RDAGAVOND EEN SCANDINAAFSCHE SPOOKGESCHIEDENIS VAN OVERAL EN NERGENS 7 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD WAAR ONZE KAPPERS GEVORMD WORDEN Tir aux pigeons ZATERDAG 3 FEBRUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD tjeUeunzkuti^t nacUte.Uj.kt vlieMoMeH tusscUen At VtMcscUt kust tn Lapland. (Van onzen correspondent.) Stockholm. Het puzzelseizoen is voorbij. Iedere Zweed weet nu hoe hij binnen een vierkant van twaalf dominosteenen met vier andere stee- nen een swastika kan maken, het nummer van het bankbiljet, dat hoofdprijs was bij de „konkurense" van een Noorsch blad, is gepu bliceerd en van al die ontelbare andere Kerst puzzels en Oude jaarsprijsvragen zijn nu de oplossingen en de namen der gelukkige win naars bekend gemaakt. Maar in plaats daar van is ,;.het vliegende spook" gekomen, het groote mysterie van dwalende lichten en vreemde geluiden boven de verbrokkelde rot sen kusten en de diepe fjorddalen, de sneeuw- gedekte bergen en de eindelooze naaldbos- schen van Noord-Noorwegen en Zweedsch Norrland, het beangstigende raadselachtige phenomeen dat in de visschersnesten van Helgoland en de afgelegen gehuchten van Lapland velen slapenlooze nachten bezorgt en sommigen aan de nadering van het einde dei- wereld en de komst van het duizendjarige rijk doet gelooven. Men droomt bange droo- men, men peinst en piekert zich suf over wat wel de oplossing mag zijn, maar het ziet er naar uit, dat dit mysterie nimmer ontraadseld zal worden. Het begon in October reeds. Een boschar beider, die naar stad was geweest en van de halte van de postautobus nog een twintig kilometer had te loopen voor hij laat in den avond thuis zou komen, zag tegen de laag boven de bosschen hangende wolken eer; vreemden schijn, die langzaam in wijden boog rondcirkelde. Hij bleef een tijdje staan kijken en kon toen constateeren, dat de onzichtbare lichtbron zich ergens hoog in de bergen moest bevinden. Weinige dagen later zag een hout vester uit de buurt 's avonds een lichtstraal, die zich snel in oostelijke richting verplaatste zonder dat hij ontdekken kon, waar het licht vandaan kwtfm. Het nieuws sijpelde langzaam door naar een plaatselijk blaadje, dat het schijnsel uit maakte voor seinen van dranksmokkelaars Het duurde niet lang voor men het licht ook elders zag en verscheidene malen hoorde men tegelijkertijd een dof geluid, dat wel iets had van een waterval in de verte, maar dat zich óók verplaatste en de zaak dus nog een beetje vreemder maakte. Ontwikkelde men- schen haalden de schouders op, maar 't kon gebeuren, dat zij weinige dagen later door verschikte buren uit bed werden gehaald, omdat „het spook" nu over hun doip waar de. Kranten schreven, dat men met massa suggestie te doen had, dat de menschen daar boven in Norrland het Noorderlicht of de avondster of het licht van de bermlamp van een auto onder bijzondere atmosferische omstandigheden hadden aangezien voor een lichtend spook, maar als de brave boe ren en boscharbeiders dat lazen, dan sloegen ze met de vuist optafelalsof zij het Noor derlicht en de sterren niet zouden kennen! Na eind November ging er geen dag meer voorbij zonder dat er uit Dorotea of Tarna, Sorsele of Storuman of een van die andere kerkdorpen in de wildernis van Zuid-Lapland naar Vaterbottens-Kuriren of Umebladet ge telefoneerd werd, dat men 's nachts het vlie gende spook" gehoord en gezien had. Tot laat in den avond bleven de menschen van eenza me hoeven op om af te wachten of zij nu ook het vreemde schijnsel zouden zien en bij de benzine stations aan den grooten weg groep ten de jonge mannen eiken avond weer sa men om de laatste berichten over 't spook te bespreken, om stampvoetend door de sneeuw te ijsbeeren en uit te kijken naar 't dwalende licht aan den winterhemel. Op Kerstavond zag iemand te Kalix, een plaatsje bij Haparanda, een vliegtuig over komen, dat