RDAGAVOND
EEN SCANDINAAFSCHE
SPOOKGESCHIEDENIS
VAN OVERAL EN NERGENS
7
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
WAAR ONZE KAPPERS GEVORMD WORDEN
Tir aux pigeons
ZATERDAG 3 FEBRUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
tjeUeunzkuti^t nacUte.Uj.kt vlieMoMeH tusscUen
At VtMcscUt kust tn Lapland.
(Van onzen correspondent.)
Stockholm.
Het puzzelseizoen is voorbij. Iedere Zweed
weet nu hoe hij binnen een vierkant van
twaalf dominosteenen met vier andere stee-
nen een swastika kan maken, het nummer
van het bankbiljet, dat hoofdprijs was bij de
„konkurense" van een Noorsch blad, is gepu
bliceerd en van al die ontelbare andere Kerst
puzzels en Oude jaarsprijsvragen zijn nu de
oplossingen en de namen der gelukkige win
naars bekend gemaakt. Maar in plaats daar
van is ,;.het vliegende spook" gekomen, het
groote mysterie van dwalende lichten en
vreemde geluiden boven de verbrokkelde rot
sen kusten en de diepe fjorddalen, de sneeuw-
gedekte bergen en de eindelooze naaldbos-
schen van Noord-Noorwegen en Zweedsch
Norrland, het beangstigende raadselachtige
phenomeen dat in de visschersnesten van
Helgoland en de afgelegen gehuchten van
Lapland velen slapenlooze nachten bezorgt en
sommigen aan de nadering van het einde dei-
wereld en de komst van het duizendjarige
rijk doet gelooven. Men droomt bange droo-
men, men peinst en piekert zich suf over
wat wel de oplossing mag zijn, maar het
ziet er naar uit, dat dit mysterie nimmer
ontraadseld zal worden.
Het begon in October reeds. Een boschar
beider, die naar stad was geweest en van de
halte van de postautobus nog een twintig
kilometer had te loopen voor hij laat in den
avond thuis zou komen, zag tegen de laag
boven de bosschen hangende wolken eer;
vreemden schijn, die langzaam in wijden boog
rondcirkelde. Hij bleef een tijdje staan kijken
en kon toen constateeren, dat de onzichtbare
lichtbron zich ergens hoog in de bergen moest
bevinden. Weinige dagen later zag een hout
vester uit de buurt 's avonds een lichtstraal,
die zich snel in oostelijke richting verplaatste
zonder dat hij ontdekken kon, waar het licht
vandaan kwtfm.
Het nieuws sijpelde langzaam door naar
een plaatselijk blaadje, dat het schijnsel uit
maakte voor seinen van dranksmokkelaars
Het duurde niet lang voor men het licht ook
elders zag en verscheidene malen hoorde
men tegelijkertijd een dof geluid, dat wel iets
had van een waterval in de verte, maar dat
zich óók verplaatste en de zaak dus nog een
beetje vreemder maakte. Ontwikkelde men-
schen haalden de schouders op, maar 't kon
gebeuren, dat zij weinige dagen later door
verschikte buren uit bed werden gehaald,
omdat „het spook" nu over hun doip waar
de. Kranten schreven, dat men met massa
suggestie te doen had, dat de menschen daar
boven in Norrland het Noorderlicht of de
avondster of het licht van de bermlamp van
een auto onder bijzondere atmosferische
omstandigheden hadden aangezien voor
een lichtend spook, maar als de brave boe
ren en boscharbeiders dat lazen, dan sloegen
ze met de vuist optafelalsof zij het Noor
derlicht en de sterren niet zouden kennen!
