Japansche warenhuizen in N. O.-Indië. HONIG'S ©SSESTAARTSOEP 6 borden voor 20 ets. STAATSGEHEIMEN. MAANDAG 29 JANUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 MUZIEK. Is er dus in Stolz' muziek al weinig origineels, in het midden heeft zij toch een begeleidende muziek gegeven, die althans fijn en beschaafd klinkt en waar de gelijke nis niet al te dik np ligt. Van de vertolkers waren de meesten goede bekenden. Hirsch heb ik al genoemd; in Paul Harden had hij een tweelingbroeder, die behalve in de volmaakt gelijke kleeding weinig op hem geleek en aanmerkelijk beter zong. Bovendien heeft Harden een tenorstem en Hirsch ja wat heeft die eigenlijk? 't Doet er ook niet toe; men komt niet om zijn zang. Albert May's be schaafd barftongeluid was weer aangenaam te hooren en toen hij in een der en tre acles op het dirigeergestoelte steeg en als voorzanger optrad had hij spoedig het ge- heele publiek met zich mee; En het bleek dat hij heel aardig onze taal spreekt. Nieuwe verschijningen voor ons waren Arno Velecky en Anny Hildebrandt. de eerste een tenor, die zijn stemmiddelen wellicht door meerdere scholing nog verbeteren kan zijn mezzc voce blijft geheel binnensmonds zitten), de tweede een verdienstelijke soubrette. Claire Clairy trok meer door spel en dans dan door zang de aandacht; haar pittigheid en levendigheid zijn te waardeeren. maar zij hoede zich voor overdrijving. Herbert Weis- bach's onnavolgbare komische kracht werd ditmaal door zijn ze ven mij Is-bottin es nog verhoogd. Fritz Geiger was een theater directeur, bij wiens deftige verschijning zijn lustige dansen eigenlijk weinig paste, maar daarvoor was 't een operette. Des theaterdienaars Weigel's drink- capaciteit hebben we met verbazing gade geslagen; Walter Triebei heeft ons echter ook °P aiIdere w^ze door zÜn sPel geamu seerd. Susi Kramer en Leo Reicher voldeden in ondergeschikte rollen. Vermelden wil ik nog dat Jozef Ziegler deze operette zonder partituur dirigeerde evenals Toscanini dat met Wagner-opera's doe£. Verdere punten van overeenkomst tus sen beiden heb ik niet waargenomen. Maar we! zou ik Jozef Ziegler in alle be scheidenheid m overweging willen geven het klankvolumen van koper en slagwerk iets te matigen, althans voor onze schouw burgruimte. Van de decors van Gerard Vroom trok het taart-decor'" met de IS kaarsen bijzonder ae aandacht. De costumeering was als se- woon.ijk tip-top en de zaal, ook als gewoon lijk, zoo goed als uitverkocht. K. DE JONG. HET TO ON EEL. REINHARDT-BüHNE. DER DIENER ZWEIER HERREN. Zoo heeft dan ook Haarlem op een middag en avondvoorstelling haar Reinhardt-opvoe- ringen gehad. De Stadsschouwburg' was min der vol dan de Oostenrijkers na hun succes te Amsterdam en Den Haag misschien hadden verwacht maar met zulke hooge prijzen en dan vlak na een voorstelling van Fritz Hirsch had men in dezen crisis-tijd moei lijk twee maal, op een Zondag nog wel voor dure voorstellingen te Haarlem altijd de minst geschikte dag op volle zalen kunnen rekenen. Toch waren de goedkoope rangen geheel bezet, een bewijs dus, dat er ook hier wel degelijk belangstelling voor Reinhardt's kunst was. En de ontvangst van Der Diener zweier Herzen is beide keeren zóe geweest, dat wij ook te Haarlem van een triomfaal succes mogen spreken. Heet publiek heeft herhaaldelijk vooral vóór de pauze na de door Hermann Thimig met zoo onover trefbare, komische uitbundigheid gespeelde eetscène en aan het slot de spelers geest driftig toegeklapt. Telkens en telkens weer moest na de voorstelling van gisteravond de matinee woonde ik niet bij het doek omhoog en was het vooral Thimig. die deze ovatie gold. zooals wel heel duidelijk bleek. WEES ZEKER VAN UW ZAAK! Wees niet tevreden met „misschien" Zoogenaamde „Aspirin", die de echte