zich met behulp van een zoeklicht orienteerde, van koers veranderde en in de duisternis verdween. In den Oudjaarsnacht zag de boekhande laar van Sarsele, die zijn dienstplicht bij het corps vliegeniers heeft vervuld, een groot Junkervliegtuig met gesloten cabine laag bo ven het plaatsje cirkelen. De motor was afge slagen. de lichten waren gedoofd, maar even later speelde het schijnsel van een krachtig zoeklicht over het stationsemplacement en daarna vloog het toestel langs de spoorlijn naar het Zuiden. De volgende dagen werd het „spookvliegtuig" ook elders gesignaleerd, wan neer het in den maanlichten nacht voor een besneeuwden bergwand langs-vloog of op het ijs van een der vele bergmeren landde. De onrust onder de bevolking nam toe, de auto riteiten raakten overtuigd van het bestaan van ..het vliegende spook", al het beschik bare personeel van douane en politie en bosch bewaking werd aan het werk gesteld en een eskader legervliegtuigen werd uit Ostersund ïiaar Tana gezonden. Maar de „spookvlieger" stoorde er zich niet in het minst aan, het leek zelfs, dat hij met den dag driester werd en van alle kanten kwamen rapporten binnen, waaruit met vrij- groote zekerheid geconcludeerd kon worden, dat het geheimzinnige vliegtuig eiken nacht weer een vaste route vloog tusschen de ber gen achter Tarna en de kust van de Oostzee. Én ook in Noorwegen werd de „spookvlieger" telkens weer gezien wanneer hij tusschen de uiterste schereneilandjes neerstreek of een fjorddal volgend, naar de Zweedsche grens koerstte. Toen kwam het bericht, dat het mysterieuse toestel met brandende naviga- tielichten boven Skelleftea was gezien. Men begreep het niet goed, want het moest den be stuurder er toch zeker om te doen zijn zoo onopgemerkt mogelijk te blijven? Doch wat later vond men de verklarinfg in het feit, dat er meer dan een .apook-vliegtuig" nachte lijke vluchten boven Helgoland en Norr land maakte, dat er een enkele maal zelfs drie vliegtuigen tegelijkertijd gezien werden, wanneer de militaire vliegers toevallig ergens elders op jacht naar „het vliegspook" waren Onvermoeid werden de nasporingen voort gezet, maar de resulttaten bleven uit. Men zag twee spookvliegtuigen tusschen de sche ren bij Rorvik dalen, terwijl de douane boot niet uit kon varen omdat men op een loods wachten moest. Den volgenden dag, tien een der vliegtuigen weer in het zicht van een visschersplaatsje was daalde, lagen drie douanekruisers onder stoom, en er werd zoo'n vaart achter gezet, dat de eene boot lek sprong en op land gezet moest worden, ter wijl de tweede strandde en de derde om hulp terug moest keeren. En van de Zweedsche vliegtuigen stortte er een neer in een hevigen sneeuwstorm en moest een ander wegens een ernstig motordefect op Ammarfjallet echter- gelaten worden, waarna de beide vliegers tachtig kilometer op ski's moesten afleggen voor zij een boerderij bereikten en telefonisch rapport uit konden brengen. Een week later zijn de nasporingen gestaakt, omdat men in zag, dat de „spookvliegers" op deze wijze toch niet te pakken zijn en omdat de onkosten wel zeer groot werden. En de geheimzinnige vliegtuigen blijven hun nachtelijke tochten tusschen de Noor- sche kust en de Oostzee maken, eiken dag weer als het donker wordt over de sneeuw velden is er hier of daar op een afgelegen hoeve in de bergen wel iemand, die plots het gebrom van den motor hoort en het schijnsel van het zoeklicht snel langs de hellingen ziet glijden, en herhaaldelijk vangen radio-ama teurs vreemde seinen op, berichten over dalen op de Botnische Golf, waar scheepvaart niet meer mogelijk is wegens ijsgang, code-teler grammen, die voor 'n gewoon sterveling niet te ontcijferen zijn. Wat heeft dit alles te beteekenen? Drank smokkelarij is het zeker niet, dat kan goed- kooper en veel gemakkelijker. Een Noorsch blad heeft de onderstelling geopperd, dat