Na eind November ging er geen dag meer
voorbij zonder dat er uit Dorotea of Tarna,
Sorsele of Storuman of een van die andere
kerkdorpen in de wildernis van Zuid-Lapland
naar Vaterbottens-Kuriren of Umebladet ge
telefoneerd werd, dat men 's nachts het vlie
gende spook" gehoord en gezien had. Tot laat
in den avond bleven de menschen van eenza
me hoeven op om af te wachten of zij nu ook
het vreemde schijnsel zouden zien en bij de
benzine stations aan den grooten weg groep
ten de jonge mannen eiken avond weer sa
men om de laatste berichten over 't spook te
bespreken, om stampvoetend door de sneeuw
te ijsbeeren en uit te kijken naar 't dwalende
licht aan den winterhemel.
Op Kerstavond zag iemand te Kalix, een
plaatsje bij Haparanda, een vliegtuig over
komen, dat zich met behulp van een zoeklicht
orienteerde, van koers veranderde en in de
duisternis verdween.
In den Oudjaarsnacht zag de boekhande
laar van Sarsele, die zijn dienstplicht bij het
corps vliegeniers heeft vervuld, een groot
Junkervliegtuig met gesloten cabine laag bo
ven het plaatsje cirkelen. De motor was afge
slagen. de lichten waren gedoofd, maar even
later speelde het schijnsel van een krachtig
zoeklicht over het stationsemplacement en
daarna vloog het toestel langs de spoorlijn
naar het Zuiden. De volgende dagen werd het
„spookvliegtuig" ook elders gesignaleerd, wan
neer het in den maanlichten nacht voor een
besneeuwden bergwand langs-vloog of op het
ijs van een der vele bergmeren landde. De
onrust onder de bevolking nam toe, de auto
riteiten raakten overtuigd van het bestaan
van ..het vliegende spook", al het beschik
bare personeel van douane en politie en bosch
bewaking werd aan het werk gesteld en een
eskader legervliegtuigen werd uit Ostersund
ïiaar Tana gezonden.
Maar de „spookvlieger" stoorde er zich niet
in het minst aan, het leek zelfs, dat hij met
den dag driester werd en van alle kanten
kwamen rapporten binnen, waaruit met vrij-
groote zekerheid geconcludeerd kon worden,
dat het geheimzinnige vliegtuig eiken nacht
weer een vaste route vloog tusschen de ber
gen achter Tarna en de kust van de Oostzee.
Én ook in Noorwegen werd de „spookvlieger"
telkens weer gezien wanneer hij tusschen de
uiterste schereneilandjes neerstreek of een
fjorddal volgend, naar de Zweedsche grens
koerstte. Toen kwam het bericht, dat het
mysterieuse toestel met brandende naviga-
tielichten boven Skelleftea was gezien. Men
begreep het niet goed, want het moest den be
stuurder er toch zeker om te doen zijn zoo
onopgemerkt mogelijk te blijven? Doch wat
later vond men de verklarinfg in het feit, dat
er meer dan een .apook-vliegtuig" nachte
lijke vluchten boven Helgoland en Norr
land maakte, dat er een enkele maal zelfs
drie vliegtuigen tegelijkertijd gezien werden,
wanneer de militaire vliegers toevallig ergens
elders op jacht naar „het vliegspook" waren
Onvermoeid werden de nasporingen voort
gezet, maar de resulttaten bleven uit. Men
zag twee spookvliegtuigen tusschen de sche
ren bij Rorvik dalen, terwijl de douane
boot niet uit kon varen omdat men op een
loods wachten moest. Den volgenden dag,
tien een der vliegtuigen weer in het zicht van
een visschersplaatsje was daalde, lagen drie
douanekruisers onder stoom, en er werd
zoo'n vaart achter gezet, dat de eene boot lek
sprong en op land gezet moest worden, ter
wijl de tweede strandde en de derde om hulp
terug moest keeren. En van de Zweedsche
vliegtuigen stortte er een neer in een hevigen
sneeuwstorm en moest een ander wegens een
ernstig motordefect op Ammarfjallet echter-
gelaten worden, waarna de beide vliegers
tachtig kilometer op ski's moesten afleggen
voor zij een boerderij bereikten en telefonisch
rapport uit konden brengen. Een week later
zijn de nasporingen gestaakt, omdat men in
zag, dat de „spookvliegers" op deze wijze toch
niet te pakken zijn en omdat de onkosten wel
zeer groot werden.
