Mevrouw van Eysden-Vink gehuldigd. - Het spoorwegongeluk hij Herfte. - De Zesdaagsche te Parijs. Verkeerd begrepen Or. G. G. Kloeke Ie Hamburg Is benoemd tot gewoon hoogleeraar In de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan de Rijks universiteit te Leiden, om onderwijs te geven in de Nederlandsche taalkunde. De burgemeester van den Haag, jhr mr dr. Bosch Ridder van Rosenthal, complimenteert de rustende actrice, mevr. Marie van Eysden Vink, ter gelegenheid van haar 70sten verjaardag te den Haag. Een der gereedzijnde nieuwe Dieseltreinen heeft de fabriek der firma Beynes te Haarlem verlaten. Het gevaarte op het stationsplein. Een goederen-sneltrein op weg van Dinsdag. De machinist en stoker springen, het Sheffield naar St Pancras, derailleerde wisten, door tijdig van de locomotief te leven te redden. Miss Fay Taylor, een der deelneemsters aan de 1000-mijl race rond Engeland, in haar auto even voor de start te Londen. De tocht eindigde voor de 400 deelnemers te Bournemouth. Op de Deensche Kunsttentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam is Woensdag avond een receptie gehouden. Tweede van links- burgemeester dr. W de Vlugt, vijfde van links: dr. Vissering, oud president van de Nederlandsche Bank. Voor den aanvang van den Zesdaagsche te Parijs. V.I nr.. Leducq. Relissler, Het spoorwegongeluk op het kruispunt HerfteVeldheek nabij Zwolle. - Een kijkje op de beschadigde wagens. en Pecqueiux bespreken de kansen. FEUILLETON door RUBY M. AYRES. Vertaling van J. G. H. v. d. Bovenkamp Jr. 7) Zij keek nu langs mij "heen naar de duistere toppen der boomen op de kleine, groene weide aan het einde van Onze Laan. De nieuwe maar. kwam juist boven de toppen der boomen te voorschijn en scheen op ons neer te kijken met een flauw glim lachje. Miss Pixieland wees naar die maan. „Daar is uw maan", zeide zij en ik meen de eer. snik te hooren dn haar stem. Ik sloeg mijn oogen op naar die gouden sakkei in den donkeren hemel en keek dan veer naar haar lieve gezichtje, dat zij naar nij had opgeheven. Ik zag dat èen glim lachje om haar lippen speelde en in haar oogen glansde een heilig licht. Een paar seconden bleven wij elkaar zoo staan aankiiken maar dan lachte zij weer gaar pijnlijke schelle lachje en weer goorde ik, dat haar stem door tranen werd fer stikt. „Goeden avond", zeide zij. Ik hoorde haar kleine voetjes voortloopen over het grint, dat knarste onder haar schoentjes hoorde het ritselen van haar kleereu en dan verdween zij in de duisternis van haar eigen tuin. Nog een oogernbllk later vertelde het jl&cihtislaan van een deur mij, dat ik alleen stond in den zilveren nacht - alleen met mijn herinneringen. Had zij gelijk of niet? Ik wist het niet maar gevoelde mij veel eenzamer dan in langen tijd het ge val was geweest toen ik eindelijk mijn huis binnen ging. HOOFDSTUK HL Mr. Scobel's Geheim. Als ik mij bevind in gezelschap van men- schen van middelbaren leeftijd en de ge legenheid heb om te letton op de heer lijke manier waarop zij elkaar totaal ne- geeren of hoe zij door hem of hij door haar wordt afgesnauwd, heb ik mijzelf meer dan eens afgevraagd of die menscher. nog wel eens denken aan de dagen, dat hij voor haar de verpersoonlijking was van alles wat edel. moedig, knap en goed was de dagen, dat zij voor hem de zon van de wereld, zijn levensdoel was. dat hij trachtte te bereiken door inspanning van alle kracht Ik geloof niet, dat die menschen nog wel eens aan die dagen zullen denken, want dan zou zoo*n vrouw in den ouden man met zijn scherp geteekende gelaat den minnaar zien uit haar jeugd en de snauwende klank weglaten uit haar stem: en in de oude ge laatstrekken van zijn vrouw zou die man de trekken van het meisje herkennen, dat bloosde als hij vroeger tot haar kwam bloosde als hij haar iets in het oor fluister de 't meisje dat hem nastaarde met een ernstagen blik in haar oogen als hij heen ging van haar. Ik ben zelf niet getrouwd, zoodat ik niet uit ondervinding kan spreken, maar ik heb altijd gedacht, "dat ik als ik nog eens ge trouwd zou zijn met „de vrouw", die mijn levenspad kruiste en daar een leegte heeft achtergelaten, dia nooit door een ander zal kunnen worden gevuld dat ik dan na derhand nooit in staat geweest zou zijn om haar harde woorden toe te voegen of haar in tegenwoordigheid van anderen be lachelijk te maken en te bespotten, zooals men zoo heel dikwijls ziet gebeuren. Misschien vergis ik mij wel getrouwde vrienden van mij zijn er vast van over tuigd, {Jat ik het bij het verkeerde eind heb maar ik heb mezelf al eens afge vraagd of het niet mogelijk