La Libertad-Giiyaquil. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. H.D. VERTELLING. ZATERDAG 10 MAART 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 14 Hoe het eens was. Hoe het geworden is. Gezicht op de Leidsche vaart van de plaats waar nu de brug bij de Leidschestraat is. ,,Dr- van der Sleen, kent U mij nog?" „Na tuurlijk lieve meid, of wij elkaar gister voor het laatst gezien hadden. Maar je naam ben ik vergeten en ik weet niet meer waar het was". Waarachies een oudleerlinge in dat oliehaventje, waar ik aan land gezet word, omdat ons schip tjokvol zit en dus in Guyaquil geen lading hoeft te gaan halen. Gezellig is dat altijd, de oude koeien weer eens uit de sloot te halen en te zien met hoeveel moed onze jonge Hollandsehe vrouwtjes in de tropen de eer van onze natie hoog houden. Al valt dat wel eens niet mee, want onze wereld heeft merkwaardige uithoeken en daarvan is La Libertad er één. Een mooie baai aan een tro pisch strand, maar een steppenachtige plan tengroei. Te droog. Toch een vrij groot dorp. want er liggen groote petroleumvelden een kilometer of vijftien verder bij Ancon. Te vens is een half uurtje verder een badplaatsje ontstaan, waar de bewoners van Guyaquil nogal eens heengaan, al is het een 150 KM. ver weg. De trein was vol, maar gelukkig waren er nog een paar passagiers en zoo huurden wij samen een autocarril, een Ford-truck op rails, gingen op onze koffers zitten en reden vier uur lang door een steeds riiker worden den plantengroei, alleen stoppend als een koe voor ons tusschen de rails bleef loopen. Ezels doen dat nooit, die zijn zoo dom niet. Eerst zien wij alleen doornstruiken en cacteeën. Dan komt gras en bloeiende struiken. Zoowat half weg staan de eerste bananen, dan volgen co- cospalmen en grootere boomen, dan de wilde kapok en de kalebasboom van Suriname. Wei nig menschen; slechts hier en daar een paar op hooge palen staande huisjes. In Guyaquil wachtten oude vrienden, Haar lemmers. Het is een aardige stad, die niette genstaande de meeste huizen en ook de kathedraal van hout gebouwd zijn, een flin- ken indruk maakt. Geasfalteerde straten en ....de breede rivier als ideale haven voor de deur. Guyaquil doet mij aan Paramaribo denken, alleen zijn er heuvels in het verschiet en soms zien wij hooge bergen, w.o. de Chim- borazzo. Die is zeven duizend meter hoog! Maar verder: de breede kade met vele stei gertjes, een voortdurend komen en gaan van kleine bootjes, zeeschepen van 10.000 ton en meer geankerd vlak voor de stad en houtvlot ten met hutjes van Indianen er op bij eb in de modder en bij vloed dansend op de golven. Daarbij veel drukte van sjouwerlui op de kade, geurtjes van koffie en cacao, veel sinaasap pelen en bananen en af en toe een lachende negerinnentrooie. Cacao is hier nog steeds hoofdproduct, dan koffie, panamahoeden en ivoornoten, welke laatste voor fabricage van knoopen, schaakstukken worden gebruikt. De laatste jaren speelt ook de petroleum een steeds grooter rol op de uitvoerlijst- Maar de drukte in de stad komt meest van de cacao, die midden op straat gesorteerd en gedroogd wordt. De helft van verscheidene asfaltstra ten is vaak door groote zeilen met de roest bruine boonen ingenomen, die geregeld door schuifelen met de voeten worden omgewerkt. Vruchtenexport neemt ook toe, vooral van bananen en sinaasappels. Guyaquil is dan ook rondom door hacienda's of te wel cacaoplan tages omgeven, die meest langs de rivieren te bereiken zijn. De Guayas en zijn zijrivie ren zijn de hoofdverkeersaderen van dit land evenals in Suriname! Invoer: Katoentjes bo venaan de lijst! Gistermorgen spoorde ik van Guyaquil weg via Riobamba naar Quito. Het eerste half uur ging het door de