen-doorborend natriumlicht op de per soonlijkheid van den componist en het ge- projecteerde beeld wint aan objectiviteit doordat de schrijver meerdere uitspraken van Pijper zelf aanhaalt en met elkaar in j verband brengt, en aldus eigenlijk den com ponist in het brandpunt van zijn eigen zoek lichten plaatst. Doch dit alles zou den Necler- landschen doorsnee-luisteraar onverschillig kunnen laten, indien niet Pijper zelf zijn muziek als de eenige echt-nationaal-Hol- landsche van dezen tijd had verklaard. In- i dien deze uitspraak overeenkomstig de wer kelijkheid is, moet zijn kunst weerklank vinden in het onbedorven Nederlandsch ge moed, en moeten breede kringen overtuigde aanhangers en volgelingen ervan worden. Dat tot dusver de gioote massa van leeken en vaklieden zich afkeerig betoond heeft moet dan wel Itggen aan de smaakbedervende eigenschappen der vroegere, grootendeels ge ïmporteerde muziek, die een verwenning aan zuivere drieklanken en meer dergelijke onge zonde zoetigheden had doen ontstaan. Van deze soort van lekkernijen zal men nu bij Pijper's muziek weinig of geen last hebben. Ik moet echter den ernstigen luiste raars aanraden, hun ooren te spitsen en I scherp toe te luisteren of de uitvoerenden Pij per's muziek wel nauwkeurig uitvoeren wat in de noten staat. Hier geldt het „Nederland let op u saeck" in dubbele mate. al hebben we van het Con certgebouworkest geen plicht-verzaking te 1 vreezen, en van Willem Andriessen, die de solopartij van Pijper's Pianoconcert zal spelen, evenmin. Het is nu drie dubbel jam- mer dat Willem Mengelberg nog steeds door ziekte verhinderd is het concert te leiden: in de eerste plaats voor onzen grooten dirigent 1 zei ven. ten tweede voor onze kunst in 't I algemeen, ten derde omdat de samenwerking van drie Willemen het nationaal karakter wel zeer bijzonder onderstreept zou hebben. De verdorvenen. die nog op de suikerdot der zuivere drieblanken willen sabbelen, stemmen Zondagochtend op Buromünster af en luisteren naar het klarinet-kwintet van Mozart, dat in staat is om elke ge- I dachte aan oneenigheid. ontevredenheid of onspoed te doen verdwijnen, zelfs bij de moderne extremisten. Het werk. dat het num- j mer 581 draagt is in 1789 voor den klarinet tist Stadler geschreven. De stijl wijkt af van dien der strijkkwintetten: in deze is een homogeen ensemble aan het woord en komt I het dus meer aan op de verwerking en combi- I natie van het thematische materiaal en dus implicite op de eigenschappen van dit mate riaal zelf. Bij 't klarinettenkwintet is de klarinet als 'n vreemde eend in de bijt, een instrument welks klank contrasteert met dien van het homogene strijkviertal. In dat contrast zit dus het essentieele der samenwerking en het ligt voor de hand dat Mozart in dit werk het hoofdzakelijk op klankwerking heeft aange legd. De muziek zwelgt om zoo te zeggen in schoonheid. Reeds de inzet van het Allegro door het strijkkwartet markeert de geluk zalige stemming, waarin de klarinet enkele oogenblikken later haar zang mengt als een jubelend opstijgende leeuwerik. Van nu af heeft de klarinet de leidende rol, en zij voert ons. zooals Ambros zegt, naar een gebied waar alles in rijpe, liefelijke zinnelijkheid zweeft. Het beroemde Larghetto wordt een waar kleinood van schoonheid en welwillenheid ge noemd. In de Menuet vertegenwoordigt de I klarinet het popuaire element, althans in het tweede Trio. De Finale bestaat uit een reeks variaties over een naief thema, met een uit smijter als besluit. Ook het strijkkwartet