De proefrit van den eersten Zeppelintrein in ons land.
Verkeerd begrepen
Sir Cecil Clementi, gouverneur der Straits Settlements, is Vrijdag
met zijn familie per Indiê vliegtuig de .Kwartel' op schiphol
aangekomen, waar hij door de directie der K.L.M. verwelkomd werd.
De eerste brug over
de Kleine Belt is in
aanbouw. Een impo
sante opname van
dit belangrijke werk,
De Zeppelintrein maakte Vrijdag de eerste
oflicieele proefrit naar Arnhem.
Prof. dr. F. M. Jaeger viert 20 Maart a.s.
zijn zilveren jubileum als hoogleeraar aan
de universiteit te Groningen.
Mussolini, die een groot liefhebber der ski-sport is, heeft zich
voor de tweede maal dezen winter naar de Abruzzen begeven,
om daar het ski-loopen te beoefenen.
Een groote menigte luistert voor het expositiegebouw naar de per luidsprekers overgebrachte
openingsrede van Rijkskanselier Adolf Hitler op de internationale auto-tentoonstelling te Berlijn.
De Albinos met hun witte haren en roode oogen zijn op de 43ste Beurs van da
Dameskroniek, die Vrijdagmiddag in het R AI -gebouw te Amsterdam geopend k,
vertegenwoordigd.
FEUILLETON
RUBY M. AYRES.
Vertaling van J. G. H. v. d. Bovenkamp Jr.
3)
Ik vroeg mij ook af of een vrouw, die ik
gekend had voordat mijn haar grijs was ge
worden, er nu ook zou uitzien als Miss
Spinder en of zij ook alleen zou wonen in
een moderne villa of dat zij een van de
vele mannen de aarde tot een paradijs ge
maakt had.
Maar tevens besefte ik, dat al die vragen
nutteloos waren nu onze levenswegen zoo
ver uit elkaar geloopen waren, dat zij elkaar
wel nooit weer zouden kruisen.
Ik heb altijd hooren zeggen, dat ik iemand
ben, met 'n sterken wil en in zooverre kan
men wel gelijk hebben, dat ik mijzelf nooit
overgeef aan oude herinneringen dat ik
nooit ga graven in die oude asch van het
verleden in de hoop daaronder nog warme
gloeiende sintels te vinden.
En dan is dan ook de reden, dat ik nooit
een zekere lade opende van mijn bureau
en -'at ik op dat oocenb'ik mijn hoed greep
e~ beknot eer» wand^Ung te gaa»
ir en
Natu °!ijlcs had ik echter de voordeur
achter mij dicht, getrokken, en wilde ik de
stoep af'.oopen toen een telegrambesteller
die er op de een of andere manier Ln ge
slaagd was om met zijn fiets door het door
ploegde veld van de laan te worstelen, zich
voor mijn deur van zijn fiets liet vallen
een heldhaftige poging deed om er onder
de gegeven omstandigheden zoo indrukwek
kend mogeljik uit te zien, op mij toe trad
en mij een telegram overhandigde.
Ik houd er van telegrammen te ontvangen
zelfs al brengen die mij niet altijd goed
nieuws. Maar het oogenblik dat men het
zegel gaat verbreken is zoo heerlijk span
nend zoo vol mogelijkheden.
Ik vroeg mij af, wie het noodig had ge
acht mij een telegram te sturen en mijn
verbazing was groot, toen ik las:
„Kom je vanmiddag opzoeken. Ben giste
ren in Engeland aangekomen.
Smith".
Ik ben niet iemand, die heel gauw opge
wonden is, maar het scheelde niet veel of ik
had een luchtsprong gemaakt van blijd
schap, toen ik dien doodgewonen naam onder
het telegram zag staan.
Smith.... die ik in geen vijftien jaar had
gezienSmith, die op school altijd van
mij had afgekekenSmith die mij als
jongen had ingewijd in de avonturen van het
leven Smith die een ongelukkige liefde
had gehad en zich ergens in een oerwoud
zou gaan begraven, om dat te vergeten
Smith de eenige ware vriend, die ik ooit
gehad had, was in Engeland teruggekeerd
en zou mij dien zelfden middag nog een
bezoek brengen.
In de korte brieven, die ik zoo nu en dan
om de vier of vijf maanden van hem
ontving, had hij niets geschreven van zijn
voornemen om naar Engeland terug te
keeren en daar stond hij om zoo maar
eens te zeggen eigenlijk onverwacht voor
mijn neus.
Ik onderdrukte een juichtkreet, drukte den
telegrambesteller een fooi in de handen en
liep dan weer vlug naar binnen om Bundie
van het een of ander op de hoogte te stel
len.
Zij was bijna even verheugd als ik en be
gon direct een vreeselijk ingewikkeld geval
uiteen te zetten van pasteien en puddings en
omeletten en ik schoot de keuken uit met
meer haats dan beleefdheid.
Het was nu al meer dan vijftien jaar ge
leden sinds Smith op dien fatalen morgen
bij mij was komen binnen loopen om mij te
vertellen, dat hij naar het buitenland zou
gaan; meer dan vijftien jaar geleden sinds
hij mij op doffen toon had verteld, dat zijn
leven verwoest was en hij niets meer had
om voor te leven.
