De invloed van Japan
in Nederlandsch-lndië.
i
L
WOENSDAG 24 JANUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
6
Zijn concurrentie wordt steeds grooter.
bewuste streven van Japan is om een over-
heerschend gedeelte van den internationalen
goederenhandel tot zich te trekken. Het is
natuurlijk moeilijk te beoordeelen, of boven
genoemde stijging in overeenstemming is
met de verwachtingen, die men daarvan in
Japan zelf koesterde. Zoo was tusschen
1913 en 1921 de stijging van het aandeel van
Japan in den wereldhandel veel grooter dan
tusschen laatstgenoemd jaar en het huidige
oogenblik. Een en ander moge blijken uit
het onderstaande overzicht.
aandeel Japan in aandeel Japan in
wereld-export wereldhandel
pCt. pCt.
1913 1.8
1921 3.2
1922 3.7
12S3 3.3
1924 3.1
1925 3 3.1
1926 3.2 3.4
1927 3 3
1928 3.54 3.51
1929 3.65 3.61
1930 3.48 3.43
1931 3.85 3.89
1932 3.91 3.97
Tusschen 1925 en 1332 is het aandeel van
Japan in den werelduüïvoer met 0.91 pet.
gestegen en in den wereldhandel tusschen
1921 en 1932 met 0.77 pet., maar de door
Japan gevolgde handelspolitiek wijst er op.
dat men met deze stijgingen niet tevreden
is en de outillage, welke Japan zich gelei
delijk heeft weten te verschaffen, is het
bewijs, dat men met groots energie op den
eenmaal ingeslagen weg wenscht voort te
gaan. Japan heeft behoudens tal van
maatregelen, die wij in ons land om aller
hande redenen niet wenscheiijk achten, of
niet zouden kunnen treffen begrepen,
hóe men een markt moet bewerken. Aan
Nederlandsche zijde ontbreekt in dalt op
zicht nog zeer veel. Geheel daarvan afge
scheiden dient de vraag beschouwd te wor
den: is Japan in staat haar in dat opzicht
gevolgde politiek te blijven volhouden? Wie
kennis heeft kunnen nemen van de outil
lage van het Japansche handelsmuseum
te Soerabaja niet wat betreft heit mu
seumgedeelte, hetwelk m.i. een mislukking
is maar wel wat betreft het Inlichtin
genbureau, en weet op welke wijze het moe
derland van daaruit van de noodige in
lichtingen wordt voorzien, begrijpt, dait
met de mest mogelijke ernst dit vraag
stuk van Japansche zijde wordt behan
deld.
Japan's beste
afnemers in 1932.
De grootste afnemers in 1932 van Ja
pansche goederen waren de Vereenigde
Staten van N.-Amerika, China, Britsch-Indië
en Nederlandsch Indië. Volgens een ana
lyse uit de Oriëtal Economdslfc is het beeld
van den Japanschen uitvoer in 1932 naar dezp
vier landen het onderstaande:
ei 2
c?
.3
3 c!"
i
f- o o
t> Esg
^3 -3
o S
p,-S,rH
6
O.
Vereen. St. v. Amerika
445.147
31.5
37
China
294.048
20.7
22.4
Britsch-Indië
192.491
13.6
9.6
Nederl. Indië
100.251
7.1
5.5
Uit deze cijfers blijkt, dat de afzet van
Japansche producten in 1932 naar Britsch-
Indië en Ned.-Indië toenam vergeleken bij
1931.
Als invoerland is Japan voor China, Aden,
Australië, de Philippijrien, Britsch-Indië en
Nederlandsc.h-Indië van groot belang. Maar
ook voor verschillende Europeesche landen.
Met bijna alle Europeesche landen, uit
gezonderd Frankrijk, Italië, Denemarken.
Griekenland en Turkije, heeflt Japan een
handelsbalans met een uitvoersaldo ten
gunste dezer landen. Ook ons land heefi
in 1931 en 1932 uit Japan ingevoerd voor
een hooger bedrag dan de waarde van den
Nederlandschen uitvoer naar Japan
Blijkens de Japansche douanestatistiek
is de waarde van den totalen invoer van
Nederland in Japan in 1931 en 1932 resp.
