De invloed van Japan in Nederlandsch-lndië. i L WOENSDAG 24 JANUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 6 Zijn concurrentie wordt steeds grooter. bewuste streven van Japan is om een over- heerschend gedeelte van den internationalen goederenhandel tot zich te trekken. Het is natuurlijk moeilijk te beoordeelen, of boven genoemde stijging in overeenstemming is met de verwachtingen, die men daarvan in Japan zelf koesterde. Zoo was tusschen 1913 en 1921 de stijging van het aandeel van Japan in den wereldhandel veel grooter dan tusschen laatstgenoemd jaar en het huidige oogenblik. Een en ander moge blijken uit het onderstaande overzicht. aandeel Japan in aandeel Japan in wereld-export wereldhandel pCt. pCt. 1913 1.8 1921 3.2 1922 3.7 12S3 3.3 1924 3.1 1925 3 3.1 1926 3.2 3.4 1927 3 3 1928 3.54 3.51 1929 3.65 3.61 1930 3.48 3.43 1931 3.85 3.89 1932 3.91 3.97 Tusschen 1925 en 1332 is het aandeel van Japan in den werelduüïvoer met 0.91 pet. gestegen en in den wereldhandel tusschen 1921 en 1932 met 0.77 pet., maar de door Japan gevolgde handelspolitiek wijst er op. dat men met deze stijgingen niet tevreden is en de outillage, welke Japan zich gelei delijk heeft weten te verschaffen, is het bewijs, dat men met groots energie op den eenmaal ingeslagen weg wenscht voort te gaan. Japan heeft behoudens tal van maatregelen, die wij in ons land om aller hande redenen niet wenscheiijk achten, of niet zouden kunnen treffen begrepen, hóe men een markt moet bewerken. Aan Nederlandsche zijde ontbreekt in dalt op zicht nog zeer veel. Geheel daarvan afge scheiden dient de vraag beschouwd te wor den: is Japan in staat haar in dat opzicht gevolgde politiek te blijven volhouden? Wie kennis heeft kunnen nemen van de outil lage van het Japansche handelsmuseum te Soerabaja niet wat betreft heit mu seumgedeelte, hetwelk m.i. een mislukking is maar wel wat betreft het Inlichtin genbureau, en weet op welke wijze het moe derland van daaruit van de noodige in lichtingen wordt voorzien, begrijpt, dait met de mest mogelijke ernst dit vraag stuk van Japansche zijde wordt behan deld. Japan's beste afnemers in 1932. De grootste afnemers in 1932 van Ja pansche goederen waren de Vereenigde Staten van N.-Amerika, China, Britsch-Indië en Nederlandsch Indië. Volgens een ana lyse uit de Oriëtal Economdslfc is het beeld van den Japanschen uitvoer in 1932 naar dezp vier landen het onderstaande: ei 2 c? .3 3 c!" i f- o o t> Esg ^3 -3 o S p,-S,rH 6 O. Vereen. St. v. Amerika 445.147 31.5 37 China 294.048 20.7 22.4 Britsch-Indië 192.491 13.6 9.6 Nederl. Indië 100.251 7.1 5.5 Uit deze cijfers blijkt, dat de afzet van Japansche producten in 1932 naar Britsch- Indië en Ned.-Indië toenam vergeleken bij 1931. Als invoerland is Japan voor China, Aden, Australië, de Philippijrien, Britsch-Indië en Nederlandsc.h-Indië van groot belang. Maar ook voor verschillende Europeesche landen. Met bijna alle Europeesche landen, uit gezonderd Frankrijk, Italië, Denemarken. Griekenland en Turkije, heeflt Japan een handelsbalans met een uitvoersaldo ten gunste dezer landen. Ook ons land heefi in 1931 en 1932 uit Japan ingevoerd voor een hooger bedrag dan de waarde van den Nederlandschen uitvoer naar Japan Blijkens de Japansche douanestatistiek is de waarde van den totalen invoer van Nederland in Japan in 1931 en 1932 resp. 2.9 en 3.9 millioen Yen en de invoer van Japan in ons land resp. 10.1 en 12.4 