Japansche warenhuizen in N. O.-Indië.
HONIG'S ©SSESTAARTSOEP 6 borden voor 20 ets.
STAATSGEHEIMEN.
MAANDAG 29 JANUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
MUZIEK.
Is er dus in Stolz' muziek al weinig
origineels, in het midden heeft zij toch een
begeleidende muziek gegeven, die althans
fijn en beschaafd klinkt en waar de gelijke
nis niet al te dik np ligt.
Van de vertolkers waren de meesten goede
bekenden. Hirsch heb ik al genoemd; in
Paul Harden had hij een tweelingbroeder,
die behalve in de volmaakt gelijke kleeding
weinig op hem geleek en aanmerkelijk
beter zong. Bovendien heeft Harden een
tenorstem en Hirsch ja wat heeft die
eigenlijk? 't Doet er ook niet toe; men
komt niet om zijn zang. Albert May's be
schaafd barftongeluid was weer aangenaam
te hooren en toen hij in een der en tre
acles op het dirigeergestoelte steeg en als
voorzanger optrad had hij spoedig het ge-
heele publiek met zich mee; En het bleek
dat hij heel aardig onze taal spreekt. Nieuwe
verschijningen voor ons waren Arno Velecky
en Anny Hildebrandt. de eerste een tenor,
die zijn stemmiddelen wellicht door meerdere
scholing nog verbeteren kan zijn mezzc
voce blijft geheel binnensmonds zitten), de
tweede een verdienstelijke soubrette. Claire
Clairy trok meer door spel en dans dan
door zang de aandacht; haar pittigheid en
levendigheid zijn te waardeeren. maar zij
hoede zich voor overdrijving. Herbert Weis-
bach's onnavolgbare komische kracht werd
ditmaal door zijn ze ven mij Is-bottin es nog
verhoogd. Fritz Geiger was een theater
directeur, bij wiens deftige verschijning zijn
lustige dansen eigenlijk weinig paste, maar
daarvoor was 't een operette.
Des theaterdienaars Weigel's drink-
capaciteit hebben we met verbazing gade
geslagen; Walter Triebei heeft ons echter
ook °P aiIdere w^ze door zÜn sPel geamu
seerd. Susi Kramer en Leo Reicher voldeden
in ondergeschikte rollen.
Vermelden wil ik nog dat Jozef Ziegler
deze operette zonder partituur dirigeerde
evenals Toscanini dat met Wagner-opera's
doe£. Verdere punten van overeenkomst tus
sen beiden heb ik niet waargenomen.
Maar we! zou ik Jozef Ziegler in alle be
scheidenheid m overweging willen geven
het klankvolumen van koper en slagwerk
iets te matigen, althans voor onze schouw
burgruimte.
Van de decors van Gerard Vroom trok het
taart-decor'" met de IS kaarsen bijzonder
ae aandacht. De costumeering was als se-
woon.ijk tip-top en de zaal, ook als gewoon
lijk, zoo goed als uitverkocht.
K. DE JONG.
HET TO ON EEL.
REINHARDT-BüHNE.
DER DIENER ZWEIER HERREN.
Zoo heeft dan ook Haarlem op een middag
en avondvoorstelling haar Reinhardt-opvoe-
ringen gehad. De Stadsschouwburg' was min
der vol dan de Oostenrijkers na hun succes te
Amsterdam en Den Haag misschien hadden
verwacht maar met zulke hooge prijzen
en dan vlak na een voorstelling van Fritz
Hirsch had men in dezen crisis-tijd moei
lijk twee maal, op een Zondag nog wel
voor dure voorstellingen te Haarlem altijd
de minst geschikte dag op volle zalen
kunnen rekenen. Toch waren de goedkoope
rangen geheel bezet, een bewijs dus, dat er
ook hier wel degelijk belangstelling voor
Reinhardt's kunst was. En de ontvangst van
Der Diener zweier Herzen is beide keeren zóe
geweest, dat wij ook te Haarlem van een
triomfaal succes mogen spreken. Heet publiek
heeft herhaaldelijk vooral vóór de pauze
na de door Hermann Thimig met zoo onover
trefbare, komische uitbundigheid gespeelde
eetscène en aan het slot de spelers geest
driftig toegeklapt. Telkens en telkens weer
moest na de voorstelling van gisteravond
de matinee woonde ik niet bij het doek
omhoog en was het vooral Thimig. die deze
ovatie gold. zooals wel heel duidelijk bleek.
