gliril-IHIlC CCLHCI-IC*
r<&
HCT KRAA
ONTSTOND GELD?
De aai'das is een gouden staaf. Want
draait niet de wereld om geld? „Er
zijn andere waarden" werpt de ze
delijke mensch tegen, een blos op
het gelaat. Of: als hij zeer zedelijk is. bloost
hij niet eens meer. Andere waarden: ja. dat
gene, waarin men geld kan omzetten! De een
schaft zich er zoogezegde geestelijke goederen
voor aan: boeken, wetenschappelijke instru
menten, laboratoria, kerken, tehuizen voor
armen. De ander voorziet zich van zooge
naamde materieele zaken: goed eten, mooie
kieeren, Jachtgebieden, plezierschepen enz.;
de betreffende persoon fuift schier onophou
delijk en verdeelt zijn tijd tusschen feesten en
slapen.
geleerden, veldheeren, rijken, armen, koop
lieden, politici, bakkers, postboden en an
deren.
Tegenover de luttel en. die zonder geld ge
lukkig kunnen wezen en de talrijken, die het
met geld niet zijn (er zónder zouden ze er
nog erger aan toe wezen) staan de meesten,
grooten en kleinen, die verlangen naar, vech
ten om, stelen door en moorden wegens het
geld.
Het is met deze substanie nog zonderlinger
gesteld dan men bij eerste kennismaking
misschien meent. Geld toch, dat men niet in
iets anders kan omzetten, heeft even veel
waarde als talent in een streek, waar men
alles wat hij aanraakte /werd goud, en had
men hem niet verlost, hij ware temidden
van het veelbegeerde metaal, een ellendigen
dood gestorven.
De nieuwste vorm van geld is het papier.
Simplistisch uitgedrukt wordt de be teekenis
daarvan aldus verklaard: zij berust op het
vertrouwen in het lichaam, dat het papier in
omloop brengt, en dat, teneinde al weer om
het versieepen van groote hoeveelheden munt
te voorkomen, een schuldbekentenis afgeeft.
Een bankbiljet is niets anders dan een verkla
ring, dat men toonder de materieele waarde,
die er op staat aangegeven, in goud of even
tueel in iets anders zal uitbetalen. Chèques
en wissels zijn als het ware weer „afkortingen
DE MACHT VAN HET GELD.
Is de eerste te loven? Is de tweede te la
ken? Wij zijn zoo vrij de beantwoording dezer
vragen als de onverplichte taak der lezers te
beschouwen. Slechts merken we op, dat al
leen het geld zoowel het één als het ander
mogelijk maakt.
En wat te zeggen van dien zinnelijken en
tevens geestelijken mensch, die zijn bestaan
met kunst, wetenschap, festiviteiten en mets-
doen vult? Hoe te oordeelen over den bij
na idealen echt menschelijken mensch. die
behagen schept in lekker eten en mooie schil
derijen, de fuif en de litteratuur, de pracht
en net harde wetenschappelijke werk, de na
tuur, de slaap, de inspanning, alle schoonheid,
de economie en het hiernamaals?
DE OUDSTE OVER
GEBLEVEN MUNT;
KLEIN-AZIé; 700
JAAR VOOR CHR.
Zekerlijk zal hij een bepaalde hoeveelheid
geluk uit zijn loutere existentie kunnen puren,
maar wat zal deze sterveling beginnen zon
der geld, veel geld?
Het is alles overbekend, al tracht men het
te vergeten, te verbergen of te veranderen.
Het zou onbegonnen arbeid zijn een overzicht
te willen geven van de lofzangen op, perora
ties tegen en bespiegelingen over het geld,
uitingen, ons overgebleven uit oude en nieu
we tijden, en afkomstig van kunstenaars en.
DE PERZISCHE
STAATSSCHAT
BESTOND VIT
KLOMPEN GOUD.
DEKKING WAS
DUS VOLKOMEN
0NN00DIG.
1 hu »tas vreeselyk gestraft worden.
slechts op politieke gezindheid of afstam-1
ming let.
Voorts vei-meerdert geld zich slechts als'
men het samentrekt tot kapitaal. Ook heeft
men daar het papieren geld, materieel minder
waard dan luxe-closetpapier.
Het is alles zeer vreemd, en, tusschen een
middagslaapje en een sigaar in, stemt het
tot nadenken.
Hoe ontstond het machtsmiddel bij uit
nemendheid?
