La Libertad-Giiyaquil.
HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
H.D. VERTELLING.
ZATERDAG 10 MAART 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
14
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
Gezicht op de Leidsche vaart van de plaats waar nu de brug bij de Leidschestraat is.
,,Dr- van der Sleen, kent U mij nog?" „Na
tuurlijk lieve meid, of wij elkaar gister voor
het laatst gezien hadden. Maar je naam ben
ik vergeten en ik weet niet meer waar het
was". Waarachies een oudleerlinge in dat
oliehaventje, waar ik aan land gezet word,
omdat ons schip tjokvol zit en dus in Guyaquil
geen lading hoeft te gaan halen. Gezellig is
dat altijd, de oude koeien weer eens uit de
sloot te halen en te zien met hoeveel moed
onze jonge Hollandsehe vrouwtjes in de tropen
de eer van onze natie hoog houden. Al valt
dat wel eens niet mee, want onze wereld heeft
merkwaardige uithoeken en daarvan is La
Libertad er één. Een mooie baai aan een tro
pisch strand, maar een steppenachtige plan
tengroei. Te droog. Toch een vrij groot dorp.
want er liggen groote petroleumvelden een
kilometer of vijftien verder bij Ancon. Te
vens is een half uurtje verder een badplaatsje
ontstaan, waar de bewoners van Guyaquil
nogal eens heengaan, al is het een 150 KM.
ver weg.
De trein was vol, maar gelukkig waren er
nog een paar passagiers en zoo huurden wij
samen een autocarril, een Ford-truck op
rails, gingen op onze koffers zitten en reden
vier uur lang door een steeds riiker worden
den plantengroei, alleen stoppend als een koe
voor ons tusschen de rails bleef loopen. Ezels
doen dat nooit, die zijn zoo dom niet. Eerst
zien wij alleen doornstruiken en cacteeën. Dan
komt gras en bloeiende struiken. Zoowat half
weg staan de eerste bananen, dan volgen co-
cospalmen en grootere boomen, dan de wilde
kapok en de kalebasboom van Suriname. Wei
nig menschen; slechts hier en daar een paar
op hooge palen staande huisjes.
In Guyaquil wachtten oude vrienden, Haar
lemmers. Het is een aardige stad, die niette
genstaande de meeste huizen en ook de
kathedraal van hout gebouwd zijn, een flin-
ken indruk maakt. Geasfalteerde straten en
....de breede rivier als ideale haven voor de
deur. Guyaquil doet mij aan Paramaribo
denken, alleen zijn er heuvels in het verschiet
en soms zien wij hooge bergen, w.o. de Chim-
borazzo. Die is zeven duizend meter hoog!
Maar verder: de breede kade met vele stei
gertjes, een voortdurend komen en gaan van
kleine bootjes, zeeschepen van 10.000 ton en
meer geankerd vlak voor de stad en houtvlot
ten met hutjes van Indianen er op bij eb in
de modder en bij vloed dansend op de golven.
Daarbij veel drukte van sjouwerlui op de kade,
geurtjes van koffie en cacao, veel sinaasap
pelen en bananen en af en toe een lachende
negerinnentrooie. Cacao is hier nog steeds
hoofdproduct, dan koffie, panamahoeden en
ivoornoten, welke laatste voor fabricage van
knoopen, schaakstukken worden gebruikt. De
laatste jaren speelt ook de petroleum een
steeds grooter rol op de uitvoerlijst- Maar de
drukte in de stad komt meest van de cacao,
die midden op straat gesorteerd en gedroogd
wordt. De helft van verscheidene asfaltstra
ten is vaak door groote zeilen met de roest
bruine boonen ingenomen, die geregeld door
schuifelen met de voeten worden omgewerkt.
Vruchtenexport neemt ook toe, vooral van
bananen en sinaasappels. Guyaquil is dan ook
rondom door hacienda's of te wel cacaoplan
tages omgeven, die meest langs de rivieren
te bereiken zijn. De Guayas en zijn zijrivie
ren zijn de hoofdverkeersaderen van dit land
evenals in Suriname! Invoer: Katoentjes bo
venaan de lijst!
Gistermorgen spoorde ik van Guyaquil weg
via Riobamba naar Quito. Het eerste half uur
ging het door de Naardermeer. Riet van drie
meter hoog, pijlkruid van H< meter, maar met
typische pijlvormige bladeren, lischdodden,
vet als bij ons engeweldig veel vogels.