WEES ZEKER VAN UW ZAAK!
Wees niet tevreden met „misschien"
Zoogenaamde „Aspirin", die de echte
niet is, helpt 0 misschien van uw
pijn af. Zij is misschien onschadelijk
.voor uw hart, uw maag, uw nieren. De
echte Aspirin helpt
zeker en is zeker
onschadelijk voor uw
hart, maag en nieren.
De echte Aspirin is
kenbaar aan het
Bayer-kruis en aan
den oranje band om
de verpakking.
toen andere spelers zich hadden terug ge
trokken en Thimig alleen op het toonel
stond. Maar ook de andere artisten hadden
recht op de ongewoon-warme hulde en het
meest nog de reeds naar Parijs vertrokken
leider Max Reinhardt, die toch de ziel van
deze heele opvoerig is geweest.
„Ik vind het toch eigenlijk meer aardig dan
mooi. Je neemt er zoo weinig van mee!" zei
me na afloop der voorstelling een dame, die
van een tooieelavond in ae eerste plaats
als in een kerk geestelijke verheffing ver
langt. Zij was waarschijnlijk niet de eenige
die zoo oordeelde. Hollanders zijn nu eenmaal
altijd min of meer zwaar op de hand en wil
len van een tooneelstuk allereerst, dat er
iets „In" of „achter" zit
Nu. daarvan is bij dezen Italiaan geen spra
ke; wij behoeven achter Der Diener zweier
Herren niets zwaarwichtigs te zoeken. Wij
krijgen geen wijze lessen van Goldoni mee
naar huis. Het is louter amusement, licht en
luchtig, speelsch en vroolijk fleurig en kleu
rig', enkel zonnige kunst, zooals wij die uit het
zonnige Italië kunnen verwachten. Wanneer
het niet zóó werd gespeeld, met zulk een fan
tasie en bravour. zoo virtuoos en brillont,
zouden wij het misschien ook wat leeg hebben
egvonden voor een heelen avond, waar Rein
hardt heeft ons getoond, wat voor speelmoge-
lijkheden zoo'n simpel blijspelletje biedt.
Hij bespeelt het en maakt het tot muziek.
Was het geen vreugde om er naar te zien? Wij
keken er naar zooals wij luisterden naar de
muziek van Mozart, waar ook niet altijd wat
„in" of „achter" zit. maar die wij mooi vinden,
omdat het zoo puur muziek is. En zoo was
deez avond ook puur tooneel. Wij genoten,
omdat Reinhardt de oevoering van dit een
voudige, naieve blijspelletje, waarin Truffal-
dinos maag een grooter aandeel heeft dan zijn
hersenen tot een juweeltje van tooneelspeel
kunst maakt. Een divertissement, eigenlijk niet
meer. maar dat heel den avond boeit en ver
maakt en waarin de regisseur zijn bedoelin
gen het oude tooneel weer te doen op
bloeien en ons de illusie te geven een Italiaan-
sche voorstelling in den trant van de Com
media dell' Corte bij te wonen volkomen
bereikt
Hermann Thimig was ook nu weer de ziel
van deze voorstelling. Hij geeft er wel het
meest vaart, geest en levendigheid aan. Wat
vult deze acteur het tooneel met zijn uitbun
dig, maar toch altijd beheerscht spel. Hij is
van een bewegelijkheid, die aan Puck in Mid-
zomernachtsdroom herinnert, hij springt,
glijdt, duikelt danst, hij is de gladde, vlugge
„arlequin", maar die toch aldoor mensch
blijft. Hij wordt ook in het clowneske nooit
flauw en er i3 heel den avond geen moment
van inzinking bij hem te bespeuren. Wat
voet hij dat spel met de gelatine-pudding niet
op tot een onweerstaanbaar kiomisich tooneel!