in e kl. t. van Verdi (Zo. Langenberg), het eenige werk op dit gebied dat de groote opera-componist schreef, is de moeite van het luisteren waard. Weliswaar heeft Verdi de grootste meesters der kwartetlitteratuur niet kunnen evena ren, maar er steekt toch in zijn kwartet veel meer stijlbeheersching en serieuze arbeid dan zij. die Verdi alleen uit „Rigoletto." ..II Trovatore'' of ..La Traviata" kennen, zouden vermoeden. Het is trouwens veel later ge schreven. n.l. in 1873. dus niet lang na de opera „Aida" (1871). terwijl de drie boven genoemde werken, die V.'s naam voor het eerst beroemd maakten, van pl.m. 1350 datee ren. Na het kwartet kwamen nog het Re quiem. dat V.'s bekwaamheid in het contra punt nogmaals duidelijk liet doorschemeren, de opera's „Othello" (1887) en „Falstaff" (1893) en enkele religieuze gezangen. De opera „Othello" zal Zondagavond door Wee- nen worden uitgezonden. Ik acht opera's per radio in 't algemeen maar half werk, zoolang er geen televisie bij is. maar in elk geval heeft men gelegenheid zich van de verande ring van V.'s stijl na zijn beroemde trits te overtuigen. Behalve Leipzig zendt' ook Daventry Zon dag een Bach Cantate uit. De Cantate „Die Himmel erzahlen" wordt door Schweitzer een „trompetcontate bij uitnemendheid" ge noemd. „Wie eenmaal in zijn leven de won derbaarlijke thema's, waarin Bach de twee psalmverzen van het eerste koor verklankt, gehoord heeft, kan ze nooit meer vergeten". Overigens mogen de Bachminnaars Dinsdag avond op Rad. Suisse Rom. afstemmen. Het concert voor 4 piano's is, zooals men weet, toewerkt naar een voor 4 violen van Vivaldi. Ook dit staat op het programma; als het zelfde bedoeld is heeft men een interessant staaltje voor vergelijking! Een zeer interessant programma heeft het Maastrichter concert van Vrijdagavond (Huizen) Het Divertimento van Mozart (K. V. 334, dus nabuur van de bekende pianoso nate met het Turksche Rondo, die als no. 331 voorkomt) is een der 18. die M. voor ver schillende bezetting schreef. Serenade-karak ter is regel, althans in de begin- en slot- hoofddeeien. In de tusschenliggende Andantes en Menuetten wordt de vroolijke toon soms geheel verlaten. Zoo is in bedoeld Diverti mento een thema met variaties ln d. kl. t. waarin een zeer sombere stemming tot uiting komt. Het tweede Menuet heeft twee Trios in mineur. Hier heeft M. dus niet zijn per soonlijke gevoelens terzijde kunnen schuiven tijdens de uitvoering der opdracht. Het concert voor fluit en harp (Hilversum Donderdag), behoort tot Mozart's minder belangrijke werken en wordt alleen omdat het een unicum is vrij veel gespeeld. Pembaur speelt Maandag in Munchen wat? kan men wel raden; maar daar men hem niet zien kan mist men de helft, evenals bij de opera-uitzendingen. En Wanda Landowska speelt Zaterdag voor de R. S. R. cn dit concert wordt' blijk baar ook door Parijs rad. uitgezonden; maar men vergelijke voor de aardigheid eens de redactie van de programma's der twee sta tions. Wie gelijk heeft zullen we moeten af wachten. Het liederenrecital van Huizen op Donder dagavond zal aan de vele bewonderaars van de kunst onzer eminente liederzangeres een even groot genot verschaffen als aan hen die haar voor het eerst hooren. HET TOONEEL. Geloof en Wetenschap. ROTTERDAMSCH-HOFSTAD TOONEEL. Het is niet bepaald een engageante tee- kaning, die Willy Corsari in Krontjong van Indië geeft en ik kan mij de ontboezeming van een dame in de pauze begrijpen, toen zij zeide: „Wat 'n land! Vóórdat ik toch ooit naar Indië ga!" Ik