LlTTTIGlliM IIKUN:
BIOSCOOP.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor lOct
Radiomuzieh der week
Nieuwe Uitgaven
ZATERDAG 31 MAART 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
17
LUXOR THEATER.
S. O. S. IJsberg.
Leni Riefenstahl, die de vrouwelijke rol in
S.O.S. Ijsberg vervult.
Behalve de film S.O.S. IJsberg, die een
Groenlandexpeditie onder leiding van dr.
Arnold Fanck in beeld brengt onder regie van
Tay Garnett en die in ons blad van gisteren
al met waardeering besproken is, vertoont
Luxor Theater deze week een interessant bij -
programma. Geopend wordt met een grappig
teekenfilmpje, dan komen musicale twee-
acters, waarin een groote plaats is ingeruimd
voor een harmonicaspeler en tenslotte krijgt
men het buitenlandsch journaal. Ook deze
week wordt voorts de film van de begrafenis
van de Koningin Moeder nog vertoond.
Een programma, dat ongetwijfeld velen zal
trekken en waarvoor, gezien de enorme toe
loop van Vrijdagavond, groote belangstelling
bestaat.
REMBRANDT-TH E A TER.
Hannele's Hemelvaart.
De hoofdfilm neemt op het uitgebreide
Paaschprogram van het Rembrandt-Theater
een betrekkelijk bescheiden plaats in.
Het onderwerp is zeer geschikt voor de
feestweek; het behandelt een religieus gege
ven, dat min of meer met de Opstandings
gedachte in verband staat. Men kent de stof
uit het drama van Gerard Hauptmann, naar
wiens tooneelstuk vroeger reeds een zwijgende
film is vervaardigd. Thea von Harbou heeft
het drama nogmaals zelfstandig voor het
witte doek bewerkt en de muzikale illustratie
heeft er nieuw relief aan gegeven.
Deze bewerking begint met de zelfmoord
poging van het kind als een voldongen feit.
Door een reeks sneeuwgezichten, een kerk en
een besneeuwd kerkhof, waarop voetstappen
uitloopen op een graf met een eenvoudig
kruis, is de toeschouwer voorbereid en begrijpt
hij wat de beweegreden tot de droeve gebeur
tenis moet zijn geweest.
De dierlijke vader, die door zijn wangedrag
het dochtertje na den dood der moeder tot dit
uiterste heeft gedreven, treedt eerst op, wan
neer hij in de kroeg door de hebergierster met
verwijten over zijn hardhejd jegens Hannele
wordt overstelpt.
De inleiding is wel wat lang; vooral de rit
van den dokter en de tocht van den dravendcn
buurman, die hem den pas wil afsnijden, wordt
al te veel gerekt. Ook verder is de stof meer
malen te breed uitgesponnen en het tempo
blijft zelfs voor een stemmig gegeven als cit
te traag.
Max Adalbert.
Ook missen de beide hoofdfiguren, Hannele
en zuster Martha het leven, dat in het kinder
figuurtje en de onderwijzeres uit de Bewaar
school zoo ontroert; onwillekeurig vergelükt
men deze parallellen en dan blijft Hannele
spel tegenover dat ontroerende leven ginds.
De kracht van Thea von Harbou ligt in het
fantastische, dat men in de droomtafreelen
van het kind krijgt te zien; deze zijn zoowel
muzikaal als illustratief knap opgebouwd en
wekken op menig oogenblik de illusie van het
benauwend onwezenlijke en verwarde, dat het
kenmerk is van den droom. De motieven uit
Grimm's sprookjes, het dappere snijdertje. de
gelaarsde kat, de Bremer stadsmuzikanten,
Sneeuwwitje en de dwergen, Doornroosje en
Roodkapje zijn aardig uitgewerkt en goed ver-
- bonden eenerzijds met de godsdienstige tafe-
reelen. waarbij de trappen naar den hemel
aan het genre van de Nibelungen herinneren
en anderzijds met de realistische episoden
van de dorpelingen, die van de begrafenis ge
tuige zijn en den dronken vader als een tra
gisch koor zijn misdaad verwijten.