Dit pudding, een eenvoudig stuk requisiet,
wordt een levend element in de voorstelling.
En zoo wordt dit ook de schaal met ..Nuddelu'',
waarop hij aanvalt, wanneer hij eindelijk aan
den slag zal slaan. Zag men ooit een zoo gro
tesk eetfestijn als van dezen daar op zijn een
tje etenden Truffeldino, die heel het tooneel
vulde met zijn schranspartij
Het was gisteren niet de eerste maal, dat
Hermann Thimig te Haarlem speelde. In een
interview met Annelen in het Algemeen Han
delsblad las ik. dat hij indertijd reeds met een
troep, die zich „de Meiningers" noemde, in
Holland was geweest. Ik heb. naar aanleiding
daarvan mijn oude tooneelcritieken eens op
gezocht en zag daaruit dat hij toen om pre
cies te zijn. 20 April 1914 in den schouwburg
aan den Jansweg den hofmaarschalk Kolb in
Kabale und Liebe heeft gespeeld. „Wij stellen
ons den hofmaarschalk fijner en geestiger
voor dan Thimig hem gaf", schreef ik toen.
Het moest 20 jaar duren, voordat hij in ons
land terugkwam, nu als een acteur, die door
het witte doek vooral een wereldnaam zich
had verworven. Dat Hermann Thimig in deze
20 jaar ondanks het spelen voor de film
mogen wij wel zeggen ook op het tooneel
tot een komische kracht van de eerste grootte
is gegroeid, heeft hij ons met zijn Truffaldino
wel overtuigend bewezen.
Over het spei der anderen behoef ik na mijn
verslag over de Amsierdamsche voorsiellingen
in ons blad van 18 Januari thans niet veel
meer te schrijven. Er is een zoo groote eenheid
in dit ensemble, dat wij wel van volmaakt
samenspel in den geest van Reinhardt mogen
spreken. Met bijzonder veel genoegen zag ik
weer de met zoo veel brio gespeelde travestie
van Margarete Melzer, het kostelijke paar Pan-
talone en de Dottore van Josef Danegga en
Wilhelm Schick, de hyper-romantische, be
koorlijke Rosaura van Dagny Servaes. de dar
tele, schalksche Smeraldina van Camlile Spira
welk een voortreffelijk, hoog komisch too-
neeltje werd dat liefdes-duet van haar en
Truffaldino den Spaansch hevigen Silvia
met de sidderende snorre van Raoul Lange.
Laat ik ook niet Theodor Danegger vergeten,
die elke entree van den eersten „Aufwarter"
tot een grotesk moment wist te maken. En het
fijne harlekijntje van Natatie Diakanowo, die
met haar gracieuse dansen de verschillende
tafereelen aan elkander verbond.
De opvoering van Der Diener zweier Herren
was een evenement in dit tooneelseizoen.
Moge Reinhardt Haarlem niet passeeren wan
neer hij in April met Maria Stuart en Das
grosze Welttheater van dat laatste stuk heb
ik in een Reinhardt-opvoering te Salzburg een
onvergetelijke herinnering bewaard in Hol
land terugkeert.
J. B. SCHUIL.
NOG TWEE SLACHTOFFERTJES
TE ALEM.
EPIDEMIE BIJNA GEWEKEN.
Zooals wij reeds hebben gemeld, is de ma
zelenepidemie te Alem bijna geweken. Des
niettemin zijn dezer dagen nog twee kinde
ren uit één gezin aan deze ziekte overleden.
Voor een derde kind uit dit gezin bestaat nog
levensgevaar-,
In den loop van deze week zal het onder
wijs op de o. 1. school, welke een tijdlang ge
sloten is geweest, hervat worden.
NEDERLANDSCH-BELGISCHE
BESPREKINGEN IN DEN HAAG?