niet is, helpt 0 misschien van uw pijn af. Zij is misschien onschadelijk .voor uw hart, uw maag, uw nieren. De echte Aspirin helpt zeker en is zeker onschadelijk voor uw hart, maag en nieren. De echte Aspirin is kenbaar aan het Bayer-kruis en aan den oranje band om de verpakking. toen andere spelers zich hadden terug ge trokken en Thimig alleen op het toonel stond. Maar ook de andere artisten hadden recht op de ongewoon-warme hulde en het meest nog de reeds naar Parijs vertrokken leider Max Reinhardt, die toch de ziel van deze heele opvoerig is geweest. „Ik vind het toch eigenlijk meer aardig dan mooi. Je neemt er zoo weinig van mee!" zei me na afloop der voorstelling een dame, die van een tooieelavond in ae eerste plaats als in een kerk geestelijke verheffing ver langt. Zij was waarschijnlijk niet de eenige die zoo oordeelde. Hollanders zijn nu eenmaal altijd min of meer zwaar op de hand en wil len van een tooneelstuk allereerst, dat er iets „In" of „achter" zit Nu. daarvan is bij dezen Italiaan geen spra ke; wij behoeven achter Der Diener zweier Herren niets zwaarwichtigs te zoeken. Wij krijgen geen wijze lessen van Goldoni mee naar huis. Het is louter amusement, licht en luchtig, speelsch en vroolijk fleurig en kleu rig', enkel zonnige kunst, zooals wij die uit het zonnige Italië kunnen verwachten. Wanneer het niet zóó werd gespeeld, met zulk een fan tasie en bravour. zoo virtuoos en brillont, zouden wij het misschien ook wat leeg hebben egvonden voor een heelen avond, waar Rein hardt heeft ons getoond, wat voor speelmoge- lijkheden zoo'n simpel blijspelletje biedt. Hij bespeelt het en maakt het tot muziek. Was het geen vreugde om er naar te zien? Wij keken er naar zooals wij luisterden naar de muziek van Mozart, waar ook niet altijd wat „in" of „achter" zit. maar die wij mooi vinden, omdat het zoo puur muziek is. En zoo was deez avond ook puur tooneel. Wij genoten, omdat Reinhardt de oevoering van dit een voudige, naieve blijspelletje, waarin Truffal- dinos maag een grooter aandeel heeft dan zijn hersenen tot een juweeltje van tooneelspeel kunst maakt. Een divertissement, eigenlijk niet meer. maar dat heel den avond boeit en ver maakt en waarin de regisseur zijn bedoelin gen het oude tooneel weer te doen op bloeien en ons de illusie te geven een Italiaan- sche voorstelling in den trant van de Com media dell' Corte bij te wonen volkomen bereikt Hermann Thimig was ook nu weer de ziel van deze voorstelling. Hij geeft er wel het meest vaart, geest en levendigheid aan. Wat vult deze acteur het tooneel met zijn uitbun dig, maar toch altijd beheerscht spel. Hij is van een bewegelijkheid, die aan Puck in Mid- zomernachtsdroom herinnert, hij springt, glijdt, duikelt danst, hij is de gladde, vlugge „arlequin", maar die toch aldoor mensch blijft. Hij wordt ook in het clowneske nooit flauw en er i3 heel den avond geen moment van inzinking bij hem te bespeuren. Wat voet hij dat spel met de gelatine-pudding niet op tot een onweerstaanbaar kiomisich tooneel! Dit pudding, een eenvoudig stuk requisiet, wordt een levend element in de voorstelling. En zoo wordt dit ook de schaal met ..Nuddelu'', waarop hij aanvalt, wanneer hij eindelijk aan den slag zal slaan. Zag men ooit een zoo gro tesk eetfestijn als van dezen daar op zijn een tje etenden Truffeldino, die heel het tooneel vulde met zijn schranspartij Het was gisteren niet de eerste maal, dat Hermann Thimig te Haarlem speelde. In een interview met Annelen in het Algemeen Han delsblad las ik. dat hij indertijd reeds met een troep, die zich „de Meiningers" noemde, in Holland was geweest. Ik heb. naar aanleiding daarvan mijn oude tooneelcritieken eens op gezocht en zag daaruit dat hij toen om pre cies te zijn. 20 April 1914 in den schouwburg aan