Ja- pansche vliegtuigen brandstoffendepots aan legden voor een luchtaanval uit het Westen, wanneer Japan en Rusland slaags zouden raken. Conservatieve kranten waren er van overtuigd, dat Russische vliegtuigen spion- nagediensten bedreven, maar waarom wordt er dan uitsluitend 's nachts en maanden-lang steeds volgens dezelfde route gevlogen? En Rusland heeft de geruchten, dat Russische vliegers zich zouden oefenen voor een lucht- verbinding tusschen Karelië en hangarsche pen op den Atlantischen Oceaan krachtig ge dementeerd. Een communistisch blad legt ver band tusschen de .geheimzinnige vliegtoch ten en het voorstel om de Zweedsche lucht vloot uit te breiden met bommenwerpers. Maar dit zijn allemaal slechts gissingen, ver onderstellingen, niemand weet wat het doel is van de vliegers, die in 't duister van den winternacht over de eindeloosheid van Norr- land's bosschen hun koers zoeken. En nu de nasporingen met legervliegtuigen gestaakt zijn, zal men het raadsel wellicht nimmer kunnen oplossen. Als is het ook mogelijk, dat het mysterie spoedig opgelost wordt...., en geen mysterie blijkt te zijn. C. G. B. LANGS DE STRAAT. Pauweveeren. Ze zeggen dat pauweveeren ongeluk bren gen. En ik heb gehoord, dat mijn tante, toen mijn neefje geboren zou worden, met veel overtuiging naar de vaas op de schoorsteen mantel is toegeschreden en met een zelfbe wust gebaar in één enkele knak de sierlijke pauwepronk naar de prullemand heeft ver wezen iets waarover ik verbolgen moet zijn geweest, want de veeren waren door hun lengte in zijn oogen iets zeldzaams en wat bovendien aan mijn neeftje blijkbaar niets heeft veranderd. Maar dit alles doet aan het geloof van de romantische zielen natuurlijk niets af. En omdat het vandaag mistig is. omdat een dikke natte mist over de Amsterdamse he grachten hangt en alle dingen klam en voch tig zijn, omdat van enkele geel-verschrom- pelde bladen die nog aan de zwart-kleverig- natte boomen hangen af en toe druppels vallen, die heel langzaam een grooter en groo ter wordenden kring in het grachtwater trek ken, omdat Holland zoo nat en zou koud en zoo klein voelt, heb ik zin om met die roman tische zielen, romantisch te zijn en sta ik romantisch door de beslagen ruiten naar bui ten te staren. Aan den anderen kant van de gracht loo pen twee menschen pauweveeren te venten, een man en een vrouw, een zeeman blijkbaar, die geen schip meer heeft, zoo'n kerel met een kop, die tegen-de-zon in heel ver in de verte kijkt en met beenen, die een stootje kunnen verdragen. Die loopt daar nou met pauwe veeren, omdat de vaste wal minder zeker heid biedt dan een schip in den storm. Die loopt daar nou met de trotsche pronk van een ijdele staart-spreidende pauw in twee on handige bossen bij elkaar gebonden en biedt u zoo maar heel eenvoudig, alsof er heelemaal niets aan de hand was met een goedig ge zicht wat ongeluk aan. Hij loopt aan den kant van het water, staat stap na stap stil en met de wonderlijke veerbossen in zijn beide handen omhoog, kijkt hij langs de ramen van de huizen. Zijn vrouw komt er lang zaam achter aan en terwijl hij met een breed dramatisch opera-gebaar telkens weer zijn beide handen omhoog heft, met een zwaai van zijn forsche lichaam naar de huizenrij toewuift zij de veeren zwakjes op en neer. zooals je lusteloos een stoffer hanteert. Bruin zijn die veeren aan den onderkant, doodsch en somber. Een versleten dor boomblad is in haar haar gevallen, een dood ritselend ding, en blijft daar zitten, want het loopen gaat maar voetje voor voetje- Huis na huis gaan ze voorbij, kijkend, stil staand en weer 'verder loppend. Zonder een enkel woord, of een roép. Met niets anders dan het telkens weer heffen van de doodsche bruine bossen, die bij iedere zwaai hun venij nige, mysterieuze groen-blauwe geschitter ge ven, dat in de zon goud is en in de mist plot- celing vochtig, gif-groen dat