2.9 en 3.9 millioen Yen en de invoer van
Japan in ons land resp. 10.1 en 12.4 mil-
lioen Yen. Deze verhouding maakt het voor
ons land ni«t waarschijnlijk, dat Nederland
ingrijpende maatregelen zal treffen tegen
Japan, aangezien dit land dan hoogstwaar
schijnlijk met afweermaatregelen zal komen.
MOLLERUS.
(Wordt vervolgd)
Qcief* ito kowUs
zijn spoedig verdreven met
l/ftifahatdi's Vxndecs
Per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Bij Uw drogist
(Adv. Ingez. Med.)
LETTEREN EN KUNST
MUZIEK
CONCERT
DER
HAARLEMSCHE BACHVEREENICINC.
Wijlen Eugen d'Albert, die zelfs in zijn
latere levensjaren, (toen hij zich nagenoeg
uitsluitend aan compositie wijdde en zijn kla
viertechniek verwaarloosde) als de grootste
en geweldigste Beethoven vertolker onder de
beroemde pianisten gold, heeft in de com
mentaren bij zijn redactie van Beethoven's
Vijfde concert o.a. geschreven dat dit ver-
hevenste van alle klavierconcerten niet ge
schikt voor vertolking door vrouwenhanden
is. D'Albert heeft het eenigszins minder zacht
en vriendelijk uitgedrukt dan ik het nu weer
geef. maar dat doet niets ter zake. Zijn on
vriendelijkheid vond ook niet haar oorzaak in
afkeer van de schoone sexe, want de man is
minstens vier (sommigen beweren: zes) maal
getrouwd geweest en een zijner egades was de
als pianiste niet minder beroemde Teresa
Carreno. Haar zal hij ook wel niet met zijn
opmerking bedoeld hebbenzij speelde de
meest mannelijke collega's glad omver in haar
vertolkingen van Tchaikowsky's besmin-con-
cert en Schubert Tauzig's Militaire Marsch
zal ik niet licht vergeten. Ook een pianiste
als Elly Ney behoeft zich van d'Albert's op
merking niets aan te trekken. Doch klavier
heldinnen als de genoemde twee zijn uitzon
deringen. En dat zijn uitspraak in 't alge
meen wel waarheid kan bevatten is bij het
laatste Bachconcert gebleken.
Mile. Lelia Gousseau speelde ons het
Vijfde Concert voor: netjes, nauwkeurig, ele
gant, charmant wat wilt ge nog meer? Wat
ik nog meer had gewild: ik had Beethoven
willen hooren, Beethoven's geest, neergelegd
in „het verhevenste aller klavierconcerten"
en door de vertolking weer tot leven gewekt.
In stee daarvan kregen we een auditie die op
een einduitvoering van een conservatorium
als het Amsterdamsche een heel behoorlijk
figuur gemaakt zou hebben, en waar voor
een pianist als de jonge Cor de Groot zich
nauwelijks eenigszins zou behoeven in te
spannen, maar die ons van gigantische in
drukken ver verwijderd liet, je zelfs iemand
in mijn nabijheid de opmerking deed maken:
„ik heb nooit tevoren bemerkt dat er in die
finale zóóveel herhalingen voorkomen.
Dat is het: er zat geen stuwkracht in het
spel van Mile Gousseau, geen geest die boven
de materie der noten steeg en zoo bleef de toe
hoorder ook aan de noten kleven en kon alleen
de keurige smettelooze weergave waardeeren
en de ongeschiktheid van den Pleyelvleugel
^Van^Anrooy had het pianoconcert omlijst
door de „Oberon"-ouverture en Brahms' Vierde
Symphonie, zoodat we een programma hadden
gekregen dat zelfs voor den meest verstokten
conservatief geen steenen des aanstoots be
vatte. Kon hij bij de begeleiding van het kla
vierconcert niet veel anders doen dan voor
exacte aansluiting' met het orkest te zorgen,
waarin hij dan ook volkomen slaagde, in de
orkestwerken was hij zelf de baas.
Hij heeft die positie niet gebruikt om ons
met uitzonderlijkheden te verrassen, zooals b.v.