trachtte haar gerust te stellen en verzekerde haar, dat het zoo erg niet was, maar ik kon haar niet over tuigen. „AI is het maar voor de helft waar, dan is het al erg genoeg!" vond zij en ik heb maar niet meer geprobeerd om haar van gedachte te doen veranderen, omdat ik zeker weet, dat zij toch nooit voor de keuze zal worden gesteld om een zoo beslissenden stap te doen. De fout van Willy Corsari is, dat zij en kel de schaduwzijden van Indië heeft laten zien en het Holla ndsche publiek de licht plekken heeft onthouden. Met de herinnering aan mijn Indische ja ren kan ik verklaren, dat Willy Corsari wel zeer eenzijdig is geweest in haar teekening van het leven der Europeanen in Indië. De inhoud van dit Indische spel is in en kele regels verteld. Josine de Rooy komt vol illusies naar Deli, waar haar man as sistent is op een plantage. Maar al heel spoedig blijkt het, dat zij tegen het leven op zoo'n onderneming niet is opgewassen. Zij ondergaat in hevige mate den invloed van het „mysterieuse Oosten" en nadat een jong assistent is vermoord, raakt zij lang zamerhand in een toestand van overspan ning, die zoo hevig wordt, dat wij toeschou wers het ergste gaan vreezen. Op een avond, dat haar man haar alleen heeft gelaten, gry'pt de angst haar zoodanig aan, dat zij in een zenuwcrisis zich gillend op den grond werpt en wij denken niet anders dan dat Josine evenals Bijlevelt in „Eenzaam" krankzinnig zal worden, als de schrijfster in het laatste tafereel, dat eenige weken later speelt, een wel geheel onverwachte wending aan haar stuk geeft. Josine wordt niet gees teskrank, gaat zelfs niet zooals haar man haar heeft voorgesteld naar Holland, maar is plotseling tot onze groote verras sing genezen, wanneer haar man, als er werkelijk gevaar voor haar en haar kind heeft gedreigd, dit gevaar door zijn moedig gedrag heeft afgewend. Dan verklaart Jo sine, dat de angst van haar is afgevallen en zij voortaan als een flinke vrouw aan zijn zijde zal staan. Bij deze woorden van Josine dachten wij: geloove, wie het gelooven wil. Dit slot is er enkel maar aan gemaakt voor „the happy end". Een vrouw, die zoo overspan nen is, zal door zoo'n nieuwen schok nog meer van streek raken en het is niet aan te nemen, dat het haar plotseling genezen zal. Maar ook verder is er op dit stuk nog heel wat aan te merken. Willy Corsari heeft het geval van Josine wel heel erg op de spits ge dreven. Het is natuurlijk zeer wel aan te ne men, dat een nerveus-aangelegd vrouwtje op een plantage in Indië door heimwee en door den invloed van de voor haar zoo vreemde en mystieke omgeving, overspannen kan worden ik heb er zelf voorbeelden van gezien maar normaal is dat geval van Josine toch zeker niet. Om den toestand van Josine zoo kritiek en voor ons zoo overtui gend mogelijk te maken, heeft zij in haar stuk een geesteskranke vrouw gebracht, die ziek is geworden, nadat haar man en haar kind gestorven zijn. Die krankzinnige komt telkens weer op de meest ongelegen oogen blikken bij Josine tot drie maai toe zelfs werkt Willy Corsari met ditzelfde middel en afgezien nog van dit zeer melodrama tische effect, voelen wij allen het wel heel opzettelijke en tegelijk het onmogelijke van deze krankzinnige vrouw daar op die plan tage. Het is toch niet aan te nemen dat een patiente, die zoo in haar geestestoestand gestoord is, maar rustig jaren lang op een plantage, waar enkel assistenten én hun families wonen, zou veTblijf houden. Ook kunnen wij niet zeggen, dat Hans de Rooy. die toch zielsveel van zijn vrouw