En de geheimzinnige vliegtuigen blijven
hun nachtelijke tochten tusschen de Noor-
sche kust en de Oostzee maken, eiken dag
weer als het donker wordt over de sneeuw
velden is er hier of daar op een afgelegen
hoeve in de bergen wel iemand, die plots het
gebrom van den motor hoort en het schijnsel
van het zoeklicht snel langs de hellingen ziet
glijden, en herhaaldelijk vangen radio-ama
teurs vreemde seinen op, berichten over dalen
op de Botnische Golf, waar scheepvaart niet
meer mogelijk is wegens ijsgang, code-teler
grammen, die voor 'n gewoon sterveling niet
te ontcijferen zijn.
Wat heeft dit alles te beteekenen? Drank
smokkelarij is het zeker niet, dat kan goed-
kooper en veel gemakkelijker. Een Noorsch
blad heeft de onderstelling geopperd, dat Ja-
pansche vliegtuigen brandstoffendepots aan
legden voor een luchtaanval uit het Westen,
wanneer Japan en Rusland slaags zouden
raken. Conservatieve kranten waren er van
overtuigd, dat Russische vliegtuigen spion-
nagediensten bedreven, maar waarom wordt
er dan uitsluitend 's nachts en maanden-lang
steeds volgens dezelfde route gevlogen? En
Rusland heeft de geruchten, dat Russische
vliegers zich zouden oefenen voor een lucht-
verbinding tusschen Karelië en hangarsche
pen op den Atlantischen Oceaan krachtig ge
dementeerd. Een communistisch blad legt ver
band tusschen de .geheimzinnige vliegtoch
ten en het voorstel om de Zweedsche lucht
vloot uit te breiden met bommenwerpers.
Maar dit zijn allemaal slechts gissingen, ver
onderstellingen, niemand weet wat het doel
is van de vliegers, die in 't duister van den
winternacht over de eindeloosheid van Norr-
land's bosschen hun koers zoeken. En nu de
nasporingen met legervliegtuigen gestaakt
zijn, zal men het raadsel wellicht nimmer
kunnen oplossen. Als is het ook mogelijk, dat
het mysterie spoedig opgelost wordt...., en
geen mysterie blijkt te zijn.
C. G. B.
LANGS DE STRAAT.
Pauweveeren.
Ze zeggen dat pauweveeren ongeluk bren
gen. En ik heb gehoord, dat mijn tante, toen
mijn neefje geboren zou worden, met veel
overtuiging naar de vaas op de schoorsteen
mantel is toegeschreden en met een zelfbe
wust gebaar in één enkele knak de sierlijke
pauwepronk naar de prullemand heeft ver
wezen iets waarover ik verbolgen moet zijn
geweest, want de veeren waren door hun
lengte in zijn oogen iets zeldzaams en wat
bovendien aan mijn neeftje blijkbaar niets
heeft veranderd.
Maar dit alles doet aan het geloof van de
romantische zielen natuurlijk niets af. En
omdat het vandaag mistig is. omdat een
dikke natte mist over de Amsterdamse he
grachten hangt en alle dingen klam en voch
tig zijn, omdat van enkele geel-verschrom-
pelde bladen die nog aan de zwart-kleverig-
natte boomen hangen af en toe druppels
vallen, die heel langzaam een grooter en groo
ter wordenden kring in het grachtwater trek
ken, omdat Holland zoo nat en zou koud en
zoo klein voelt, heb ik zin om met die roman
tische zielen, romantisch te zijn en sta ik
romantisch door de beslagen ruiten naar bui
ten te staren.