Mengelberg een paar jaar geleden op een
Bachconcert deed, toen hij kort voor het einde
der Oberon-ouverture aan een verborgen
middenstem een domineerende rol toebedeelde,
maar hij heeft ons van het schitterende en
eeuwig-frissche werk een klare auditie gege
ven die in het stralende slotaccoord haar be
kroning vond.
Dat de Brahms-kenner en -apostel, die Van
Anrooy is, aan diens Vierde Symphonie alle
recht zou doen wedervaren, was te verwachten.
Ook hier de klare expositie, die van hem vooral
bij Brahms' schrijfwijze zoozeer te waardee
ren is; een vaak opmerkelijk terughouden van
de kracht der blazersensembles teneinde de
klank der strijkinstrumenten niet in het ge
drang te brengen: bovendien een groote lijn,
die door de détailleering geen onderbreking
vond, maar aan relief en duidelijkheid won.
Daarnevens oogenblikken van jolijt in het
Scherzo, het vroolijkste. en oogenblikken van
gevoelsexpansie in het Andante, het warmste,
dat Brahms in een zijner symponieën schreef.
Hoe mooi en verzadigd was de klank van het
strijkersensemble in die heerlijke melodie van
het Andante, hoe mooi die van het koper in de
koraalachtige accoorden van de langzame va
riatie der Ciaccona! t
Hier was winst in elk opzicht te boeken,
zoodat de balans van dit Bachconcert een aan
zienlijk batig slot oplevert.
K. DE JONG.
VERBETERING.
In mijn verslag van de voorstelling der It al.
Opera iH.D. van Dinsdag 23 Jan.) is een sto
rende fout geslopen. Men leze: „Rest mij nog
te memoreeren dat Font (niet: Faust) wel
een mooie stem had" enz. k d J
OPERA-CONCERT ..ZANG EN
VRIENDSCHAP".
Een klein stukje geschiedenis.
De wereldgeschiedenis heeft ten allen
tijde geleerd, dat de zich sterk ontwikke
lende landen, die slechts de beschikking
hebben over een beperkt grondgebied, naar
uitbreiding daarvan uitzien. Zoo is het ook
me: Japan gegaan. Na 1868 is de invloeds
sfeer van Japan met rasse schreden toege
nomen. Herinnerd mag worden aan de
oorlogen tegen China in 1894 en tegen Rus
land in 19041905. en aan de deelneming
aan den wereldoorlog van 19141818. Vol
gens een weloverwogen plan heeft Japan
zich geleidelijk in het bezit gesteld van be
paalde landsdeelen of heeft zijn invloed
daar op dusdanige wijze versterkt, da: een
groote mate van afhankelijkheid is ont
staan. Zoo zijn achtereenvolgens verwor
ven de Koerillen. Sachalen. Kamsjatka,
Formosa, Korea, het Oostelijk gedeelte
van Siberië, Mandsjoerije, welk land ijzer
ertsen, hou: en waarschijnlijk petroleum
bevat en de Rice Kioe-eilanden. terwijl de
invloedssfeer in China in beduidende mate
3s toegenomen.
De overbevolking van Japan zelf noopte
tot deze gebiedsuitbreiding. Het aantal in
woners van het oorspronkelijke eilanden
rijk bedraagt 63 millioen, het geheele Ja
pansche rijk telt 88 millioen inwoners.
Emigratie en industrialisatie waren de aan
gewezen geneesmiddelen. De zich Steeds
uitbreidende industrie in eigen land had
behoefte aan grondstoffen, die Japan zelf
niet voortbracht, terwijl het afgewerkte pro
duct weer om afzet vraagt. De uitbreiding
van het grondgebied voorzag dus In een
tweeledig doel:
Geheel ongestoord kon dit uitbreidings
proces zich n:e,t voltrekken. Hier en daar
werd wel eens tegengestribbeld, maar de
onmiskenbare geestdrift van het opkomende
Japansche volk liet den klager gewoonlijk
weinig tijd om al zijn klachten voldoende
te metiveeren en in daden van afweer om
te zetten. Het is volkomen verklaarbaar,
dat Japan op zijn beurt afgunstig kijkt
naar die landen, die in de Pacific beslag
leggen op gebiedsdeelen, waarvoor in eigen
omgeving blijkbaar ook wel gevoeld wordt.