heet te houden, erg tactvol en verstandig tegen Josine optreedt. Het lijkt zelfs wel, of hij alles doet om haar toestand te ver ergeren. En bij de ongemotiveerde scène die hij tegenover Daalders, een anderen as sistent maakt, dachten wij zelfs dat Hans de Rooy zelf een klap van den molen beet had. Willy Corsari is een voortreffelijke ro mancière, maar een tooneelschrijfster is zij niet. Was zij dit wel, dan zou zij bijvoor beeld niet een heel lang tafereel waarin dramatisch letterlijk niets gebeurt noodig hebben gehad enkel om ons te laten zien met hoeveel illusie Josine in Indië kwam. Dat zij een vlotten en teekenenden dialoog weet te schrijven, bewees zij ongetwijfeld in dat eer ste bedrijf. En ook de Indische sfeer was er wel op dat hotel-terras te Medan, maar ge sprekken alleen maken nog geen tooneel. Al deze personen zijn bovendien zoo vaag geteekend, dat er van karakters, zelfs van types geen sprake is. Alleen de dokter stond van al deze figuren als een levend mensch voor ons, vooral ook door het zeer sympa thieke spel van Cor van der Lugt Melsert. Zelfs Hans de Rooy, Josine's man. bleef vrü schimmig voor ons en het was duidelijk te zien dat Dick van Veen er eigenlijk niet wel raad mee wist. Mevrouw Van der Lugt Melsert-Van Ees die wij in dit seizoen gisteren voor het eerst te Haarlem zagen spelen was Josine en het lag werkelijk niet aan haar, dat dit In dische stuk zoo weinig indruk op mij maak te. Heel lief speelde zij bijvoorbeeld het too- neeltje met den jongen assistent en in de groote scène in Hl was haar spel van een bijna angstwekkende realiteit. Dat was heel knap. Het leek mij toe, dat het stuk niet al te goed nog was ingespeeld. Het tempo was ten minste erg gerekt en wij hoorden ook nog al eens den souffleur. Misschien was de over- groote drukte van het Haagsche gezelschap by den overgang van het jaar hiervan eenigszins schuld. Aan mevrouw Van der Lugt Melsert en de schrijfster, die zelf als gast h# rolletje van de geesteskranke mevrouw Lesio speelde, wer den aan het slot bloemen aangeboden. In gedachte heb ik ze ook geoffreerd aan de onbekende dilettante die een „Indische da me" zoo natuurlijk speelde, dat het mij was, of ik weer in Indië zat. De stampvolle zaal heeft het den artisten niet aan applaus laten ontbreken. Het doek moest ettelijke malen omhoog, vooral na de door mevrouw Van der Lugt Melsert zoo sterk gespeelde groote scène en aan het slot, zoodat wij van een succes bij het pu bliek mogen spreken. J. B. SCHUIL. FILMKUNST. DE ORANJE-FILM BIJ TUSCHINSKI. Cor van der Lugt Melsert. Na den vorigen dag in Den Haag met een gala-première de officieele sanctie te heb ben gekregen, heeft gister in het Tuschinski- theater te Amsterdam de film Willem van Oranje het eerst voor het publiek gedraaid. Ofschoon de Haarlemsche belangstellenden reeds de volgende week in eigen woonplaats dit stuk Nederlandsch fabrikaat kunnen lee- ren kennen, zullen zij naar dit lang tege moet geziene voortbrengsel van eigen bo dem wel zoo benieuwd zijn. dat wij niét wil len wachten met onze indrukken omtrent het werk mede te deelen. De vertooning van deze film is inderdaad een gebeurtenis geweest. Weliswaar kan men niet zeggen, dat men hier met de eer ste proeve van Nederlandsche filmproduc tie heeft te maken. In de allereerste film periode heeft Nederland zich ook reeds niet onbetuigd gelaten, maar de uitkomsten van die eerste Nederlandsche filmkunst zijn niet van dien aard geweest, dat^ men er elkaar gaarne aan herinnert. Wij behoeven ons over