Een Meisje en een Man
EEN MODEL DERDE KLASSE COUPÉ van de diesel-
•lectrische treinen, welke op het oogenblik voor de
Ned. Spoorwegen in aanbouw zijn.
DE ONDERHANDELINGEN omtrent het gebouw Flora in de Amstelstraat te
Amsterdam zijn thans zoover gevorderd, dat de ruïne waarschijnlijk Mei a.s.
zal verdwijnen.
EEN TENTOONSTELLING van teekeningen, vervaar
digd door Oostenrijksche kinderen, wier leeftijd varieert
van 5-14 jaar, wordt thans in een schoolgebouw
aan de 2e Schuytstraat te den Haag gehouden. Merk
waardige proeven van teekenkunst zijn op deze inte
ressante expositie te bewonderen.
BIJ WERKSPOOR TE ZUILEN EN BIJ DE FIRMA BEYNES TE HAARLEM zijn op hel oogenblik de
Diesel-electrische treinen voor de Ned. Spoorwegen in aanbouw, die vermoedelijk in Mei a.s. in
gebruik zullen worden genomen. Een kijkje bij de werkzaamheden.
HET HUWELIJK van graaf Karl Theodor zu Törring-Jettenbach met prinses Elisabeth van Griekenland. Een groepfoto der gasten bij de huwelijksplechtig- NA HET DROEVIG ONGEVAL TE VLAARDINGEN, waar door het breken van den uitlegger van
heid op het slot Seefeld in Ober-Bayern Zittend van links naar rechts: hertogin Karl Theodor, kroonprinses Cacilie, gravin Törring, het bruidspaar, prins een laadbrug twee menschen om het leven kwamen. Het bergingswerk - Aan de zich onder water
Nicolaas en prinses Helena van Griekenland, kroonprinses Rupprecht en prinses Albrecht van Beieren. bevindende loopkat, waarin zich de twee lijken bevinden, werd door een duiker een kabel bevestigd.
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
CURTIS YORKE.
(Nadruk Verboden).
25)
Juist toen ze sprak, klonk hoefgetrappel op
't ruiterpad dat een korteren weg vormde tus-
schen Barnethan en Carolay. De ruiters wa
ren Warwick, Mike en Durran.
„Wat is er?" riep Christian luid. toen ze
voorbij reden. „Wat is er gebeurd?"
..Ontploffing", schreeuwe Warwick zich in 't
zadel omkeerend. In de Curlow kolenmijnen".
Zijn woorden klonken boven het geblaf der
honden en 't geluid van de vlugge hoefslagen
der paarden uit. Christian werd zoo wit als
een doek.
„God helpe hen allen", zei de oude wouw.
„God helpe hen allemaal".
Christian beheerschte zich en ijlde naar de
schuur, die als stal dienst deed.
„Juffrouw Chrissie, waar ga je naar toe?"
riep Milly boos, maar Chris wierp het zadel
al op Betsy's glanzenden rug.
„Ik ga zien of ik ook van nut kan zijn", ant
woordde ze kalm, terwijl ze de merrie de
schuur inleidde en de teugels in haar hand
nam.
„Ga uit den weg. als je blief. Mi'.lv. Je zult
wel zien wanneer ik terugkom. Tot ziens dan!"
en in 't zadel springend, en Betsy even met
haar zweep aanrakend, reed zij weg langs de
rotsachtige helling en kwam zoo in den hoofd
weg. Na een paar mijl te hebben afgelegd op
de door den maan verlichten weg, langs den
oever van de Kootenay, zag ze in de verte
een reusachtige vuurkolom in de lucht schie
ten en hoorde weer een dof, zich snel voort
plantend, krakend geluid, dat de grond onder
de hoeven van de merrie deed schudden,
't Dier stond stil en legde zijn ooren in den
nek. zenuwachtig schrikkend, maar Christian
liefkoosde en streelde Betsy, waarop zij ein
delijk weer in 'n gestrekten draf verder ging.
Ongeveer twintig minuten rijden, brachten 't
meisje op 't tooneel der ramp. Alles was in
rep en roer: bezorgdheid en verslagenheid
heerschten alom. Rijen van zwart geworden
lichamen lagen opgehoopt rondom den ingang
der mijn en bleeke vrouwen met traanlooze
oogen liepen af en aan, trachtend hun man
nen te herkennen tusschen de afzichtelijke
mengelmoes van half verkoolde overblijfselen.