mil- lioen Yen. Deze verhouding maakt het voor ons land ni«t waarschijnlijk, dat Nederland ingrijpende maatregelen zal treffen tegen Japan, aangezien dit land dan hoogstwaar schijnlijk met afweermaatregelen zal komen. MOLLERUS. (Wordt vervolgd) Qcief* ito kowUs zijn spoedig verdreven met l/ftifahatdi's Vxndecs Per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Bij Uw drogist (Adv. Ingez. Med.) LETTEREN EN KUNST MUZIEK CONCERT DER HAARLEMSCHE BACHVEREENICINC. Wijlen Eugen d'Albert, die zelfs in zijn latere levensjaren, (toen hij zich nagenoeg uitsluitend aan compositie wijdde en zijn kla viertechniek verwaarloosde) als de grootste en geweldigste Beethoven vertolker onder de beroemde pianisten gold, heeft in de com mentaren bij zijn redactie van Beethoven's Vijfde concert o.a. geschreven dat dit ver- hevenste van alle klavierconcerten niet ge schikt voor vertolking door vrouwenhanden is. D'Albert heeft het eenigszins minder zacht en vriendelijk uitgedrukt dan ik het nu weer geef. maar dat doet niets ter zake. Zijn on vriendelijkheid vond ook niet haar oorzaak in afkeer van de schoone sexe, want de man is minstens vier (sommigen beweren: zes) maal getrouwd geweest en een zijner egades was de als pianiste niet minder beroemde Teresa Carreno. Haar zal hij ook wel niet met zijn opmerking bedoeld hebbenzij speelde de meest mannelijke collega's glad omver in haar vertolkingen van Tchaikowsky's besmin-con- cert en Schubert Tauzig's Militaire Marsch zal ik niet licht vergeten. Ook een pianiste als Elly Ney behoeft zich van d'Albert's op merking niets aan te trekken. Doch klavier heldinnen als de genoemde twee zijn uitzon deringen. En dat zijn uitspraak in 't alge meen wel waarheid kan bevatten is bij het laatste Bachconcert gebleken. Mile. Lelia Gousseau speelde ons het Vijfde Concert voor: netjes, nauwkeurig, ele gant, charmant wat wilt ge nog meer? Wat ik nog meer had gewild: ik had Beethoven willen hooren, Beethoven's geest, neergelegd in „het verhevenste aller klavierconcerten" en door de vertolking weer tot leven gewekt. In stee daarvan kregen we een auditie die op een einduitvoering van een conservatorium als het Amsterdamsche een heel behoorlijk figuur gemaakt zou hebben, en waar voor een pianist als de jonge Cor de Groot zich nauwelijks eenigszins zou behoeven in te spannen, maar die ons van gigantische in drukken ver verwijderd liet, je zelfs iemand in mijn nabijheid de opmerking deed maken: „ik heb nooit tevoren bemerkt dat er in die finale zóóveel herhalingen voorkomen. Dat is het: er zat geen stuwkracht in het spel van Mile Gousseau, geen geest die boven de materie der noten steeg en zoo bleef de toe hoorder ook aan de noten kleven en kon alleen de keurige smettelooze weergave waardeeren en de ongeschiktheid van den Pleyelvleugel ^Van^Anrooy had het pianoconcert omlijst door de „Oberon"-ouverture en Brahms' Vierde Symphonie, zoodat we een programma hadden gekregen dat zelfs voor den meest verstokten conservatief geen steenen des aanstoots be vatte. Kon hij bij de begeleiding van het kla vierconcert niet veel anders doen dan voor exacte aansluiting' met het orkest te zorgen, waarin hij dan ook volkomen slaagde, in de orkestwerken was hij zelf de baas. Hij heeft die positie niet gebruikt om ons met uitzonderlijkheden te verrassen, zooals b.v. Mengelberg een paar jaar geleden op een Bachconcert deed, toen hij kort voor het einde der Oberon-ouverture