Een Meisje en een Man IN HET RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN TE LEIDEN wordt een tentoon stelling gehouden van de voornaamste nieuwe aanwinsten in het afgeloopen jaar. Houtsculpturen uit het Middenrijk van Egypte (omstreeks 2000 j. v. Chr.) MET PLECHTIG CEREMONIËEL heeft te Tokio de begrafenis plaats gehad van wijlen Yamamoto, den overleden Japanschen minister-president. AAN MR. J. R. VOuTE is met ingang van 1 Febr. a.s. eervol ontslag verleend uit zijn functie van raadsheer-plaatsvervanger aan hel Gerechtshof te Amsterdam. MR. DR. G. A. W. TER PELKWIJK (x), de gemeente-secretaris van 's-Gravenhage, die benoemd is tot burgemeester van Utrecht, heeft Maandag zijn laatste Haagsche raadsvergadering bijgewoond. Een overzicht. TIJDENS DE PLECHTIGE BIJEENKOMST ter gelegenheid van den dies natalis aan de Amsterdamsche Universiteit, werd aan den weleerw. heer F. J. Kruitwagen O.F.M. het doctoraat honoris causa in de wijsbegeerte ver leend. Een snapshot tijdens de receptie in hotel l'Europe. - Dr. Kruitwagen (links) en zijn promotor, prof. J. S. Theisen, bedienen zich van thee. EENIGE FRAAIE TERRACOTTA FIGUREN uit Tanagra (omstreeks 300 j. v. Chr.), geëxposeerd op de tentoon stelling die in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden wordt gehouden, van de voornaamste nieuwe aan winsten in het afgeloopen jaar. DE DOORBRAAK bij de electrische centrale aan het Zwarte Meer bij Orbey heeft negen arbeiders het leven gekost. Een overzicht van de plaats, waar het ongeluk geschiedde. FEUILLETON Naar het Engelsch van CURTIS YORKE. (Nadruk Verboden). 21) „O, maar ik geloof zeker, dat zij 't waren", antwoordde de ander met een licht samen trekken der wenkbrauwen. „Wellicht zullen ze 't een volgenden keer klaarspelen maar 't kan me niets schelen". „Kom, kom, nu niet zoo zwaar op de hand en slap zijn", zei Vanbrugh op en neer loo pend als een roofdier. „Je bent zwak en af gemat weet je, dat is alles, maar je zult gauw opknappen, als je je maar niet laat gaan. Bell zegt dat je flink vooruit gaat". „Dat zal wel zoo zijn", was 't lustelooze antwoord. „Natuurlijk is 't zoo. Hou je taai, ouwe jon gen en je bent gauw weer zoo gezond als een visch". „En hoe is 't met Warwick", vroeg Christian op een avond ongeveer een week later, toen ze moe en huiverig thuis gekomen was uit de mijn, waar ze toezicht gehouden had op 't laten zinken van een nieuwe buis in de weste lijke galerij. „Nu, hij is een beetje nukkig", antwoordde Milly opgewekt, „dat is een buitengewoon goed teeken; hij heeft zijn avondeten opge geten, dat is ook heel wat, en verder heeft hij -zijn hoofdkussen door de kamer gegooid; dus we hebben niet te klagen. Als mijn man zaliger zijn pap door de kamer begon te smij ten, als hij eens erg ziek was. wist ik, dat hij aan de beterende hand was. Want het is niet natuurlijk, als een man plat op zijn bed moet liggen, en zij voelen er zich niet op hun plaats". „Heeft Warwick pap door de kamer ge gooid?" vroeg Christian met een glimlach. „Och nee, kind. Hij krijgt geen pap, dat weet je ook wel. Hij vroeg naar jongeheer Gaddy; en 't kind heeft al een uur op den rand van zijn bed gezeten en hij wil er niet vandaan. Mike is ook komen kijken en heeft den armen stumperó aan zijn hoofd geza nikt over de mijn. Ik verwacht dat hij er gauw op aan zal dringen op te staan en zicb te kleeden". „Nu, ik denk niet, dat 't hem kwaad zou doen", antwoordde 't meisje. Op hetzelfde oogenblik kwam Gaddy uit de aangrenzende kamer gehuppeld. „Zeg Chris", kondigde hij gewichtig aan, „meneer Warwick wenscht je te spreken, ik vind 't schande, dat je nog niet eerder bij hem geweest bent". Christian zei niets, maar duwde de deur van de kamer, waar Warwick lag, open en ging binnen. Hij bloosde licht, toen ze bij zijn bed kwam en zij vatte de hand die hij haar toestak. „Ik ben blij van Milly te hooren, dat u een beetje beter bent", begon ze. „O, ik zal weer gauw heelemaal beter zijn", gaf hij ten antwoord, „maar weet u, 't ver wondert me, waarom u niet eerder naar me bent komen kijken". „U vroeg niet naar me", zei ze eenvoudig „En hebt u daarop gewacht?" „Ja", antwoordde ze weifelend. „Ik moet u nog bedanken, omdat u eigen lijk mijn leven gered hebt", ging hij op zach- ten toon voort, „maar ik weet niet hoe". „Probeer 't dan niet", sprak ze met een zenuwachtig lachje. „Bovendien deed ik werkelijk niets Als David Vanbrugh niet ge komen was, zou het met ons beiden gedaan zijn geweest". „Wilt u niet gaan zitten?" vroeg hij na een oogenblik stilte. „Neen, dank u, ik heb nog een heeleboei te doen, vóór 't avondeten. Kan ik misschien iets voor u doen?" voegde zij er bij. „Neen", antwoordde hij langzaam en ver moeid. „U meent het niet echt en u hebt er ook geen tijd voor". Haar gezicht werd opeens