Naardermeer. Riet van drie meter hoog, pijlkruid van H< meter, maar met typische pijlvormige bladeren, lischdodden, vet als bij ons engeweldig veel vogels. Duizenden prachtig witte zilverreigers stapten rond of zaten in de boomen. Roerdompen en kwak vlogen voorbij, aan een plasje in een boom twintig aalscholvers: bovendien moet er veel klein gevogelte zitten, want in eiken boom zaten een stuk of zes roofvogels (val ken) ook wel eens acht of tien. Als het iets droger wordt, komen er groote rijstvelden, weer vol zilverreigers en als wij de bergen in gaan, mais en bananencultuur, maar ook prachtige bamboe. Dan Begonia's en zoo tegen de duizend meter Mary gold. de mooie xleme zonnebloem, die op Java's bergen overal ver wilderd is. Dan wijkt het bosch terug en op twee duizend meter krijgt het weiland de over hand met paardebloemen en fluitekruid en Hollandsehe koeien. Maar de herders aan het station dragen lang zwart haar rond hun mongolengezicht en lange broekspijpen van schapen- of lamavel met de haren naar bui ten. En op drieduizend meter staan asters en stengellooze distels net als op den Rijn! Al leen jammer, de bergen zijn niet zichtbaar! De vulkaanreuzen van Ecuador houden zich schuil achter de wolken. Het regent zelfs af en toe. Dat, heb ik in geen drie maanden meegemaakt, maar toch is het vies nat als wij in Riobamba op straat gezet worden, want de spoorwegen in Ecuador rijden niet 's nachts wat zeer verstandig is, omdat de bodem er bestaat uit het denkbaar lastigste materiaal, nl zand en grind der rivieien en daarover heen ettelijke tientallen, soms honderden me ters vulkanische asch, afgewisseld door puim- steenlagen. Die puimsteenlagen draineeren geweldig. De tropenzon doet alles snel dro gen én dan hangt het als los zand aan elkaar. Wij moesten twee keer stoppen om een paar kubieke meter zand uit den weg te ruimen en zoc saat het haast- elke reis. Lastig terrein, maar het lukt. De spoorweg heeft tenminste juist haar vijftigjarig bestaan gevierd. Ze is door Amerikanen gebouwd, maar de Eeuado- Xiaansche regeering heeft het zaakje, dat niet rendeerde, voor een zacht prijsje van de Ame- rikaansche aandeelhouders overgenomen, maar nog steeds slechts de helft betaald. Dat is het voorbeeld, dat de staat hier geeft! Of zou het een misverstand zijn? Dat kan licht gebeuren in een staat, waar het hoofd der regeering, de President, geen woord Fransch, Duitsch of Engelsch verstaat! Menigeen zal evenals ik het onderhoud maar na een minuut of tien beëindigd hebben, want Spaansch is voor den vreemdeling een ellendig lastige taal. En dat zco iets het t-.t stand komen van groote zakfn en een begrijpen van wat in de wereld omgaat geweldig oelemmert, dat spreekt wei van zelf. Maar ik was pas in Rio bamba in hotel Ecuador. Eén dme valt mij wel verba/end mee hier in Zuid-Amerika en dat is het ongedierte. Je loopt natuurlijk wel eens een vloo op in de tram, maar dat gebeurt in geciviliseerde landen ook. Maar ik heb tot nu toe nergens op deze reis, ook niet in heel kleine hotels last van ongedierte gehad. Ook overigens is Riobamba een net stadje. Dat valt hier telkens weer op, dat dit alle maal nieuwe steden zijn met lijnrechte stra ten, die elkaar rechthoekig kruisen. Dat geldt ook voor de oudsten van dit continent, zooals Lima en Quito. Het is wel makkelijk en over zichtelijk maar niet knus en gezellig. Riobam ba heeft natuurlijk ook een paar Plaza's, pleinen, één genaamd naar Bolivar, den vrij heidsheld, de andere naar de onafhankelijk heid, de Independeveia. Dat hoort zoo. Maar deze Plaza's houden mij even vast, en ik kom er vandaan met een donkerroode roos in het knoopsgat! Wat een bloemenweelde! Op drieduizend meter hoogte in hartje