aan een verborgen middenstem een domineerende rol toebedeelde, maar hij heeft ons van het schitterende en eeuwig-frissche werk een klare auditie gege ven die in het stralende slotaccoord haar be kroning vond. Dat de Brahms-kenner en -apostel, die Van Anrooy is, aan diens Vierde Symphonie alle recht zou doen wedervaren, was te verwachten. Ook hier de klare expositie, die van hem vooral bij Brahms' schrijfwijze zoozeer te waardee ren is; een vaak opmerkelijk terughouden van de kracht der blazersensembles teneinde de klank der strijkinstrumenten niet in het ge drang te brengen: bovendien een groote lijn, die door de détailleering geen onderbreking vond, maar aan relief en duidelijkheid won. Daarnevens oogenblikken van jolijt in het Scherzo, het vroolijkste. en oogenblikken van gevoelsexpansie in het Andante, het warmste, dat Brahms in een zijner symponieën schreef. Hoe mooi en verzadigd was de klank van het strijkersensemble in die heerlijke melodie van het Andante, hoe mooi die van het koper in de koraalachtige accoorden van de langzame va riatie der Ciaccona! t Hier was winst in elk opzicht te boeken, zoodat de balans van dit Bachconcert een aan zienlijk batig slot oplevert. K. DE JONG. VERBETERING. In mijn verslag van de voorstelling der It al. Opera iH.D. van Dinsdag 23 Jan.) is een sto rende fout geslopen. Men leze: „Rest mij nog te memoreeren dat Font (niet: Faust) wel een mooie stem had" enz. k d J OPERA-CONCERT ..ZANG EN VRIENDSCHAP". Een klein stukje geschiedenis. De wereldgeschiedenis heeft ten allen tijde geleerd, dat de zich sterk ontwikke lende landen, die slechts de beschikking hebben over een beperkt grondgebied, naar uitbreiding daarvan uitzien. Zoo is het ook me: Japan gegaan. Na 1868 is de invloeds sfeer van Japan met rasse schreden toege nomen. Herinnerd mag worden aan de oorlogen tegen China in 1894 en tegen Rus land in 19041905. en aan de deelneming aan den wereldoorlog van 19141818. Vol gens een weloverwogen plan heeft Japan zich geleidelijk in het bezit gesteld van be paalde landsdeelen of heeft zijn invloed daar op dusdanige wijze versterkt, da: een groote mate van afhankelijkheid is ont staan. Zoo zijn achtereenvolgens verwor ven de Koerillen. Sachalen. Kamsjatka, Formosa, Korea, het Oostelijk gedeelte van Siberië, Mandsjoerije, welk land ijzer ertsen, hou: en waarschijnlijk petroleum bevat en de Rice Kioe-eilanden. terwijl de invloedssfeer in China in beduidende mate 3s toegenomen. De overbevolking van Japan zelf noopte tot deze gebiedsuitbreiding. Het aantal in woners van het oorspronkelijke eilanden rijk bedraagt 63 millioen, het geheele Ja pansche rijk telt 88 millioen inwoners. Emigratie en industrialisatie waren de aan gewezen geneesmiddelen. De zich Steeds uitbreidende industrie in eigen land had behoefte aan grondstoffen, die Japan zelf niet voortbracht, terwijl het afgewerkte pro duct weer om afzet vraagt. De uitbreiding van het grondgebied voorzag dus In een tweeledig doel: Geheel ongestoord kon dit uitbreidings proces zich n:e,t voltrekken. Hier en daar werd wel eens tegengestribbeld, maar de onmiskenbare geestdrift van het opkomende Japansche volk liet den klager gewoonlijk weinig tijd om al zijn klachten voldoende te metiveeren en in daden van afweer om te zetten. Het is volkomen verklaarbaar, dat Japan op zijn beurt afgunstig kijkt naar die landen, die in de Pacific beslag leggen op gebiedsdeelen, waarvoor