Er is veel schilderachtigs in deze film, al is
het ook wel zeer teere onderwerp niet zoo tot
zijn recht gekomen, dat het het hart week
maakt. Een van de verdienstelijkste momen
ten acht ik het optreden van de Christus
figuur, die in dit geval in geen enkel opzicht
aanstootelijk is. daar men hem vrijgehouden
heeft van alle pathos en er toch een indruk
wekkende waardigheid in heeft vermogen te
leggen.
Het bijprogramma is In vele opzichten be
langwekkend. Allereerst om de voortreffelijke
weergave van de bijzetting van H.M. de Ko
ningin Moeder, waarbij zoowel het geluid als
het beeld onberispelijk is van duidelijkheid tn
zuiverheid en waarbij de opnamen met des
kundige zorgvuldigheid zijn genomen. Poly
goon heeft met dit werk het historische ar
chief wederom op kostelijke wijze verrijkt.
Dan is er een geestige klucht, waarin de on
langs overleden Max Adalbert, een komiek
van het fijnzinnige, droefgeestige genre, de rol
van een auteur speelt, die door zijn uitgever
misbruikt wordt, totdat hij op instigatie van
des uitgevers klerk eensklaps als een man
gaat optreden en zijn uitbuiter overbluft. Van
Max Adalbert komt binnenkort in Palace een
grooter werk: Mijn Leopold.
Buitengewoon aardig is de gekleurde teeken
film, die weliswaar op Kerstmis beter op haar
plaats zou zijn dan op Paschen, daar men er
den Kerstman aan 't werk ziet bij de voorbe
reiding van zijn speelgoed-uitdeeling.
Een achttal rolschaatsenrijdsters, in ver
schillende metamorfosen, brengt kleur en be
valligheid op het tooneel.
H. G. CANNEGIETER.
CINEMA PALACE.
Er was eens een Prins.
Naast de bekende namen van Willy Fritsch,
Paul Hörbiger. Ida Wüst, Jacob Tiedtke en
Hermann Speelmans, treffen we in deze film
den naam van een nog niet bekende actrice
aan, Trude Marlen. We zouden ons al zeer
sterk moeten vergissen, als deze Trude Mar
len niet binnen zeer korten tijd tot de meest
geliefde sterren zal gaan behooren. Ze ziet
er alleraardigst uit en toont zich een heel
goede actrice. In „Er was eens een Prins"
heeft ze zelfs uitstekende momenten. Willy
Fritsch is, zooals we dat van hem gewend
zijn, vol jonge overbruisende levenvreugde
en enthousiasme. Hij is voor velen het type
van den charmeur en van den levenskunste
naar.
Het is een film vol
Schwung! Vlot en
gezellig en amu
sant. 't Is Tempo!
Tempo!
Vorst Leopold van
Anhalt-Dessau (Wil
ly Fritsch) keert
met zijn troepen
uit den oorlog naar
Dessau. Met geest
drift wordt hij ont
vangen, en het zijn
vooral de jonge
meisjes, die zich op
zijn komst verheu
gen.
's Avonds wordt
er feest gevierd op
het plein in de stad. Daar ontdekt Leopold
plots zijn oude speelgenootje, Anneliese
(Trude Marlen), de dochter van den apothe
ker. Hij kiest Anneliese uit alle meisjes tot
zijn dame voor dieit avond en al gauw is de
oude vriendschap weer hersteld, welke even
gauw overgaat in innige liefde.
Leopold's moeder wenscht dat hij zal
trouwen met Prinses Marie von Hessen, maar
Leopold verzet zich en vertelt kort en bondig
dat hij zal trouwen met de vrouw die hij zich
zelf zal uitkiezen en geen opgedrongen bruid
wenscht. Verschillende hulpmiddelen worden
te baat genomen om Leopold er van af te
brengen om Anneliese tot zijn vrouw te ma
ken. Door kwaadsprekerij en misverstand
denkt hij Anneliese ontrouw, en met een
dolle kop verlaat hij Dessau. De moeder van
Leopold weet Anneliese er van te overtuigen,
dat het voor het heil van Leopold iSj als ze
niet alleen met hem breekt, maar zich ook
onbereikbaar voor hem maakt, door met een
ander te trouwen. Voor Leopold's bestwil be
looft ze het aan de vorstin.