winter, aronskelken en iris, leeuwenbekjes, margrieten en vergeet-mij-niet. En dat alles rondom een paar palmen, wat Agave's, het is weer echt Riviera. En warempel even verder staat een groote bos Mimosa rijk te bloeien. En daar achter wordt een geweldig sneeuwveld zicht baar tusschen de wolken. De Chimborazzo laat even zijn eerwaardige kruin zien, rose getint door de stralen der ondergaande zon! Den volgenden morgen is het nog nevelig. En ik bof weer. Wat mij, geloof ik, nooit gebeurd is, ik ben in den verkeerden trein gaan zit ten. De trein voor Quito reed voor mijn neus weg met mijn zware bagage en de volgende gaat over drie dagen. Dus geld terug, 25 sucres, en een plaatsje in een auto gehuurd voor 10, dus 15 sucres verdiend. Meteen voor 5 sucres, a 20 cent elk. een fijnen wollen om slagdoek voor mijn vrouw gekocht (kon ik best gebruiken in dien open wagen) en mij zelf getracteerd op twee reuzen sinaasappels 1 cent per stuk. Het leven is hier niet duur. Voor 1.20 per dag heb ik een keurig pension. Honderdvijftig kilometer is het van Rio bamba naar Quito, de eigenlijke hoofdstad van Ecuador.. De trein doet er acht of negen uur over, de auto vijf. En een mooie rit, al waren de bergen niet zichtbaar. Net Midden- Frankrijk. Overal glooiende bouwyelden en weilanden met verspreid liggende dorpen er tusschen en boomrijen langs de wegen. Alleen is hier alles Eucalyptus in plaats van popu lier. De in de jaren tusschen 1870 en 1880 in gevoerde Eucalyptus heeft hier ook weer van een kaal heuvelland een schilderachtige streek gemaakt. Mais en aardappelen, tarwe en melde (quinoa), zeer vruchtbare bodem en overvloed van land. Dus een welvarende land bouwbevolking, die het leven rustig opneemt. Arm in geld, maar rijk door de zon en door wat de aarde oplevert en vooral.... door te vredenheid en het niet kennen van onvervul bare begeerten. VAN DER SLEEN LEIDSCHE VAART. Aan de Leidsche vaart is ook veel veran derd. Vroeger stond op die plek een enkel huis, nu is dit deel van Haarlem-West geheel be bouwd. niiiiiiiiiiiiiiniiii iiimiMiii Het recept door TON RUYGROK „Mij willen ze niet, tante", zei Wies en ze lachte, maar tante Lize lachte niet, doch dacht na. Tante Lize was namelijk terug van haar reis naar Jeruzalem en ze had nu haar bezigheid hervat, het stuk voor stuk bezoeken van de leden harer uitgebreide familie, om haar hobby te kunnen volgen, zich met het één of het andere te bemoeien. Zoo kwam ze te logeeren bij haar nichtje Wies. 'n pret tig kind om naar te kijken, geestig, charmant en lief. Op den derden dag van haar logeer partij had tante uitgemaakt, dat het nood zakelijk was met Lize eens ernstig onder vier oogen te spreken en op den vierden dag, des avonds tusschen tien en elf, gebeurde dit. „Is er heusch nog niemandnog nie mand had tante Lize gevisch. Kom, ver tel nou 'ns". Maar daarop had Lize dan gezegd, dat ze haar niet wilden en dat er werkelijk niets te vertellen viel. Er was niemand, met wien ze in stilte verloofd was, er was niemand, die haar in stilte aanbad. Wies zei het zoo simpel en zoo luchtig mogelijk en toch hoorde levens wijze tante Lize in haar toon een trilling, welke haar meer vertelde. Was het meisje misschien zelf verliefd? In elk geval was ze gezond genoeg van natuur om een stil ver langen te koesteren zich, evenals haar vrien dinnen, te verloven, te trouwenZe wil den haar niet. Wat kan daarvan de oorzaak zijn? Was Wies te bescheiden misschien? De jongelui van tegenwoordig waren zoo eigen aardig. Jawel, tante Lize was verder geweest dan Jeruzalem, en die jongelui had ze in haar zak. „Zoo", zei tante Lize, „dan moet je eens even naar mij luisteren en me tien minuten niet in de rede vallen. Ik heb zoo mijn mee ningen