in eigen omgeving blijkbaar ook wel gevoeld wordt. Zoo ook was hei' bezetten der eilanden: Thitu, Laito en Itu Aba. in de Zuid-Chi- neesche Zee ten Noord-Westen van Borneo door een gedeelte der Fransche vloot in den middenzomer 1933 een doorn in het oog der Jaoanners, Voor de positie van Nederland in de Paci fic is juist het feit, dat Frankrijk hier de eerste viool speelde m.i. belangrijk. Daar door wordt immers een al te overheerschen- de positie van een der groote mogendheden voo,rkomen. Het bergachtige karakter der Japansche eilanden.is oorzaak, dat slechts één zesde gedeelte van het eigenlijke Japan bebouwd Is. Het grootste gedeelte der bevolking be staat uit boeren. Meestentijds beschikt de boer over niet meer dan 1 H.A. land. Het klimaat laat toe, dat twee a drie- oogsten per jaar worden binnengehaald. Veel boeren zoons gaan als industriearbeider naar de stad. Het telen van zijderupsen is zeer ont wikkeld. Overal is de regeeringsinvloed krachtig, zooals bij het aanleggen van bevloeiings werken, het gebruik van kunstmest enz. Rijst is het hoofdproduct, hetwelk in de vlakte verbouwd wordt. Op de hellingen worden thee, graan, boonen en®, geteeld De teelt van suikerriet op Formosa wordt door de regeering krachtig gesteund, zeer ten nadeele van Ned.-Indië. De Japanners zijn Mongolen. De Invloed van het Boeddisme Is oorzaak dat de Ja panners weinig of geen vleesch eten; het vWebgebruik is des te grooter. De visscherij wordt van regeeringswege krachtig ge steund in den vorm van premies voor mo derne visschersschepen enz. De industrie, die van 1868 dateert, on dervindt eveneens allen steun van re geeringswege. Subsidies uit de staatskas zijn daarvoor het geschiktste middel. Daarbij wordt door hooge invoerrechten het buiten- landsche product zooveel mogelijk geweerd. Het wereldgoederexverkeer in 1932 en de positie van Japan Ui -en becijfering van de „Reichskredit- gesellschaft" te Berlijn, gepubliceerd .n „Deutschlands wirtschaftliche Lage an der Jahreswende 1932-1933", blijkt, dat de buitenlandsche handp* van 48 staten in 1932. voor zoover betreft den invoer, met 35.7 procent is achteruitgegaan, vergeleken bij 1931 en de uitvoer met 36 procent. Deze cijfers spreken voor zich ze'f. Maar nog veel schriller is de tegenstelling, wanneer men de jaren 1932 en 1929 vergelijkt. Dan blijkt de invoer met 60.5, de uitvoer met 62.2 procent te zijn gedaald. De mij ter be schikking gestelde plaatsruimte staat niet toe een beschouwing te geven omtrent het verband tusschen den achteruitgang van den buitenlandschen handel en bepaalde typen van staten in Europa. Maar wel is het wenscheiijk Japan's positie nader te beschouwen. Tot op zekere hoogte heeft dit land in het wereldgoederenverkeer een zeer bijzondere plaats kunnen innemen. Verschillende oorzaken hebben daartoe medegewerkt. Zoo zijn bijv. vele inwendige conflicten in het Britsche Imperium ten deele door Japan op handige wijze „aus- genützt". Daardoor heeft dit land nieuwe afzetgebieden kunnen vinden, zonder dat tegelijkertijd bestaande afzetgebieden ver loren zijn gegaan. Daarnaast hebben de lage productie kosten in Japan zeker mede gewerkt om de Japansche concurrentie over een zeer groot afzetgebied krachtig te deen gevoelen. Onder die omstandigheden za1 h~t riet al te zeer verbazen, wanneer men verneehi'. dat de Jaoan-che bu'ten- iandsche handel tusschen 1931 en 1932 nog in beteekenls is toegenomen. De uitvoer steeg van 1.179.211 millioen op 1 457.245 miliicen Yen en de invoer van 1.319.06 mil lioen Yen en de invoer van 1.319.406 mil lioen op 1.524.516 millioen Yen. Het doel DE K. L. M.