Gelukkig voor beiden loopt het op het
laatste oogenblik nog anders. Door de onbe
taalbare hulp van Leopold's trouwste vriend
en sergeant Greschke, komen de prins en
zijn geliefde weer bij elkaar en maken we
zelfs de huwelijksvoltrekking van het paartje
mee.
Zooals hierboven al gezegd, het is een
lichte, vroolijke amusementsfilm, die velen
een prettigen avond zal bezorgen.
Het verdere programma bevat een alleraar
digst filmpje „Lente', verder een Max Flei
scher, Betty Boop. Het Profilti-Nieuws brengt
de begrafenis van de Koningin-Moeder en
een danspaar voert een paar dansen uit, die
door het publiek, blijkens het applaus, bij
zonder gewaardeerd werden
Willy Fritsch
VOORJAARSUITVOERING DER R.-K.
ORATORIUM VEREENIGING
LE DéLUGE EN L'ENFANT PRODIGUE
Vrijdagavond 6 April zal de R.K. Oratorium
Vereeniging haar voorjaarsuitvoering geven
in de Gemeentelijke Concertzaal. Uitgevoerd
worden Le Deluge van Saint Saens en
L'enfant prodigue van Debussy. Een korte be
schrijving van deze werken vindt men hier
onder:
L'enfant prodigue.
De naam Claude Debussy komt meer op de
programma's der orkest- en kamermuziek-
ensembles voor, dan op die der groote koorver-
eenigngen. De kunstuitingen van dezen mo
dernen componist, den grondlegger van de
impressionistische school, zijn niet zoozeer
op het massale, dan wel op het ijle en fijn-
geunanceerde berekend.
Begrijpelijk is het dus dat Debussy om zijn
indrukken weer te geven nimmer het hulp
middel g r o o t-k oor aanwendde en geen
onderwerpen koos, waarin het koor een be
langrijke rol zou moeten vervullen.
In „L'enfant prodigue", treedt het koor
alleen aan het slot op. Beter gezegd: kunnen
de stemmen van het koor zich met die der
solisten vereenigingen. De aanwending van
het koor is „ad libitum".
„L'enfant prodigue" zou dus zonder koor
op uitvoeringen van orkesten kunnen worden
vertolkt.
Het wordt meermalen als een jeugdwerk,
tevens het eerste belangrijke, groote werk
van Debussy genoemd. Met deze tweede be
titeling is men veelal niet eens, omdat men
er den echten, zelfstandigen Debussy, den
man, die met alle tradities en conventies brak
die een gansch nieuwen weg ging bewande
len. er nog niet geheel en al in hoorde.
Echter moeten de omstandigheden waarin
het werk ontstond, in aanmerking worden
genomen. Ter verduidelijking diene het vol
gende.
Debussy, die in 1862 in de landelijke om
geving van St. Germain werd geboren, ving
reeds op 12-jarigen leeftijd zijn studie aan
het concervatorium te Parijs aan. Deze studie
werd in 1879 onderbroken door een reis naar
Rusland, als huispianist van een welgestelde
familie, die hem te Parijs had leeren kennen.
Het volgende jaar teruggekeerd, behaalde
Debussy den eex-sten prijs voor accompagne
ment. in '82 den tweeden prijs voor contra
punt en fuga en het jaar daarop den eersten
der tweede prijzen.
Toen verlangde Dubussy de Prix de Rome
te bemachtiegn, die hem in staat zou stellen,
gedurende drie jaren in Rome te studeeren.
Zijn leeraar, Ernest Guirand, raadde hem
zijn gedurfd geschreven comedie: JDiance
au bois" in geen geval in te zenden,maar een
niet te modern werk te schrijven.
Dientengevolge schreef Debussy „L'enfant
prodigue". doch toch nog lang niet zoo een
voudig. dat hem zonder aarzeling den prijs
werd toegekend.
Opvallend is het. dat Debussy in dit werk
het melodische element nog geenszins ver
wierp. althans niet secondair plaatste.
De inleiding van het werk is:
1. Prélude.
Het orkest vangt aan met een voorspel,
waarin het opgaan der zon en de rust. die
over de velden heerscht, wordt uitgebeeld.