Christian was getroffen door de vreeselijke
stilte van deze vrouwen. Deze stilte was aan
doenlijker dan de luidste jammerklachten
konden geweest zijn en zij werd slechts bij
tusschenpoozen onderbroken door half ge
smoord weeklagen, wanneer een of anderen
echtgenoot, zoon of broeder maar al te goed
herkend werd.
Warwick was nergens te zien.
Christian begon een haastig gesprek met
een ouden man. die met saamgevouwen voor
zich neerhangende handen op een steen zat.
Zijn twee zoons waren in de put afgedaald
toen de ontploffing plaats had", verklaarde
hij haar op 'n hopeloos treurigen toon, „maar
niemand kan nu naar beneden, zei hij, zijn
hoofd neerslachtig schuddend, „want door ae
ontploffing zijn de stutten van de schacht
vernield. De ingenieurs wachten om door te
dringen van uit de schacht in put no. twee,
maar ik heb geen hoop m'n lieve jongens ooit
terug te zien. Maar er zullen vannacht be
halve 't mijne veel treurende huisgezinnen
zijn. Jammer van den baas, hij waagde zijn
leven, zeggen ze, om hulp te verleenen en hij
is nog veel te jong om te sterven."
Er scheen een roode mist voor de oogen van
't meisje omhoog te golven.
„Bedoel je den jongen baas van Barnethan?"
fluisterde ze heesch.
„Ja, ja, de jonge baas", mompelde de oude
man. haar aankijkend met matte, nietszeg
gende oogen. „Ze hebben hem heelemaal stijf
gindsche schuur binnengedragen. De hemel
zij dank dat hij niet getrouwd is, zoodat geen
arme ziel haar hart om hem hoeft te breken".
Christian bond Betsy aan een gebroken hek
vast en liep als in een vreeselijke nachtmerrie
naar de schuur, die de oude man had aange
wezen. 't Was een kleine, ruwe. bouwvallige
loods. De maan verlichtte elk hoekje en gaatje
en bescheen meedoogenloos een stijve, onbe
weeglijke figuur, die op den grond lag uitge
strekt, eerbiedig met ruw zakkenlinnen toege
dekt. Ellendig en bevend knielde Christian
neer. te bang om te kijken naar 't gezicht van
den man, dien ze liefhad, vooral daar 't on
herkenbaar misvormd zou zijn.
't Scheen haar onbegrijpelijk, onmogelijk,
dat hij binnen een klein half uur voor altijd
buiten haar bereik zou zijn gekomen. Einde
lijk trok ze met bleeke lippen en op elkaar ge
klemde tanden het stuk linnen, dat z'n gezicht
bedekte, weg, maar toen ze keek, gaf ze een
onderdrukten ongeloovigen schreeuw, en
sprong op, haar oogen met de handen bedek
kend. Toen begon ze hevig te snikken, zonder
tranen te storten, hartstochtelijk mompelend:
„O, Goddank. Goddank," want 't was niet
Warwick die daar lag, maar Owen, de man.
dien zij gevreesd en gehaat had, maar voor
wien ze nu, met de ijzige doodsche stilte om
zich heen een eerbiedig, berouwvol medelijden
had.
Zijn gezicht was bijna ongeschonden en zijn
uiterlijk scheen door den dood aan waardig
heid en rust gewonnen te hebben, 't geen ge
durende zijn leven nooit het geval was ge
weest.
Christian staarde als betooverd naar de ge
sloten oogen en de strak gesloten lippen. Mot
tige Sammy had de tol betaald!
Daarna trok ze het zakkenlinnen weer op
de plaats terug en trad langzaam naar bui
ten. Terwijl ze de kleine ruimte tusschen de
schuur en de heen en weer loopende menigte
overstak, zag ze Mike met 'n zwart gezicht en
vuile handen naar haar toewaggelen.
„Waar is Mr. Warwick?" vroeg ze kortaf.
geneden", antwoordde hij moeilijk. „Dek
sels wat is dat een kranige vent!."
„Waarom ben je niet bij hem?" viel ze
tegen hem uit.
De man hief zijn handen naar het hoofd en
werd bleek onder 't vuil en 't kolenstof, dat
zijn gezicht bedekte.
