Hg? steeds Met 160 K»Ma R "r CS.nS' n.v. Haarlemsche Auto-Centrale PLEIN 24 VRIJDAG 9 FEBRUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 16 n*t Q„ *er4en HflS'/e" ffe/et-e'C ^^o^^'Ooc - 'Ss„ tfe ?e'tfs0 e" 4//B e"'e<,s °'tf. ^r®., ®i u."s Std<3t i DE PRIJZEN ZI3N THANS UITERST LAAG. MODEL 40 - 8 CYLINDER MOTOR SEDAN, met 2 deuren 1950. luxe uitv. 2050. 4 2100.— luxe uitv. 2150. Coupé (2 personen) luxe uitv. 2025.— Cabriolet (2 pers.) luxe uitv2500.— STANDAARD 4 CYLINDER STANDAARD, sedan met 2 deuren 1600. sedan met 4 deuren 1850. cabriolet 1900. sedan bestelwagen 1700.— Wij leveren uit voorraad en hebben groote keuze in kleuren. pjT VRAAGT EENS INLICHTINGEN EN DEMONSTRATIE SHOWROOM TELEFOON 14125 HAARLEM Kantoor, werk plaats, magazijn STATIONSPLEIN TELEFOON 11094 9 9 9 9 De baanrace een beproeving voor rijder en wagen. Ongelukken krijgen is ook een kunst F De renner in de bocht. Afmarsch van het rechter voorioiel? ijdt u auto? Zoo ja, dan weet u natuurlijk bij ervaring wat hardrijden is. U ver trekt uit Amsterdam naar Haarlem, aan de grens der hoofdstad ontdekt u dat iemand u wil passeeren, u geeft natuurlijk meer gas (uw eergevoel verbiedt dat 'n ander harder zou kunnen rijden) en... de ander rijdt u toch voorbij. U geeft nog meer gas, in Halfweg neemt u hem, u ligt aan den kop tot de ander u weer verschalkt, en bij den spoorwegovergang van het Haarlemmermeer tje zegeviert u, omdat de ander een lekke band krijgt. U reed den afstand Amsterdam Haarlem in recordtijd (uw motor heeft wel licht een knak voor het leven gekregen....) en u vertelt er jarenlang van% Dat is een autorace in haar oervorm, de vrije speling der natuurkrachten van mensch over mensch en van cylinder over cylinder, krukas over krukas en.... geluk over onge luk! Hoe geheel anders is daarentegen de ge raffineerde snelheidsconcurrentie, die op de cementen baan wordt verreden of ook wel op den weg De échte races bedoel ik, waar niet een 8-cylinder zich met een vierpitter wil meten, maar waar gelijkwaardige rivalen naar de zege uitzien. In ons land kent men deze races niet. Weg races zijn verboden en een autoracebaan be staat er nog niet Wel is er sprake van dat op de Veluwe een dergelijke baan zou komen, doch daarvan is nog niet veel te zien. Vaak gaan autoraces uit van autofabrieken en aangezien in Nederland geen fabrieken met wereldbeteekenis zijn, is de prikkel voor den aanleg van een renbaan ook niet aan wezig. Jarenlang wordt er aan een motor voor een racewagen gebouwd, voor kleine verbeterin gen wordt de geheele machinerie weer ge sloopt en elke nieuwigheid wordt toegepast en geprobeerd om het snelheidseffect te ver- grooten. Wanneer ten slotte een wagen geheel ge reed is en de talrijke proefritten zijn afge legd liggen er duizenden guldens aan ten grondslag, en men zal zich afvragen welk nut dat heeft. Daarover loopen de meeningen uit een, maar velen meenen dat wedstrijden on misbaar zijn om betere motoren te kunnen vervaardigen. „De bedrijfsmotor van heden is de wedstrijdmotor van vroeger, de wedstrijd- motor van heden zal de bedrijfsmotor van de toekomst zijn" zegt men. Is nu een wedstrijd uitgeschreven, het zij door de fabrieken, het zij door automobiel clubs of wel in combinatie, dan wijst elke fa briek haar coureur aan. Dit zijn doorgaans personen in vasten dienst wier werk het is wedstrijden te rijden en uit den wagen te ha len wat er in is. Het zijn de „betaalde jockeys" van de baan. Een enkelen keer neemt ook wel een particulier aan de wedstrijden deel. doch dit behoort (in geval de wedstrijd door de fabrieken is uitgeschreven) tot de uitzon deringen. Elke wagen heeft zijn eigen „pit", die te vergelijken is met de verblijfplaats van de renners bij een zesdaagsche. Ook hier zijn langs de baan huisjes met benoodigdheden waar de helpers van den racer vertoeven die hem gedurende den wedstrijd aanwijzingen geven en behulpzaam zijn o.a. met het bij vullen van benzine. Voor den aanvang worden de wagens ge keurd op remmen e.d. en wordt de gezamen lijke cylinderinhoud oogenomen die meestal tussohen de 1000 en 2000 c. c.M. is. Als het startschot is gevallen zoekt ieder zijn eigen „plaats" op, m.a.w. niet alle rijders zullen trachten aan den kop te liggen, zooals men wel eens veronderstelt, want niet altijd is dat de voordeeligste positie. De heer Hoogeveen, die zelf aan de T.T.