NOG TWEE WEKEN CONFERENTIE IN
BRUSSEL.
De onderhandelingen, die te Brussel tus-
schen de Nederlandsche en Belgische ge
delegeerden werden gevoerd over de Neder-
landsch-Belgische economische verhoudin
gen. zuilen nog gedurende onbepaalden tijd
worden voortgezet. Naar aan de Tel. werd
verzekerd kunnen zij nog wel een veertien
tal dagen duren. De mogelijkheid bestaat
echter, dat de onderhandelingen even wor
den onderbroken en in Den Haag zullen
worden vorot-gezet.
In verband met de contingenteeringen
werd aan de ..Libre Belgique" door een be
voegde instantie in de textieindustrle. die
blijkbaar met officieele persoonlijkheden m
relatie staat, medegedeeld dat vandaag
tusschen den minister van Landbouw en
tusschen diens ambtgenoot van Handel een
bespreking zal plaats hebben betreffende de
treurige situatie in de textielindustrie.
Deze industrie heeft zwaar te lijden van
de voorwaarden, die hier in Nederland wor
den gesteld, en die haar oorzaak vinden in
het feit. dat Nederland, ontstemd is door
de restrictiemaartegel welke door België
worden toegepast ten aanzien van den In
voer van landbouw producten.
Zullen zij voldoende klanten trekken?
Tot voor korten tijd beperkte de invoer van
Japansche goederen zich in N. O.-Indië tot
een aantal groepen, waaraan bijv. meubels,
piano's en gebruiksartikelen ontbraken. Daar
aan zal nu ook een einde komen. Het Japan
sche warenhuis heeft zijn intrede gedaan.
Behalve de Japansche „toko's, die zich
in steeds grooter aantal over Indië
hebben verspreid. komt dus nu de
grootste concurrent dier particuliere detail-
listenbearijven op het tapijt. Het is natuur
lijk uitgesloten ook maar met eenige zeker
heid te zeggen of het Japansche warenhuis
kans van slagen zal hebben. De voorbereiding
dateert reeds van 1928. In dat jaar overwoog
men in Tokio om op Java een warenhuis op
te richten, in hoofdzaak om den boycot der
Chineezen te weerstaan. In verband met het
feit, dat deze boycot gaandeweg is verloo-
pen raakte het warenhuisplan op den achter
grond.
In 1933 heeft de directeur van Daishin
Co., de heer Shigezo Okano, de leiding op
zich genomen van het te Soera ba ja opgerichte
Japansche warenhuis Tokio Tjyoda, nadat in
Bandoeng een dergelijke verkoopgelegenheid
opj kleinere schaal tot stand was gekomen.
Het personeel te Soerabaja bestaat uit Ja
panners, Inlanders en Chineezen. Eerstge-
noemden bezetten de belangrijkste posten.
In een interview met den directeur bleek
reeds, dat men wel moeilijkheden vreesde ten
aanzien van de z.g. verkoopkracht dezer oe-
dienden. Ik kan mij die vrees volkomen be
grijpen. Als men in ons eigen land ziet- hoe
bedroevend slecht men dikwijls geholpen
wordt in winkels, dan is wel als zeker aan
te nemen, dat het beschikbare materiaal in
Indië voorloopig zeer onwennig zal staan te
genover het koopende publiek. Er zal veel
Adv. Tnaez. Med.)
geleerd moeten worden en het is de vraag of
het grootste gedeelte het wel ooit zal kun
nen leeren. De heer Shigezo Okano heeft een
zeer optimistischen kijk op de mogelijkheden
zijner nieuwe creaties. Immers, hij deelde
mede niet bang te zijn voor concurrentie
van kleine toko's, evenmin voor mededin
ging van Europeesche warenhuizen. De laat-
sten zouden altijd duurder te exploiteeren
zijn dan de Japansche warenhuizen, zelfs, al
zouden deze Europeesche inrichtingen uit
sluitend Japansche goederen verkoopen. De
tijd zal ook in dit opzicht moeten leeren. Op
dit oogenblik staat wel vast, dat de exploi
tatie der Japansche toko en van het Japan
sche warenhuis beduidend goedkooper is dan
van de overeenkomstige Europeesche colle
ga's. Het is natuurlijk allerminst zeker dat
een warenhuis werkelijk voldoende menschen
zal trekken. Men dient wel te bedenken, dat
men het Europeesche publiek niet kan ver
gelijken met de consumenten in N.O.-Indië.
