Thaipusam,
-F
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Een schrijver zonder schrijftafel.
L
ancs de Rails.
M'
ZATERDAG 31 MAART 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
13
UI
Het groote Hindoefeest.
nog zoo fier door Singapore's straten liepen,
waren daar geen getuige van, want met he*
zakken der exaltatie, doet de natuur haar
rechten gelden en de wonden, die niet bloed
den en geen pijn deden, beginnen al spoedig
hevig te smarten en te ontsteken. Weken,
soms maanden lang liggen de dwepers met
hooge koortsen, slachtoffers van een, voor
ons, onbegrijpelijk wreed valsch geloof.
Zoo ingekankerd is deze eeuwenoude ge
woonte van strenge zelfkastijding, dat het
Britsche bestuur blijkbaar geen kans ziet op
te treden en de arme fanatici tegen zichzelf
in bescherming te nemen.
P. L. V. R.
Singapore, Februari 1934.
Johan Thuri, de grand
old man der Lappen, 80 jaar.
Hindoe-boeteling met vleeschhaken, waaraan koperen gewichten, in borst en
urmen. Pennen zijn door tong en lippen gestoken.
„Thaipusam" is het groote feest, dat ge
houden wordt ter eere van de geboorte van
den Hindoegod Subramaniam. Het feest duurt
drie dagen, waarvan de middelste de eigen
lijke feestdag is.
Maandag 29 Januari kon men door de
straten van Singapore een optocht zien trek
ken, waarin de bekende „Zilveren Wagen'
werd medegevoerd. De stoet trok van den
eenen tempel naar den andere en keerde
's avonds naar het punt van uitgang terug.
Er zijn te Singapore twee Hindoe tempels,
één in de Hank-Road en één in de New
Bridge-Road, die ruim een half uur loopen
uit elkaar liggen. In verband met wat volgt,
is het van belang dit te weten.
Het eigenlijke feest dan begon 30 Januari
toen 's morgens heel vroeg, lang voor dat de
zon opkwam, met groote plechtigheid en on
der begeleiding van hoorngeschal, fluiten en
tom-toms (trommels), de deuren van het
binnenste heiligdom (op de Tank-Road statig
geopend werden.
Dadelijk daarop stroomden de geloovigen
naar binnen: rijke Chettiars (Hindoestam)
uit het binnenland en arme koelies met hun
families.
Het feest was dit keer grootscher dan vo
rige jaren, hetgeen zeker beschouwd mag
worden, als een terugkeer tot betere tijden.
Den geheelen dag stroomden ae menschen
af en aan naar de tempels; het was een bonte
menigte, want ook niet Hindoes volgden be
langstellend alles wat er gebeurde en bezich
tigden vol bewondering de heiligdommen.
Europeanen met hunne dames bewogen zich
te midden der Hindoes. Chineezen, Maleiers
en Arabieren, om getuige te kunnen zijn van
de feestelijkheden en de vreemde processie.
Om de Godheid gunstig voor zich te stem
men, uit dankbaarheid voor een herstel na
zware ziekte, de geboorte van een kind in een
kinderloos gezin, een welvarend jaar, dat
achter hen ligt, of om rijkdom en voorspoed
te verkrijgen, kastijden vele geloovigen zich
op Thaipusam. Daartoe moeten zij, dagen
lang voor dat het feest begint, vasten. Zij
nuttigen dan gedurende zeven, soms tien of
veertig dagen niets dan vruchten en vruch
ten-sappen. Op den dag van het feest dra
gen zij een saffraankleurige lendendoek.
Zooals ik reeds zei, waren er dit jaar meer
boetelingen dan vorige jaren, waaronder
verscheidene vrouwen.
Dien namiddag van den dertigsten, te mid
den der belangstelling, of nieuwsgierigheid
der vele toeschouwers, bereiden de martela
ren zich voor op het nakomen hunner ge
loften. zelfkwelling in verschillenden vorm.
Ze zijn echter zoo in extase, dat voorloopig
althans, van pijn eigenlijk geen sprake is.