De veronderstelling is niet gewaagd: door
dat men het noodig had. Want hoe voorzag
men, toen de menschelijke ziel meer schakee-
ringc-i kreeg, in eikaars behoeften? Door te
ruilen: men ruilde schoonheid en wapenen,
vee en vrouwen, kieeren
tn reliquieën.
En zoodra zich dat ruil
verkeer een Weinig ont
wikkelde, ging men onge
merkt bepaalde standaard
betaalmiddelen invoeren.
Men deed dit om niet ge-
dwongen te zijn alle te
verhandelen artikelen in
groote boeveelheden van hier naar ginds te
sleepen. Later was men soms vergeten,
dat het algemeene ruilmiddel ter vereen
voudiging werd opgeworpen; het was bij
ongeschreven wet „standaard-waarde" ge
worden. Men begon de valeur van alle mo
gelijke te ruilen zaken in het door ieder
als .stabiel" erkende uit te drukken. Het ar
tikel in kwestie moest zijn: gemakkelijk
te vervoeren, door een iegelijk begeerd niet
of weinig aan waardeschommelingen on
derhevig.
Een eenmaal overal ge
accepteerd betaalmiddel
kreeg een naam, die af
week van de term, welke
op de oorspronkelijke na
tuur der substantie duidde.
Het werd genoemd: „waar
mee men schulden veref
fent" of „waarde" of „be
langrijk", allemaal para
frasen, die in principe met
ons „geld" overeenstem
men. ..Geld" hangt immers
etymologisch en semasio-
logisch samen met „zich
laten gelden".
Toch kan men deze
waarden nog niet beschou
wen als geld in den mo
dernen zin. Dit laatste toch
vertegenwoordigt welis
waar een vrij stabiele va-
leur, maar het is op zich
zelf tamelijk onbruikbaar;
waarvan koning Midas
eigenlijk kan meespreken:
van bankbiljetten".
Natuurlijk moet bankpapier door goud of
iets gelijkwaardigs (bijv, natura) worden ge
dekt.
Voorloopers van het. geld waren de meest
verschillende zaken: bij de Noordamerikaan-
sche Indianen een soort gordels, bij de Lap
landers kaas, bij de kaffers werpsperen. In
Afrika bediende men zich ook van tabak en
:n. In lateren tijd berekenden de kaffers
prijzen met behulp van het aantal koperen
ringen, waaruit hun gordels bestaan. Ziehier
een eigenaardige overgang naar het „zui
vere" geld.
Aan de Westkust van Afrika zijn een be
paald soort schelpen, ook by ons bekend
als „kinkhorens", het gewone betaalmiddel
Deze schelpen wórden echter in de practijk
nog voor andere doeleinden dan betalen ge
bruikt.
Elders in het zwarte werelddeel benut
men stofgoud, stukken katoen, brokken
zout.
De Grieken by Homerus betaalden met
metalen voorwerpen: bijlen, bekkens en
driepooten. De oude Mexicanen gaven
voorkeur aan cacaoboonen; de oudste
Egyptenaren beschouwden dadels als be
talingsmiddel.
De Chineezen betaalden met kinkhorens,
later met yade, geel metaal, geweven stof
fen en plaatjes, van teekens voorzien.
Zoover ons bekend, waren de Chineezen de
eersten, die echt geld in gebruik namen en
wel in de 12de eeuw voor Christus. Daar
van is niets bewaard gebleven; de oudste
nog bestaande munt werd omstreeks 700
jaar voor onze jaartelling in Klein Azië
geslagen. Lang daarvóór vinden we in het
Hemelsche ryk een muntopziener. Reeds in
de 9e eeuw na Christus kwam in China
het papieren geld in gebruik. Aanvankelijk
gaf de regeering bonnen voor ijzer en zout
uit. In 807 moesten de kooplieden hun ge
munt geld ten behoeve van de schatkist af
staan en bankbiljeten aanvaarden, welke
omstandigheid hooge ambtenaren ten eigen
bate uitbuitten.
Het Chineesche geld was meest gegoten.
Er werd een merkwaardige methode toege
past om er „good will" aan te verleenen.
Tevens was men door het betreffende pro-
cede in staat om na te gaan, wie het geld
het laatst had bezeten en er mee had be
taald. Iedere koopman zette er n.l. zijn
stempel op na het nauwkeurig getoetst te
hebben. Het kwam daardoor vol stempels
en tenslotte vol gaatjes. Slechts in het
Oosten van het land gebruikte men sinds
onheugelijke tyden geslagen munten.
In Egypte treft men al vroeg een over
gangsvorm naar ons geld aan. Evenals de
oude Galliërs, gebruikten de Egyptenaren
ringvormige „geldstukken", die tot kettingen
werden aaneengeregen.