Aan den anderen kant van de gracht loo
pen twee menschen pauweveeren te venten,
een man en een vrouw, een zeeman blijkbaar,
die geen schip meer heeft, zoo'n kerel met een
kop, die tegen-de-zon in heel ver in de verte
kijkt en met beenen, die een stootje kunnen
verdragen. Die loopt daar nou met pauwe
veeren, omdat de vaste wal minder zeker
heid biedt dan een schip in den storm. Die
loopt daar nou met de trotsche pronk van
een ijdele staart-spreidende pauw in twee on
handige bossen bij elkaar gebonden en biedt
u zoo maar heel eenvoudig, alsof er heelemaal
niets aan de hand was met een goedig ge
zicht wat ongeluk aan. Hij loopt aan den
kant van het water, staat stap na stap stil en
met de wonderlijke veerbossen in zijn beide
handen omhoog, kijkt hij langs de ramen
van de huizen. Zijn vrouw komt er lang
zaam achter aan en terwijl hij met een breed
dramatisch opera-gebaar telkens weer zijn
beide handen omhoog heft, met een zwaai
van zijn forsche lichaam naar de huizenrij
toewuift zij de veeren zwakjes op en neer.
zooals je lusteloos een stoffer hanteert. Bruin
zijn die veeren aan den onderkant, doodsch
en somber. Een versleten dor boomblad is in
haar haar gevallen, een dood ritselend ding,
en blijft daar zitten, want het loopen gaat
maar voetje voor voetje-
Huis na huis gaan ze voorbij, kijkend, stil
staand en weer 'verder loppend. Zonder een
enkel woord, of een roép. Met niets anders
dan het telkens weer heffen van de doodsche
bruine bossen, die bij iedere zwaai hun venij
nige, mysterieuze groen-blauwe geschitter ge
ven, dat in de zon goud is en in de mist plot-
celing vochtig, gif-groen dat bij iedere bewe
ging het licht anders opvangt, en daar diep
binnen in het blauwe, haast zwarte, onbe
weeglijke wachtende oog
Omdat het meer en meer is gaan regenen
schuilt het tweetal weg in een portiek.
Dicht bij me rinkelt de telefoon. Of ik
meega vanavond? Of ik tijd heb om uit te
gaan? Ik heb er geen zin in, ik zeg dus één
van die vele dingen, die je in zoo'n geval zegt,
En ik maak me bovendien nog wijs. dat je
zoo dicht bij zooveel ongeluk geen afspraken
moet maken... wat natuurlijk de ergste
uitvlucht is. Want ik weet- heel goed dat je
pauweveeren loopt te verkoopen, zooals je
veters vent en al die andere dingen doet: om
je brood te verdienen. Maar een mensch moet
soms romantisch zijn. En vooral: met roman
tiek moet je nooit spotten!
Vr. S.
BLAUWE OOGEN.
„Het is mij al dikwijls opgevallen, dat door
drijvende menschen blauwe oogen heb
ben!"
„Zeker! Zoo niet voor, dan toch na!"
Er zat een duif op den nok van het dak,
dat even lager dan de terrassen voor het Ca
sino in Monte Carlo ligt. Vlak onder de ter
rassen loopt namelijk de spoorweg door en
het dak was het dak van een wacht- of
signaalhuisje of zoo iets. Weer daaronder lag
een stukje groen grasveld, dat zoo fluweelig
en effen en glad als een biljartlaken was, al
leen veel mooier en warmer van kleur; en
nog eens daaronder lag de zee, zoo intens,
schitterend, fel blauw als vergeetmijnietjes in
de zon; bij elke beweging van het water
dansten en flikkerden er grillige gouden
scherven overheen, en een wit zeilscheepje,
dat slaperig langs de kust schommelde, liet
een gouden spoor na,
Tien uur in den morgen is vroeg voor Mon
te Carlo. Ei waren nog maar een paar men
schen op de terrassen: er woei een zacht
frisch morgenwindje; en de duif, zacht, don
zig grijs met een klein beetje wit en donker
groen, zat zoo kalm en bedaard haar toilet te
maken, of zij wist, dat zij ruim den tijd had.