-DIENSTEN NAAR ENGELAND. PLESMAN GEEFT EEN UITEENZETTING TE HULL. HULL, 23 Januari (Reuter) In een rede tijdens de conferentie in Guildhall gehouden, verklaarde de heer Plesman. directeur der K. L. M.. dat hoewel de K. L. M. subsidie van de Nederlandsche regeering ontving, de nieuwe verbinding tusschen Amsterdam en Huil niet daaronder begrepen was. Hij zou den dienst slechts in stand kunnen houden indien de lijn rendabel was. Bij de in stelling van een dienst HuilManchester was men van de overweging uitgegaan, dat er vele industrieele centra i nhet Noorden waren, vanwaar goederen naar het vasteland en naar Scandinavië gezonden konden worden. Voorts bestaat het plan om mettertijd pro ducten naar Finland, en zoo mogelijk naar Rusland te vervoeren. De Kon. Liedertafel „Zang en Vriendschap" geeft Vrijdagavond 26 Januari een opera concert in het Gemeentelijk Concertgebouw met medewerking van de Haarlemsche Or kest Vereeniging en de solisten van de I:a- liaansche Opera Luigi Fort (tenor) en Leo «iccioli (bariton). Het programma luidt als volgt: Wilhelmus, voor mannenkoor bewerkt door Fr. J. Roeske. Voorspel tot de Opera „Faust" Ch. Gounod, orkest. Soldatenkoor uit de opera „Faust", Ch. Gounod, koor en orkest Triomfmarsch uit de opera „Aida", G. Verdi orkest. Cavatine uit de Opera .,11 Barbiere di Siviglia". G. Rossini, bariton en orkest Aria „Adio Mignon" uit de opera „Mignon" A. Thomas, tenor en orkest. Fragmenten uit de opera ..Carmen", G. Bizet. orkest. Voorspel uit de opera „Die Me'sterslnger von Nürn- berg", R. Wagner, orkest. Pe!g?'mckoor u:' de Opera „Tannhauser". R. Wagner, koor er orkest. Aria „Ui par d'udir" uit de opera „I Pescatori di Perle". G. Bizet. tenor en orkest. Duet „Del Tempio a' L'ro'ta"" uit de opera „I Pescatori di Perle", G. Bize-t, tenor, bariton en orkest. Stadsschouwburg. LITTERIS SACRUM. Mejonkvrouwe de la Seiglière. Het is een aardig gebaar van een dilettan ten-vereeniging, een zustergezelschap uit te noodigen ook zonder dat er een tooneelwed- strijd in het spel is. Vooral wanneer de uitge- noodigde vereeniging over talenten beschikt, welke de gastvrouwe in de schaduw zouden kunnen stellen. In zoon geval blijkt de kunst te gaan boven de plaatselijke en persoonlijke gevoeligheid. Het bestuur van J. J. Cremer heeft zich waarlijk kunstlievend getoond, toen het met terzijde stelling van elke gedachte aan mo gelijken naijver, het Leidsche Litteris Sacrum naar Haarlem haalde om zijn leden te laten genieten van een vertooning, die men eigen lijk niet meer met de maat van het liefheb- berij-tooneel kan meten en waarmee een be roepsgezelschap alle eer zou hebben ingelegd. Wat deze Leidenaars gisteravond met de voorstelling van Mejonkvrouwe de la Seiglière hebben te aanschouwen gegeven, was in alle opzichten zoo gced als volmaakt. Zij hebben dit oude en afgespeelde blijspel in zulk een frisschen vorm en met zooveel dramatisch élan ten tocneele gebracht, dat er de glans van het gloednieuwe over straalde. Oud en afgespeeld wordt dit blijspel, mits in een zoo welgeslaagde weergave eigenlijk ook nimmer. Men vergeet onder den geestigen dialoog de bekoorlijke inkleeding. de gratie van het snel en den vlotten en pittigen gang van het stuk de voorhistorische