Het aantal Europeanen is ginds in verhouding
tot de groote massa consumenten gering.
De eerste symptomen van den te verwach
ten strijd tusschen het warenhuisbedrijf en
het particulier detaillistenbedrijf hebben
niet lang op zich laten wachten. Het Ban-
doengsche warenhuis van Daishin Co. ont
ving nl. van de Japansche toko's te Bandoeng
het verzoek over te gaan tot Zondagssluiting.
Of daardoor een afdoende concurrentiebeper-
king verkregen wordt is zeer te betwijfelen.
Ook de Chinees ondervindt concurrentie van
het zich ontwikkelende warenhuisbedrijf. Hoe
men ook tegenover dit probleem van den
strijd tusschen beide verkoopinrichtingen
staat, één ding is zeker: de praktijk zal ten
slotte beslissen. Aan den Japanner Okano
komt de eer toe den Chinees van de plaats
te gaan verdringen, waar deze reeds twee
eeuwen den scepter zwaaide. Nieuwe perspec
tieven openen zich. Dat de Japanners daarbij
een belangrijke rol zullen spelen is wel ze
ker.
MOLLERUS.
FRITZ HIRSCH-OPERETTE.
ZWEI HERZEN IM DREIVIERTELTAKT.
Over het vele goede in de voorstellingen
van het Fritz Hirsch-Ensemble heb ik reeds
vaak uitgeweid. Vlot tempo, mogelijk gemaakt
door volkomen ingespeeldheid en kennis der
rollen; levendige regie, die geen doelloos
verblijf op het tooneel, geen onnatuurlijke
groepeering duldt; oorspronkelijke decors,
die een onuitputtelijke fantasie verraden;
elegante kleedij, waaraan zelfs niet het_ ge
ringste onderdeel onverzorgd is; goed inge
studeerde ensemble-dansen aan welker sier
lijkheid de soms beperkte ruimte geen af
breuk doet.
Zoo zijn deze voorstellingen steeas een lus
voor het oog. en dit zou reeds voldoende zijn
om het drukke bezoek te verklaren. Ik zou de
refrein-woorden van het entréelied kunnen
aanhalen
Das muss doch wirken das wirkt
doch immer!
Das is was für's Publikum!
Maar de tekst daarvan vervolgt:
Da krieg'n die Leut'gleich so einen
Schimmer.
So ein gewisses Fluidum!
Dat „fluïdum", dat is er. Dat doet het 'm,
misschien nog meer dan al wat Ik in het begin
van dit verslag opsomde. En dat is in de eei-
S plaats aan Frits Hirsch self te danken
op wien de laatste vier regels van het refrein
direct van toepassing zijn:
Und kommt der Komiker vom Anfang
schon raus,
Begrüsst von allen mlt lieber Applaus,
Dann ist scVn die Stimming für den
Abend gemacht,
Es freut sich hier alles und der Komiker.
der lacht.
Hirsch kwam reeds in het begin op; men
applaudisseerde* Men bewonderde de fraaie
tweeling-pyama's der „tweelingbroeders" Fritz
en Paul, men lachte en Fritz en Paul lach
ten ook. De stemming was er en bleef.
Er is meer in den tekst van dat entrée
lied, dat willens of onwillens waarheid bevat
Paul en Fritz zijn letterkundigen, die samen
libretto's schrijven. Paul vindt het zelfs in de
kleinste operette moeilijk om dichter te zijn
Fritz vindt dat juist in de operette gemakke
lijk. 't Is maar hoe men 't opvat. Zeker is 't
dat de dichterlijkheid der meeste operettetek
sten niet bijzonder groot is, maar „invallen"
zijn er wel. grappige en geestige, en daarom
doet het'geen schade, als men van te voren
weet. „dass der Tenor sein Madel krijgt" en
volgt men telkens weer het verloop der han
deling met genoegen, vooral wijl alles zoo
smakelijk door Hirsch en de zijnen opgediend
wordt.