Hier geen fakirs, die er hun beroep van
maken op spijkers te zitten, vuur te eten, of
hun lichaam met messen te doorsteken, maar
gewone menschen uit het volk, eenvoudige
ongeletterde mannen en vrouwen, die uit
dankbaarheid, of berouw zichzelf de onge
looflijkste verwondingen toebrengen. En het
merkwaardigste hierbij is: „Men ziet geen
druppel bloed". Het zal ons Westerlingen wel
steeds onverklaarbaar blijven en men moet
het eigenlijk zelf zien, om te gelooven. Na
tuurlijk gaat het niet zonder de noodige
voorbereidingen, waar echter ten hoogste één
of twee uur mee gemoeid zijn, afgezien van
de dagenlange vasten, hierboven vermeld.
Die voorbereidingen op den dag zelf be
staan uit: het nemen van een (naar sommi
gen beweren, speciaal geprepareerd) bad.
daarna worden in eentonige zangen de Go
den, of natuurkrachten aangeroepen, afge
wisseld door schelle kreten van: „Vale, Vale",
of het somber dreunende: „Ara-Haro-Hara".
rythmisch, luguber-dreigend. Zoo zwepen zij
zich al meer op en geraken tenslotte in zulk
een extase, dat zij totaal ongevoellig gewor
den zijn voor alles wat eï met hun lichaam
gebeurt. Het is alsof hun geest in andere sfe
ren zweeft.
Dan is het tijdstip genaderd, dat de zelf
kastijding kan beginnen. Lange naalden, pil
len en speren worden hun in het lichaam ge
stoken, terwijl den toeschouwer een rilling
van afgrijzen over den rug loopt en men zich
steeds weer verbaast geen kreet van pijn te
liooren en geen druppel bloed te zien.
Lange naalden worden dwars door den
mond gestoken, van de eene wang naar de
r andere en soms nog één rechtstandig door
I de lippen en naar buiten getrokken tong.
Speren en pijlen vormen een boog als
vleugels over de schouders, van midden
voor, tot midden achter, de punten in de
naakte huid van den boeteling en het andere
einde samengehouden door een sterken me
talen band. Deze keer was er een groep, die
wel bijzonder de aandacht trok. Een kleine
jongen van een jaar of tien wiens huid met
honderden pinnen doorstoken was en naast
hem zijn moeder zelf ook van verscheidene
pinnen voorzien, een offergave dragend. Zoo
gaan zij in optocht van den Mariamman
tempel in de New Bridge-Road, naar den Pe-
rumal-tempel in de Tank-Road. Men zou zich
denken in de donkere binnenlanden van In-
dié, het Ganges-gebied. de bakermat dei-
Hindoes. Te Singapore met zijn cosmopoliti-
sche bevolking, zou men een, in onze oogen
zoo barbaarsche, festiviteit, niet verwacht
hebben.
Zoo trok daar die vreemde processie, na
tuurlijk vergezeld door honderden belang
stellenden. Om hun penitentie te volmaken,
liepen sommige der boetelingen op sandalen-
bestaande uit een plankje met spijkers, waar
van de punten hun in de voeten drongen.
Mannen hadden groote vleeschhaken, waar
aan een zwaar gewicht, in de borst geslagen.
Ook vrienden en familieleden liepen mee in
den stoet, om hen aan te moedigen en door
hun zangen en kreten van „Ara Haro Hara"
steeds herhaald in sombere cadans, dolma-
kend door zijn doffe eentonigheid, de noo
dige exaltatie bij te brengen.
In de nabijheid van den Perumal-tempel
gekomen, die 't einddoel was van hun tocht,
ontdeden de geloovigen zich van hun „ka-
vadis" (martelwerktuigen). Hier werden de
vaten en flesschen melk, of vruchtensap, die
zij met zich voerden, als offer geschonken
aan de Godheid. Ook enkele der kleinere ka-
vadis (van goud, of zilver) werden geofferd.
Daarna keerde men huiswaarts, met in den
tempel gekregen bloemen en heilige asch.
In den tempel zelf was weer een ander
fantastisch schouwspel te zien. Daar bevon
den zich voor het hoofdaltaar eenige geloo
vigen. die op hun uitgestoken tong stukken
brandende kamfer droegen, zoodat zij daar.
in het geheimzinnig half duister, den indruk
maakten van grijzende satyrs.