Duizenden prachtig witte zilverreigers stapten
rond of zaten in de boomen. Roerdompen en
kwak vlogen voorbij, aan een plasje in een
boom twintig aalscholvers: bovendien moet
er veel klein gevogelte zitten, want in eiken
boom zaten een stuk of zes roofvogels (val
ken) ook wel eens acht of tien. Als het iets
droger wordt, komen er groote rijstvelden,
weer vol zilverreigers en als wij de bergen
in gaan, mais en bananencultuur, maar ook
prachtige bamboe. Dan Begonia's en zoo tegen
de duizend meter Mary gold. de mooie xleme
zonnebloem, die op Java's bergen overal ver
wilderd is. Dan wijkt het bosch terug en op
twee duizend meter krijgt het weiland de over
hand met paardebloemen en fluitekruid en
Hollandsehe koeien. Maar de herders aan het
station dragen lang zwart haar rond hun
mongolengezicht en lange broekspijpen van
schapen- of lamavel met de haren naar bui
ten. En op drieduizend meter staan asters en
stengellooze distels net als op den Rijn! Al
leen jammer, de bergen zijn niet zichtbaar!
De vulkaanreuzen van Ecuador houden zich
schuil achter de wolken. Het regent zelfs af
en toe. Dat, heb ik in geen drie maanden
meegemaakt, maar toch is het vies nat als
wij in Riobamba op straat gezet worden, want
de spoorwegen in Ecuador rijden niet 's nachts
wat zeer verstandig is, omdat de bodem er
bestaat uit het denkbaar lastigste materiaal,
nl zand en grind der rivieien en daarover
heen ettelijke tientallen, soms honderden me
ters vulkanische asch, afgewisseld door puim-
steenlagen. Die puimsteenlagen draineeren
geweldig. De tropenzon doet alles snel dro
gen én dan hangt het als los zand aan elkaar.
Wij moesten twee keer stoppen om een paar
kubieke meter zand uit den weg te ruimen en
zoc saat het haast- elke reis. Lastig terrein,
maar het lukt. De spoorweg heeft tenminste
juist haar vijftigjarig bestaan gevierd. Ze is
door Amerikanen gebouwd, maar de Eeuado-
Xiaansche regeering heeft het zaakje, dat niet
rendeerde, voor een zacht prijsje van de Ame-
rikaansche aandeelhouders overgenomen,
maar nog steeds slechts de helft betaald. Dat
is het voorbeeld, dat de staat hier geeft! Of
zou het een misverstand zijn? Dat kan licht
gebeuren in een staat, waar het hoofd der
regeering, de President, geen woord Fransch,
Duitsch of Engelsch verstaat! Menigeen zal
evenals ik het onderhoud maar na een minuut
of tien beëindigd hebben, want Spaansch is
voor den vreemdeling een ellendig lastige taal.
En dat zco iets het t-.t stand komen van
groote zakfn en een begrijpen van wat in de
wereld omgaat geweldig oelemmert, dat
spreekt wei van zelf. Maar ik was pas in Rio
bamba in hotel Ecuador. Eén dme valt mij
wel verba/end mee hier in Zuid-Amerika en
dat is het ongedierte. Je loopt natuurlijk wel
eens een vloo op in de tram, maar dat gebeurt
in geciviliseerde landen ook. Maar ik heb tot
nu toe nergens op deze reis, ook niet in heel
kleine hotels last van ongedierte gehad.
Ook overigens is Riobamba een net stadje.