Ze prikte langs haar pooten, ze streek onder
langs haar borst en buik de veeren glad: ze
klapte één voor één haar vleugels half om
hoog en stak .er haar gravenden kop onder;
toen vleide ze ze zorgvuldig weer neer en
aaide een paar laatste overeinde staande veer
tjes liefkoozend weer glad. Een paar maal
koerde ze zacht en tevreden en haar vriende
lijke duivenoogen keken als met iets van ap
preciatie uit over de tintelende zee en de
blanke stad Monaco op de steile rots aan den
overkant; dan verdiepte ze zich weer met
evenveel toewijding en verliefde zorg in haar
toilet, als een ijdele vrouw het 's morgens voor
haar toilettafel doet: een kwikje hier. een
aaitje daar; een krulletje wat meer naar
voren, een tikje poeder nog.... Het was half
elf, toen ze definitief besloot dat ze klaar was;
het was ook half elf, toen er beneden op het
fluweelen grasveldje wat beweging kwam: een
kleine wit en zwarte hond holde er keffend
rond, een paar mannen draafden er haastig
op en neer. deurtjes klapten open en dicht:
de tir aux pigeons was geopend, de liefheb
bers van het duivenschieten. die geen minuut
wilden missen met dezen mooien dag. hadden
zich al vóór het openingsuur voor de deur
geposteerd en wel een tiental tegelijk liep
er nu het grasveld op, waar ook nog steeds de
kleine hond uitgelaten heen en weer holde
en blafte tegen de zon en de glinsterende
golfjes.
Over de duif op den nok van het dak van
het signaalhuisje, met zachte, vleiende, te
vreden geluidjes koerend, kwam een soort van
opmerkzaamheid: ze koerde nog wel afwezig
door, maar haar aandacht was bij de geluiden
beneden, ze draaide zich tot twee. drie maal
toe onrustig om op haar smalie zitplaats en
met haar kop schuin poogde ze de bewegingen
van den hand en de menschen te volgen. Ter
zelfder tijd kwam er van de trappen van het
nog hooger gelegen terras het geluid van de
haastige voetstappen van iemand, die snel
een aantal treden afloopt.
Ik draaide me om, en zag den ouden, ma-
geren Engelschman met het grijze haar en
de ontzaggelijke zware witte wenkbrauwen,
die hem iets martiaals gaven dat hem waar
schijnlijk heelemaal niet toekwam, naar be
neden komen en naar den lagen steenen
muur langs het terras vlak bij de duif loopen.
Hij leek boos; hij klemde zijn wandelstok
krampachtig in zijn rechtervuist en zwaaide
er mee. toen sloeg hij hem een paar maal luid
en gebiedend op den muur en zei tegen de
duif, terwijl zijn wenkbrauwen elkaar bijna
raakten, zoo fronste hij ze: ..Go away! Ga
dan toch weg! Vooruit! Vooruit!" De duif
keek hem verschrikt aan, stond op, hief haar
vleugels en vloog angstig fladderend weg,
over het Casino, in de richting van de ber
gen; ze werd een steeds kleinere stip tegen
de blauwe lucht en de Engelschman keek haar
lang na. met een glimlach om zijn mond en
zijn wenkbrauwen. Toen draaide hij zich om
Een bezoek aan de vak-cursus.
Van den Griekschen wijsgeer Plato wordt
verteld, dat hij zijn dochters leerde, hem te
scheren, omdat hij zich niet aan een barbier
toevertrouwde. In dien tijd waren er blijkbaar
nog geen vakscholen en zelfs geen praktijk
opleiding. zoodat de beginnertjes direct op de
klanten moesten worden losgelaten.
De kapperszaken zijn als paddestoelen uit
den grond verrezen. Nu het bedrijf ingewik
kelder en veelzijdiger is geworden door de
korte haren-mode, vinden velen er werk in.
Maar hoe wordt nu zoo'n bijloopertje, dat je
afgeknipte haar komt opvegen, klanten mag
inzeepen een schaar of een tang aangeeft,
tot een zelfstandig werkende kracht?