Destijds had ik rustig nar hem geluisterd
en niet getracht hem moed in te spreken,
maar wel verwachtte ik in iederen brief te
zullen lezen, dat hij zich geschikt had in -Je
omstandigheden en troost gevonden had....
maar als dat zoo was, dan had hij het blijk
baar niet de moeite waard geacht om mij
dat te schrijven.
En nu was hij weer thuis.
Vijftien jaar!
En hij moest over de veertig zijn! Hij was
acht jaar ouder dan ik en nog niet zoo
erg lang geleden was ik al vier en dertig ge
worden.
Ik vroeg mij af of hij dik geworden zou
zijn en of hij een kaal hoofd zou hebben
gekregen en op het oogenblik dat ik he a
het allerminst verwachtte trad hij zelf mijn
kamer binnen.
En, zooals trouwens altijd het geval is
als men groote veranderingen heeft verwacht
bleek, dat hij bijna in het geheel niet ver
anderd was. Hij was grijs geworden en bij
zijn oogen waren wat rimpeltjes gekomen
maar dat was dan ook alles.
„Ik bemerkte dat er nog een trein ging
waarmee ik eerder hier kon zijn. dan ik
gedacht had", vertelde hij mij, terwijl hij
zijn hoed in den eenen hoek van de kamer
wierp en zijn overjas in een anderen hoek.
Dat was nu eenmaal een gewoonte van hem
en juist om die slordige gewoonte scheen
ik nog meer van, hem te houden.
Had ik er als kostschooljongen niet buiten
gewoon veel prijs op gesteld om zijn kleeren
uit alle mogelijke hoeken en gaten te voor
schijn te halen en netjes voor hem op te
vouwen?
„Ik kwam je nieuwe adres te weten op de
club", ging hij voort, zonder mij den tijd
te geven er een woord tusschen te brengen.
,,Ik stuurde je een telegram en hier ben ik.
En vertel me nu eens, war om je in vredes
naam hier bent gaan wonen. En wie heeft
den treurigen moed gehad om dit een laan
te noemen?"
Hij liep naar het venster, en keek naar
buiten.
„Wat een vreeselijk gezicht al die nieuwe
muren en hardgroene verf", ging hij voort,
zonder mij den tijd te geven hem te ant
woorden.
„En wie is die statige vrouw, daar in den
tuin aan den overkant?"
„Zij is een oude kat", antwoordde ik droog.
..Dat heeft Bundle ten minste gehoord van
den vuilnisman en die kan het weten"
„BundieJe wilt toch niet zeggen, dat
die nog in het land der levenden is?"
En met een vaartje rende hij d*- kamer uit
naar de keuken geen oogenblik denkend
aan de statige dame aan den overkant, die
natuurlijk niemand anders was dan Miss
Spinder, die op haar majestueuse manier
kwam kijken naar haar keurig onderhouden
tulpenbed.
Pas na den uitstekenden lunch, die
Bundie met onbegrijpelijke handigheid te
voorschijn had getooverd, kreeg ik de ge
legenheid om een paar vragen uit eigen
beweging te beantwoorden.
„Dus je bent nog steeds niet getrouwd?"
vroeg ik, terwijl ik zijn glas nog eens vol
schonk en de sigaretten naar hem toe
schoof over de tafel.
Smith kleeg een kleur.
„Neen, ik kan niet zeggen dat ik getrouwd
ben"., antwoordde hii kort. maar...."
Hij zweeg even en keek mij aarzelend aan.
„Ik geloof niet dat je het zult begrijpen,
als ik het je vertel...." ging hij een oogen
blik later voort, „maar herinner je je nog
waarom ik naar het buitenland gegaan
ben?
Ik weet nog heel goed, dat ik mijn hart
tegen jou heb uitgestort voordat ik weg ging.
Het ging om een vrouw, zooals je weet. Wij
hadden ruzie gehad. Ik weet niet of zij
gelijk had of ikIk weet zelfs niet meer
waarover wij ruzie hadden gekregen
hoewel het destijds een verschrikkelijk iets
scheen te zijn.
'Maar het was in ieder geval zoo ernstig,
dat zij het niet meer wilde goedmaken
en daarom trok ik er tusschen uit. Ik durf
je eerlijk te bekennen, dat ik na dat oogen
blik nooit weer van een andere vrouw ge
houden heb maar op de thuisreis ont
moette ik aan boord van het schip een
meisje. Zij was veel jonger dan ik ben
en zij deed mij denken aan die andere vrouw
zooals die vijftien jaar geleden was.
En ja herinneringen zijn vervloekte
dingen en inplaats, dat ik mij tot dat
meisje voelde aangetrokken omdat zij zoo
veel leek op die andere vrouw kreeg ik
een hekel aan haar terwijl zij geloof ik
van mij ging houden
Hij zweeg even en staarde een paar mi
nuten peinzend voor zich uit.
„Om kox-t te gaan, Arthur", vervolgde hij
even later. „Ik ben van plan om haar op te
sporen om te ontdekken, wat er van haar
geworden is. En als zij nog niet getrouwd Is
en nog iets daarvoor voelt wel ik
ben nog geen oude man en het. is nooit
te laat om een fout te herstellen'.
„Hm!" gromde ik. ..Maar stel eens voor
dat zij veranderd is. Misschien is zij wel dik
en leelijk gewordenVijftien jaar kan een
vrouw heel erg veranderendat weet je
even goed als ik",
JWordit vervtfgd^_