en mijn eigen recepten.... De recepten van tante Lize konden mis schien in bepaalde gevallen falen, maar dit maal scheen het voorschrift probaat te heb ben gewerkt. Binnen drie maanden was Wies verloofd met een Engelschman, dien ze op een reisje door Engeland had ontmoet, toen hij juist met verlof was. Nu was hij weer ver trokken, naar Bombay, om carrière te maken. Het was alles heel onverwacht en heel snel gebeurd, zoodat de vriendinnen met verloof den en haar eigen onverloofde vrienden erg opkeken en honderd uit vroegen. .Echt wat voor Wies", zeiden ze. „Toe, vertel eens". Maar Wies schepte niet op, ofschoon het toch een heel goede partij moest zijn en er zelfs al vriendinnen waren, die kwaad van den Engelschman vertelden. Intusschen leek Wies geheel veranderd en ook de houding van de anderen was eigen aardig. Af en toe bedankte Wies voor een partijtje, omdat ze. nu ja, omdat ze nu een maal verloofd was, terwijl de vriendinnen, die haar vroeger zoo'n beetje achteloos hadden aangekeken, haar nu vereerden met vijan dige jalouzie en de vrienden ook ineens een andere Wies voor zich zagen: Wies, het ver loofde meisje. Ten slotte was ze echter nog pas verloofd, vonden de vrienden, en die Engelschman was hun vriend niet. Ze kenden hem niet eens en ze voelden ook niet den minsten lust kennis met hem te maken. Die man zat ver weg en dat was, hoe je de zaak ook bekeek, toch al tijd gevaarlijk, vooral als je een meisje ach terliet, dat zoo aardig, geestig en lief was als Wiesje. Wiesje. zeiden ze nu. En wat onvermijdelijk scheen, gebeurde. Een blonde, óók charmante jongen, vergat op een vroegen lente-avond, dat Wies verloofd was en Wies vergat het ook, want ze kusten el kaar. „Maarmaar", stamelde Wies toen. „dat kan niet, want ikje wéét het toch „Je maakt het onmiddellijk uit, je schrijft vanavond nog!" Ze deed 't .Ze schreef dien Engelschman af. Maar ze trouwde niet met dien blonden char meur. Integendeel. Wies verloofde zich nóg een keer en pas met den waren Jacob, op wien ze al ,nog vóór haar allereerste verloving, verliefd was geweest, zeilde ze weg in de hu welijksboot. En natuurlijk bekende ze hém dadelijk, eer lijk en open, dat die éérste verloving, met dien Engelschman, maar een recept was ge weest van tante Lize, want dat die Engelsch man, bij haar weten, nooit bestaan had 50 Shilling per plaats voor een première (Van onzen correspondent.) Kathedraal van Guyaquil met standbeeld van Simon Bolivar den bevrijder. Men behoeft thans met zijn avond in het West End minder dan ooit verlegen te zijn. Ei- zijn tooneelspel en film die in harmonie kunnen zijn met een verscheidenheid van temperamenten, smaken en stemmingen. Voor hen die het hoogst willen grijpen en verstandelijke inspanning wenschen te paren aan nieuwe dramatische ervaringen, is er het nieuwe stuk van Sean O'Casey, dat natuur lijke Iensche genie, dat in zijn „Within the Gates" nu eens in dichterlijke phrasen dan weer in prozaisch gekeuvel tegelijkertijd de onoprechtheid en de hopeloosheid van onze samenleving veroordeelt. Maar O'Casey blijve beter bewaard voor een volgende maal. Zij, die in plaats van hoog terug willen grijpen kunnen naar een wederopvoering gaan van „The Importance of being Earnest". De in ternationale en onsterfelijke revue van De Blauwe Vogel is er ook weer, geheel vrij van den geest van Maeterlinck. Het huivering wekkend vermogen der zichtbare misdaad openbaart zich in al zijn hevigheid wanneer men „The Quitter" bezig ziet. En voor hen, die getuige willen zijn van de alles overwin nende liefde in het huwelijk, vertoont het Westminster Theatre zoo lang het duurt Saturday's Children. Het is een stuk van de zachte soort, ontstaan uit bescheiden fan