Dat valt hier telkens weer op, dat dit alle
maal nieuwe steden zijn met lijnrechte stra
ten, die elkaar rechthoekig kruisen. Dat geldt
ook voor de oudsten van dit continent, zooals
Lima en Quito. Het is wel makkelijk en over
zichtelijk maar niet knus en gezellig. Riobam
ba heeft natuurlijk ook een paar Plaza's,
pleinen, één genaamd naar Bolivar, den vrij
heidsheld, de andere naar de onafhankelijk
heid, de Independeveia. Dat hoort zoo. Maar
deze Plaza's houden mij even vast, en ik
kom er vandaan met een donkerroode roos in
het knoopsgat! Wat een bloemenweelde! Op
drieduizend meter hoogte in hartje winter,
aronskelken en iris, leeuwenbekjes, margrieten
en vergeet-mij-niet. En dat alles rondom een
paar palmen, wat Agave's, het is weer echt
Riviera. En warempel even verder staat een
groote bos Mimosa rijk te bloeien. En daar
achter wordt een geweldig sneeuwveld zicht
baar tusschen de wolken. De Chimborazzo laat
even zijn eerwaardige kruin zien, rose getint
door de stralen der ondergaande zon! Den
volgenden morgen is het nog nevelig. En ik
bof weer. Wat mij, geloof ik, nooit gebeurd
is, ik ben in den verkeerden trein gaan zit
ten. De trein voor Quito reed voor mijn neus
weg met mijn zware bagage en de volgende
gaat over drie dagen. Dus geld terug, 25
sucres, en een plaatsje in een auto gehuurd
voor 10, dus 15 sucres verdiend. Meteen voor
5 sucres, a 20 cent elk. een fijnen wollen om
slagdoek voor mijn vrouw gekocht (kon ik
best gebruiken in dien open wagen) en mij
zelf getracteerd op twee reuzen sinaasappels
1 cent per stuk. Het leven is hier niet duur.
Voor 1.20 per dag heb ik een keurig pension.
Honderdvijftig kilometer is het van Rio
bamba naar Quito, de eigenlijke hoofdstad
van Ecuador.. De trein doet er acht of negen
uur over, de auto vijf. En een mooie rit, al
waren de bergen niet zichtbaar. Net Midden-
Frankrijk. Overal glooiende bouwyelden en
weilanden met verspreid liggende dorpen er
tusschen en boomrijen langs de wegen. Alleen
is hier alles Eucalyptus in plaats van popu
lier. De in de jaren tusschen 1870 en 1880 in
gevoerde Eucalyptus heeft hier ook weer van
een kaal heuvelland een schilderachtige
streek gemaakt. Mais en aardappelen, tarwe
en melde (quinoa), zeer vruchtbare bodem en
overvloed van land. Dus een welvarende land
bouwbevolking, die het leven rustig opneemt.
Arm in geld, maar rijk door de zon en door
wat de aarde oplevert en vooral.... door te
vredenheid en het niet kennen van onvervul
bare begeerten. VAN DER SLEEN
LEIDSCHE VAART.
Aan de Leidsche vaart is ook veel veran
derd. Vroeger stond op die plek een enkel huis,
nu is dit deel van Haarlem-West geheel be
bouwd.
niiiiiiiiiiiiiiniiii
iiimiMiii
Het recept
door TON RUYGROK
„Mij willen ze niet, tante", zei Wies en ze
lachte, maar tante Lize lachte niet, doch
dacht na. Tante Lize was namelijk terug van
haar reis naar Jeruzalem en ze had nu haar
bezigheid hervat, het stuk voor stuk bezoeken
van de leden harer uitgebreide familie, om
haar hobby te kunnen volgen, zich met het
één of het andere te bemoeien. Zoo kwam
ze te logeeren bij haar nichtje Wies. 'n pret
tig kind om naar te kijken, geestig, charmant
en lief. Op den derden dag van haar logeer
partij had tante uitgemaakt, dat het nood
zakelijk was met Lize eens ernstig onder vier
oogen te spreken en op den vierden dag, des
avonds tusschen tien en elf, gebeurde dit.
„Is er heusch nog niemandnog nie
mand had tante Lize gevisch. Kom, ver
tel nou 'ns".
Maar daarop had Lize dan gezegd, dat ze
haar niet wilden en dat er werkelijk niets te
vertellen viel. Er was niemand, met wien ze
in stilte verloofd was, er was niemand, die
haar in stilte aanbad. Wies zei het zoo simpel
en zoo luchtig mogelijk en toch hoorde levens
wijze tante Lize in haar toon een trilling,
welke haar meer vertelde. Was het meisje
misschien zelf verliefd? In elk geval was ze
gezond genoeg van natuur om een stil ver
langen te koesteren zich, evenals haar vrien
dinnen, te verloven, te trouwenZe wil
den haar niet. Wat kan daarvan de oorzaak
zijn? Was Wies te bescheiden misschien? De
jongelui van tegenwoordig waren zoo eigen
aardig. Jawel, tante Lize was verder geweest
dan Jeruzalem, en die jongelui had ze in haar
zak.
