BUICK en CHEVROLET, VAN LENT Pakhuizen rollen in R.A.I. 1934 R.A.I.-TENTOONSTELLING STAND 64 STAND 138 Koetswerkbouw. N.V. AUTOGARAGE van 9-18 Febr. 1934 LUXE WAGENS VRACHTWAGENS VRIJDAG 9 FEBRUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 17 Wij brengen eie r k isten en glas naar Groningen. De moderne postiljon is een reus van twaalf meter lengte. Stuurmansacrobatiek bij het nemen van steed sche toring-bochten met een zesvoetig monster roningenBreda, GroningenUtrecht GroningenDordrecht, Groningen Zaandam, Groningen—-Haarlem, afstanden die een eeuw geleden wereldreizen waren, waarvoor men van ken nissen en vrienden afscheid nam, zijn nu opgenomen in den geregelden dienst der moderne postiljons, die enkele keeren per week met hun ontzaggelijke gevaartes over de wegen dreunen en 's morgens afleveren wait hun 's avonds te voren werd gegeven. Rollende pakhuizen zou 'k ze willen noemen, die aanhangwagens met plaatsruimte voor duizenden kilogrammen goederen en die ■tractors die de kolossen voorttrekken. Bij elkaar weegt het ruim 6000 kilogram Waarmee wij van Haarlem naar Groningen vertrekken, maar de wagen is ook nog niet Vol. Wij rijden niet over den afsluitdijk, want de aansluitende wegen zijn nog niet gereed. ■Maar ook wanneer dat wel het geval zou zijn zouden we toch niet over deze reep aarde gaan, want voor ons is de omweg over Am sterdam, Hilversum, Zwolle en Assen veel Jponender! Twaalf meter lang zijn wij, gemeten van ihet voorste puntje van den tractor tot het achter gedeelte van den aanhangwagen en Wij kronkelen door Haarlem's straten dat het een lust is. Zij zijn nu nog smaller, dan zij toch al zijn Op den rechten weg buiten, schieten wij goed op, in de cabine van de tractor dreunt het van motorgeraas en er komt een vliesje yoor m'n ooren dat ik weg slik. In Amsterdam zullen wij negentig eierkis- ten laden en daarvoor moeten wij tot ergens in de binnenstad doordringen. .Amsterdam's binnenstad is mooi", zeg Ik tegen een van mijn Groningsche gast heer en en hij is het heelemaal niet met me eens. fc"t Is hier veel te smal", zegt-ie en ziet de schoonheid van de grachten over het hoofd, Waarvan ik hem niet kan overtuigen. 'De tractor beklimt een brug, schuurt aan öe linkervoorzijde vlak lahgs de ijzeren brug leuning, buigt naar rechts af, en de aanhang wagen schuift aan de reehterachterzijde pre cies langs het kantje, 't Is alsof de brug voor ons is gemaakt. Een bakfiets die aan den kant van de gracht staat, moet opzij en tusschen ©en boom en een parkeerenden ■vrachtwagen wringt de zeswielige slang zich voorwaarts. Dan door een steeg van luttele meters breedte. Het rechtervoorspartbord mist op een paar centimeters de etalageruit van een koekbakker, het dak van den aanhangwagen tipt net niet tegen 'n uithangbord en de lin kerachterkant is vis a vis een granieten paaltje. Een luc'rffer kan er misschien nog tusschen, maar meer zeker niet. Er liggen wel trottróSrS in het slop maar die tellen niet meer mee. Iedereen moet voor ons plaats imaken, want wij hebben het recht van den Sterkste Met negentig kisten, tientallen pakjes, zak ken en een bruin kastje vertrekken wij des avonds om zes uur uit de hoofdstad. Het lijkt alsof de verkeersagenten een zucht van ver lichting slaken als wij uit hun stopbord- gebied weg zijn, want waar anders enkele auto's kunnen staan mitsgaders talrijke fiet sers, staat nu één groote verschrikking op zes pooten en twee vurige oogen in den kop! Spoedig hebben wij de verlichte straten verlaten en haasten wij ons door de duister nis met een vollen wagen. Bij elkander drukt er 14.000 kilogram op het natte asfalt dat het licht van de schijnwerpers ten deele reflec teert en ten deele schijnt op te slurpen, waardoor grillige schaduwen ontstaan die herwarrend werken. Gedrieën staren wij zwijgend in den nacht, ïooken sigaretten en voelen ons behaaglijk in de door de motorwarmte op temperatuur ge brachte cabine. Een van beiden zet een lied in, de ander en ik, zingen mee: „Bij de oude muur van het kerkhof", en 't klinkt prachtig valsch. Maar wat hindert dat? Auditorium hebben wij niet en voor ons is het mooi ge noeg. Wij stemmen „Blonde Katrien" aan, jodelen de „Dorpsmuziek", kweelen „Je Blinde Oogen" en ,H©t groene dal, het stille dal", en fluiten en neuriën tot we in een van de Veluwsche dorpen komen waar de eene Gro ninger zegt: „Precies Amsterdam hier....!" i „Hoezoo?" vraag ik verwonderd. „(Nou, hier