- motorraces heeft deelgenomen (en voor auto races geldt hetzelfde) zeide dat hij uit er varing wist dat vele renners er den voor keur aan geven op de tweede of derde plaats te liggen, opdat zij hun voorman in de ga ten kunnen hpuden. Het eigenaardige geval doet zich nu voor dat men spoedig niet meer weet hoe de stand van zaken is. In de eerste plaats is het al moeilijk voor den renner te weten hoeveel ronden hij zelf verreden heeft, omdat de eene ronde precies gelijk is aan de andere, maar hoe de positie van zijn concurrenten is, kan hij natuurlijk onmogelijk weten. De een heeft oponthoud gehad wegens een lekke band, de ander had stagnatie bij het benzinevullen, een derde dit en een ander dat, zoodat de coureur op zijn helpers is aangewezen. Ter wijl hij met een geweldige vaart voorbij stuift, houdt men aan de pit een bord in de hoogte, waarop men met krijt heeft geschre ven hoeveel seconden (of minuten) er zijn verstreken van het oogenblik af dat nummer één langs stoof. Op een dergelijke wijze wordt te kennen gegeven wanneer het tijd is om benzine bij te vullen, want racewagens ge bruiken gemiddeld op twee kilometer een li ter benzine, zoodat op een traject van 300 kilonieter minstens een keer getankt moet worden. De helper houdt b.v. een benzine- blik in de hoogte en de renner weet dan hoe laat het is. Dit gebeurt dus ook aan de pit en elke wagen heeft zijn eigen benzine-recept waar op de motor is afgesteld Bovendien moeten na een bepaald aantal ronden isoms om dé zes of acht) nieuwe banden worden omge legd. De geheele wagen wordt opgeheven met een slag wordt de vleugelmoer van het wiel los geslagen, vier nieuwe wielen worden op gezet en na een minuut rijdt de wagen weer tusschen de andere. Om te onthouden hoeveel ronden men zelf heeft afgelegd wordt wel een soort kammetje gebruikt dat van een licht metaal is ver vaardigd, als blik b.v. Na elke ronde buigt de renner een tand van dit kammetje om en kan dus aan de overblij venden zien hoeveel ron den er nog zijn te rijden. Juiste inlichtingen aan de pit zijn dus een vereischte, omdat de renner hoofdzakelijk daarop moet afgaan. Wat de capaciteiten van zijn motor betreft weet hij natuurlijk precies waaraan hij toe is en op spannende oogen- blikken, op oogenblikken dat het er op aan komt, moet hij van den motor alles kunnen vergen. Daarom spaart hij hem zooveel mo gelijk in rustige oogenblikken om tegen het einde de topprestatie te toonen. De gemiddelde snelheid waarmede wordt gereden ligt tusschen 160 en 180 kilometer, de maximum snelheid om en nabij de 200. Dat het menigen niet-renner bij een dergelijk vaartje zal duizelen, hoeft wel geen betoog. Daarom noemen velen zoo'n snelheid ook on verantwoordelijk, maar volgens insiders is dat toch niet het geval, en hangt het gevaar ten nauwste samen met de eigenschappen van den man achter het stuur. En daar alle renners meestal ervaren wed strijdrijders zijn die zich niet laten opjagen en er onder hen veelal een collegiale band bestaat, is het gevaar misschien toch wel niet zoo groot als de man-aan-den-kant wel denkt Deze gelooft 'ook dat de scherpe bochten, (die aan den korten kant van de 8) het gevaar lijkst zijn, maar ook dat is niet waar, omdat een scherpe bocht een goede waarschuwing voor den rijder is die dan wel zoo verstandig zal wezen vaart te verminderen. Maar juist de flauwe bochten, die bijna geen -bochten zijn, leveren gevaar op. want daar bestaat de kans dat door onderschatting van de scherp tegraad, de wagen niet meer te houden is en „er uit glijdt". Onwillekeurig vraagt men zich af, hoeveel ongelukken er bij races gebeuren, want als er iets misgaat met een vaartje van tegen 200 kilometer danloopt het nog heel vaak goed af, zeggen de insiders weer, en er zijn coureurs die beweren dat „een ongeluk krijgen ook een kunst is". Daarmee bedoelen zij dan waarschijnlijk dat zij door een „be paald zintuig" weten hoe te handelen als er een ongeluk op komst is. Inderdaad is het vaak wonderbaarlijk hoe uit een wrak van een verongelukten racewagen een coureur zonder letsel is te voorschijn gekomen. Het lijkt dan wel alsof hij op het laatste oogen blik voelt hoe hij kan voorkomen, dat hij onder den wagen verpletterd wordt. Maar niet altijd lukt dat. en men schat dat op elke twee of drie wedstrijden één ernstig ongeluk gebeurt. Daarom treft men ook zelden bij races een tweeden man in den wagen aan, die op de instrumenten zou hebben te letten. Want gevaarloos is het ren-werk niet. en het is beter om dan maar zoo min mogelijk men- schenlevens te riskeeren En juist deze factor is het, de zucht naar sensatie, die de menschen in drommen, met duizenden, naar de racebaan drijft, om dé lichte wagens voorbij te zien flitsen en hun motoren te hooren ronken, ze in de bochten, te hooren steunen en ze op de rechte stuk ken te zien rennen, stuiven, vliegen, ijlen.... verongelukken. Dat laatste is de onaangename keerzijde van de medaille, de schaduwzijde van het werk der betaalde jockeys. DE R.A. I. Waar Kracht en Schoonheid samengaan I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 18