den achterstand op dit gebied niet te schamen; wij zijn pioniers in de architec tuur, pioniers in de muziek, pioniers in de vliegsport en wij behoeven toch niet op alle mogelijke terrein pioniers te wezen! Zullen wij zelfs in staat zijn tot de be scheidener prestatie: als navolgers van de filmkunst, die buiten onze grenzen zulk een geweldige vlucht is gaan nemen, een be hoorlijk figuur te slaan? In het tijdperk van de geluidsfilm beleven wij een nieuwe poging in deze richting, een poging, welke meer vertrouwen wekt dan de vroegere, nu wij in Joris Ivens en zijn school over een bekwame en artistiek voelende staf beschik ken. De vertooning bij Tuschinski is ingeleid met een toespraak, waarin de conferencier de welwillendheid van het publiek inriep en vermaande, den Holland kenmerkenden kritischen zin nu eens thuis te laten en te bedenken, dat een vergelijking met het uit- heemsche voor onze kunstenaars onbillijk zou zijn, omdat dezen niet over de ervaring en de middelen beschikken van de groote internationale filmmaatschappijen. Ongetwijfeld is deze opmerking juist. Maar een dergelijke omstandigheid maakt het ge ven van een objectief oordeel niet gemak kelijker. Bovendien zijn er nog een paar om standigheden, die de beoordeeling vertroe belen. Het eerste is de aard van het onderwerp. Willem van Oranje is ons, Nederlanders, heilig en de geschiedenis, waarin hij de hoofdrol speelt, werkt op ons aller gevoel. Misschien alleen al, omdat de tachtigjarige oorlog met de bekende anecdoten van Kenau en koppelstock dierbare kindsheidsherinne ringen zijn. Het noemen van hun namen, gelijk het zingen van het Wilhelmus, ont roert. Maar deze ontroering is geen brevet voor de verdienstelijkheid van het school boekje of de welluidendheid van den zang. Ook de erbarmelijk valsch uitgekraaide psalmen kunnen de vrome schare in een dorpskerkje ontroeren. In de derde plaats staan wij te dicht bij de acteurs en de verdere medewerkenden om ons oordeel zuiver te vormen. Al de ge zichten van de dramatis personae zijn ons vertrouwd uit den schouwburg; Willem van Oranje kan zich wenden of keeren. in elk gebaar van den gang. In elk rimpeltje van het gelaat, in elke trekking met schouders of rug blijft hij voor ons Cor van der Lugt Melsert. Deze bevriende figuren in het ka der van Philips' onderneming, de trots van de Hollandsche Industrie, en onder het pa tronaat van een populair impressario als jonkheer Jan Feith. we staan er met al onzen „kritischen zin" toch anders tegen over dan tegenover Hollywood en Neubabels- berg. Voelen wij ons niet als op een bruiloft, waar de familie een gelegenheidsstukje vertoont? En zou het geen blijk geven van slechten smaak en, nog erger, van harte loosheid, zoo wij, die dag-in dag-uit heb ben gehoord, hoeveel werk de gasten van de vertooning hebben gemaakt en met hoe veel toewijding ze hun stukje hebben inge studeerd, een strengen maatstaf aanleg den voor hun goede bedoeling? Aldus wordt onze kritiek principieel an ders dan zij tegenover de uitheemsche pro ductie pleegt te zijn. Daaraan is met den besten wil niets te verhelpen! Het beroep van va conferencier op onze welwillendheid is overbodig geweest. Dus geen vergelijking. Deze vertooning is voorloopig niets dan een proeve in een nieu we richting en een proeve kan niet dadelijk een meesterstuk zijn. Voor ons, en vermoe delijk ook voor de rechtstreeks betrokkenen, zal de belangrijkste vraag wezen, in hoever dit experiment blijk heeft gegeven van de mogelijkheden voor een Nederlandsche film