Invallen, „Einfalle" de componist Robert
Stolz had er minder dan de tekstauteur
Robert Gilbert. Bij het entrée-lied schreef
hij een redelijk muziekje 't^ tweede num
mer reeds was een goedkoope jazz-bastaard:
een paar nummers verder kregen we een
ordinaire schreeuwerige marsch, nog even
later een wals met veel en hard bekken-
gedruisch. Een wals, daar draait de hande
ling dezer operette om, maar om een andere,
verloren geraakte en weer gevondene. Er
komen er nog meerdere in, zelfs een met
coloratuur, heel aardig door Hedi (Friedel
Dotza) gezongen. En er komen ook citaten
uit „Die Meistersinger" en „Lohengrin" in j
voor en we krijgen een heel lijstje van
componisten die in Weenen gewoond heb
ben.
Denn nur dort bei Schubert und Strauss
Fühlt sich das Glück zu Haus
en daar voelt Stolz zich blijkbaar ook thuis,
tenminste bij Johann Strauss, want de op
het tooneel ontstane, verloren gegane en
weer teruggevonden wals heeft erg vee1
familiegelijkenis met een van den walskoning
Den geest van Schubert hebben we niet
bespeurd.
FEUILLETON
Naar het Amerikaansch bewerkt
door
THEA BLOEMERS
(Nadruk verboden)
5)
„Het is voor je bestwil, Mary". Hij begroef
zijn handen in zijn zakken en kwam glim
lachend voor haar staan, zijn blikken in haar
oogen brend. „Denk alleen maar eens aan
wat gebeuren zou, wanneer hij het van een
ander van een wildvreemde gewaar werd.
Misschien gelukt het mij hem zóó'n kijk op
de zaak te geven, dat jij er niet de minste
onaangenaamheden door krijgt. Ik kan dat
vooruit natuurlijk niet zeggen, maar wat ik
wel weet, dat jij het hem het best zélf kunt
vertellen, nu, vóór je trouwt. Ten slotte is
het toch niet zoo iets heel verschrikkelijks!
Wil je het hem werkelijk zeggen?" e
Zij viel in haar stoel terug, met gebogen
hoofd, en ze antwoordde niet.
Ook Tom Malloy zweeg geruimen tijd.
„Mary", hernam hij ten laatste, „ik hoop
niet, dat je mij hardvochtig vindt. Je weet,
dat ik je toegewijde vriend ben meer
dan dat zelfs en dat altijd hoop te blijven.
Het spreekt dus vanzelf, dat ik je geen noo-
delooze angsten wil aanjagen. Maar
Zij merkte duidelijk, dat hetgeen hij nu
ging vertellen, hem groote moeite kostte
„maar Edward Revis, hij werd om zijn mis
maakte schouwers de „scheeve" Revis ge
noemd, weet je wel?"
Zij boog het hoofd nog dieper, maar geen
geluid kwam over haar lippen.
„Nu hij leeft en woont in Washington".
Weer legde hij zijn hand kalmeerend op de
hare. „Je weet wat dat zeggen wil".
O, martel me toch niet langer!" riep ze
hartstochtelijk, en opnieuw sprong ze over
eind. „Ja. ik weet wat dat zeggen wil. Ik heb
aan niets anders gedacht, sinds ik hem
gisteravond zelf heb gezien!"
„Je hebt hem gezienhebt hem her
kend?" klonk het verschrikt. Even hield hij
op als om van zijn verbazing te bekomen.
„En je twijfelt nog één seconde, of je den
man, met wien je trouwen gaat, alles moet
vertellen".