zachter. „Maar, beste meneer Warwick", zei ze, „na tuurlijk zal ik veel te blij zijn, als ik iets voor u kan doen. Hoe onaardig denkt u over me!" „Ik wilde u vragen, als u na het avondeten niets bijzonders om handen hebt, of u mij dan een beetje wilt voorlezen. De avonden zijn zoo verschrikkelijk lang en als Gaddy naar bed is, is 't ln huis zoo stil als een graf". „Natuurlijk wil ik dat graag doen", her nam, „ik houd van voorlezen". „Bent u er zeker van, dat u 't niet verve lend zult vinden?" vroeg hij. Als antwoord lachte zij een beetje en ver liet de kamer. Nadat Gaddy naar bed was gegaan, kwam ze weer terug Zij had een boek in de hand en legde 't op bed neer, snoot de kaars en wierp een nieuw blok hout in de haard. „Ligt u nu gemakkelijk?" vroeg ze, „kan ik iets voor u halen?" „Mijn hoofdkussen", zei hij verontschuldi gend; „is op den grond gevallen". Zij raapte 't op en om 't goed te leggen, schoof ze haar arm voorzichtig onder zijn hoofd. Bij haar aanraking kwam er een lichte blos op zijn gezicht en ook zij bloosde. Toen trok ze een stoel bij 't bed en begon te lezen. Tot op den huldigen dag kan ze zich niet meer herinneren wat ze las, evenmin als Warwick. 't Was haar stem, waarnaar hij zoo graag luisterde, nu eens zich verheffend, dan weer dalend op 'n vreemde manier, soms wellui dend, dan weer niet. Hij lag met half ge sloten oogen, als in een langen droom, ter- vijl hij toch wakker was. 't Leek hem toe, dat hij niets anders van 't leven wilde vra gen, dan alleen voor onbepaalden tijd te lig gen, luisterend naar haar welluidende stem en te kijken naar de schaduw van haar wim pers op haar wangen, het zacht bewegen van haar hoofd, terwijl 't gedempte kaarslicht op haar donkere haren scheen. Eindelijk hield zij even op en legde het boek neer. „Slaapt u?" vroeg ze zacht. „Neen". „Bent u moe?" „Neen". Maar hij bewoog zich niet en de onveran derlijke strakke blik in zijn donkere oogen gaf haar een onbestemd, onbehaaglijk gevoel. ,,'t Is nu tijd, dat u gaat slapen", vond ze. „Ik zal Milly naar u toesturen". „Neen, ga nog niet weg, praat nog wat te gen me. Wat hebt u vandaag gedaan?" „Neen", erkende ze, „ik denk „O, het gewone werk; er is niet veel afwisse ling op Carolay". „Je ziet er bleek en mager uit, Christian. Is er iets geweest wat je hinderde?" „Neen, niets meer dan gewoonlijk". „Gaat het goed met Fraser?" „O ja, ik waardeer Fraser ten zeerste. „Ik wou dat ik hem al langer gehad had". „Arm meisje, je hebt hier buiten een akelig leven, je bent practisch overgeleverd aan de mannen, die in je dienst zijn. Hoe weet je, dat die man, Fraser, je niet bedriegt, zooals Rea- burn gedaan heeft?" „Weten doe ik het natuurlijk niet, maar ik ben er vrij zeker van, dat hij 't niet doet". Na een poos vervolgde hij; „Heb je den laatsten tijd iets van Owen gemerkt?" „Neen, gelukkig niet". „Christian", ging hij aarzelend voort toen zweeg hij en wreef met een vermoeid ge baar met de hand over zijn oogen. „Ik moest je niet bij je naam noemen", vermoed ik, en er klonk iets geirriteerds in zijn zwakke stem, „maar ik kan 't niet helpen. Ik geloof dat ik van je gedroomd heb, toen lk bewusteloos was en ik droomde, dat ik je Christian noem de. 't Is een wonderlijke naam. Laat mij je zoo noemen, totdat ik weer beter ben. Ik zal eraan denken, dat ik 't alleen maar tot zoolang zal doen". „Heel goed", zei ze kalm. „Maar wat wilde u me zooeven zeggen?" „Ik wou je een vraag doen, een vraag, die ik niet 't recht heb te doen en die je me mis schien kwalijk zult nemen". „Dan zou ik u aanraden't niet te doen", klonk het kalm. „Maar ik kan het niet helpen, zieke men- schen zijn grillig, weet je. Wat ik je wilde vragen en wat ik me steeds afvraag, sedert ik hier lig, of je in staat bent diepere genegen heid voor iemand te voelen". Ze bloosde en werd toen bleek. „Neen", erkende ze, „ik denk van niet. Ik geloof, dat ik een van die vrouwen ben, wier stemmingen als 't ware op 't middelste regis ter zijn afgestemd, 't Is me onmogelijk, om me te verheffen tot 't hoogste, of neer te dalen tot op het laagste punt der gemoedsaandoe ningen". Waarom zij deze onwaarheid zei, kon zij zich niet begrijpen. Ongetwijfeld schonk 't' haar een geheime voldoening. Warwick lag voor een oogenblik heel stil. Toen zei hij met zachte stem: „Ik had gelijk destijds, dat dacht ik wel". Terwijl hij sprak, zuchtte hij en bewoog zich moeilijk. „Hebt u pijn?" vroeg ze. „O ja, mijn hoofd bonst zóó, alsof 't zal bar sten". „Zal ik Milly roepen?" „Neen, zij bet mijn hoofd met natte doeken en dat maakt het nog erger". 'n Oogenblik aarzelde ze: toen leunde ze voorover en legde haar koele, stevige, kleine hand op zijn voorhoofd. „Hè, dat is heerlijk", fluisterde hij na een minuut, (Wordt vervolgt».

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9