„Zoo", zei tante Lize, „dan moet je eens
even naar mij luisteren en me tien minuten
niet in de rede vallen. Ik heb zoo mijn mee
ningen en mijn eigen recepten....
De recepten van tante Lize konden mis
schien in bepaalde gevallen falen, maar dit
maal scheen het voorschrift probaat te heb
ben gewerkt. Binnen drie maanden was Wies
verloofd met een Engelschman, dien ze op
een reisje door Engeland had ontmoet, toen
hij juist met verlof was. Nu was hij weer ver
trokken, naar Bombay, om carrière te maken.
Het was alles heel onverwacht en heel snel
gebeurd, zoodat de vriendinnen met verloof
den en haar eigen onverloofde vrienden erg
opkeken en honderd uit vroegen.
.Echt wat voor Wies", zeiden ze. „Toe, vertel
eens".
Maar Wies schepte niet op, ofschoon het
toch een heel goede partij moest zijn en er
zelfs al vriendinnen waren, die kwaad van
den Engelschman vertelden.
Intusschen leek Wies geheel veranderd en
ook de houding van de anderen was eigen
aardig. Af en toe bedankte Wies voor een
partijtje, omdat ze. nu ja, omdat ze nu een
maal verloofd was, terwijl de vriendinnen, die
haar vroeger zoo'n beetje achteloos hadden
aangekeken, haar nu vereerden met vijan
dige jalouzie en de vrienden ook ineens een
andere Wies voor zich zagen: Wies, het ver
loofde meisje.
Ten slotte was ze echter nog pas verloofd,
vonden de vrienden, en die Engelschman was
hun vriend niet. Ze kenden hem niet eens en
ze voelden ook niet den minsten lust kennis
met hem te maken. Die man zat ver weg en
dat was, hoe je de zaak ook bekeek, toch al
tijd gevaarlijk, vooral als je een meisje ach
terliet, dat zoo aardig, geestig en lief was
als Wiesje. Wiesje. zeiden ze nu.
En wat onvermijdelijk scheen, gebeurde. Een
blonde, óók charmante jongen, vergat op een
vroegen lente-avond, dat Wies verloofd was
en Wies vergat het ook, want ze kusten el
kaar.
„Maarmaar", stamelde Wies toen. „dat
kan niet, want ikje wéét het toch
„Je maakt het onmiddellijk uit, je schrijft
vanavond nog!"
Ze deed 't .Ze schreef dien Engelschman af.
Maar ze trouwde niet met dien blonden char
meur. Integendeel. Wies verloofde zich nóg
een keer en pas met den waren Jacob, op
wien ze al ,nog vóór haar allereerste verloving,
verliefd was geweest, zeilde ze weg in de hu
welijksboot.
En natuurlijk bekende ze hém dadelijk, eer
lijk en open, dat die éérste verloving, met
dien Engelschman, maar een recept was ge
weest van tante Lize, want dat die Engelsch
man, bij haar weten, nooit bestaan had
50 Shilling per plaats
voor een première
(Van onzen correspondent.)
Kathedraal van Guyaquil met standbeeld van Simon Bolivar den bevrijder.
Men behoeft thans met zijn avond in het
West End minder dan ooit verlegen te zijn.
Ei- zijn tooneelspel en film die in harmonie
kunnen zijn met een verscheidenheid van
temperamenten, smaken en stemmingen.
Voor hen die het hoogst willen grijpen en
verstandelijke inspanning wenschen te paren
aan nieuwe dramatische ervaringen, is er het
nieuwe stuk van Sean O'Casey, dat natuur
lijke Iensche genie, dat in zijn „Within the
Gates" nu eens in dichterlijke phrasen dan
weer in prozaisch gekeuvel tegelijkertijd de
onoprechtheid en de hopeloosheid van onze
samenleving veroordeelt. Maar O'Casey blijve
beter bewaard voor een volgende maal. Zij,
die in plaats van hoog terug willen grijpen
kunnen naar een wederopvoering gaan van
„The Importance of being Earnest". De in
ternationale en onsterfelijke revue van De
Blauwe Vogel is er ook weer, geheel vrij van
den geest van Maeterlinck. Het huivering
wekkend vermogen der zichtbare misdaad
openbaart zich in al zijn hevigheid wanneer
men „The Quitter" bezig ziet. En voor hen,
die getuige willen zijn van de alles overwin
nende liefde in het huwelijk, vertoont het
Westminster Theatre zoo lang het duurt
Saturday's Children. Het is een stuk van
de zachte soort, ontstaan uit bescheiden fan
tasie. Maar er is meer waarheid en waarne
ming in dan men in veel met pretentie
aangediend werk ontmoet. De economische
vraagstukken, die rijzen in de menage van
een jong echtpaar, dat op 4 pond per week is
getrouwd (het is heusch erg schraal in Lon
den), zijn moeilijk en ernstig. En vele duizen
den Londensche echtparen moeten ze onder
oogen zien.