bij iedere bewe ging het licht anders opvangt, en daar diep binnen in het blauwe, haast zwarte, onbe weeglijke wachtende oog Omdat het meer en meer is gaan regenen schuilt het tweetal weg in een portiek. Dicht bij me rinkelt de telefoon. Of ik meega vanavond? Of ik tijd heb om uit te gaan? Ik heb er geen zin in, ik zeg dus één van die vele dingen, die je in zoo'n geval zegt, En ik maak me bovendien nog wijs. dat je zoo dicht bij zooveel ongeluk geen afspraken moet maken... wat natuurlijk de ergste uitvlucht is. Want ik weet- heel goed dat je pauweveeren loopt te verkoopen, zooals je veters vent en al die andere dingen doet: om je brood te verdienen. Maar een mensch moet soms romantisch zijn. En vooral: met roman tiek moet je nooit spotten! Vr. S. BLAUWE OOGEN. „Het is mij al dikwijls opgevallen, dat door drijvende menschen blauwe oogen heb ben!" „Zeker! Zoo niet voor, dan toch na!" Er zat een duif op den nok van het dak, dat even lager dan de terrassen voor het Ca sino in Monte Carlo ligt. Vlak onder de ter rassen loopt namelijk de spoorweg door en het dak was het dak van een wacht- of signaalhuisje of zoo iets. Weer daaronder lag een stukje groen grasveld, dat zoo fluweelig en effen en glad als een biljartlaken was, al leen veel mooier en warmer van kleur; en nog eens daaronder lag de zee, zoo intens, schitterend, fel blauw als vergeetmijnietjes in de zon; bij elke beweging van het water dansten en flikkerden er grillige gouden scherven overheen, en een wit zeilscheepje, dat slaperig langs de kust schommelde, liet een gouden spoor na, Tien uur in den morgen is vroeg voor Mon te Carlo. Ei waren nog maar een paar men schen op de terrassen: er woei een zacht frisch morgenwindje; en de duif, zacht, don zig grijs met een klein beetje wit en donker groen, zat zoo kalm en bedaard haar toilet te maken, of zij wist, dat zij ruim den tijd had. Ze prikte langs haar pooten, ze streek onder langs haar borst en buik de veeren glad: ze klapte één voor één haar vleugels half om hoog en stak .er haar gravenden kop onder; toen vleide ze ze zorgvuldig weer neer en aaide een paar laatste overeinde staande veer tjes liefkoozend weer glad. Een paar maal koerde ze zacht en tevreden en haar vriende lijke duivenoogen keken als met iets van ap preciatie uit over de tintelende zee en de blanke stad Monaco op de steile rots aan den overkant; dan verdiepte ze zich weer met evenveel toewijding en verliefde zorg in haar toilet, als een ijdele vrouw het 's morgens voor haar toilettafel doet: een kwikje hier. een aaitje daar; een krulletje wat meer naar voren, een tikje poeder nog.... Het was half elf, toen ze definitief besloot dat ze klaar was; het was ook half elf, toen er beneden op het fluweelen grasveldje wat beweging kwam: een kleine wit en zwarte hond holde er keffend rond, een paar mannen draafden er haastig op en neer. deurtjes klapten open en dicht: de tir aux pigeons was geopend, de liefheb bers van het duivenschieten. die geen minuut wilden missen met dezen mooien dag. hadden zich al vóór het openingsuur voor de deur geposteerd en wel een tiental tegelijk liep er nu het grasveld op, waar ook nog steeds de kleine hond uitgelaten heen en weer holde en blafte tegen de zon en de glinsterende golfjes. Over de duif op den nok van het dak van het signaalhuisje, met zachte, vleiende, te vreden geluidjes koerend, kwam een soort van opmerkzaamheid: ze koerde nog wel afwezig door, maar haar aandacht was bij de geluiden beneden, ze draaide zich tot twee. drie maal toe onrustig om op haar smalie zitplaats en met haar kop schuin poogde ze de bewegingen van den hand en de menschen te volgen. Ter zelfder tijd kwam er van de trappen van het nog hooger gelegen terras het geluid van de haastige voetstappen van iemand, die snel een aantal treden afloopt. Ik draaide me om, en zag den ouden, ma- geren Engelschman met het