industrie. Dan is er veei, dat meevalt. Onze acteurs hebben zich als filmspelers niet kwaad gehouden. Velen hunner hebben, dank zij de leiding van Teunissen, het prin cipieel verschil tusschen tooneel- en filmmi- miek begrepen. Meer»dan één heeft boven dien bewezen, over een fotogeen gelaat en een fotogene gestalte te beschikken. Er wa ren onder de close-ups van de edelen cn verdere personages welke de lens passeer den, sujetten, die als tooneelspelers vrijwel tot de onbekenden behooren, maar van wier gefotografeerde trekken men een scher pen indruk behouden zal. Van de hoofdspe lers hebben Louise Kooiman en Louis van Gasteren als geschikte film-objecten mijn bizondere aandacht getrokken. Grooter moeite nog dan bij de personeele scènes, waarin men het tooneel heeft moe ten trachten te vergeten, is bij de massale tafereelen te overwinnen geweest. Deze blij ven ook in de tweede fase van de Holland sche filmproductie evenals in de eerste, de zwakke plek. Het is niet louter doordat men naar het voorbeeld van den prins van Oranje bij Waterloo met twintig manschappen hot effect moet maken, alsof men over legioenen beschikte. Maar ook doordat voorshands de, ik weet niet door welk wonder elders be reikte electrificatie van de „menigte" hier nog ontbreekt, doen deze intochten, gevech ten, samenscholingen en vergaderingen wat schraal aan. Men raakt geen oogenblik de gedachte aan de traditioneele studenten maskerade van vroeger kwijt. Alleen bij den beeldenstorm is men hier bovenuit geko men. Dat is werkelijk een stukje film ge worden, dat er als film mag zijn. Ook de in tocht van Alva heeft een indruk nagelaten om het imposante masker van den acteur Liesting. Wie den maatstaf aanlegt van „histori sche" films als Jeanne d'Arc, Potemkin of de verschillende oorlogsfilms, mist in de compositie het overheerschen van de idee. Een vreemdeling, die niet met onze „vader- landsche geschiedenis" is opgevoed, zal uit deze vertoonïng geen beeld krijgen omtrent het karakter van Willem de Zwijger noch omtrent de beteekenis van den vrijheids strijd. Maar de film heeft vermoedelijk ook niet de pretentie een dramatische of een idee film te zijn. Zij beoogt., althans volgens het programma, een historische documentaire. Zooiets als: schetsen uit het leven van Wil lem van Oranje. Dat begint met de vorste lijke wieg en eindigt met het (hier in het Hollandsch gesproken) Mon Dieu ayez pitie de ce pauvre peuple! En als een dergelijke anecdotanische illustratie van de vader- landsche geschiedenis is ze uitstekend ge slaagd. Het is alles beginwerk, zwaar en moei zaam beginwerk: de architectonische op bouw van Wegeriff, afgewisseld met authen tiek oud-Hollandsche stedenschoon, de wel eens aarzelende maar niet onwelluidende muziek van Van Sigtenhorst-Meyer, de sce nario-structuur onder controle van dx. Van Tienen, de met de camera van Farkas en met de geluidstechniek van Métain tot stand gebrachte compositie van Teunissen en Drayer. Een begin, maar een begin, dat op den duur misschien tot een goed einde zal kunnen leiden. H. G. CANNEGIETER. LUXOR THEATER. Lips Betray, de 200 P.K. van Zijne Majesteit. Deze (eerste) Amerikaansche Harvey-film is een groot succes geworden. Onder leiding van regisseur John Blystone werd een film gepro duceerd, die van het begin tot het einde charmant is. allergenoeglijkst en zonnig. Lilian Harvey fladdert met haar ranke figuur tje door de film heen als een zorgelooze vlin der in een bizondere lieftalligheid. Zij is geble ven die zij in de Ufafilms