Zoo ook was hei' bezetten der eilanden:
Thitu, Laito en Itu Aba. in de Zuid-Chi-
neesche Zee ten Noord-Westen van Borneo
door een gedeelte der Fransche vloot in den
middenzomer 1933 een doorn in het oog der
Jaoanners,
Voor de positie van Nederland in de Paci
fic is juist het feit, dat Frankrijk hier de
eerste viool speelde m.i. belangrijk. Daar
door wordt immers een al te overheerschen-
de positie van een der groote mogendheden
voo,rkomen.
Het bergachtige karakter der Japansche
eilanden.is oorzaak, dat slechts één zesde
gedeelte van het eigenlijke Japan bebouwd
Is. Het grootste gedeelte der bevolking be
staat uit boeren. Meestentijds beschikt de
boer over niet meer dan 1 H.A. land. Het
klimaat laat toe, dat twee a drie- oogsten
per jaar worden binnengehaald. Veel boeren
zoons gaan als industriearbeider naar de
stad. Het telen van zijderupsen is zeer ont
wikkeld.
Overal is de regeeringsinvloed krachtig,
zooals bij het aanleggen van bevloeiings
werken, het gebruik van kunstmest enz.
Rijst is het hoofdproduct, hetwelk in de
vlakte verbouwd wordt. Op de hellingen
worden thee, graan, boonen en®, geteeld
De teelt van suikerriet op Formosa wordt
door de regeering krachtig gesteund, zeer
ten nadeele van Ned.-Indië.
De Japanners zijn Mongolen. De Invloed
van het Boeddisme Is oorzaak dat de Ja
panners weinig of geen vleesch eten; het
vWebgebruik is des te grooter. De visscherij
wordt van regeeringswege krachtig ge
steund in den vorm van premies voor mo
derne visschersschepen enz.
De industrie, die van 1868 dateert, on
dervindt eveneens allen steun van re
geeringswege. Subsidies uit de staatskas zijn
daarvoor het geschiktste middel. Daarbij
wordt door hooge invoerrechten het buiten-
landsche product zooveel mogelijk geweerd.
Het wereldgoederexverkeer
in 1932 en de positie van Japan
Ui -en becijfering van de „Reichskredit-
gesellschaft" te Berlijn, gepubliceerd .n
„Deutschlands wirtschaftliche Lage an der
Jahreswende 1932-1933", blijkt, dat de
buitenlandsche handp* van 48 staten in
1932. voor zoover betreft den invoer, met
35.7 procent is achteruitgegaan, vergeleken
bij 1931 en de uitvoer met 36 procent. Deze
cijfers spreken voor zich ze'f. Maar nog
veel schriller is de tegenstelling, wanneer
men de jaren 1932 en 1929 vergelijkt. Dan
blijkt de invoer met 60.5, de uitvoer met
62.2 procent te zijn gedaald. De mij ter be
schikking gestelde plaatsruimte staat niet
toe een beschouwing te geven omtrent het
verband tusschen den achteruitgang van
den buitenlandschen handel en bepaalde
typen van staten in Europa. Maar wel is
het wenscheiijk Japan's positie nader te
beschouwen. Tot op zekere hoogte heeft
dit land in het wereldgoederenverkeer een
zeer bijzondere plaats kunnen innemen.
Verschillende oorzaken hebben daartoe
medegewerkt. Zoo zijn bijv. vele inwendige
conflicten in het Britsche Imperium ten
deele door Japan op handige wijze „aus-
genützt". Daardoor heeft dit land nieuwe
afzetgebieden kunnen vinden, zonder dat
tegelijkertijd bestaande afzetgebieden ver
loren zijn gegaan. Daarnaast hebben de
lage productie kosten in Japan zeker mede
gewerkt om de Japansche concurrentie
over een zeer groot afzetgebied krachtig te
deen gevoelen. Onder die omstandigheden
za1 h~t riet al te zeer verbazen, wanneer
men verneehi'. dat de Jaoan-che bu'ten-
iandsche handel tusschen 1931 en 1932 nog
in beteekenls is toegenomen. De uitvoer
steeg van 1.179.211 millioen op 1 457.245
miliicen Yen en de invoer van 1.319.06 mil
lioen Yen en de invoer van 1.319.406 mil
lioen op 1.524.516 millioen Yen. Het doel
DE K. L. M.-DIENSTEN NAAR
ENGELAND.