Singapore met zijn monumentale kerken,
moskeeën, tempels, kantoor- en bankgebou
wen, is wel vol tegenstellingen. Hier een mid-
deleeuwsche wreedheid, ginds op de reede,
in verband met de vlootconferentie, verfijnd
oorlogstuig, de kruisers „Kent", „Suffolk" en
vele andere. Vliegtuigmoederschepen, waarom
dag en nacht eskaders cirkelden, er op neer
streken. of opstegen, zoodat zij op een af
stand den indruk van fantastisch groote bijen
korven maakten. Hypermodern, maar in den
rond niet minder wreed.
In den Perumal-tempel werd dien avond
door de Chettiars een groote receptie gehou
den, waarbij ook de Engelsche Gouverneur,
de Vice-Admiraal en de commandanten dei-
oorlogsbodems tegenwoordig waren.
Luxe automobielen reden af en aan. Bui
tengewone pracht schitterde den bezoekers te
gen. Zelfs de palmen in de omgeving van
den tempel waren door veelkleurige electri-
sche lampjes verlicht. De altaren zelf trok
ken groote belangstelling, de geheele tempel
was nieuw geschilderd, terwijl de verschei
denheid van electrische- en kaarsenverlich
ting. onder koepelvormig glas, een indruk
wekkend schouwspel opleverde.
Twee zilveren wagens, prachtig geïllumi
neerd, vielen dadelijk bij de poort iederen be
zoeker op.
In de receptiehal bevond zich het metalen
godenbeeld, overdekt met ruw geslepen dia
manten en omhangen met slingers van sterk
geurende bloemen. De godheid was gezeten
op een door pauwen gedragen troon.
De drie altaren waren open voor bezichti
ging en alles toonde hoeveel de Hindoes voor
hun God over hebben.
De derde dag vormde het einde der feeste
lijkheden. In een processie reed 's avonds
nogmaals de „Zilveren Wagen" door de stra
ten en toen hij de zee bereikte werd een
grootsch vuurwerk afgestoken, dat tot elf
uur duurde en waarmee de plechtigheid werd
besloten.
Maar de arme fanatici, die daags te voren
(Van onzen correspondent.)
Stockholm, Maart.
Een dag of wat geleden heeft Johan Thuri
die tot ver buiten zijn land naam maakte
maar jaren lang door t eigen volk gehoond
en voor gek aangezien werd, zijn tachtigsten
verjaardag gevierd. Met een glimlach om den
tandeloozen mond luisterde hij naar het zin
gen van de schoolkinderen, grapjes makend
nam hij de gelukwenschen in ontvangst van
vrinden en kennissen, die door 't barre win-
tersche land naar Jukkasjarvi waren gereisd
en waarvan er een de gouden medaille van
koning Gustaaf bij zich had om die Johan
Thuri op zijn donkerblauwe Lapsche buis te
spelden.
Thuri is ergens in Finmarken geboren, in
zoo'n donkere, rookerige Lappentent. En wei
nige weken later reeds werd hij stevig in
doeken gewikkeld in de slee van zijn moeder
gestopt en begon ook voor hem het trekken,
moest hij mee met den rusteloozen „raid-
van trappelende rendieren en rijen lichte
sleetjes, die grijs-bruine horde met de wir
war van veel-takkige geweien, die er al-maar
voortging, westwaarts, over de nog bevroren
venen en moerassen en meren, door de lage
bosschen van knoestige fjall-berken en langs
de besneeuwde hellingen, westwaarts steeds,
naar de zomer-weiden van Troms-amt. Hij
groeide op als andere Lapsche jongens,
speelde met de rendierkalfjes, probeerde de
vuile honden met de lasso te vangen, leerde
ski-loopen, leerde pulka-rijden, leerde langza-
Johan Thuri
merhand, alles wat een nomadiseerende ren
dieren-Lap moet weten en er was vrijwel
niets, dat hem van de anderen onderscheid
de. Jaar-in, Jaar-uit trok hij in het voorjaar
met de kudden naar de Noorsche kust om in
den nazomer weer naar de dalen van Lap
land terug te keeren, hij rookte zijn pijpje en
kookte zijn koffie, leefde en werkte als elke
andere Lap en als men zoo 's avonds rond
het smeulende vuurtje eens over Thuri sprak
dan was het om te verhalen van zijn geluk
op de jacht, van zijn dolle avonturen bij ach
tervolging van beer of wolf. van zijn zelfs
voor Lappen enorme prestaties als skilooper.