was: dartel en hupsch en al huppelt ze af en toe ook wel eens meer dan noodig is, over het algemeen heeft Blystone haar goed in toom gehouden, het geen geen geringe verdienste van hein is. Lili Weiier (Lilian), die haar kamerhuur niet meer kan betalen, neemt een engagement aan in een Volksgarten, doch haar eerste op treden als zangeres daar wordt beloond met hoongelach en ze wordt weer ontslagen. De chauffeur van de (splinternieuwe) 200 P.K. van Zijne Majesteit, koning Rupert, brengt haar in die auto naar huis, zoodat de heele stad den volgenden morgen van Lili spreekt als: de favoriete van den koning. Het gevolg is. dat iedereen haar toejuicht en dat zij onmiddellijk weer wordt geëngageerd om in den Volks garten te zingen. Het succes is dan enorm. De koning, die tusschen zijn staatsmansdaden nog gelegenheid heeft te componeeren en zijn liedjes uitgeeft onder den naam van kapitein von Linden, maakt dan kennis met haar als zoodanig en een idylle ontspint zich. Na aller lei wederwaardigheden komt Lili er eindelijk achter, wie die kapitein is, deze verheft haar tot gravin en stelt haar tenslotte aan zijn volk voor als zijn toekomstige gemalin. Deze film is in hoofdzaak een muzikale film en Blystone heeft uitnemend partij weten te trekken van de aardige door William Kernell geschreven muziek. Niet alleen in de liedjes, die gezongen worden door Lilian en John Boics (koning Rupert), maar ook in de begeleiding, die deze film zeer aantrekkelijk maakt. Goed bijv. is de combinatie van muziek en beeld b!J den tocht van Lili per auto His Majesty's Car! door de stad. suggestief het als een loopend vuurtje rondgaande bericht: Lili Weiier is His Majesty's favourite!, geestig het aanbieden van de nieuwe auto, de geweldige 200 P.K., van alle gemakken voorzien. a!s daar zijn telefoon, een bar'tje, een installatie voor sprekende films! Goed geslaagde momenten, waarin Lilian zich kan laten gaan, zijn bijv. haar pogingen bij de theateragentuur om een baantje te vin den. waar ze danst, en op het koord loopt (als in de Blonde Droom), en bijnadegenslik- ster wordt, en het toppunt van uitbundigheid is wel haar tweede optreden in den Volks garten. Lilian is in haar schalksche oogenblik ken onweerstaanbaar en daar tegenover steekt de kalme, wat stugge houding van den voor deze rol niet te slanken John Boles wel wat af. Een andere figuur zou het hier beter ge daan hebben. Maar hij zingt goed. El Brendel is de chauffeur. Hij is in Amerika zeer geliefd. Van zijn komiekerigheid, geba seerd op een vreemd accent van het Ameri- kaansch, valt voor Nederlandsch publiek ech ter veel weg. Maude Eburne als komische Alte (de verhuurster van Lili's kamer, later haar impressario) mag met lof genoemd worden, evenals de beweeglijke Herman Bing als de eigenaar van den Volksgarten. Dat iedereen Amerikaansch spreekt cn Bing een gebroken brabbeltaaltje uitslaat (hoe ko misch ook op zichzelf), terwijl de namen van den tuin, van de agentuur en van de personen Duitsch zijn, en de film ergens in Europa speelt, is ten gerieve van het Amerikaansche publiek geschied. Het maakt de film in onze oogen wel wat tweeslachtig. In Ein blonder Traum droomde Lilian Harvey van een reis naar Hollywood, die echter niet succesvol voor haar eindigde. Haar échte Amerikaansche reis is geslaagd geworden.... Uit het welvoorziene voorprogramma noe men we een interessante film uit de Lybische woestijn, een geestige film met den Ameri- kaanschen radiozanger Art. Jarrett, en een allergenoeglijkst mengelmoes van velerlei