is, dat zij zich vergissen en dat ik gelijk heb? En meer dan ooit stelde ik mijzelf die vraag toen ik op een avond kennis was gaan maken met de Scobels. Zij woonden op nummer 1 in Onze Laan. Wij leerden elkaar kennen toen ik, het wachten op maatregelen van Hooger Hand moe, besloot een petitionement in te dienen onderteekend door alle bewoners van Onze Laan met het beleefde verzoek ons in het vooruitzicht te stellen, dat binnen vijf en twintig jaar een aanvang zou worden ge maakt met het bestraten van Onze Laan. Ik had er meer dan genoeg van om door groote modderpoelen te waden als ik eens een kijkje wilde gaan nemen aan den an deren kant van den weg en mijn mede slachtoffers schenen er precies eender over te denken, want allen zetten gereedelijk hun handteekening onder 't petitionnement dat ik had opgesteld. Aangezien hij woonde op nummer 1 van Onze Laan bracht ik het eerst een be zoek aan Mr. Scobel. Ik vond hem in den tuin Eigenlijk hield ik hem eerst voor den tuin man daar hij gestoken was in een heel oud versleten brutn jasje een ouden grijzen hoed op het hoofd had, en verder zijn geheele verschijning zoo verwaarloosd en slordig was, dat ik daarin geen bewoner van onze deftige laan kon herkennen. De man had zich over een paar kwijnende tulpen en crocussen gebogen en sch«n vreeselijk veel moeite te doen om die arm zalige dingen in het leven te houden. Zonder aanmatigend te willen zijn mag ik genist verklaren, dat die eenige tuin, die er een beetje ..uit zag" zooals Bundie het uit drukte, in Onze Laan voor mijn huis ge vonden werd hoewel ik toch niet langer dan zes weken daar gevestigd was. Ik vrees dan ook. dat ik een beetje minachtend keek naar de stumperige pogingen vaai den scha mel gekieeden man om die kwijnende tul pen in het leven te houden Het scheen echter, dat hij mijn blik op gemerkt had. want hij richtte zich uit zijn gebogen houding op en keek mij over den rand van zijn bril aan. „U vindt het zeker maar heel armzalige bloemen, is 't niet?" vroeg hij. Ik voel mij niet spoedig verlegen maar nu was dat toch wel het geval en nuzer door de manier waarop die vraag gedaan werd, dan door de vraag zelf! Er was een nederigheid in dien ouden man, die mjj ontroerde. Hij dieed mij even denken aan een kind. dat een kunstwerk gewrocht heeft en dit aan een leermeester laat zien vol angst dat zijn werk zal worden afgekeurd en hij weer van voren af aan zal moeten gaan beginnen. Hij keek naar mij op met een veront schuldigende uitdrukking in zijn kortzich tige oogen. „Tulpen zijn heel moeilijk te tweeken", zeide ik flink en ik hoopte maar dat hij niet aan mijn gelaat zou zien dat ik stond te liegen. ,Ik heb er zelf nog geen enkeile kunnen kweeken". Hetgeen niets anders was dan de waar heid maar ik achtte het niet noodzake lijk om daaraan toe te wegen, dat ik heele- maal niet geprobeerd had ,om tulpen te kweeken. „Ja, juist", antwoordde hij, terwija hij zijn vuile handen vol genot in elkaar wreef. „Dat heb ik Nell ook al verteld, maar zij schijnt het niet te willen gelooven. Maar ik geloof dat vrouwen in het algemeen niet veel belang stellen in tuinieren, denkt u wel?" „Ik heb een vrouw gekend, die er wel be lang in snelde", antwoordde ik, en bijna had ik er aan toegevoegd, „maar die stelde be lang in alles dat mijn belangstelling had". Ik vond het evenwel verstandiger om hem dat niet te vertellen en ging voort: .Maar ik geloof, dat u gelijk hebt. Over het algemeen voelen vrouwen niet veel voor tuinieren. En u zult moeten toegeven, dat er voor hen ook niet veel aantrekkelijks is in vieze aarde en glibberige wormen en slakken. „Ik denk niet, dat Nel! bang is voor wor men en slakken", zeide de oude man pein zend. „Voor torren \s zij in ieder geval heelo rna al niet bang". Ik was benieuwd wie Nell was. Voor zoover ik wist woonde hij daar alleen met zijn vrouw en die groote sta\ge vrouw met haar strenge oogen en vreeselijk ernstig gelaat Mrs. Scobel, zooals ik haar a! een paar maal In den tuin had gecien leek mij nu niet iemand om Nell te heeten. Zij deed mij meer denken aan een Janet. „Ik woon op nummer twaalf', vertelde ik den ouden man, daar de deur op mijn bel len nog steeds niet geopend was en de man mij maar bleef aankijken. „Misschien heeft u wel gezien, dat Ik een paar aardige bloemen in mijn tuin heb staan Zij beginnen het nu tenminste een beetje te doen". „Ik heb er al dikwijls naar gekeken", zed hij openhartig. „En ik zou het heel ere op prijs stellen als ik ze eens van dichtbij mocht komen bekijken". (Wordt vervolg®.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9