tasie. Maar er is meer waarheid en waarne ming in dan men in veel met pretentie aangediend werk ontmoet. De economische vraagstukken, die rijzen in de menage van een jong echtpaar, dat op 4 pond per week is getrouwd (het is heusch erg schraal in Lon den), zijn moeilijk en ernstig. En vele duizen den Londensche echtparen moeten ze onder oogen zien. Ze zijn reëeler dan de onbenullige liefdes dilemma's, die veelal dienst moeten doen als stutten voor de constructie van een moderne comedie. Het ware te wenschen dat de evenbeelden in het dagelijksch leven van Joy en Robin, de Zaterdagsche kinderen in dit spel van Maxwell Anderson, op even prettige wijze hun huishoudelijke moeilijkheden, voor zoo ver ze het kasboek gelden, te boven kwamen als het op het tooneel gebeurt. Het barkje van het huwelijksgeluk is teer van bouw en er zijn gevallen bekend, waarin het schip- R-breuk leed op de rotsen van kruideniers rekeningen of de zandbanken der eentonige avonden of in de watervallen van een goot steen, wanneer de vaten worden gewasschen. Zonder de listen der liefde, die in het hoofd van een Joy rijpten, zou een Robin zeker nog lang vrijgezel zijn gebleven, vooral omdat hem juist een post in China was aangeboden. In plaats van het verre avontuur, dat hem scheen te wachten, raakte hij gewillig in het grootste avontuur des levens. Wanneer de melkboer aan de deur was geweest, met een lijst van onbetaalde leveranties op zijn boekje, en Joy in den avond klaagde over de verne derende positie tegenover „zoo'n man" (of iets dergelijks) dan kon Robin terugverlan gen naar zijn vrijgezellenbestaan of peinzen over wat hij had gemist door niet naar China te gaan. Het liep een oogenblik spaak met deze Saturday's Children. Maar de liefde over won alles. En nadat Joy eenige weken trieste onafhankelijkheid had gezocht in de binnen landen van Bloomsbury (waar in Londen kunst en wetenschap zich eiken dag verbroe deren) kwam haar gemaal haar terughalen hetgeen hem met een onweerstaanbare om helzing gemakkelijk gelukte. Dat is het einde van een comedie. welke men in haar ver loop kon aanvaarden dank zij de lieftallig heid van miss Dorothy Hyson, die geen Ro bin onafhankelijk in Bloomsbury zou kun nen laten bestaan. De vraag rijst natuurlijk of de oude problemen, na de verrukkelijkste verzoening, niet zouden terugkeeren. Maar waarom zou men de vraag stellen? Wel moest men bezwaar maken tegen de mooie jurken van Joy en haar ongetwijfeld dure coiffures. Zij droeg om zoo te zeggen de 4 per week op haar rug en op haar sche del. Wat bleef er dan voor Robin over? Nu het in Engeland meenens is geworden met nationale film-productie en zoo zeer dat de heeren van Hollywood zich volgens de mededeelingen in de Britscbe pers door de Britsche concurrentie bedreigd voelen zijn filmpremières in Londen gebeurtenissen van veel gewicht geworden. Men ziet er inder daad, zooals men het hier uitdrukt, „all the world and his wife". De betaalde tegenwoor digheid bij zulk een wereldsch avondfeest kost nog niet zoo duur als die bij eien eerste op voering van een belangrijk tooneelstuk. Straks kan men twee lievelingen van het Londensch publiek, Noel Coward en Yvonne Printemps, bewonderen in een nieuw stuk van eerstge noemde, „Conversation Piece" geheeten. Nie mand weet wat het worden zal. Maar bij zulke namen en met een man als Cochran, den prachtlievenden produces, is de verwach ting zoo hoog gespannen dat aan hen, die er het eerst bij willen zijn, 50 shilling voor een stallesplaats kan worden gevraagd. Zoo ver is het met filmpremières nog niet geko men. Nog niet. Voor de premiere van Catherine the Great, de nieuwe film van de London Film Company welke Het Particuliere Leven van Henry VUL