Eerlijk gezegd: ik had me er nooit in ver
diept. Puur en alleen van afkijken en zelf
probeeren moet zoo'n aankomende hulp het
natuurlijk niet hebben. Overdag is hij of zij
in de zaak: de echte zorgvuldige opleiding
moet dus 's avonds plaats hebben.
Door een toeval hebben we ontdekt, waar-
die langzame metamorfose van onhandige
jochies en halfvolwassen meisjes in volleerde
kappersbedienden plaats vindt. Het spreekt
tenslotte vanzelf dat er aan een geregelden
cursus al jarenlang behoefte was. Omstreeks
1902 zijn in verschillende steden vakcursussen
begonnen, op touw gezet door de Ned. Ver.
van Kappersbedienden. In en na den oorlog
zijn die hier en daar tijdelijk opgeheven, de
crisis heeft ook niet gunstig gewerkt, maar
hier in Haarlem hebben we dan nu voor het
tweede jaar weer zoo'n cursus aan den gang
Voor een volledige opleiding zijn drie cursus
jaren, van October tot April/Mei. noodig. Men
is dan óf heer en- óf dameskapper in den dop.
Wie allebei de vakken wil kennen, moet er
dus zes jaar over doen. Ieder jaar zijn er over
gangsexamens en aan het eind van den cur
sus een eindexamen door vaklieden uit andere
plaatsen. Dit jaar zijn er in totaal ruim dertig
leerlingen. De leeraren en ook de directeur
hebben zich volkomen belangeloos ter beschik
king gesteld, want subsidie wordt niet gege
ven. Misschien zou het helpen, als de raads
leden eens bij ongeluk door een onhandig aan
komend bediendetje in hun neus gesneden
werden
Door die hulpvaardigheid van degenen, die
er al zijn voor de jonge beginners, kan de
cursus dus voortbestaan;- het lesgeld is heel
laag. maar noodzakelijk om de diverse „mar
telwerktuigen" voor de lessen te bekostigen.
Anderhalf uur in de week. op Maandag
avond van 9 tot half 11, worden de lessen ge
geven in een groot feestgebouw hier, waar-
danslessen en bokswedstrijden en meer van
dergelijke sportieve verrichtingen plaats heb-
beiT De zaal was dan ook feestelijk versierd
met lange slingers vlaggetjes, en daaronder
stonden geïmproviseerde kaptafels in rij en
geiid. Achter in de zaal wachtten nog ver
schillende modellen op hun beurt. Er is altijd
aanbod genoeg, want de behandeling kan mis
schien even langer duren, maar je komt
heusch keurig onder *t mes vandaan en
het kost niets natuurlijk
Keurig in klasjes verdeeld: eerste dames,
eerste heeren, en zoo verder, stonden daar
vier- of vijfendertig leerlingen te werken. Er
werd geknipt aan de stugge bolletjes van be-
nauwd-kijkende kleine jongens, aan romme
lige mannelijke coiffures, gekruld en gegolfd
en gefriseerd aan dameshoofden en de leera
ren liepen voortdurend af en aan om voor te
doen, te controleeren en zoo noodig in te
grijpen bij al te gewaagde manipulaties met
tang of schaar. Dien avond was wasschen en
watergolven niet aan de beurt, zoodat we het
schouwspel van tientallen witbeschuimde
hoofden en electrisch verwarmde nikkelen hel
men hebben moeten missen. De leerlingen
krijgen alles onderhanden wat maar in de
praktijk kan voorkomen, tot baarden toe.
Verder moet de routine natuurlijk komen van
de oefening in de praktijk van de zaak en het
knippen en krullen van familieleden en ken
nissen, die zich beschikbaar willen stellen.