middelen als het „terzijde" en de „brief". Dozijnen „mo derne" prullaria leggen het af tegen dit on derhoudende product uit de oude doos. Mejonkvrouwe de la Seiglière kon even goed Markies de la Seiglière heeten. Want eigenlijk is de ruwe, kort- aangebonden maar innig goedhartige oude heer de ziel van het stuk. De heer B. Hageman heeft dit amusante personage met rijkgeschakeerde kleurigheid gestalte gegeven. Zonder zijn stem te forcee- ren of zijn gebaar te chargeeren heeft hij de trekken van dit type met forsche plastiek vastgelegd en met zijn creatie van het begin tot het einde geboeid. Het kan zijn. dat het overwicht van deze rol in het onderhavige geval meer aan den acteur dan aan de rol zelf heeft gelegen en dat een gelijksoortige actrice Mejonkvrouwe de la Seiglière minder bij den Markies op den achtergrond nad geschoven. Alle lof voor me juffrouw G. T. van Oortmerssen, die bij een uitbeelding als die van den heer Hageman wel min of meer op het tweede plan moest blij ven. maar toch door haar fijn en charmant voorkomen en gevoelige dictie een sterke illu sie wekte. Ook mevrouw C. HagemanVerhagen ken merkte zich door een dergelijke ietwat gemoe delijke zachtheid, welke oo de fluweelige zoet sappigheid van de Barones de Vau- bert meer nadruk legde dan op haar boosaardige valscheid. Wij kun nen ons deze figuur scherper, venijniger voor stellen, vooral in de oogenblikken, waarin zij haar zelfbeheersching en daarmee haar mas ker verliest. Maar voor het type, dat met de uiterlijke verschijning van deze actrice en het timbre van haar geluid het beste in over eenstemming was, valt ook veel te zeggen en in elk geval is er aldus een harmonische uit beelding gecreëerd. De advocaat, door den heer H. de Wilde ge speeld, moest er aanvankelijk even „in" ko men en het publiek moest eerst aan ziin eigen aardig geschminkten kop en zijn merkwaardi- gen loop wennen. Maar spoedig ontplooide ook -deze acteur zich als een eerste-rangskracht. ■Bij een van zijn beste scènes onthaalde de zaal hem op een apolaus bij open doek. De heer H. G. Frentzen als Bernard, de nobele boerenzoon, kranig en kloek van ge stalte en van karakter en de heer J. W. Nieu- wenhuizen Segaar als Raoul, de bloedelooze edelman-kamergeleerde vormden een voor treffelijke tegenstelling. Ook hier had men zich voor overdrijving gehoed, waarvoor de laatste figuur anders licht aanleiding geeft. De heer P. A. Wisse speelde met de beschei den terughouding, welke de rol eischt, den kamerdienaar Jasmin. Een bijzondere aantrekkelijkheid van deze vertooning was het weloverlegde en juist af gemeten -amenspel, waarin men de hand van een bekwaam regisseur herkende. De heer B. Hageman, die behalve de hoofdrol ook deze functie vervulde.blijkt ook een man van smaak en met zin voor goede kleurencombinatie, ge tuige de costumeering en de verdere aan kleeding, welke aan het spel een vroolijk en feestelijk kader verschafte. De leden van Cremer. die door bemiddeling van hun bestuur de gasten met eeniee bloem stukken hun welgezindheid hebben doen blij ken. hebben den heelen avond door gevoelige reactie op het sort op nog overtuigende wijze bewondering doen kennen. Na afloop van de voorstelling hebben ziï -ich nog eenigo uren in het Kegelgebouw on der dans en bii muziek van The Musical Lu natics vermaakt. H. G. CANNEGIETER „ZOO MOOI ALS ZONNESCHIJN". Ter aanvulling van het verslag in ons num mer van Maandag van het