PLESMAN GEEFT EEN UITEENZETTING
TE HULL.
HULL, 23 Januari (Reuter) In een rede
tijdens de conferentie in Guildhall gehouden,
verklaarde de heer Plesman. directeur der K.
L. M.. dat hoewel de K. L. M. subsidie van de
Nederlandsche regeering ontving, de nieuwe
verbinding tusschen Amsterdam en Huil niet
daaronder begrepen was.
Hij zou den dienst slechts in stand kunnen
houden indien de lijn rendabel was. Bij de in
stelling van een dienst HuilManchester was
men van de overweging uitgegaan, dat er vele
industrieele centra i nhet Noorden waren,
vanwaar goederen naar het vasteland en naar
Scandinavië gezonden konden worden.
Voorts bestaat het plan om mettertijd pro
ducten naar Finland, en zoo mogelijk naar
Rusland te vervoeren.
De Kon. Liedertafel „Zang en Vriendschap"
geeft Vrijdagavond 26 Januari een opera
concert in het Gemeentelijk Concertgebouw
met medewerking van de Haarlemsche Or
kest Vereeniging en de solisten van de I:a-
liaansche Opera Luigi Fort (tenor) en Leo
«iccioli (bariton). Het programma luidt als
volgt:
Wilhelmus, voor mannenkoor bewerkt door
Fr. J. Roeske. Voorspel tot de Opera „Faust"
Ch. Gounod, orkest. Soldatenkoor uit de
opera „Faust", Ch. Gounod, koor en orkest
Triomfmarsch uit de opera „Aida", G. Verdi
orkest. Cavatine uit de Opera .,11 Barbiere
di Siviglia". G. Rossini, bariton en orkest
Aria „Adio Mignon" uit de opera „Mignon"
A. Thomas, tenor en orkest. Fragmenten uit
de opera ..Carmen", G. Bizet. orkest. Voorspel
uit de opera „Die Me'sterslnger von Nürn-
berg", R. Wagner, orkest. Pe!g?'mckoor u:'
de Opera „Tannhauser". R. Wagner, koor er
orkest. Aria „Ui par d'udir" uit de opera
„I Pescatori di Perle". G. Bizet. tenor en
orkest. Duet „Del Tempio a' L'ro'ta"" uit de
opera „I Pescatori di Perle", G. Bize-t, tenor,
bariton en orkest.
Stadsschouwburg.
LITTERIS SACRUM.
Mejonkvrouwe de la Seiglière.
Het is een aardig gebaar van een dilettan
ten-vereeniging, een zustergezelschap uit te
noodigen ook zonder dat er een tooneelwed-
strijd in het spel is. Vooral wanneer de uitge-
noodigde vereeniging over talenten beschikt,
welke de gastvrouwe in de schaduw zouden
kunnen stellen. In zoon geval blijkt de kunst
te gaan boven de plaatselijke en persoonlijke
gevoeligheid.
Het bestuur van J. J. Cremer heeft zich
waarlijk kunstlievend getoond, toen het met
terzijde stelling van elke gedachte aan mo
gelijken naijver, het Leidsche Litteris Sacrum
naar Haarlem haalde om zijn leden te laten
genieten van een vertooning, die men eigen
lijk niet meer met de maat van het liefheb-
berij-tooneel kan meten en waarmee een be
roepsgezelschap alle eer zou hebben ingelegd.
Wat deze Leidenaars gisteravond met de
voorstelling van Mejonkvrouwe de la Seiglière
hebben te aanschouwen gegeven, was in alle
opzichten zoo gced als volmaakt. Zij hebben
dit oude en afgespeelde blijspel in zulk een
frisschen vorm en met zooveel dramatisch
élan ten tocneele gebracht, dat er de glans
van het gloednieuwe over straalde.