In dien tijd begon de kolonisatie van Norr-
land. De houtmaatschappijen kochten de
bosschen op en verdreven de arme boeren
van hoeve en grond, zoodat die verder de da
len in trokken, er 't struikgewas afbrandden
om wat aardappelland te krijgen, er jaag
den en vischten en vaak een weinig eerzamen
ruilhandel dreven met de „inboorlingen", de
Lappen, die nog niet zoo zeer op de hoogte
waren van de gewoonten der geciviliseerden.
Wanneer de Lappen toen geen volgelingen
waren geweest van Laestadius. die geheel-ont
houding als eersten plicht van den christen-
mensch predikt** dan zouden er spoedig geen
onafhankelijke nomadiseerende Lappen meer
geweest zijn. Langzaam, heel langzaam dron
gen de kolonisten steeds verder door in het
land der Lappen. Braken in een langen fei
len winter de uitgehongerde rendieren eens
los om in het wilde weg de dalen in te
stormen, voedsel te zoeken rond de boerderij
tjes. zoodat daar heiningen vernield en hooi-
schuurtjes geplunderd werden, dan regende
het eischen tot schadevergoeding, die steeds
overdreven hoog waren, werden den autori
teiten strenge maatregelen gevraagd tegen
de Lappen, die van kwaadwilligheid of ach
teloosheid beschuldigd werden en zoo onge
veer alle tegenslagen van de kolonisten op
hun geweten hadden. Er ontstond een Lap
pen-probleem, dat men met meer recht het
kolonisatie-probleem had kunnen noemen,
en terwijl commissies van deskundigen ter
plaatse uitgebreide onderzoekingen instel
den verminderden de bestaansmogelijkhe
den van de Lappen voortdurend.
En als Thuri dan zoo alleen de bergen in
trok, alleen zwierf over de uitgestrekte ve
nen, alleen roeide over een rimpeloos meer
om er zijn netten te lichten, dan dacht nij
veel en langdurig over het lot van zijn volk.
over de tallooze moeilijkheden waarmee de
rendieren-Lappen te kampen hadden, over
het onrecht, dat hun werd aangedaan, en
zon hij op middelen om er wat aan te doen,
er verbetering in te brengen. En langzaam
rijpte in hem het plan een beek over de Lap
pen te schrijven, de waarheid te vertellen
over hun lot en leven opdat men hun goede
rechten zou erkennen en de ongegrondheid
van de beschuldigingen, die tegen de Lap
pen geuit waren, in zou zien. Hij verkocht
zijn rendieren, wijdde zich uitsluitend aan
jacht en visscherij om in de eenzaamheid
van de grootsehe natuur van Lapland te kun
nen denken, te kunnen peinzen over het
werk dat hem wachtte. Zijn stamgenooten
constateerden, dat Thuri gek geworden was,
maar enkele menschen uit Kiruna geloof
den in hem. hielpen hem. spoorden hem aan
en geknield voor een plankje in zijn plaggen-
gedekte kata aan het vischrijke Tornetrask
schreef hij zijn gedachten neer. schreef hij
zijn „Muittalus samid birra", dat eerst in
het Deensch en later ook in het Zweedsch.
het Duitsch en het Engelsch vertaald werd.
In dit merkwaardige boek, dat hij met vele
primitieve teekeningen verluchtte, toont hij
zich niet alleen deskundige op 't gebied van
rendierteelt en Lapsche folklore maar ook
poëeët en filosoof en daardoor heeft t werk
niet uitsluitend cultuur historische beteekenis
De veel-lezende ontwikkelde mensch vindt
er uit den aard der zaak „technische' fou
ten in, maar de ongekunstelde naiveteit en
de intense schoonheid van de bespiegelingen
van den natuur-mensch ontroeren ook hem.