grijze haar en de ontzaggelijke zware witte wenkbrauwen, die hem iets martiaals gaven dat hem waar schijnlijk heelemaal niet toekwam, naar be neden komen en naar den lagen steenen muur langs het terras vlak bij de duif loopen. Hij leek boos; hij klemde zijn wandelstok krampachtig in zijn rechtervuist en zwaaide er mee. toen sloeg hij hem een paar maal luid en gebiedend op den muur en zei tegen de duif, terwijl zijn wenkbrauwen elkaar bijna raakten, zoo fronste hij ze: ..Go away! Ga dan toch weg! Vooruit! Vooruit!" De duif keek hem verschrikt aan, stond op, hief haar vleugels en vloog angstig fladderend weg, over het Casino, in de richting van de ber gen; ze werd een steeds kleinere stip tegen de blauwe lucht en de Engelschman keek haar lang na. met een glimlach om zijn mond en zijn wenkbrauwen. Toen draaide hij zich om Een bezoek aan de vak-cursus. Van den Griekschen wijsgeer Plato wordt verteld, dat hij zijn dochters leerde, hem te scheren, omdat hij zich niet aan een barbier toevertrouwde. In dien tijd waren er blijkbaar nog geen vakscholen en zelfs geen praktijk opleiding. zoodat de beginnertjes direct op de klanten moesten worden losgelaten. De kapperszaken zijn als paddestoelen uit den grond verrezen. Nu het bedrijf ingewik kelder en veelzijdiger is geworden door de korte haren-mode, vinden velen er werk in. Maar hoe wordt nu zoo'n bijloopertje, dat je afgeknipte haar komt opvegen, klanten mag inzeepen een schaar of een tang aangeeft, tot een zelfstandig werkende kracht? Eerlijk gezegd: ik had me er nooit in ver diept. Puur en alleen van afkijken en zelf probeeren moet zoo'n aankomende hulp het natuurlijk niet hebben. Overdag is hij of zij in de zaak: de echte zorgvuldige opleiding moet dus 's avonds plaats hebben. Door een toeval hebben we ontdekt, waar- die langzame metamorfose van onhandige jochies en halfvolwassen meisjes in volleerde kappersbedienden plaats vindt. Het spreekt tenslotte vanzelf dat er aan een geregelden cursus al jarenlang behoefte was. Omstreeks 1902 zijn in verschillende steden vakcursussen begonnen, op touw gezet door de Ned. Ver. van Kappersbedienden. In en na den oorlog zijn die hier en daar tijdelijk opgeheven, de crisis heeft ook niet gunstig gewerkt, maar hier in Haarlem hebben we dan nu voor het tweede jaar weer zoo'n cursus aan den gang Voor een volledige opleiding zijn drie cursus jaren, van October tot April/Mei. noodig. Men is dan óf heer en- óf dameskapper in den dop. Wie allebei de vakken wil kennen, moet er dus zes jaar over doen. Ieder jaar zijn er over gangsexamens en aan het eind van den cur sus een eindexamen door vaklieden uit andere plaatsen. Dit jaar zijn er in totaal ruim dertig leerlingen. De leeraren en ook de directeur hebben zich volkomen belangeloos ter beschik king gesteld, want subsidie wordt niet gege ven. Misschien zou het helpen, als de raads leden eens bij ongeluk door een onhandig aan komend bediendetje in hun neus gesneden werden Door die hulpvaardigheid van degenen, die er al zijn voor de jonge beginners, kan de cursus dus voortbestaan;- het lesgeld is heel laag. maar noodzakelijk om de diverse „mar telwerktuigen" voor de lessen te bekostigen. Anderhalf uur in de week. op Maandag avond van 9 tot half 11, worden de lessen ge geven in een groot feestgebouw hier, waar- danslessen en bokswedstrijden en meer van dergelijke sportieve verrichtingen plaats heb- beiT De zaal was dan ook feestelijk versierd met lange slingers vlaggetjes, en daaronder stonden geïmproviseerde kaptafels in rij en geiid. Achter in de zaal wachtten nog ver schillende modellen op hun beurt. Er is altijd aanbod genoeg, want de behandeling kan mis schien even langer duren, maar je komt heusch keurig onder *t mes vandaan en het kost niets natuurlijk Keurig in klasjes verdeeld: eerste dames, eerste heeren, en zoo verder, stonden daar vier- of vijfendertig