is toch ook een gracht...." en hij wijst op een slootje midden in het dorp, waar een paar afgeleefde boomsprieten staan. In Ermelo doen we ons bestelhuis aan, want op verschillende plaatsen zijn vracht diensten die de bestelling op zich hebben ge nomen daar wij natuurlijk niet in alle steden ons ook nog met de bezorging aan huis kun nen belasten, buiten beschouwing gelaten dat wij op de meeste plaatsen 's nachts aanko men. In de gezellige voorkamer, met veel familie portretten en poppetjes van aardewerk wor den wij op een kop koffie getracteerd, die we in gezelschap van opa en oma, schoon zoon en dochter van het bestelhuis genieten. Er wordt afgerekend, gehandeld over den prijs, het verschil wordt gedeeld en de zaak is weer gezond. De baby moet een schoone luier hebben en wij kruipen achter de zes cylinders die ons weer voort moeten trek ken. Een schok, het bewijs dat de koppeling gespannen staat, dreunend zet het gevaarte zich in beweging en na enkele minuten heb- bij wij onze gewone snelheid van ongeveer 60 kilometer weer te pakken. In Zwolle zullen we gaan eten en ons avondeten bestaat uit een broodje met kaas en een fleschje limonadeOok hier wacht nog een vrachtje: 100 kilo glaswerk voor Groningen. Het pakhuis gaat open. Er is haast 'geen plaats meer Toch moet het mee, en daarom wordt de inventaris herzien. Waar nog een gaatje te maken is komen een paar doozen, een kist wordt verplaatst en op een andere gezet en weer kunnen een paar doozen worden gedeponeerd en als ze ten slotte allemaal binnen zijn, sluiten we de deuren met een schietgebedje voor behouden overkomst. Ook Zwolle zullen wij spoedig verlaten hebben, maar vóór het zoover is wachten ons nog eenige hinderpalen waarbij acrobatische stuurmanskunsten te pas ko men o mniet aan een gevel te blijven haken of een winkelpui mee te nemen, want ook Zwolle weet wat „straten" zijn en sommige bochten liggen steedsch-onlogisch. Dan komen wij nog over een brug die dezen naam eigenlijk niet verdient, en hoe het komt dat wij er niet doorgezakt zijn, is me een blijvend raadsel, want het kraakt er angstaanjagend. Ondertusschen is het middernacht gewor den, de wegen zijn nog verlatener en het eenige dat wij tegenkomen is een collega reus uit Groningen die onderweg naar Am sterdam is, even knippert en dan stopt. Vóór in den aanhangwagen is een bescheiden ruimte als slaapkamer ingericht, want als mist of ijzel verder rijden onmoglijk maken, moet de bemanning toch ergens kunnen rus ten. Ook aan het eindpunt biedt de slaapkamer een betere rustplaats dan de cabine in de tractor. Groeten worden gewisseld, inlichtingen ver strekt en ieder gaat zijns weegs. Wij buigen bij Meppel van onze route af, omdat wij vijf en veertig eierkisten voor Hoogeveen hebben die er 's nachts nog moe ten worden afgeleverd. Wij slaan weer aan het zingen, de tijd vliegt om en het is reeds halft twee als het eenige levende wezen dat in Hoogeveen te bespeuren is uit zijn slaap schrikt, zoodat het onder protesteerend geblaf een heen komen zoekt. Zuchtend houden de veertien duizend kilo stil en geen van ons drieën kan den moed vinden er uit te gaan om met lossen te beginnen. Wij rooken nog een sigaret en dan nog een en dan valt de man achter het stuur in slaap. Met den anderen begin ik de kisten eruit te sleepen, die we op den weg plaatsen. Een nachtbraker komt langs, blijft staan en zegt rillend: „Wat een baantje hebben jullie! Bah. Ik kom ook wel net van mijn werk, maar ik ben tenminste thuis. Maar voordat jullie er zijnen hij wijst op het woord Groningen, dat met groote letters op den aanhangwagen staat geschilderd. „En dan zijn er nog wel menschen, die voor hun plezier meerijden", zeg ik den medelij denden Hoogeveener. „Die zijn gek!" geeft hij me ondubbelzin nig te kennen en ik geloof dat het beter is nu maar te zwijgenDe vijf en veertig kis ten staan op straat en wij beginnen een voor een, ze in een gangetje te deponeeren, wat nu eenmaal ongetwijfeld met min of meer geraas gepaard gaat, vooral als ze vijf hoog gestapeld moeten worden vanwege de plaats ruimte. Een raam gaat open, een witte slaapmuts steekt eruit en een slaapstem klaagt: „Wa- een gestommel; kan nie slape't Raam gaat dicht en ik verdiep me in het verschil in medeleven van de twee eenige Hoogeveeners die ik bij mijn weten ooit heb ontmoet. Dan zien we nog twee agenten, maar gelukkig rijden wij alweer, want zij kijken ons aan