Zaterdag en Zon dag in den Stadsschouwburg opgevoerde sprookje .Zoo mooi als zonneschijn" zij nog vermeld dat de muzikale leiding berustte bij mevr. KrugerSmits, te Heemstede. HELENA SMIRNOVA t Aan de Tel. wordt uit Buenos Aires het overlijden gemeld van de bekende Russische danseres Helena Smirnova. eens een der ster ren van het Théatre Marie te Petersburg. In later jaren boekte zij met haar man Boris Romanoff successen in Parijs. Een ernstige ziekte maakte een einde aan haar carrière als danseres. Zij vestigde zich toen als ballet meesteres in Buenos Aires. HOE STOCKHOLM WILLY FRITSCH ONTVING. Dezer dagen is aan de filmster Willy Fritsch bij zijn aankomst te Stockholm een stormachtige ontvangst bereid. Meer rUn 2500 menschen meest dames hadden zich voor het Centraal-Station verzameld: het pu bliek drong zoodanig op om den filmheld te naderen, dat de politie Willy Fritsch moest helpen de op hem wachtende auto te berei ken. aldus vertelt het Ale. Handelsblad. Voor het zoover was, was een groot stuk van een der mouwen van zijn jas afgerukt, waaraan drie knoopen ontbraken en had hij van de bloemen, die hem waren aangeboden, alleen nog maar de stelen over! Donderdag vertrekt Willy Fritsch naar Ko penhagen. j STADSNIEUWS Mr.Stoop stelt fusie voor Sportfondsen achten het plan onaanvaardbaar. De bouw van een nieuw bad beteekent werkverruiming. Mr. A. Stoop heeft aan de N.V. „De Sport fondsen" een voorstel tot fusie gedaan van het bestaande Stoop's Bad en het op te rich ten bad in het Frederikspark, de plaats van het vroegere Brongebouw. Daarin werd voorgesteld het kapitaal van Stoop's Bad te reorganiseeren en terug te brengen tot f 300.000, waarbij de crediteur, Mr. A. Stoop een accoord zou aanvaarden van f 5000 per jaar. In deze gereorganiseerde N.V. zou de oude N.V. voor f 200.000 deel nemen, waarvoor zij dan de bestaande zweminrichting in zou brengen, terwijl de N.V. „De Sportfondsen" voor f 100.000 deel zou nemen en daar voor de inrichting zou moderniseeren, door b.v. het bassin te vergrooten. Het kapitaal zou eventueel voor den aan leg van een open bassin met f 50.000 kunnen worden vergroot waarin de beide partijen dan voor een gelijk aandeel zouden kunnen bij dragen. De Sportfondsen zouden een commissaris benoemen en de leiding zou in handen blij ven van Stoop. „De Sportfondsen" hebben medegedeeld dat zij na ampele overweging tot de conclusie is gekomen dat het voorstel onaanvaardbaar is. daar dit voorstel inhoudt dat er in het Zuiden van Haarlem geen overdekte zwemin richting zou komen wat een uitdrukkelijke wensch is van de spaarders. „Overigens zijn wij steeds gaarne bereid voor de gemeen schappelijke belangen van de beide inrich tingen overleg te plegen.', aldus besluit dit antwoord van de N.V. „De Sportfondsen". Weer een adres aan den gemeenteraad. De N.V. „De Sportfondsen" hebben een adres aan den gemeenteraad gezonden, als antwoord op de cijfers die de heer Taco Mul der heeft medegedeeld aan de spaarders van „De Sportfondsen" op de vergadering die ver leden Vrijdag werd gehouden, welke cijfers hij ook aan den gemeenteraad heeft gezon den. Deze getallen hebben wij in ons nummer van Maandag vermeld, en kwamen daarop neer dat volgens den heer Taco Mulder het aantal baden per inwoner tot ruim 2 zou moeten stijgen, om voor het Sportfondsenbad een sluitende begrooting te verkrijgen. Voor Haarlem zal op niet meer dan 1.7 bad per inwoner per jaar