leerlingen te werken. Er werd geknipt aan de stugge bolletjes van be- nauwd-kijkende kleine jongens, aan romme lige mannelijke coiffures, gekruld en gegolfd en gefriseerd aan dameshoofden en de leera ren liepen voortdurend af en aan om voor te doen, te controleeren en zoo noodig in te grijpen bij al te gewaagde manipulaties met tang of schaar. Dien avond was wasschen en watergolven niet aan de beurt, zoodat we het schouwspel van tientallen witbeschuimde hoofden en electrisch verwarmde nikkelen hel men hebben moeten missen. De leerlingen krijgen alles onderhanden wat maar in de praktijk kan voorkomen, tot baarden toe. Verder moet de routine natuurlijk komen van de oefening in de praktijk van de zaak en het knippen en krullen van familieleden en ken nissen, die zich beschikbaar willen stellen. Eigenlijk komt er voor de opleiding voor heerenkapper evenveel kijken als voor die voor coiffeur de dames. Ook een heer der- schepping, tenminste als-ie ij del is, wil shampoo en friction hebben en soms zelfs een mooi watergolfje in zijn haar of een slagje met het warme ijzer, om het geheel wat te fatsoeneeren. Met verbazing hoorden we ver halen over wat een coquet manspersoon al niet aan zijn hoofd laat doen, tegenwoordig. En dan te denken, dat wij vrouwen altijd voor- ij del worden uitgekreten....! Zoo stonden de aankomende kapsters en kappers daar te werken onder de vroolijke papieren guirlanden van het feestlokaal. Een kapper wordt altijd aangezien voor iemand, die geen oogenblik zijn mond kan houden en altijd maar kletst, vooral over het weer. Eigenaardig, maar deze vijf-en-dertig leer lingen worden dan bepaald later anders, want je kon in het lokaal een speld hooren vallen! Zou die opvatting over welbespraaktheid van onze kappers misschien niet een beetje over dreven zijn? L. S. door WILLY VAN DER TAK. 1 en zette zich naast mij op de bank. Beneden was het schieten begonnen. De kooitjes, waar in de duiven opgesloten zaten, klapten onop houdelijk, steeds vlogen de in de zon blinken de duiven op in-de lucht, blij met de vrijheid, steeds klonk er een schot als ze nog geen twintig meter weg hadden kunnen vliegen. Geruischloos vielen de duivenlichamen neer, en lagen op het gras soms nog krampachtig te beweger.; zwijgend, plichtsgetrouw kwam steeds de zwart en witte kleine hond aan snellen. pakte ze op in zijn bek en bracht ze terug. Naast mij zat de Engelschman met de mar tiale wenkbrauwen star over den muur naar beneden te kijken. De duiven vielen, vielen, twee in de minuut; de lucht was blauw, de zon blonk op verlangend uitgestrekte zachte kopjes en krachtig en blij wiekende vleugels, en, een paar seconden later, op een hulpeloos fladderende vlerk of een hijgend borstje. Plot- selin. zonder zijn hoofd of zijn oogen af te wenden, zei hij, maar ik wist, dat het tegen mij was: „The beasts!" En toen hij me een halve minuut tijd had gegeven om dat te ver werken. wendde hij zijn gezicht naar me toe, en zei. zonder een glimlach. „En dat meen ik, you know. Ik zit hier iederen ochtend, en iederen ochtend kijk ik het aan. en verwensch dat daar beneden, dat ze sport noemen. Een duif in een kooitje het kooitje open en de duif heeft nog geen twintig meter kunnen vliegen of ze schieten haar neer. Sport! Bah! O, kijk, kijk!" Hij stond op en klemde zich opgewonden aan het muurtje vast. Een schot had geklonken, maar het was blijkbaar niet raak geweest: de duif fladderde even als besluiteloos, draaide zich om. keek naar beneden, waar het hondje luidblaffend den kop in de lucht stak, vloog nog wat hooger. wendde zich toen in de rich ting van de stad, en kwam vlak over onze hoofden gevlogen. Haar ééne wiek klapte moeizaam, blijkbaar toch getroffen; midden op het terras, vlak achter ons, liet ze zich zakken en hipte, schichtig links en rechts Kijkend, tusschen de wandelaars door. De Engelschman zat al op zijn