den Jansweg den hofmaarschalk Kolb in Kabale und Liebe heeft gespeeld. „Wij stellen ons den hofmaarschalk fijner en geestiger voor dan Thimig hem gaf", schreef ik toen. Het moest 20 jaar duren, voordat hij in ons land terugkwam, nu als een acteur, die door het witte doek vooral een wereldnaam zich had verworven. Dat Hermann Thimig in deze 20 jaar ondanks het spelen voor de film mogen wij wel zeggen ook op het tooneel tot een komische kracht van de eerste grootte is gegroeid, heeft hij ons met zijn Truffaldino wel overtuigend bewezen. Over het spei der anderen behoef ik na mijn verslag over de Amsierdamsche voorsiellingen in ons blad van 18 Januari thans niet veel meer te schrijven. Er is een zoo groote eenheid in dit ensemble, dat wij wel van volmaakt samenspel in den geest van Reinhardt mogen spreken. Met bijzonder veel genoegen zag ik weer de met zoo veel brio gespeelde travestie van Margarete Melzer, het kostelijke paar Pan- talone en de Dottore van Josef Danegga en Wilhelm Schick, de hyper-romantische, be koorlijke Rosaura van Dagny Servaes. de dar tele, schalksche Smeraldina van Camlile Spira welk een voortreffelijk, hoog komisch too- neeltje werd dat liefdes-duet van haar en Truffaldino den Spaansch hevigen Silvia met de sidderende snorre van Raoul Lange. Laat ik ook niet Theodor Danegger vergeten, die elke entree van den eersten „Aufwarter" tot een grotesk moment wist te maken. En het fijne harlekijntje van Natatie Diakanowo, die met haar gracieuse dansen de verschillende tafereelen aan elkander verbond. De opvoering van Der Diener zweier Herren was een evenement in dit tooneelseizoen. Moge Reinhardt Haarlem niet passeeren wan neer hij in April met Maria Stuart en Das grosze Welttheater van dat laatste stuk heb ik in een Reinhardt-opvoering te Salzburg een onvergetelijke herinnering bewaard in Hol land terugkeert. J. B. SCHUIL. NOG TWEE SLACHTOFFERTJES TE ALEM. EPIDEMIE BIJNA GEWEKEN. Zooals wij reeds hebben gemeld, is de ma zelenepidemie te Alem bijna geweken. Des niettemin zijn dezer dagen nog twee kinde ren uit één gezin aan deze ziekte overleden. Voor een derde kind uit dit gezin bestaat nog levensgevaar-, In den loop van deze week zal het onder wijs op de o. 1. school, welke een tijdlang ge sloten is geweest, hervat worden. NEDERLANDSCH-BELGISCHE BESPREKINGEN IN DEN HAAG? NOG TWEE WEKEN CONFERENTIE IN BRUSSEL. De onderhandelingen, die te Brussel tus- schen de Nederlandsche en Belgische ge delegeerden werden gevoerd over de Neder- landsch-Belgische economische verhoudin gen. zuilen nog gedurende onbepaalden tijd worden voortgezet. Naar aan de Tel. werd verzekerd kunnen zij nog wel een veertien tal dagen duren. De mogelijkheid bestaat echter, dat de onderhandelingen even wor den onderbroken en in Den Haag zullen worden vorot-gezet. In verband met de contingenteeringen werd aan de ..Libre Belgique" door een be voegde instantie in de textieindustrle. die blijkbaar met officieele persoonlijkheden m relatie staat, medegedeeld dat vandaag tusschen den minister van Landbouw en tusschen diens ambtgenoot van Handel een bespreking zal plaats hebben betreffende de treurige situatie in de textielindustrie. Deze industrie heeft zwaar te lijden van de voorwaarden, die hier in Nederland wor den gesteld, en die haar oorzaak vinden in het feit. dat Nederland, ontstemd is door de restrictiemaartegel welke door België worden toegepast ten aanzien van den In voer van landbouw producten. Zullen zij voldoende klanten trekken? Tot voor korten tijd beperkte de invoer van Japansche goederen zich in N. O.