De Lapperf zelf echter warén geenszins van
Thuri's literaire prestaties gediend, ze von
den het verraad, dat hij dit alles had ver
teld, beschouwden hem als een afvallige en
een halven gek. Maar Thuri heeft het mogen
beleven, dat zij tenslotte zijn goede bedoelin
gen erkenden en zijn werk waardeerden. Zij
zijn hem als hun grand old man gaan be
schouwen en het streelt hun gevoel van
eigenwaarde, wanneer ze hooren, dat alweer
een vreemdeling de lange reis naar Thuri's
kata aan Tornetrask gemaakt heeft, waar-
stapels manuscripten en teekeningen op den
drukker, of beter: op den maecenas, liggen
te wachten En toen daar van kata tot kata
en van winterkamp naar winterkamp de tij
ding ging. dat Thuri in Jukkasjarvi zijn
tachtigsten verjaardag zou vieren, dat Maria
Pappila er een Lapsch feestmaal zou koken
en dat dominee Eklund en burgemeester
Henriksson en Borg Mesch en vele anderen,
die zich voor ae Lapsche cultuur en voor
Thuri's work interesseeren, zouden komen,
ja toen werden er plannen gemaakt om
hem op grootsehe wijze te huldigen. En op
den feestdag, toen boven Jukkasjarvi de
gouden kruisen van de Zweedsche vlag tegen
de diepblauwe vrieslucht stonden en de
schoolkinderen Thuri voor de klas haalden
om hem toe te zingen, stoven de kleine pul
ka's achter de dravende rendieren over de
glinsterende sneeuw, kwamen uit heel den
wijden omtrek de Lappen naar het eenzame
kerkdorp, was het er een drukte en een bonte
warreling van Lapsche drachten als op een
wintermarkt. En dat alleen voor Thuri, 't
vrindelijke oude manneke, dat de medaille
van den koning kreeg.
C. G. B.
Thuri in zijn werkkamer, de eenvoudige Lap
sche kota, waar hij geknield voor een plank
op den met berkenrijs bedekten vloer zijn
„Muittalus samid birra" en zijn andere ver
halen over het leven der Lappen schreef.
(Foto Vecko Journalen.
Paascheiereri.
et een gebaar van minachting voor
haar omgeving, dat meer bewust
gedurfd, dan echt was en waarbij
ze zich iret erg op haar gemak
voelde, plaatste mevrouw zich. weelderig in
haar bontmantel bewegend, op een tweeper
soons bank in een derde klasse coupé en
stond hem toe het plaatsje naast haar be
scheiden in te nemen.
Zij, de mevrouw. Hij de echtgenoot.
Zij pronkte. Zij keek met deftige noncha
lance, iedereen met haar blikken negeerend.
Ze bakende haar grens af met de veilig om
zich heen getrokken bontmantel, waardoor ze
zich liet koesteren.
Hij zat kleintjes naast haar, iemand die
zijn plaats kent. Soms keek hij schichtig terzij
langs den bontmantel omhoog, die zijn eigen
prestatie was. dien hij met zijn dagelijkscha
werk had verdiend, en die zich vijandig nu
ook tegen hem keerde.
Iemand, die zich een weg naar een vol
gende coupé baande, bonsde breed tegen hem
aan. liep verder zonder een excuus te maken,
alsof hij hem. die op het uiterste hoekje van
de bank zat. niet meetelde. De schok deed hem
verschrikt naar het rose banketbakkerszakje
kijken, dat hij met kuisch ontzag in zijn hand
hield en voorzichtig op zijn schoot Het rus
ten. Hij betastte het even angstig, voelde of
het nog intact was, met vingers die bang
waren het aan te raken en keek schichtig op
zij naar zijn vrouw, die onaandoenlijk voor
zich keek, en dus misschien niets gemerkt
had. Toen de trein ging rijden, zag hij zich
gedwongen het zakje wat steviger vast te
houden, uit angst dat het pardoes van zijn
knie op den grond zou rollen, met alle onge
kende verschrikkelijke gevolgen, zoowel ten
opzichte van den inhoud van het zakje, als
van de stemming zijner thans nog onaan
doenlijke ega. Wat was de inhoud eigenlijk?
Zou hij het even open maken? Nee, liever
maar even vragen.
Marie, wat zit er eigenlijk in dit ding",
vroeg hij op vriendelijken, bijna mannelijk-
nonchalanten toon.
„Een Paasch-ei voor Jantje", zei ze zake
lijk. „breek het niet!"