2. Recitatief en Aria.
Na de Prélude zet Lia, de moeder van Azaël,
een klaagzang in. Zij blijft haar kind bewee-
nen.
3. Recitatief.
Simeon ziet zijn vrouw en troost haar. Een
jeugdige, vroolijke schare is in aantocht.
4. Cortège en Air de Danse.
5. Recitatief en Aria.
De stoet verwijdert zich. Azaël nadert. Uit
geput zinkt hij tenslotte ter aarde en ver
liest het bewustzijn.
6. Recitatief.
Lia keert in sUlte weder en luistert.
Plotseling ontdekt zij Azaël, doch herkent
hem niet. Wanneer zij hem wil helpen, her
kent zij in den armen zwerver haar zoon. Zij
veronderstelt dat hij stervende is.
7. Duo.
Lia heft zijn hoofd op en noemt zijn naam.
Bij Azaël keert het bewustzijn weder en hij
smeeket om vergiffenis. Tezamen bezngen zij
het geluk van het wederzien.
8. Recitatief en Aria.
Simeon bidt God om raad. Lia vraagt aan
Simeon vergiffenis voor Azaël. Simeon richt
zich tot Azaël, schenkt hem vergeving en
sluit hem in zijn armen.
9. Trio en Koor.
De dienaren keeren terug, nemen hun in
strumenten ter hand en allen heffen een
danklied aan.
Le Deluge.
Saint-Saëns (18351921) was een zeer pro
ductief en veelzijdig componist. Bijna alle
muziekgenres heeft hij gecomponeerd.
Bekend is o.a. Le Déluge. De dichter Louis
Gallet heeft het bekende bijbelverhaal nauw
keurig gevolgd. Alleen in de bewoordingen
ontdekt men eenige dichterlijke vrijheden.
Gallet verdeelde het werk in drie deelen.
In I wordt behandeld: de verwording van
het menschelijk geslacht. God's toorn over
de bedorven menschheid en zijn Verbond
met Noë.
In II De Ark en de Zondvloed.
In III Het uitvliegen der duif. Het ver
trek uit de Ark en de Lofprijzing van God.
KERST ZWART WORDT 75 JAAR
EEN VOGELLIEFHEBBER BIJ
UITNEMENDHEID.
Te Durkheim wordt een vat gebouwd dat het grootste van de wereld zal wordden,
naar het heet. Het zal 15 meter lang worden en een doorsneelengte van 13 meter
krijgen. Dan kunnen er 1.7 millioen liter wijn inmaar daarvoor is het niet
bestemd. De bedoeling is er echter een wijn restaurant van te maken met
plaats voor 400 personen.
(Adv. Ingez. Med.)
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONC
De reeks der strijkkwartetten, die Daventry
begonnen was, is geëindigd met den hink-stap-
sprong, waarop ik in mijn vorig overzicht de
aandacht vestigde. Pianosonates van C. Ph.
Em. Bach komen er voor in de plaats. Ook
deze mogen interessant heeten, maar toch op
andere wijze dan Beethoven's kwartetten. Was
bij deze laatste juistheid van den term „grond
slagen der muziek aanvechtbaar, bij Bach's
Sonates heeft die benaming meer zin. Zij vor
men belangrijk historisch materiaal in de ont
wikkeling der sonate zooals we die tegenwoor
dig kennen. Zij bezitten niet alleen het aantal
hoofddeelen, dat ook bij andere voorloopers
van Beethoven, als Haydn en Mozart gebrui
kelijk werd: de eerste Allegro's er van hebben
den hoofdvorm, den vorm met onafhankelijke
themagroepen, die tot in onzen tijd behouden
bleef. Als we ons de ontwikkeling der Sonate
uit de Suite trachten voor te stellen, hebben
we drie soorten van wijzigingen in het oog te
houden: 1. de reductie van het aantal (hoofd)
deelen tot drie of vier; 2. de vervanging van
den polyphonen door den „galanten" stijl
(melodie met begeleiding); 3. de dualistische
bouw der eerste Allegro's. Van dezen laatsten
vindt men ook reeds in sommige sonates van
Domenico Scarlatti, een tijdgenoot van J. S.