-Indië tot een aantal groepen, waaraan bijv. meubels, piano's en gebruiksartikelen ontbraken. Daar aan zal nu ook een einde komen. Het Japan sche warenhuis heeft zijn intrede gedaan. Behalve de Japansche „toko's, die zich in steeds grooter aantal over Indië hebben verspreid. komt dus nu de grootste concurrent dier particuliere detail- listenbearijven op het tapijt. Het is natuur lijk uitgesloten ook maar met eenige zeker heid te zeggen of het Japansche warenhuis kans van slagen zal hebben. De voorbereiding dateert reeds van 1928. In dat jaar overwoog men in Tokio om op Java een warenhuis op te richten, in hoofdzaak om den boycot der Chineezen te weerstaan. In verband met het feit, dat deze boycot gaandeweg is verloo- pen raakte het warenhuisplan op den achter grond. In 1933 heeft de directeur van Daishin Co., de heer Shigezo Okano, de leiding op zich genomen van het te Soera ba ja opgerichte Japansche warenhuis Tokio Tjyoda, nadat in Bandoeng een dergelijke verkoopgelegenheid opj kleinere schaal tot stand was gekomen. Het personeel te Soerabaja bestaat uit Ja panners, Inlanders en Chineezen. Eerstge- noemden bezetten de belangrijkste posten. In een interview met den directeur bleek reeds, dat men wel moeilijkheden vreesde ten aanzien van de z.g. verkoopkracht dezer oe- dienden. Ik kan mij die vrees volkomen be grijpen. Als men in ons eigen land ziet- hoe bedroevend slecht men dikwijls geholpen wordt in winkels, dan is wel als zeker aan te nemen, dat het beschikbare materiaal in Indië voorloopig zeer onwennig zal staan te genover het koopende publiek. Er zal veel Adv. Tnaez. Med.) geleerd moeten worden en het is de vraag of het grootste gedeelte het wel ooit zal kun nen leeren. De heer Shigezo Okano heeft een zeer optimistischen kijk op de mogelijkheden zijner nieuwe creaties. Immers, hij deelde mede niet bang te zijn voor concurrentie van kleine toko's, evenmin voor mededin ging van Europeesche warenhuizen. De laat- sten zouden altijd duurder te exploiteeren zijn dan de Japansche warenhuizen, zelfs, al zouden deze Europeesche inrichtingen uit sluitend Japansche goederen verkoopen. De tijd zal ook in dit opzicht moeten leeren. Op dit oogenblik staat wel vast, dat de exploi tatie der Japansche toko en van het Japan sche warenhuis beduidend goedkooper is dan van de overeenkomstige Europeesche colle ga's. Het is natuurlijk allerminst zeker dat een warenhuis werkelijk voldoende menschen zal trekken. Men dient wel te bedenken, dat men het Europeesche publiek niet kan ver gelijken met de consumenten in N.O.-Indië. Het aantal Europeanen is ginds in verhouding tot de groote massa consumenten gering. De eerste symptomen van den te verwach ten strijd tusschen het warenhuisbedrijf en het particulier detaillistenbedrijf hebben niet lang op zich laten wachten. Het Ban- doengsche warenhuis van Daishin Co. ont ving nl. van de Japansche toko's te Bandoeng het verzoek over te gaan tot Zondagssluiting. Of daardoor een afdoende concurrentiebeper- king verkregen wordt is zeer te betwijfelen. Ook de Chinees ondervindt concurrentie van het zich ontwikkelende warenhuisbedrijf. Hoe men ook tegenover dit probleem van den strijd tusschen beide verkoopinrichtingen staat, één ding is zeker: de praktijk zal ten slotte beslissen. Aan den Japanner Okano komt de eer toe den Chinees van de plaats te gaan verdringen, waar deze reeds twee eeuwen den scepter zwaaide. Nieuwe perspec tieven openen zich. Dat de Japanners daarbij een belangrijke rol zullen spelen is wel ze ker. MOLLERUS. FRITZ HIRSCH-OPERETTE. ZWEI HERZEN IM DREIVIERTELTAKT. Over het vele goede in de voorstellingen van het Fritz Hirsch-Ensemble heb ik reeds vaak uitgeweid. Vlot tempo, mogelijk gemaakt door volkomen ingespeeldheid en kennis der rollen; levendige regie, die geen doelloos verblijf op het tooneel, geen onnatuurlijke groepeering duldt; oorspronkelijke decors, die een onuitputtelijke fantasie verraden; elegante kleedij, waaraan