Ach. .dat was een aardig idee. dacht hij.
Jantje had blond haar en onschuldige open
jongensoogen, die verrast zouden kijken naar
het groote mooie paaschei, dat zijn moeder
hem zou geven. Dat was een aardig idee; hij
was de vader, die van de reis een Paaschei
meebracht, dat de moeder haar zoon wou ge
ven.. Zorgzamer nog hielden zijn handen het
vast
Ineens kreeg hij het benauwd van een ake
lige gedachte:
„Is het een chocolade-paaschei?" vroeg hij
angstig, zonder zelfs maar een poging tot een
vriendelijken conversatie-toon. Marie, is het
een chocolade ei?"
„Vraag toch niet zulke domme dingen", zei
ze bestraffend. „Hier. wees liever voorzichtig
en houd het .vast", voegde ze er verbolgen aan
toe, terwijl ze nog juist den punt van het
wegrollende papieren zakje greep, dat hij in
zijn nieuwe angst had losgelaten.
„Denk je dat het kan smelten?" was hij van
plan te vragen, maar hij begreep dat zoo'n
vraag onaangenaam en overbodig zou worden
gevonden. Zijn handen leken te gloeien en de
trein scheen niet op te schieten. Ten einde
raad. greep hij het zakje bij een uiterste
puntje vast. en hield het voorzichtig van zich
vandaan in het gangpad, steeds onrustig om
kijkend. of niet iemand kwam aanloopen, wat
ongetwijfeld het einde van Jantjes Paaschei
zou beteekenen. Als het een gevuld ei was kon
het bovendien wel een stootje verdragen, over
peinsde hij. Als er een papiertje om zat,
zoo'n mooi bontgekleurd papiertje, zou hij het
desnoods weer in zijn hand kunnen nemen,
zonder bang te zijn. dat het zou gaan smel
ten, maar als het niet gevuld was, zou het
zoo broos kunnen zijn .dat het zelfs met het
open maken van het zakje wel al zou kunnen
breken. Nee, dat was wel de veiligste methode,
besloot hij. en liet het vrij balanceeren naast
zijn zetel, steeds uitkijkend, of niet iemand,
of niet iets zijn heilige taak bedreigde.
Juist toen hij zich wat op zijn gemak begon
te voelen, vroeg Marie: „Geef de koffer eens
uit het net, we zijn er zoo". Om haar riet
weer lastig te vallen, legde hij het zakje
voorzichtig op zijn plaats op de bank. Hij
rekte zich naar het net, tilde den koffer, die
hem eigenlijk te zwaar was. luchtig op en juist
toen hij krampachtig zijn evenwicht zocht te
handhaven, stopte de trein met een or.ver
wachten schok en werd hij hardhandig met
koffer en al op zijn plaats neergesmeten, bo
venop het zoolang kostbaar behoede kleinood
dat zachtjes kraakte en zich verder stilzwij
gend begaf. Ook zijn haastig opspringen kon
niets meer veranderen aan de ziellooze massa
papier, weeïg zoet fondant en kledderige brok
ken chocolade, die een Paaschei-voor-Jantje
hadden bedoeld te zijn.
„Gevuld èn met papier", zei hij zacht mis
troostig.
„Je kunt ook niets", bitste zij nijdig en ver
liet den trein zonder zich van het zieltoo-
gende Paaschei, noch van den rampspoedigen
echtgenoot iets aan te trekken.
„Geen Paascheieren dragen", dacht hij bij
zichzelf en keek wat beduusd naar den bont
mantel.
„Zélfs geen paascheieren dragen", voegde
zij er nog aan toe, terwijl ze onaandoenlijk
voor hem uitliep.
V. S.
Charles Murray en George Sidney, het
komiekenduo bekend onder de namen Cohen
en Kelly, vervullen de hoofdrollen in een
serie Columbia-twee-acters, getiteld: Broad
way Comedies. Dit zijn miniatuurshowfilms,
waaraan, behalve bovengenoemde komieken,
de bekendste radio en tooneelsterren mede
werken.
De Universal zal The Black Cat, het boek
van Edgar Allan Poe verfilmen met Boris
Karloff in de hoofdrol. Bela Lugosi, die in
de film Chandu den griezelrol had, zal even
eens in deze film optreden.