Ze zijn reëeler dan de onbenullige liefdes
dilemma's, die veelal dienst moeten doen als
stutten voor de constructie van een moderne
comedie.
Het ware te wenschen dat de evenbeelden
in het dagelijksch leven van Joy en Robin, de
Zaterdagsche kinderen in dit spel van
Maxwell Anderson, op even prettige wijze
hun huishoudelijke moeilijkheden, voor zoo
ver ze het kasboek gelden, te boven kwamen
als het op het tooneel gebeurt. Het barkje
van het huwelijksgeluk is teer van bouw en
er zijn gevallen bekend, waarin het schip-
R-breuk leed op de rotsen van kruideniers
rekeningen of de zandbanken der eentonige
avonden of in de watervallen van een goot
steen, wanneer de vaten worden gewasschen.
Zonder de listen der liefde, die in het hoofd
van een Joy rijpten, zou een Robin zeker nog
lang vrijgezel zijn gebleven, vooral omdat
hem juist een post in China was aangeboden.
In plaats van het verre avontuur, dat hem
scheen te wachten, raakte hij gewillig in het
grootste avontuur des levens. Wanneer de
melkboer aan de deur was geweest, met een
lijst van onbetaalde leveranties op zijn boekje,
en Joy in den avond klaagde over de verne
derende positie tegenover „zoo'n man" (of
iets dergelijks) dan kon Robin terugverlan
gen naar zijn vrijgezellenbestaan of peinzen
over wat hij had gemist door niet naar China
te gaan. Het liep een oogenblik spaak met
deze Saturday's Children. Maar de liefde over
won alles. En nadat Joy eenige weken trieste
onafhankelijkheid had gezocht in de binnen
landen van Bloomsbury (waar in Londen
kunst en wetenschap zich eiken dag verbroe
deren) kwam haar gemaal haar terughalen
hetgeen hem met een onweerstaanbare om
helzing gemakkelijk gelukte. Dat is het einde
van een comedie. welke men in haar ver
loop kon aanvaarden dank zij de lieftallig
heid van miss Dorothy Hyson, die geen Ro
bin onafhankelijk in Bloomsbury zou kun
nen laten bestaan. De vraag rijst natuurlijk
of de oude problemen, na de verrukkelijkste
verzoening, niet zouden terugkeeren.
Maar waarom zou men de vraag stellen? Wel
moest men bezwaar maken tegen de mooie
jurken van Joy en haar ongetwijfeld dure
coiffures. Zij droeg om zoo te zeggen de
4 per week op haar rug en op haar sche
del. Wat bleef er dan voor Robin over?
Nu het in Engeland meenens is geworden
met nationale film-productie en zoo zeer
dat de heeren van Hollywood zich volgens de
mededeelingen in de Britscbe pers door de
Britsche concurrentie bedreigd voelen zijn
filmpremières in Londen gebeurtenissen van
veel gewicht geworden. Men ziet er inder
daad, zooals men het hier uitdrukt, „all the
world and his wife". De betaalde tegenwoor
digheid bij zulk een wereldsch avondfeest kost
nog niet zoo duur als die bij eien eerste op
voering van een belangrijk tooneelstuk. Straks
kan men twee lievelingen van het Londensch
publiek, Noel Coward en Yvonne Printemps,
bewonderen in een nieuw stuk van eerstge
noemde, „Conversation Piece" geheeten. Nie
mand weet wat het worden zal. Maar bij
zulke namen en met een man als Cochran,
den prachtlievenden produces, is de verwach
ting zoo hoog gespannen dat aan hen, die er
het eerst bij willen zijn, 50 shilling voor een
stallesplaats kan worden gevraagd. Zoo ver
is het met filmpremières nog niet geko
men. Nog niet.