Eigenlijk komt er voor de opleiding voor
heerenkapper evenveel kijken als voor die
voor coiffeur de dames. Ook een heer der-
schepping, tenminste als-ie ij del is, wil
shampoo en friction hebben en soms zelfs een
mooi watergolfje in zijn haar of een slagje
met het warme ijzer, om het geheel wat te
fatsoeneeren. Met verbazing hoorden we ver
halen over wat een coquet manspersoon al
niet aan zijn hoofd laat doen, tegenwoordig.
En dan te denken, dat wij vrouwen altijd voor-
ij del worden uitgekreten....!
Zoo stonden de aankomende kapsters en
kappers daar te werken onder de vroolijke
papieren guirlanden van het feestlokaal. Een
kapper wordt altijd aangezien voor iemand,
die geen oogenblik zijn mond kan houden en
altijd maar kletst, vooral over het weer.
Eigenaardig, maar deze vijf-en-dertig leer
lingen worden dan bepaald later anders, want
je kon in het lokaal een speld hooren vallen!
Zou die opvatting over welbespraaktheid van
onze kappers misschien niet een beetje over
dreven zijn?
L. S.
door WILLY VAN DER TAK.
1 en zette zich naast mij op de bank. Beneden
was het schieten begonnen. De kooitjes, waar
in de duiven opgesloten zaten, klapten onop
houdelijk, steeds vlogen de in de zon blinken
de duiven op in-de lucht, blij met de vrijheid,
steeds klonk er een schot als ze nog geen
twintig meter weg hadden kunnen vliegen.
Geruischloos vielen de duivenlichamen neer,
en lagen op het gras soms nog krampachtig
te beweger.; zwijgend, plichtsgetrouw kwam
steeds de zwart en witte kleine hond aan
snellen. pakte ze op in zijn bek en bracht ze
terug.
Naast mij zat de Engelschman met de mar
tiale wenkbrauwen star over den muur naar
beneden te kijken. De duiven vielen, vielen,
twee in de minuut; de lucht was blauw, de
zon blonk op verlangend uitgestrekte zachte
kopjes en krachtig en blij wiekende vleugels,
en, een paar seconden later, op een hulpeloos
fladderende vlerk of een hijgend borstje. Plot-
selin. zonder zijn hoofd of zijn oogen af te
wenden, zei hij, maar ik wist, dat het tegen
mij was: „The beasts!" En toen hij me een
halve minuut tijd had gegeven om dat te ver
werken. wendde hij zijn gezicht naar me toe,
en zei. zonder een glimlach. „En dat meen ik,
you know. Ik zit hier iederen ochtend, en
iederen ochtend kijk ik het aan. en verwensch
dat daar beneden, dat ze sport noemen. Een
duif in een kooitje het kooitje open en
de duif heeft nog geen twintig meter kunnen
vliegen of ze schieten haar neer. Sport! Bah!
O, kijk, kijk!"
Hij stond op en klemde zich opgewonden aan
het muurtje vast. Een schot had geklonken,
maar het was blijkbaar niet raak geweest: de
duif fladderde even als besluiteloos, draaide
zich om. keek naar beneden, waar het hondje
luidblaffend den kop in de lucht stak, vloog
nog wat hooger. wendde zich toen in de rich
ting van de stad, en kwam vlak over onze
hoofden gevlogen. Haar ééne wiek klapte
moeizaam, blijkbaar toch getroffen; midden
op het terras, vlak achter ons, liet ze zich
zakken en hipte, schichtig links en rechts
Kijkend, tusschen de wandelaars door. De
Engelschman zat al op zijn hurken naast
haar. haar vriendelijk toesprekend met een
zachte, fleemende stem. waarnaar de duif met
een schuin gehouden kopje luisterde. Hij
stak een langzame hand uit; de duif werd in
het minst niet angstig en liet zich gedwee op
pakken. Er was ook geen onrust in haar
oogen. toen hij zich met haar in zijn twee
handen, weer naast mij zetten; in de zijne,
onder de borstelige wenkbrauwen was een
half teeaere, half triomfantelijke glimlach.