hurken naast haar. haar vriendelijk toesprekend met een zachte, fleemende stem. waarnaar de duif met een schuin gehouden kopje luisterde. Hij stak een langzame hand uit; de duif werd in het minst niet angstig en liet zich gedwee op pakken. Er was ook geen onrust in haar oogen. toen hij zich met haar in zijn twee handen, weer naast mij zetten; in de zijne, onder de borstelige wenkbrauwen was een half teeaere, half triomfantelijke glimlach. ..The beasts!" zei hij weer. „Ze hebben hem in zijn vleugel geschoten, 't Is niet erg. maar als zij hier blijft rondloopen. vangen ze haar zoo weer. Ik ga haar buiten de stad brengen, in de bosschen daar tegen den berg op. dan krijgen ze haar nooit meer. Gaat u mee?" Er was nog tijd genoeg ik ging mee. Op de terrassen keken ze hem na. den keurigen ouden Engelschman met zijn witte broek en donkerblauw jasje, die zoo moederlijk de duif tn zijn armen droeg; de promenade gingen we langs, de hooge trap langs het kerkje bij de Contamine op; steeds oudere, steeds vui lere straatjes door tot in het hoogste gedeel te van de stad, waar de boomen al tusschen de huizen door begonnen te groeien, en de huizen bijna geen huizen meer, maar bosch- hutten waren: tot in de bosschen. de oude olijvenboomgaarden. waar de kronkelige boo men zich krampachtig in grillige bochten wrongen en tallooze smalle paadjes berg op berg af verstoppertje speelden. Het rook er naar thym, een paar hagedissen ritselden er watervlug tusschen de planten door, 'ei vogel floot hoog en aanhoudend ergens e;n eind verder den berg op; tusschen de warm- gestoofde ritssteenen sjilpten de krekels dat de lucht van een eindeloos, fijn gezang ver vuld was. Daar zetten we de duif neer tus schen de lage planten. Zij keek ons met één oog vriendelijk aan, klapte even met zijn on- gekwetsten vleugel en hipte weg. De Engelsch man wreef tevreden in zijn handen, lichtte zijn hoed even op en zette hem wat schuiner op zijn hoofd, hem aan den rand wat dieper over een oog trekkend. Nog handenwrijvend, met een glimlach op zijn zonbeschenen ge zicht. begon hij door de olijvengaarden naar beneden af te dalen, zorgvuldig zijn weg zoe kende tusschen de steenen en de boomstron ken. Hij zei iets, maar het was of er over hem heelemaal iets van een triomfant, even mali cieus, maar overigens heel goedaardig en breed grinnikje gespreid lag. Toen we in de benedenstad belandden had hij gedurende den tocht drie maal „my dear" tegen me gezegd, en stond hij erop, dat ik in het café de Paris een kopje koffie met hem zou gaan drinken. Na afloop daarvan bracht hij mij naar huis, naar mijn hotel, pratend over alle mogelijke wissewasjes. Maar zijn stramme beenen stapten buitengewoon kittig en bij iedere twee stappen gaf hij met zijn stok een tik op den grond, zoo opgewekt ve nijnig. alsof hij met iederen tik een vijand een priem gaf. Voor de deur nam ik afscheid van hem en stuitte in den ingang op den dikken hotelier, die met zijn geweldige romp, zijn kolossaal gezicht en zijn machtige zwarte baard den toegang versperde. Hij informeerde met een zoo zwierige strijkage als hem door zijn om vang mogelijk was, of mademoiselle tevreden was over haar morgen, en ik bleef staan en vertelde hem het verhaal. „Daar?" zei hij vragend, en wees naar de berge over het hotel, „daar heeft u de duif gebracht?" Ik knikte en zijn sluwe bruine oogen be gonnen geamuseerd te glimmen, terwijl hij smakelijk lachte. "Ach, mademoiselle wat jammer! Want ziet u. daar. juist daar. in die oude olijvpi"-^. den worden altüd een dik- maal o-- k. de duiven voor de tir aux pigeons gevaren' Werkelijk, het is te grappig!" Ik had hem kunnen slaan, maar dat doet men nu eenmaal niet. Er kwamen andere gas ten aan, en hij liet me voorbijgaan. Op de trap besloot ik. dat ik hem eigenlijk altijd al anti pathiek had gevonden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 13