Oud en afgespeeld wordt dit blijspel, mits
in een zoo welgeslaagde weergave eigenlijk
ook nimmer. Men vergeet onder den geestigen
dialoog de bekoorlijke inkleeding. de gratie
van het snel en den vlotten en pittigen gang
van het stuk de voorhistorische middelen als
het „terzijde" en de „brief". Dozijnen „mo
derne" prullaria leggen het af tegen dit on
derhoudende product uit de oude doos.
Mejonkvrouwe de la Seiglière kon even goed
Markies de la Seiglière heeten. Want eigenlijk
is de ruwe, kort- aangebonden maar innig
goedhartige oude heer de ziel van het stuk.
De heer B. Hageman heeft dit amusante
personage met rijkgeschakeerde kleurigheid
gestalte gegeven. Zonder zijn stem te forcee-
ren of zijn gebaar te chargeeren heeft hij de
trekken van dit type met forsche plastiek
vastgelegd en met zijn creatie van het begin
tot het einde geboeid.
Het kan zijn. dat het overwicht van deze
rol in het onderhavige geval meer aan den
acteur dan aan de rol zelf heeft gelegen en
dat een gelijksoortige actrice Mejonkvrouwe
de la Seiglière minder bij den Markies op den
achtergrond nad geschoven. Alle lof voor me
juffrouw G. T. van Oortmerssen, die bij een
uitbeelding als die van den heer Hageman wel
min of meer op het tweede plan moest blij
ven. maar toch door haar fijn en charmant
voorkomen en gevoelige dictie een sterke illu
sie wekte.
Ook mevrouw C. HagemanVerhagen ken
merkte zich door een dergelijke ietwat gemoe
delijke zachtheid, welke oo de fluweelige zoet
sappigheid van de Barones de Vau-
bert meer nadruk legde dan op
haar boosaardige valscheid. Wij kun
nen ons deze figuur scherper, venijniger voor
stellen, vooral in de oogenblikken, waarin zij
haar zelfbeheersching en daarmee haar mas
ker verliest. Maar voor het type, dat met
de uiterlijke verschijning van deze actrice en
het timbre van haar geluid het beste in over
eenstemming was, valt ook veel te zeggen en
in elk geval is er aldus een harmonische uit
beelding gecreëerd.
De advocaat, door den heer H. de Wilde ge
speeld, moest er aanvankelijk even „in" ko
men en het publiek moest eerst aan ziin eigen
aardig geschminkten kop en zijn merkwaardi-
gen loop wennen. Maar spoedig ontplooide ook
-deze acteur zich als een eerste-rangskracht.
■Bij een van zijn beste scènes onthaalde de
zaal hem op een apolaus bij open doek.
De heer H. G. Frentzen als Bernard, de
nobele boerenzoon, kranig en kloek van ge
stalte en van karakter en de heer J. W. Nieu-
wenhuizen Segaar als Raoul, de bloedelooze
edelman-kamergeleerde vormden een voor
treffelijke tegenstelling. Ook hier had men
zich voor overdrijving gehoed, waarvoor de
laatste figuur anders licht aanleiding geeft.
De heer P. A. Wisse speelde met de beschei
den terughouding, welke de rol eischt, den
kamerdienaar Jasmin.
Een bijzondere aantrekkelijkheid van deze
vertooning was het weloverlegde en juist af
gemeten -amenspel, waarin men de hand van
een bekwaam regisseur herkende. De heer B.
Hageman, die behalve de hoofdrol ook deze
functie vervulde.blijkt ook een man van smaak
en met zin voor goede kleurencombinatie, ge
tuige de costumeering en de verdere aan
kleeding, welke aan het spel een vroolijk en
feestelijk kader verschafte.
De leden van Cremer. die door bemiddeling
van hun bestuur de gasten met eeniee bloem
stukken hun welgezindheid hebben doen blij
ken. hebben den heelen avond door gevoelige
reactie op het sort op nog overtuigende wijze
bewondering doen kennen.
Na afloop van de voorstelling hebben ziï
-ich nog eenigo uren in het Kegelgebouw on
der dans en bii muziek van The Musical Lu
natics vermaakt.
H. G. CANNEGIETER
„ZOO MOOI ALS ZONNESCHIJN".