„Ik voelde me zoo absoluut veilig", klaagde
ze, zonder aandacht te schenken aan zijn
vraag. „Niemand niemand op de heele
wereld zou mij met die afschuwelijke ge
schiedenis kwaad hebben kunnen doen
behalve jij en Ad die dan. En geen van jullie
tweeën zou zooiets in zijn hoofd hebben ge
kregen! En juist nu. op het oogenblik, dat
"het 't moeilijkst is om er met Grimes over te
beginnen, moet dit verachtelijk creatuur
weer l\omen opdagen! Nu ik op het punt sta
met bevie handen het geluk te grijpen, het
geluk, dat ik steeds heb verwacht, waarvan
ik wist, zelfs in mijn allergrootste ellende
dat het eens zou komen, verschijnt dat ver
schrikkelijk wezen, dat niet onder fatsoen
lijke menschen thuishoort, om mii met on
dergang te bedreigen. En dat na alles wat ik
heb uitgestaan! Ben ik soms niet dapper
geweest? En behoorlijk?" Heb ik niet moedig
volgehouden?" Ze ging aan de tafel in het
midden van de kamer zitten en keek naar
hem op. Haar lippen trilden en tranen
stroomden over haar gezicht.
Malloy. die er zelf slechts met de grootste
inspanning in slaagde, zijn kalmte te be
waren. deed zijn best om haar te helpen.
„Zeker", stemde hij toe, terwijl hij zijn
bevende lippen tot een flauw lachje dwong.
„Je bent altijd dapper geweest, buitenge
woon daoper! En nu moet je ook dapper en
flink zijn. Je moet die historie aan Mr.
Buckner vertellen!"
Ze sloeg met beide vuisten op tafel. Haar
oogen waren thans droog en brandend.
„Ik zou dien vent kunnen vermoorden",
steunde ze. „Tom, ik zou hem kunnen ver
moorden."
„Dat is een heel begrijpelijk gevoel", er
kende hij, doch verloor de hoofdzaak daarbij
niet uit het oog. „Maar je zult er gauw ge
noeg overheen komen, Mary, Zooiets is niet
blijvend, dat zakt wel weer. Toe, wees ver
standig, kindlief, en spreek openhartig met
je aanstaanden man".
Zij stribbelde nog tegen, haar vingers
zenuwachtig ineenklemmend.
„Je vraagt mij met eigen hand alles te ver
nietigen, alles mijn toekomst mijn ge
luk".
„Ik vraag je juist om die te redden
in veiligheid brengen. Je zult het doen, ik
weet, dat J"e het doen zult".
Geschokt en diep ontroerd zag hij de
ellende in haar doffe oogen. Haar gezicht
was uitdrukkingloos, het leek, alsof de strijd
tusschen haar vrees en zijn vastbeslotenheid
haar geest had lamgeslagen.
„Dan moet het maar", gaf ze zich ten slotte
gewonnen. Haar stem klonk toonloos, haar
handen lagen onbeweeglijk in haar schoot.
„Ja, ik zal doen zoodra er gelegenheid
is".
„Je moet Revis vóór zijn, die zal heusch wei
kwaad in zijn schild voeren. Schep zelf een
gelegenheid. Mary. Vertel het Buckner van
daag nog, vanavond! Nu Revis je eenmaal
gezien heeft, zal hij je niet veel tijd laten
daar is hij de man niet naar!"
„Stil nu", drong ze smeekend. „Ik heb im
mers gezegd, dat ik zou doen. wat je me
aanraadt. Is dat niet voldoende?"
„Je zult je geluk er hechter door maken,
onaantastbaar voor altijd". Hij glimlachte,
alsof de ernst van zijn plechtige woorden hem
rpaiWe
Zij vertelde Tom Malloy niet van de be
lofte, die Revis haar afgeperst had, een be
lofte, die zij dien avond om elf uur zou
moeten vervullen of breken.
Toen Tom weg was haalde ze uit een lade
een in zwart linnen gebonden cahier, waarin
zij bij haar komst in Washington ruim een
jaar geleden nu. een dagboek begonnen was.