De Pharao's legden hun gunstelingen
dergelijke colliers om de hals. Vele stand
beelden, die behouden bleven, zijn versierd
met het „goud, dat de koning schenkt".
De Perzische heerschers gingen primitie
ver te werk. De rijksschatkamers waren
eenvoudig met klompen goud gevuld en
moest er betaald worden, dan hakte men
een brok van het edele metaal of en deed
dat den schuldeischer toekomen. Geen ge
vaar voor inflatie!
Zyn eerste echte munt kreeg Europa
zoover de geleerden weten m de zevende
eeuw voor Christus. Destijds besloten kolo-
niseerende Grieken, die een eiland aan de
Westkust van Klein-Azië bewoonden, om
geldstukken, die zy met de hand rond
maakten, van het staatswapen te voorzien,
'hetwelk dan een zeker gehalte aan goud en
een juist gewicht garandeerde. Deze bijna
praehistorische munten waren van electron,
een natuurlijk mengsel van zilver en goud.
De eene kant van zoo'n geldstuk ver
toonde in min of meer duidelyk relief een
dierenportret of het conterfeitsel van een
fabelwezen.
Koning Croesus, de om zyn rijkdom ver
maarde Lydische vorst, liet zyn eigen geld
stukken slaan. Het waren munten van
zuiver goud of louter zilver. Leeuw en stier
de oud-Oostersche symbolen van vrucht
baarheid en kracht waren er op afgebeeld.
Zijn opvolgers, de Perzische koningen,
zetten de traditie voort met dit verschil,
dat nu de heerscher zelf op het betaalmiddel
prijkte, met speer en boog door de landou
wen snellend.
Herodotos, de oudste bekende geschied
schrijver, teekent het volgende aan:
„De koning laat alles smelten en in aar
den vaten gieten; als het vat vol is, neemt
hij aet aarden omhulsel weg cn slaat telkens
zoo veel als hij noodig heeft".
Het hooge peil, waartoe later de Griek-
sche cultuur steeg, kwam ook op de mun
ten tot uiting. In de bloeitijd dienden de
edelste kunstwerken als voorbeeld by het
munten slaan. Alle goden van Griekenland
kregen een beurt. Op de vier-drachmen-
stukken waarmee Socrates zyn schulden
betaalde zag men Pallas Athene en naar
heilige uil. Daarvandaa.n zou nog de uit
drukking komen: „Uilen naar Athene dra
gen". De hoofdstad was n.l. zeer wel
varend.
Op de zilverstukken, die door Alexander
de Groote's handen gingen, was Herakles
vereeuwigd, gekleed in de leeuwenhuid, die
hy zichzelf veroverde. Reeds Alexander's
generaals gingen er toe over hun heer en
MUNT DER ROMEINSCHE BOE
REN. DE AFGEBEELDE GOD IS
JANUS. DIT GELD WAS ZWAAR
EN ZEER WEINIG WAARD.
Boven: MUNTEN VAN CROESUS.
Onder: EUROPA's OUDSTE MUNT.
zichzelf op de geldstukken te portrettee-
ren en zoo is een metalen beeldengalerij ont
staan, die ons een sterken inaruk geeft van
de belangrijke figuren uit dezen tijd.
Natuurlijk kwamen er ook vervalschingen
voor, die men den Galliërs en Kelten
den barbaren in hun handen probeerde te
duwen, hetgeen aanvankelijk ook wel lukte
Later echter weigerden de barbaren geld
te nemen, dat ze niet eerst op kwaliteit
mochten onderzoeken.
Toen Alexander in Italië kwam, kenden
de boeren aldaar geen geld. Zij rekenden
in vee of „peeus". waaraan wre het nu nog
gebruikelijke woord pecuniair te danken
hebben. In 320 voor Christus besloten de
Romeinen echter munstukken te gaan ge
bruiken. Deze noemden zy „pecunia". Het
werd later de algemeene term voor geld. De
pecunia woog 327 gram en had een koop
kracht van.twaalf centen. Wie groote in-
'cobpen wilde doen, moest een slaaf mee-
lemen om het geld te torsen.
Julius Caesar was de eerste Romeinsche
heerscher, wiens gelaatstrekken op de munt
werden vastgelegd. Na hem lieten alle
keizers zich op deze wijze in omloop bren
gen. En dat is alzoo gebleven tot op
heden.
K
E
T
E
N
E
N
I
N
E
G
Y
P
T
E