zelfs niet het_ ge ringste onderdeel onverzorgd is; goed inge studeerde ensemble-dansen aan welker sier lijkheid de soms beperkte ruimte geen af breuk doet. Zoo zijn deze voorstellingen steeas een lus voor het oog. en dit zou reeds voldoende zijn om het drukke bezoek te verklaren. Ik zou de refrein-woorden van het entréelied kunnen aanhalen Das muss doch wirken das wirkt doch immer! Das is was für's Publikum! Maar de tekst daarvan vervolgt: Da krieg'n die Leut'gleich so einen Schimmer. So ein gewisses Fluidum! Dat „fluïdum", dat is er. Dat doet het 'm, misschien nog meer dan al wat Ik in het begin van dit verslag opsomde. En dat is in de eei- S plaats aan Frits Hirsch self te danken op wien de laatste vier regels van het refrein direct van toepassing zijn: Und kommt der Komiker vom Anfang schon raus, Begrüsst von allen mlt lieber Applaus, Dann ist scVn die Stimming für den Abend gemacht, Es freut sich hier alles und der Komiker. der lacht. Hirsch kwam reeds in het begin op; men applaudisseerde* Men bewonderde de fraaie tweeling-pyama's der „tweelingbroeders" Fritz en Paul, men lachte en Fritz en Paul lach ten ook. De stemming was er en bleef. Er is meer in den tekst van dat entrée lied, dat willens of onwillens waarheid bevat Paul en Fritz zijn letterkundigen, die samen libretto's schrijven. Paul vindt het zelfs in de kleinste operette moeilijk om dichter te zijn Fritz vindt dat juist in de operette gemakke lijk. 't Is maar hoe men 't opvat. Zeker is 't dat de dichterlijkheid der meeste operettetek sten niet bijzonder groot is, maar „invallen" zijn er wel. grappige en geestige, en daarom doet het'geen schade, als men van te voren weet. „dass der Tenor sein Madel krijgt" en volgt men telkens weer het verloop der han deling met genoegen, vooral wijl alles zoo smakelijk door Hirsch en de zijnen opgediend wordt. Invallen, „Einfalle" de componist Robert Stolz had er minder dan de tekstauteur Robert Gilbert. Bij het entrée-lied schreef hij een redelijk muziekje 't^ tweede num mer reeds was een goedkoope jazz-bastaard: een paar nummers verder kregen we een ordinaire schreeuwerige marsch, nog even later een wals met veel en hard bekken- gedruisch. Een wals, daar draait de hande ling dezer operette om, maar om een andere, verloren geraakte en weer gevondene. Er komen er nog meerdere in, zelfs een met coloratuur, heel aardig door Hedi (Friedel Dotza) gezongen. En er komen ook citaten uit „Die Meistersinger" en „Lohengrin" in j voor en we krijgen een heel lijstje van componisten die in Weenen gewoond heb ben. Denn nur dort bei Schubert und Strauss Fühlt sich das Glück zu Haus en daar voelt Stolz zich blijkbaar ook thuis, tenminste bij Johann Strauss, want de op het tooneel ontstane, verloren gegane en weer teruggevonden wals heeft erg vee1 familiegelijkenis met een van den walskoning Den geest van Schubert hebben we niet bespeurd. FEUILLETON Naar het Amerikaansch bewerkt door THEA BLOEMERS (Nadruk verboden) 5) „Het is voor je bestwil, Mary". Hij begroef zijn handen in zijn zakken en kwam glim lachend voor haar staan, zijn blikken in haar oogen brend. „Denk alleen maar eens aan wat gebeuren zou, wanneer hij het van een ander van een wildvreemde gewaar werd. Misschien gelukt het mij hem zóó'n kijk op de zaak te geven, dat jij er niet de minste onaangenaamheden door krijgt. Ik kan dat vooruit natuurlijk niet zeggen, maar wat ik wel weet, dat jij het hem het best zélf kunt vertellen, nu, vóór je trouwt. Ten slotte is het toch niet zoo iets heel verschrikkelijks! Wil je het hem werkelijk zeggen?" e Zij viel in haar stoel terug, met gebogen hoofd, en ze antwoordde niet. Ook Tom Malloy zweeg geruimen tijd. „Mary", hernam hij ten laatste, „ik hoop niet, dat je mij hardvochtig vindt. Je weet, dat ik