„Toe. ziet u me niet voor een lafaard aan",
verweerde hij zich, naar adem snakkend. „Hij
heeft me naar boven gestuurd, de hemel is
mijn getuige dat hij dit deed. Ik
Zijn stem begaf hem, hij draaide voorover
en viel op zijn kant. Vijftig behulpzame han
den stonden klaar om hem op te tillen en
naar de smederij te dragen, waar een paar
dokters hun handen vol hadden met het ver
leenen van hulp aan andere slachtoffers.
Christian baande zich in weerwil van alle
vermaningen, een weg naar galerij no. twee.
De kooi ging juist naar beneden met den
waarnemenden onderwerkbaas. De werkbaas
zelf was al direct gedood.
„Wacht even", zei Christian gebiedend. „Ik
moet naar beneden".
De man, die haar van aanzien kende,
trachtte haar terug te houden. „U kunt niet
afdalen, juffrouw Cunninghame", weigerde hij
botweg, „t Is niet goed dat u het doet".
Christian antwoordde in de kooi stappend:
,ik ga toch, dus laat mij!"
De kooi suisde naar beneden, in de ge-
ruischlooze duisternis.
„Hoe is 't gebeurd?" vroeg 't meisje, „weet
u 't?"
„We kunnen 't tot nu toe alleen maar gis
sen", antwoordde de man kortaf. „Maar men
denkt, dat een vuur, dat aan 't smeulen was
in de put onder de derde galerij, door een of
andere spleet getrokken is en zoo in aanra
king is gekomen met mijngas".
„Is meneer Warwick beneden?" vroeg ze,
trachtend haar stem te beheerschen.
„Ja", hij is bezig de lichamen van de nog
levenden en van sommige dooden naar de lan
dingsplaats van de kooi te sjouwen. Hij heeft
er al ongeveer tien of twintig gered, hoewel
hij nog geen half uur beneden is".
Terwijl hij zoo sprak, bereikten ze de lan
dingsplaats; ze herkende Warwick, die er
zwartgeblakerd en barbaarsch uitzag. Hij was
omringd door een hoop erbarmelijk uitgeputte
schepsels, waarbij er enkelen waren, waar geen
menschelijke hulp meer voor baten kon.
„Maar Christian, dit is geen plaats voor jou",
riep hij be^s. toen ze uit de kooi stapte. „Je
moet oogeablkkelijk weer naar boven gaan".
„Ik denk er niet over", antwoordde ze kalm:
„ik heb sterke zenuwen en ik ben aan nare
dingen gewend. Laat me alsjeblieft helpen".
Terwijl ze sprak, kwamen juist twee mijn
werkers aanwaggelen, die een half dooden ka
meraad tusschen zich voorttrokken. Zooveel
lichamen als de kooi kon bevatten, werden er
zorgvuldig in gelegd en de opstijging werd be
hoedzaam geleid door degenen, die boven
wachtten. Intusschen deden Warwick en
Christian wat ze konden om 't lijden te ver
zachten van hen, die waren achtergebleven.
Nadat hij eerst tegen haar aanwezigheid be
neden geprötesteerd had, vond hij het ten
slotte toch vanzelfsprekend, dat ze er was. Ze
spraken maar weinig, slechts nu en dan eenige
woorden, een kort bevel van hem en een ge
mompel van goedkeuring van haar.
De tijd verliep onopgemerkt. Langzamer
hand verminderde de vreeselijke hoop ver
minkte menschelijke overblijfselen en ten
laatste kwamen de ingenieurs en afgedwaal-
den van de reddingsploeg, die er moe en af
gemat uitzagen, langs de galerij kruipen met
de mededeeling dat er geen lichamen meer te
vinden waren. Een oogenblik later kwam de
onderwerkbaas beneden om te rapporteeren,
dat alle vermisten, 't zij dood of leveDd te
recht waren. De kooi steeg voor een ander
maal op met de menschen. die aan 't reddings
werk hadden meegeholpen. Warwick bleef
achter, daar de kooi al eenigszins overladen
was en Christian liet hem, zijn vermaningen
ten spijt, niet alleen. Toen de kooi langzamer
hand uit 't gezicht verdween, begon Christian,
die over haar zenuwen heen was, zonderling
te lachen.
„Stil toch", zei Warwick half ernstig en
vergoellijkend. „Je hebt je tot nu toe schitte
rend gedragen, ga nu niet tot 't andere uiter
ste over",
(Wordt vervolgd),