..The beasts!" zei hij weer. „Ze hebben hem
in zijn vleugel geschoten, 't Is niet erg. maar
als zij hier blijft rondloopen. vangen ze haar
zoo weer. Ik ga haar buiten de stad brengen,
in de bosschen daar tegen den berg op. dan
krijgen ze haar nooit meer. Gaat u mee?"
Er was nog tijd genoeg ik ging mee. Op
de terrassen keken ze hem na. den keurigen
ouden Engelschman met zijn witte broek en
donkerblauw jasje, die zoo moederlijk de duif
tn zijn armen droeg; de promenade gingen
we langs, de hooge trap langs het kerkje bij
de Contamine op; steeds oudere, steeds vui
lere straatjes door tot in het hoogste gedeel
te van de stad, waar de boomen al tusschen
de huizen door begonnen te groeien, en de
huizen bijna geen huizen meer, maar bosch-
hutten waren: tot in de bosschen. de oude
olijvenboomgaarden. waar de kronkelige boo
men zich krampachtig in grillige bochten
wrongen en tallooze smalle paadjes berg op
berg af verstoppertje speelden. Het rook er
naar thym, een paar hagedissen ritselden er
watervlug tusschen de planten door, 'ei
vogel floot hoog en aanhoudend ergens e;n
eind verder den berg op; tusschen de warm-
gestoofde ritssteenen sjilpten de krekels dat
de lucht van een eindeloos, fijn gezang ver
vuld was. Daar zetten we de duif neer tus
schen de lage planten. Zij keek ons met één
oog vriendelijk aan, klapte even met zijn on-
gekwetsten vleugel en hipte weg. De Engelsch
man wreef tevreden in zijn handen, lichtte
zijn hoed even op en zette hem wat schuiner
op zijn hoofd, hem aan den rand wat dieper
over een oog trekkend. Nog handenwrijvend,
met een glimlach op zijn zonbeschenen ge
zicht. begon hij door de olijvengaarden naar
beneden af te dalen, zorgvuldig zijn weg zoe
kende tusschen de steenen en de boomstron
ken. Hij zei iets, maar het was of er over hem
heelemaal iets van een triomfant, even mali
cieus, maar overigens heel goedaardig en
breed grinnikje gespreid lag.
Toen we in de benedenstad belandden had
hij gedurende den tocht drie maal „my dear"
tegen me gezegd, en stond hij erop, dat ik in
het café de Paris een kopje koffie met hem
zou gaan drinken. Na afloop daarvan bracht
hij mij naar huis, naar mijn hotel, pratend
over alle mogelijke wissewasjes. Maar zijn
stramme beenen stapten buitengewoon kittig
en bij iedere twee stappen gaf hij met zijn
stok een tik op den grond, zoo opgewekt ve
nijnig. alsof hij met iederen tik een vijand een
priem gaf.
Voor de deur nam ik afscheid van hem en
stuitte in den ingang op den dikken hotelier,
die met zijn geweldige romp, zijn kolossaal
gezicht en zijn machtige zwarte baard den
toegang versperde. Hij informeerde met een
zoo zwierige strijkage als hem door zijn om
vang mogelijk was, of mademoiselle tevreden
was over haar morgen, en ik bleef staan en
vertelde hem het verhaal.
„Daar?" zei hij vragend, en wees naar de
berge over het hotel, „daar heeft u de
duif gebracht?"
Ik knikte en zijn sluwe bruine oogen be
gonnen geamuseerd te glimmen, terwijl hij
smakelijk lachte.
"Ach, mademoiselle wat jammer! Want ziet
u. daar. juist daar. in die oude olijvpi"-^.
den worden altüd een dik- maal o-- k.
de duiven voor de tir aux pigeons gevaren'
Werkelijk, het is te grappig!"
Ik had hem kunnen slaan, maar dat doet
men nu eenmaal niet. Er kwamen andere gas
ten aan, en hij liet me voorbijgaan. Op de trap
besloot ik. dat ik hem eigenlijk altijd al anti
pathiek had gevonden.