je toegewijde vriend ben meer dan dat zelfs en dat altijd hoop te blijven. Het spreekt dus vanzelf, dat ik je geen noo- delooze angsten wil aanjagen. Maar Zij merkte duidelijk, dat hetgeen hij nu ging vertellen, hem groote moeite kostte „maar Edward Revis, hij werd om zijn mis maakte schouwers de „scheeve" Revis ge noemd, weet je wel?" Zij boog het hoofd nog dieper, maar geen geluid kwam over haar lippen. „Nu hij leeft en woont in Washington". Weer legde hij zijn hand kalmeerend op de hare. „Je weet wat dat zeggen wil". O, martel me toch niet langer!" riep ze hartstochtelijk, en opnieuw sprong ze over eind. „Ja. ik weet wat dat zeggen wil. Ik heb aan niets anders gedacht, sinds ik hem gisteravond zelf heb gezien!" „Je hebt hem gezienhebt hem her kend?" klonk het verschrikt. Even hield hij op als om van zijn verbazing te bekomen. „En je twijfelt nog één seconde, of je den man, met wien je trouwen gaat, alles moet vertellen". „Ik voelde me zoo absoluut veilig", klaagde ze, zonder aandacht te schenken aan zijn vraag. „Niemand niemand op de heele wereld zou mij met die afschuwelijke ge schiedenis kwaad hebben kunnen doen behalve jij en Ad die dan. En geen van jullie tweeën zou zooiets in zijn hoofd hebben ge kregen! En juist nu. op het oogenblik, dat "het 't moeilijkst is om er met Grimes over te beginnen, moet dit verachtelijk creatuur weer l\omen opdagen! Nu ik op het punt sta met bevie handen het geluk te grijpen, het geluk, dat ik steeds heb verwacht, waarvan ik wist, zelfs in mijn allergrootste ellende dat het eens zou komen, verschijnt dat ver schrikkelijk wezen, dat niet onder fatsoen lijke menschen thuishoort, om mii met on dergang te bedreigen. En dat na alles wat ik heb uitgestaan! Ben ik soms niet dapper geweest? En behoorlijk?" Heb ik niet moedig volgehouden?" Ze ging aan de tafel in het midden van de kamer zitten en keek naar hem op. Haar lippen trilden en tranen stroomden over haar gezicht. Malloy. die er zelf slechts met de grootste inspanning in slaagde, zijn kalmte te be waren. deed zijn best om haar te helpen. „Zeker", stemde hij toe, terwijl hij zijn bevende lippen tot een flauw lachje dwong. „Je bent altijd dapper geweest, buitenge woon daoper! En nu moet je ook dapper en flink zijn. Je moet die historie aan Mr. Buckner vertellen!" Ze sloeg met beide vuisten op tafel. Haar oogen waren thans droog en brandend. „Ik zou dien vent kunnen vermoorden", steunde ze. „Tom, ik zou hem kunnen ver moorden." „Dat is een heel begrijpelijk gevoel", er kende hij, doch verloor de hoofdzaak daarbij niet uit het oog. „Maar je zult er gauw ge noeg overheen komen, Mary, Zooiets is niet blijvend, dat zakt wel weer. Toe, wees ver standig, kindlief, en spreek openhartig met je aanstaanden man". Zij stribbelde nog tegen, haar vingers zenuwachtig ineenklemmend. „Je vraagt mij met eigen hand alles te ver nietigen, alles mijn toekomst mijn ge luk". „Ik vraag je juist om die te redden in veiligheid brengen. Je zult het doen, ik weet, dat J"e het doen zult". Geschokt en diep ontroerd zag hij de ellende in haar doffe oogen. Haar gezicht was uitdrukkingloos, het leek, alsof de strijd tusschen haar vrees en zijn vastbeslotenheid haar geest had lamgeslagen. „Dan moet het maar", gaf ze zich ten slotte gewonnen. Haar stem klonk toonloos, haar handen lagen onbeweeglijk in haar schoot. „Ja, ik zal doen zoodra er gelegenheid is". „Je moet Revis vóór zijn, die zal heusch wei kwaad in zijn schild voeren. Schep zelf een gelegenheid. Mary. Vertel het Buckner van daag nog, vanavond! Nu Revis je eenmaal gezien heeft, zal hij je niet veel tijd laten daar is hij de man niet naar!" „Stil nu", drong ze smeekend. „Ik heb im mers gezegd, dat ik zou doen. wat je me aanraadt. Is dat niet voldoende?" „Je zult je geluk