Voor de premiere van Catherine the Great,
de nieuwe film van de London Film Company
welke Het Particuliere Leven van Henry
VUL opvolgt en waarin Elisabeth Bergner
voor het eerst haar zeldzaam talent in dienst
heeft gesteld van Britsche film-productie was
het Leicester Square Theater gevuld met de
gezichten van naam en faam, die de ge-
illusteerde pers gemeengoed heeft gemaakt
van allen.. Een aardig voorspel voor het film
spel was in de vestibule de menschen te her
kennen, die men nooit in levende lijve had
gezien. Zij die in ongeneeslijke ouder we tsch-
heid nog mochten meenen, dat de film geen
standing heeft konden zich hier van het te
gendeel laten overtuigen. De film getuigt dat
de London Film Company, die de vervaardi
ging toevertrouwde aan de zeer on-Engelsche
kunstenaars Alexander Korda en Dr. Czinner,
even weinig eerbied heeft voor historische
juistheid als Hollywood. Kan men de Com
pany, en de filmmakers in het algemeen,
daarvan een verwijt maken? De naakte his
torische waarheid trekt de menschen mis
schien niet aan, omdat ze haar geen illusies
laat. En volgens de nieuwe historici is de his
torie zelf zelden trouw geweest aan de his
torische waarheid. Er is reden te vermoeden
dat vele populaire vaderlandsche geschiede
nissen grondig zouden moeten worden her
zien indien men ze in overeenstemming zou
willen brengen met de waarheid. De heeren
Korda en Czinner hebben zich dus met eenig
recht niet veel aangetrokken van de ware
personen van de Kleine Catherina, Tsarin al
ler Russen en haar echtvriend den Groother
tog Peter. De geschiedenis die ik er op
heb nagelezen vertelt o.a. dat Catherina
duidelijk te verstaan gaf, dat zij voornemens
was te profiteeren van den ondergang van
haar echtgenoot, die met een diplomatieke
beroerte, welke een moord was. aan zijn
einde kwam. Catherina werd keizerin. Zij
was volgens de authentieke of authentiek
geachte geschiedenis een vrouwspersoon die
haar eigen zeer onconventioneele begrippen
had van plicht en plaats der echtgenoote.
Misschien waren haar begrippen in haar tijd
en in haar positie heelemaal niet onconven
tioneel. Maar de film maakt Catherina een
trouwe voorbeeldig liefhebbende gade. Peter
is voor de historie een afzichtelijk persoon,
nietig van gestalte en met een door pokken
hevig geschonden gelaat, los en woest en ver
dwaasd, het type van een imbecielen tyran.
Douglas Fairbanks Jr., die Peter uitbeeldt in
de film ziet er allerminst idioot uit; integen
deel, hij verschijnt voor onze oogen als een
knap, wel gebouwd, levendig man, wiens
verdorvenheid en krankzinnigheid alleen
wordt gesuggereerd door het gepraat in zijn
omgeving. Elisabeth Bergner, Catherina, doet
wat zij vermag met het karakter dat haar
ter vertolking is gegeven. De film is waard
gezien te worden al was het slechts om Berg
ner die wellicht eens als Sarah goddelijk
zal worden genoemd in een nieuwe ge
daante te bewonderen. De moderne Britsche
film-industrie eerbiedigt klaarblijkelijk geen
persoonlijkheden. De jonge Fairbanks, die
niets Engelsch in zijn persoonlijkheid heeft,
mocht Peter voorstellen en Sir Gerald du
Maurier, de meest Engelsche van alle Engel-
sche tooneelspelers en een man die door zijn
publiek op de handen wordt gedragen, maakt
in deze film in een zeer ondergeschikte rol
de bedden op in de keizerlijke slaapkamer. De
productie is van den ambiteusen aard die
aan een film het voorvoegsel „super" geeft.
De pracht en de grootschheid van de scènes
schijnt wat er aan actie en inhoud is te ver
zwelgen. Het is een fout van disharmonie of
onevenwichtigheid, dien men de producers
niet kan vergeven. Het is ook de duurste film
welke de Engelsche industrie tot nu toe heeft
gemaakt. In de Engelsche pers wordt de „roe-
kelooze geldverspilling" in de productie all
een aanbeveling vermeld.