Ter aanvulling van het verslag in ons num
mer van Maandag van het Zaterdag en Zon
dag in den Stadsschouwburg opgevoerde
sprookje .Zoo mooi als zonneschijn" zij nog
vermeld dat de muzikale leiding berustte bij
mevr. KrugerSmits, te Heemstede.
HELENA SMIRNOVA t
Aan de Tel. wordt uit Buenos Aires het
overlijden gemeld van de bekende Russische
danseres Helena Smirnova. eens een der ster
ren van het Théatre Marie te Petersburg.
In later jaren boekte zij met haar man Boris
Romanoff successen in Parijs. Een ernstige
ziekte maakte een einde aan haar carrière als
danseres. Zij vestigde zich toen als ballet
meesteres in Buenos Aires.
HOE STOCKHOLM WILLY FRITSCH
ONTVING.
Dezer dagen is aan de filmster Willy
Fritsch bij zijn aankomst te Stockholm een
stormachtige ontvangst bereid. Meer rUn 2500
menschen meest dames hadden zich
voor het Centraal-Station verzameld: het pu
bliek drong zoodanig op om den filmheld te
naderen, dat de politie Willy Fritsch moest
helpen de op hem wachtende auto te berei
ken. aldus vertelt het Ale. Handelsblad. Voor
het zoover was, was een groot stuk van een
der mouwen van zijn jas afgerukt, waaraan
drie knoopen ontbraken en had hij van de
bloemen, die hem waren aangeboden, alleen
nog maar de stelen over!
Donderdag vertrekt Willy Fritsch naar Ko
penhagen.
j STADSNIEUWS
Mr.Stoop stelt fusie voor
Sportfondsen achten het plan
onaanvaardbaar.
De bouw van een nieuw bad
beteekent werkverruiming.
Mr. A. Stoop heeft aan de N.V. „De Sport
fondsen" een voorstel tot fusie gedaan van
het bestaande Stoop's Bad en het op te rich
ten bad in het Frederikspark, de plaats van
het vroegere Brongebouw.
Daarin werd voorgesteld het kapitaal van
Stoop's Bad te reorganiseeren en terug te
brengen tot f 300.000, waarbij de crediteur,
Mr. A. Stoop een accoord zou aanvaarden van
f 5000 per jaar.
In deze gereorganiseerde N.V. zou de oude
N.V. voor f 200.000 deel nemen, waarvoor zij
dan de bestaande zweminrichting in zou
brengen, terwijl de N.V. „De Sportfondsen"
voor f 100.000 deel zou nemen en daar
voor de inrichting zou moderniseeren, door
b.v. het bassin te vergrooten.
Het kapitaal zou eventueel voor den aan
leg van een open bassin met f 50.000 kunnen
worden vergroot waarin de beide partijen dan
voor een gelijk aandeel zouden kunnen bij
dragen.
De Sportfondsen zouden een commissaris
benoemen en de leiding zou in handen blij
ven van Stoop.
„De Sportfondsen" hebben medegedeeld
dat zij na ampele overweging tot de conclusie
is gekomen dat het voorstel onaanvaardbaar
is. daar dit voorstel inhoudt dat er in het
Zuiden van Haarlem geen overdekte zwemin
richting zou komen wat een uitdrukkelijke
wensch is van de spaarders. „Overigens zijn
wij steeds gaarne bereid voor de gemeen
schappelijke belangen van de beide inrich
tingen overleg te plegen.', aldus besluit dit
antwoord van de N.V. „De Sportfondsen".
Weer een adres aan den
gemeenteraad.
De N.V. „De Sportfondsen" hebben een
adres aan den gemeenteraad gezonden, als
antwoord op de cijfers die de heer Taco Mul
der heeft medegedeeld aan de spaarders van
„De Sportfondsen" op de vergadering die ver
leden Vrijdag werd gehouden, welke cijfers
hij ook aan den gemeenteraad heeft gezon
den. Deze getallen hebben wij in ons nummer
van Maandag vermeld, en kwamen daarop
neer dat volgens den heer Taco Mulder het
aantal baden per inwoner tot ruim 2 zou
moeten stijgen, om voor het Sportfondsenbad
een sluitende begrooting te verkrijgen. Voor
Haarlem zal op niet meer dan 1.7 bad per
inwoner per jaar gerekend kunnen worden.