er hechter door maken, onaantastbaar voor altijd". Hij glimlachte, alsof de ernst van zijn plechtige woorden hem rpaiWe Zij vertelde Tom Malloy niet van de be lofte, die Revis haar afgeperst had, een be lofte, die zij dien avond om elf uur zou moeten vervullen of breken. Toen Tom weg was haalde ze uit een lade een in zwart linnen gebonden cahier, waarin zij bij haar komst in Washington ruim een jaar geleden nu. een dagboek begonnen was. Zij sloeg de eerste bladzijde op en las,-wat zij had geschreven. „Eindelijk zijn Addie en ik in de stad mijner droomen! Mijn toekomst ligt vóór mij, een onbegrensd veld van mogelijkheden tot geluk, rust en tevredenheid. Het verleden? Mijn verleden is voorbij, dood. Er is geen zweem, geen spoor, geen vleug van overge bleven. Het kan mij niet meer deren, niet beroeren. Ik zal er zelfs geen vluchtige ge dachte aan wijden. Vandaag ben ik Mary Has kell, de werkelijke Mary Haskell, geboren! Die andere heeft nooit bestaan. Zoo kijk ik alleen maar vooruit en voor wat achter mij ligt heb ik maar één gevoel: volmaakte on verschilligheid. Waarom niet? Ik ben het immers niet geweest! Ik begin vandaag pas te leven. Liefde en De bitter hoon, die haar thans uit haar eigen woorden tegengreinsde. maakte haar woedend. Ze rukte het blad uit het boek en ging zelf naar de huiskamer om een lucifer te halen; ze zou deze schriftuur, dit dwaze getuigenis van ijdel optimisme, dat ze met schaamte herlezen had, aan het vuur prijs geven. Op het moment, dat haar vingertoppen de laatste snippers brandend papier lieten vallen rinkelde de telefoon. Ze nam den hoorn op en herkende de stem van Grimes Buckner. Hij belde op om mee te deelen. dat hij dien avond onmogelijk met haar zou kunnen sa menzijn. Er was een spoedconferentie bij den minister van Marine over een scheeps- bouwcontract: een paar afgevaardigden van zijn staat zaten in zijn bureau op hem te wachten om samen met hem daarheen te gaan. Het waren mannen van invloed en hij mocht niet riskeeren hen te ontstemmen. Hij had eenvoudig geen keus, zij zouden hem waarschijnlijk den heelen avond in beslag nemen. RAPPÈE... DE EENIGE ECHTE EEUWIGE. (Adv. lngez. Med.) Ze wilde bezwaren opperen, hem zeggen, dat zij hem terwille van hun geluk nu meer dan ooit noodig had. Maar zij weerstond die opwelling door zijn beslisten toon bij voorbaat overtuigd, dat haar pogingen nut teloos zouden zijn. Maar er was ook iets in dien toon dat haar overtuigde, dat hij inder daad niet anders kon; een klank van spijt en verlangen. Dit was trouwens reeds het derde telefoongesprek, dat hij vandaag met haar voerde. Tegen den middag had hij haar opgebeld om te in formeer en naar het bezoek van Georg Darden. Had die vriend haar met on zinnige vragen lastig gevallen? Neen. was haar antwoordabsoluut niet. Integen deel, zij had hem nogal aardig gevonden. Hij was een man van middelbare grootte, niet ver van de vijftig, al bijna heelemaal grijs en met een uitdrukking van diepe melan cholie op het gelaat, alsof de ervaringen van zijn beroep een eindeloos medelijden met het heele menschdom in hem hadden gewekt. „Hij heeft de droefgeestigste oogen die ik ooit gezien heb!" verklaarde ze aan Buckner. „Is jou dat ook opgevallen? Zoo zacht en bijna van een licht grijs. Ik was aldoor bang dat zij zich zouden oplossen in een mist van tranen. Zelfs als hij glimlachte maakte hij een indruk alsof hij vond, dat hij iets ver keerds deed". Maar hij had haar en miss Colvin uiterst voorkomend bejegend, met zijn aangename stem had hij haar uitgelegd, dat hij ver plicht was, iedereen die op eenlger wijze, opzettelijk of bi] toeval met den diefstal van de vertrouwelijke mededeelingen te maken zcu kunnen hebben, te ondervragen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 7