gerekend kunnen worden. Mr. A. Stoop teekende daarbij aan dat dat wellicht mogelijk zou zijn na jaren van ver lies op de exploitatierekening. Op het oogen blik wordt er te Haarlem bijna 1 bad per in woner per jaar genomen. De Sportfondsen maakt hierbij nu de op merking dat het uitgangspunt van den heer Taco Mulder verkeerd is. Hij vergeleek nl. Haarlem met andere steden als Utrecht en Rotterdam die een ongunstiger cijfer te zien geven. Volgens De Sportfondsen zijn deze lage cij fers te wijten aan het feit dat de badinrich tingen in die steden volkomen onvoldoende zijn om aan de eischen te voldoen. De bouw van Amsterdamsche zweminrich tingen heeft bewezen dat aan de bestaande inrichtingen geen schade werd gedaan en dat hun bezoek zelfs nog toenam. De direc teur van den G. G. D. heeft zelfs eens ge zegd: „Bouwt zweminrichtingen en de zwem mers komen van zelf". Er zou in Amsterdam behalve de reeds bestaande vier inrichtingen nog plaats zijn voor nog vier andere. De vraag is slechts welk maximum bezoek men in een gemeente kan verwachten, welke vraag niet makkelijk is te beantwoorden, daar dit van plaatselijke omstandigheden af hangt. Wel 'kan men met vrij groote zeker heid zeggen waar de frequentie nog zal moe ten toenemen. Daarom zijn ook vergelijkin gen met andere steden, die een hooger getal aangeven dan Haarlem, verkeerd. Daarom meent de N.V. „De Sportfondsen" ook dat een badinrichting in Zuid-Haarlem voldoende baders zal trekken om niet alleen een sluitende exploitatierekening te verzeke ren doch ook om zelfs nog een winst toe te laten. Stoop's Bad zou, indien de oorspron kelijke kosten niet te hoog waren geweest, van een sluitende exploitatierekening verze kerd kunnen zijn, daar het aantal bezoekers niet zal verminderen. Daar echter de oor spronkelijke kosten een dergelijke last zijn voor de exploitatierekening, terwijl de capa citeiten van het bad zeer klein zijn. kan men moeilijk anders dan groote verliezen ver wachten, meent het adres van De Sport fondsen. In Haarlem wordt zeer veel gezwommen. De cijfers van de openluchtbaden bewijzen dat. Voor een bad dat op een centraal punt is gelegen zooals in het Frederikspark zal men op 200.000 baden per jaar mogen reke nen. De tariefspolitïek. die de N.V. De Sport fondsen zich voorstelt te voeren, zal een be langrijke factor wezen. Het adres noemt ook nog enkele cijfers over gestorte spaargelden. Vóór dat de gemeente Haarlem medewerking wilde verleer en moes ten er 750 inschrijvingen zijn Amsterdam stelde destijds als eisch 800. Toen was er f 50.000 door de Amsterdamsche spaarders gestort. Kort na de opening van het Amster damsche bad waren er 1206 spaarders die te zamen f 146.792.97 hadden gestort en op 31 Mei van het vorig jaar was dit totaal f 337.227.35. In Haarlem zijn ook 800 inschrijvingen bij een met f 60.000 gestort. In het Amsterdam sche Sportfondsenbad was f 600.000 geïnves teerd en in het Haarlemsche circa f 300.000. Tenslotte wordt de aandacht gevestigd op de waarde van werkverruiming die de bouw van een bad medebrengt, daar 58 procent van den prijs aan arbeidsloon wordt u!toe geven en 27 procent aan mater'?'»*? van Ne derlandsch fabrikaat waarin dus ook voor een gedeelte arbeidsloon is begrepen. Bovendien is in het bestek de bepaling ge maakt dat minstens 70 procent van dc te werk te stellen arbeiders inwoners van Haar lem moeten zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10