Mr. A. Stoop teekende daarbij aan dat dat
wellicht mogelijk zou zijn na jaren van ver
lies op de exploitatierekening. Op het oogen
blik wordt er te Haarlem bijna 1 bad per in
woner per jaar genomen.
De Sportfondsen maakt hierbij nu de op
merking dat het uitgangspunt van den heer
Taco Mulder verkeerd is. Hij vergeleek nl.
Haarlem met andere steden als Utrecht en
Rotterdam die een ongunstiger cijfer te zien
geven.
Volgens De Sportfondsen zijn deze lage cij
fers te wijten aan het feit dat de badinrich
tingen in die steden volkomen onvoldoende
zijn om aan de eischen te voldoen.
De bouw van Amsterdamsche zweminrich
tingen heeft bewezen dat aan de bestaande
inrichtingen geen schade werd gedaan en
dat hun bezoek zelfs nog toenam. De direc
teur van den G. G. D. heeft zelfs eens ge
zegd: „Bouwt zweminrichtingen en de zwem
mers komen van zelf". Er zou in Amsterdam
behalve de reeds bestaande vier inrichtingen
nog plaats zijn voor nog vier andere.
De vraag is slechts welk maximum bezoek
men in een gemeente kan verwachten, welke
vraag niet makkelijk is te beantwoorden,
daar dit van plaatselijke omstandigheden af
hangt. Wel 'kan men met vrij groote zeker
heid zeggen waar de frequentie nog zal moe
ten toenemen. Daarom zijn ook vergelijkin
gen met andere steden, die een hooger getal
aangeven dan Haarlem, verkeerd.
Daarom meent de N.V. „De Sportfondsen"
ook dat een badinrichting in Zuid-Haarlem
voldoende baders zal trekken om niet alleen
een sluitende exploitatierekening te verzeke
ren doch ook om zelfs nog een winst toe te
laten. Stoop's Bad zou, indien de oorspron
kelijke kosten niet te hoog waren geweest,
van een sluitende exploitatierekening verze
kerd kunnen zijn, daar het aantal bezoekers
niet zal verminderen. Daar echter de oor
spronkelijke kosten een dergelijke last zijn
voor de exploitatierekening, terwijl de capa
citeiten van het bad zeer klein zijn. kan men
moeilijk anders dan groote verliezen ver
wachten, meent het adres van De Sport
fondsen.
In Haarlem wordt zeer veel gezwommen.
De cijfers van de openluchtbaden bewijzen
dat. Voor een bad dat op een centraal punt
is gelegen zooals in het Frederikspark zal
men op 200.000 baden per jaar mogen reke
nen. De tariefspolitïek. die de N.V. De Sport
fondsen zich voorstelt te voeren, zal een be
langrijke factor wezen.
Het adres noemt ook nog enkele cijfers over
gestorte spaargelden. Vóór dat de gemeente
Haarlem medewerking wilde verleer en moes
ten er 750 inschrijvingen zijn Amsterdam
stelde destijds als eisch 800. Toen was er
f 50.000 door de Amsterdamsche spaarders
gestort. Kort na de opening van het Amster
damsche bad waren er 1206 spaarders die te
zamen f 146.792.97 hadden gestort en op 31
Mei van het vorig jaar was dit totaal
f 337.227.35.
In Haarlem zijn ook 800 inschrijvingen bij
een met f 60.000 gestort. In het Amsterdam
sche Sportfondsenbad was f 600.000 geïnves
teerd en in het Haarlemsche circa f 300.000.
Tenslotte wordt de aandacht gevestigd op
de waarde van werkverruiming die de bouw
van een bad medebrengt, daar 58 procent
van den prijs aan arbeidsloon wordt u!toe
geven en 27 procent aan mater'?'»*? van Ne
derlandsch fabrikaat waarin dus ook voor
een gedeelte arbeidsloon is begrepen.
Bovendien is in het bestek de bepaling ge
maakt dat minstens 70 procent van dc te
werk te stellen arbeiders inwoners van Haar
lem moeten zijn.