alsof ze op het punt staan een grondig on derzoek in te stellen naar de reden van ons nachtelijk verblijf in hun Hoogeveen. Het einde van de rit begint te naderen: Beilen. Assen en dan Groningen. Als sur prise heeft men echter nog voor een paar kilometer opgebroken weg gezorgd met ba- zaltkeien aan weerszijden en gaten in 't toch al smalle middengedeelte, zoodat wij heen en weer waggelen als in een cake-walk. Tot overmaat van ramp doemt er plotseling een wrak van een brug op, de man achter het stuur remt, we slippen naar links en weer naar rechts, en nog juist raakt de zaak in het rechte spoor als we tusschen de brugleunin gen belanden. „Vin-je 'm lekker?" vraagt-ie dan laconiek met zijn typisch Groningsch accent! Beilen slaapt. Assen slaapt, alles slaapt be halve den enkeling die zich reeds op weg begeeft voor het werk. Nog enkele kilometers zijn wij van Groningen verwijderd en de tractor ruikt de garage want als een wervel wind vliegen wij naar de zesde stad van ons land waar wij door een kouden Noord-Wester worden ontvangen, die door de leege straten jaagt. Het is ongeveer vier uur. Het bed is heerlijk warm. Om acht uur gaan we lossen. Acht uur! Maar dat duurt nog een eeuwigheid, een eeuwigheid van zoeten slaap. De warme dekens geven geen gelegenheid tot overpeinzingen. Wat zei die Hoogeveener ook weer? O, ja: ,,Wat een baantjezei-d-ie en hij wees naar het woord Groningen. Maar hij vergat naar het woord Haarlem te wijzen. Want dat staat erachter. GroningenHaarlem, Haarlem Groningen en dan weer naar Haarlem en terug. Wat een baantjeMaar tóch hebben wij gezongen! W. SCH. et de steeds snellere ontwikkeling van de automobiel gaat gepaard een regelmatig terugkeerende vraag van het koopende publiek naar meer comfort, meer ruimte, meer ge makken. Voorheen richtte zich de werkzaamheid van de ingenieurs der autofabrieken geheel op chassis en motor; maar sinds die een zoo- danigen graad van volkomenheid hebben be reikt, dat er, bij de tegenwoordige vormen en afmetingen van de auto niet veel meer aan te verbeteren valt men ziet 't elk jaar weer, dat de technische veranderingen en verbete ringen maar luttel zijn en niet zoo heel in grijpend daar hebben zij de laatste jaren meer de aandacht gevestigd op de middelen om het publiek in zijn eischen en vragen te gemoet te komen. Vroeger waren er koetswerkbouwers noodig om de van de autofabriek komende naakte chassis van een behoorlijk, een mooi of een extra-bijzonder koetswerk te voorzien. Nu de goedkoope auto de wereld veroverd heeft of althans druk bezig is er zich meester van te maken, nu rust ook op de fabrieken zelf de taak om voor een goede, ruime en com fortabele carosserie te zorgen. De koetswerkbouwers van vroeger zijn er nog: zij zullen altijd noodig zijn om voor de groote en extra-luxewagens koetswerken te leveren, maar de goedkoopere wagens en trouwens duurdere wagens ook al komen alle zoo van de fabriek met carosserieën, die getuigenis afleggen van de groote zorg, welke die autofabrieken aan dit onderdeel der fa bricage tegenwoordig blijken te wijden. De Europeesche fabrieken zijn in deze voorgegaan: die hebben al jaren lang aan dit onderdeel veel aandacht geschonken. Maar de laatste jaren stellen de Amerika an- sche fabrieken er eveneens een eer in, ten aanzien van het koetswerk het beste te ge ven, wat zij kunnen. De techniek is ten aanzien van koetswerk- bouw met reuzenschreden vooruitgegaan: op het oogenblik staat de zaak zoo, dat er hoe langer hoe minder hout verwerkt wordt dat althans het geraamte geheel van metaal wordt gemaakt. Volgens de opvatting van de modernste bouwers lijkt het niet onwaar schijnlijk, dat in de niet zoo heel verre toekomst aan een geheel stalen carosserie motor en wielen worden gebouwd, waardoor het begrip chassis zou komen te vervallen en de auto een volkomen aangesloten geheel zou worden. Dit is echter toekomstmuziek: wat we he den ten dage zien, dat zijn de op het chassis gebouwde koetswerken, zooals ze uit de fa briek komen. En dat is in vele gevallen al zóó mooi en zoo goed, dat we het haast niet beter kunnen wenschen. DE MEEST POPULAIRE WAGENS DER ALLE GEWENSCHTE INLICHTINGEN EN DEMONSTRATIËN WORDEN GAARNE VERSTREKT DOOR: HEEMSTEDE TEL. 28070 OFFICIAL BUICK EN CHEVROLET DEALER. VOOR WAGENWEG 8-10 TELEFOON 13 850 AUTOMOBIELBEDRIJF (nh&IFo HAARLEM PLEIN 23-25 TELEFOON 115 78

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 21