opvolgt en waarin Elisabeth Bergner voor het eerst haar zeldzaam talent in dienst heeft gesteld van Britsche film-productie was het Leicester Square Theater gevuld met de gezichten van naam en faam, die de ge- illusteerde pers gemeengoed heeft gemaakt van allen.. Een aardig voorspel voor het film spel was in de vestibule de menschen te her kennen, die men nooit in levende lijve had gezien. Zij die in ongeneeslijke ouder we tsch- heid nog mochten meenen, dat de film geen standing heeft konden zich hier van het te gendeel laten overtuigen. De film getuigt dat de London Film Company, die de vervaardi ging toevertrouwde aan de zeer on-Engelsche kunstenaars Alexander Korda en Dr. Czinner, even weinig eerbied heeft voor historische juistheid als Hollywood. Kan men de Com pany, en de filmmakers in het algemeen, daarvan een verwijt maken? De naakte his torische waarheid trekt de menschen mis schien niet aan, omdat ze haar geen illusies laat. En volgens de nieuwe historici is de his torie zelf zelden trouw geweest aan de his torische waarheid. Er is reden te vermoeden dat vele populaire vaderlandsche geschiede nissen grondig zouden moeten worden her zien indien men ze in overeenstemming zou willen brengen met de waarheid. De heeren Korda en Czinner hebben zich dus met eenig recht niet veel aangetrokken van de ware personen van de Kleine Catherina, Tsarin al ler Russen en haar echtvriend den Groother tog Peter. De geschiedenis die ik er op heb nagelezen vertelt o.a. dat Catherina duidelijk te verstaan gaf, dat zij voornemens was te profiteeren van den ondergang van haar echtgenoot, die met een diplomatieke beroerte, welke een moord was. aan zijn einde kwam. Catherina werd keizerin. Zij was volgens de authentieke of authentiek geachte geschiedenis een vrouwspersoon die haar eigen zeer onconventioneele begrippen had van plicht en plaats der echtgenoote. Misschien waren haar begrippen in haar tijd en in haar positie heelemaal niet onconven tioneel. Maar de film maakt Catherina een trouwe voorbeeldig liefhebbende gade. Peter is voor de historie een afzichtelijk persoon, nietig van gestalte en met een door pokken hevig geschonden gelaat, los en woest en ver dwaasd, het type van een imbecielen tyran. Douglas Fairbanks Jr., die Peter uitbeeldt in de film ziet er allerminst idioot uit; integen deel, hij verschijnt voor onze oogen als een knap, wel gebouwd, levendig man, wiens verdorvenheid en krankzinnigheid alleen wordt gesuggereerd door het gepraat in zijn omgeving. Elisabeth Bergner, Catherina, doet wat zij vermag met het karakter dat haar ter vertolking is gegeven. De film is waard gezien te worden al was het slechts om Berg ner die wellicht eens als Sarah goddelijk zal worden genoemd in een nieuwe ge daante te bewonderen. De moderne Britsche film-industrie eerbiedigt klaarblijkelijk geen persoonlijkheden. De jonge Fairbanks, die niets Engelsch in zijn persoonlijkheid heeft, mocht Peter voorstellen en Sir Gerald du Maurier, de meest Engelsche van alle Engel- sche tooneelspelers en een man die door zijn publiek op de handen wordt gedragen, maakt in deze film in een zeer ondergeschikte rol de bedden op in de keizerlijke slaapkamer. De productie is van den ambiteusen aard die aan een film het voorvoegsel „super" geeft. De pracht en de grootschheid van de scènes schijnt wat er aan actie en inhoud is te ver zwelgen. Het is een fout van disharmonie of onevenwichtigheid, dien men de producers niet kan vergeven. Het is ook de duurste film welke de Engelsche industrie tot nu toe heeft gemaakt. In de Engelsche pers wordt de „roe- kelooze geldverspilling" in de productie all een aanbeveling vermeld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16