merkwaardigheden over de wereld. A. J. C. VL REMBRANDT THEATER Stan Laurel en Oliver Ilardy in Fra Diavolo. In het Rembrandt Theater gaat deze week een uitnemend programma, dat al direct van het eerste begin af belangrijk is. Na het Fox Movie Nieuws komt Polygoon Holl. Nieuws met de aankomst van de Pelikaan op Schip hol. Hoezeer het publiek deze film wist te apprecieeren, bleek wel daarüit, dat er een spontaan applaus losbrak na afloop en bij hun benoeming tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Het was of we Za terdagavond 30 December nog eens doorleef den, alleen natuurlijk minder hevig en min der geëmotionneerd. Het voordeel van de film Is, dat we op ons gemak nu ook dc stoere levende koppen van die vier luchthel- den kunnen zien, iets wat den meesten onzer tot nu toe niet gegeven was. Op het tooneel verrichten drie slangen- menschen in hun fascineerende kleedij schit terend werk, zoowel in werkelijken als over drachtelijken zin. Ze zullen op hun gebied moeilijk overtroffen kunnen worden. Komen we nu tot de hoofdfilm met Stan Laurel en Oliver Hardy in de Metro-film Fra Diavolo. Moeten we u vertellen, hoe de zaal soms daverde van de lachsalvo's? Hoe het gekke stel van de eene dwaze situatie in de andere valt? Van het vroolijk publiek, dat onder hun invloed steeds vroolljkcr wordt? Is het noodig om te wijzen op het lichtelijk onwaarschijnlijk van 't scenario? Wat deert 't of 't gebeuren logisch of met het nuchtere verstand zelfs maar aannemelijk is. alles wat deze twee beleven en doen! We redeneeren niet, we schiften niet en we crltiseeren niet, als we deze twee kunnen genieten. Alles wat we doen is ons intens amuseeren en schater lachen. Den regisseur Hal Roach moet het een ge noegen zijn met zulke geboren komieken te werken. Hij kan er verzekerd van zijn. dat zij uit hun rol halen wat er uit te halen is De film speelt ongeveer een eeuw geleden in de Italiaansche bergen, toen het daar onveilig werd gemaakt door bandieten. Vooral Fra Diavolo is daar zeer gevreesd. Stanlio en Oli- vero (Stan Laurel en Oliver Hardy) onder gaan het lot van zoovele anderen en wor den door de bende beroofd van hun spaar duitjes. Stanlio herstelt zich het eerst van zijn tegenslag. Hij stelt voor zij zullen ook bandiet worden dat is een gemakkelijke wijze om weer gauw hun duiten terug te krijgen. Veel succes hebben ze evenwel niet en de stomste fout haalt Ollverio Hardio uit als hij zich uitgeeft voor Fra Diavolo nota bene te gen Fra Diavolo in eigen persoon. Na eenige wederwaardigheden ontknoopt dit drama zich voor hen momenteel nogal gunstig. Zij worden door Fra Diavolo aangenomen als kamerdienaar, terwijl Fra Diavolo zich uit geeft voor Markies de San Marco. Dat- elke onderneming met zoo'n stel kamerdienaars moet mislukken, begrijpt een kind, niet aldus de overigens zeer pientere Fra Diavolo (zeer fijn gespeeld en gezongen door Dennis King) en gelukkig maar. anders was ons veel plei- zier onthouden. Dat de onbenullige Stanlio Laurelio zijn meester ten slotte verraadt, verwondert in de zaal dan ook niemand, dat, hadden we allemaal eigenlijk al veel eerder verwacht, en dat door Stanlio's onnoozelheld Fra Diavolo met zijn beide kamerdienaren op 't laatste moment nog aan den dood kunnen ontsnappen, och, dat hadden wij ook al voorzien, al is de manier waaróp, altijd weer een verrassing. Zeker mag niemand de gelegenheid laten voorbij gaan deze week Fra Diavolo te gaan zien. Men zal schaterlachen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15