Zij sloeg de eerste bladzijde op en las,-wat zij
had geschreven.
„Eindelijk zijn Addie en ik in de stad
mijner droomen! Mijn toekomst ligt vóór
mij, een onbegrensd veld van mogelijkheden
tot geluk, rust en tevredenheid. Het verleden?
Mijn verleden is voorbij, dood. Er is geen
zweem, geen spoor, geen vleug van overge
bleven. Het kan mij niet meer deren, niet
beroeren. Ik zal er zelfs geen vluchtige ge
dachte aan wijden. Vandaag ben ik Mary Has
kell, de werkelijke Mary Haskell, geboren!
Die andere heeft nooit bestaan. Zoo kijk ik
alleen maar vooruit en voor wat achter mij
ligt heb ik maar één gevoel: volmaakte on
verschilligheid. Waarom niet? Ik ben het
immers niet geweest! Ik begin vandaag pas
te leven. Liefde en
De bitter hoon, die haar thans uit haar
eigen woorden tegengreinsde. maakte haar
woedend. Ze rukte het blad uit het boek en
ging zelf naar de huiskamer om een lucifer
te halen; ze zou deze schriftuur, dit dwaze
getuigenis van ijdel optimisme, dat ze met
schaamte herlezen had, aan het vuur prijs
geven.
Op het moment, dat haar vingertoppen de
laatste snippers brandend papier lieten vallen
rinkelde de telefoon. Ze nam den hoorn op
en herkende de stem van Grimes Buckner.
Hij belde op om mee te deelen. dat hij dien
avond onmogelijk met haar zou kunnen sa
menzijn. Er was een spoedconferentie bij
den minister van Marine over een scheeps-
bouwcontract: een paar afgevaardigden van
zijn staat zaten in zijn bureau op hem te
wachten om samen met hem daarheen te
gaan. Het waren mannen van invloed en hij
mocht niet riskeeren hen te ontstemmen. Hij
had eenvoudig geen keus, zij zouden hem
waarschijnlijk den heelen avond in beslag
nemen.
RAPPÈE...
DE EENIGE ECHTE EEUWIGE.
(Adv. lngez. Med.)
Ze wilde bezwaren opperen, hem zeggen,
dat zij hem terwille van hun geluk nu meer
dan ooit noodig had. Maar zij weerstond die
opwelling door zijn beslisten toon bij
voorbaat overtuigd, dat haar pogingen nut
teloos zouden zijn. Maar er was ook iets in
dien toon dat haar overtuigde, dat hij inder
daad niet anders kon; een klank van spijt
en verlangen. Dit was trouwens reeds het
derde telefoongesprek, dat hij vandaag met
haar voerde.
Tegen den middag had hij haar opgebeld
om te in formeer en naar het bezoek van
Georg Darden. Had die vriend haar met on
zinnige vragen lastig gevallen? Neen. was
haar antwoordabsoluut niet. Integen
deel, zij had hem nogal aardig gevonden. Hij
was een man van middelbare grootte, niet
ver van de vijftig, al bijna heelemaal grijs
en met een uitdrukking van diepe melan
cholie op het gelaat, alsof de ervaringen van
zijn beroep een eindeloos medelijden met het
heele menschdom in hem hadden gewekt.
„Hij heeft de droefgeestigste oogen die ik
ooit gezien heb!" verklaarde ze aan Buckner.
„Is jou dat ook opgevallen? Zoo zacht en
bijna van een licht grijs. Ik was aldoor bang
dat zij zich zouden oplossen in een mist van
tranen. Zelfs als hij glimlachte maakte hij
een indruk alsof hij vond, dat hij iets ver
keerds deed".
Maar hij had haar en miss Colvin uiterst
voorkomend bejegend, met zijn aangename
stem had hij haar uitgelegd, dat hij ver
plicht was, iedereen die op eenlger wijze,
opzettelijk of bi] toeval met den diefstal van
de vertrouwelijke mededeelingen te maken
zcu kunnen hebben, te ondervragen.
(Wordt vervolgd)