Bach, voorbeelden: in den tweedeeligen, mo-
nothematischen liedvorm die voor de onder-
deelen der Suite kenmerkend is, wordt een
nieuw, min of meer contrasteerend element
gebracht. Ook komt driedeeligheid in plaats
van tweedeeligheid, doordat, na een midden
gedeelte (de latere „doorwerking") reëxpositie
van het eerste deel van den, nu bithemati-
schen liedvorm volgt. Bij den tweedeeligen
liedvorm het schema aldus: eerste deel begin
nend in de hoofdtoonsoort en eindigend in
een verwante toonsoort; tweede deel begin
nend m deze verwante en terugvoerend naar
de hoofdtoonsoort. De ontwikkeling die men
bij Ph. Em. Bach vindt wijst reeds het volgen
de schema: Eerste deel: hoofdthema groep in
hoofdtoonsoort; overgangsgroep, modulecrend
naar een verwante t.; tweede thema en afslui
ting in deze t. Herhaling. Tweede deel: mid
dengedeelte (doorwerking) terugleidend naar
de hoofdt.; hoofdthema overgang, tweede the
ma en afsluiting in deze hoofdtoonsoort. Naar
men ziet hetzelfde wat men in de symphonieen
en sonates van Beethoven en van lateren
vindt. De sonates van Ph. Em. Bach zijn dus
uit een historisch oogpunt interessant; of ze
muzikaal in gelijke mate boeien zullen valt te
betwijfelen.
Bach's Cantate no. 15 (Duitschland. Zondag)
is voor Paschen bestemd. Hij schreef haar op
18- of 19-jarigen leeftijd. Zij heeft een belang
rijke orkestrale partij; in het slotkoraal („Weil
du vom Tod erstanden bist) zijn de fanfare
achtige tusschenspelen der blazers opmer
kelijk.
Ook de Cantate no. 31 (Daventry, Zondag)
is een Paaschcantate. Zij verlangt voor de uit
voering een voor Bach's tijd ongewoon groot
orkest: drie trompetten, pauk, drie hobo's,
taille (een tenorinstrument), eerste en tweede
violen, eerste en tweede altviolen, fagot, eerste
en tweede celli en continuo. Grootsch van wer
king is de instrumentale inleiding („Der Him-
mel lacht, die Erde jubilieret"). De basaria
„Furst des Lebens" is plechtig (gepuncteerd
rythme). Als wiegelied des doods is de tekst
„Letzte Stunde brich herein" behandeld. Hst
slotkoraal krijgt door het unisono van violi.n
en trompetten een bijzonderen glans.
Het koraalvoorspel „Nun freut euch" (Hil
versum, Dinsdag i bevat rollende figuren voor
de rechter-, springende staccati voor ae
rechterhand Daartegen treedt de koraal-
melodie (de Cantus firmus of gegeven, vaste
zang) in het pedaal op
De solocantate voor bas no. 158 (Der Friede
sei mit dir"; Duitschland, Maandag) is
eigenlijk voor den Dinsdag na Paschen ge
schreven. Zij is zeer eenvoudig gehouden; als
begeleiding dienen alleen contrabas, orgel en
solo viool.
Wat te midden dezer ernstige Paasch-
composities het vroolijke familiespel van
Bach's huiselijken kring (Hilversum, Maan
dag) zal brengen, laat niet voorspellen. Voor
zeker was Bach ondanks den gloed en de op
rechtheid van zijn geloofovertuiging geen
femelaar en dat hij niet alleen voor humor
gevoelig was. maar er ook uiting aan durfde
te geven bewijzen enkele zijner wereldlijke
cantates. Toch moet met reconstructies van
biografische strekking zeer voorzichtig zijn,
wil men verkeerde indrukken en uitleggingen
vermijden. We willen hopen dat in de uit
zending de klippen omzeild zullen blijken
Over het Divertimento K.V. 334 van Mozart
schreef ik een en ander in een vorig over
zicht. Wie deze Huizer uitzending wenscht
te volgen moge daarheen verwezen worden.
De Hindoe-muziek van Musharaff Khan
(Hilv. Donderdag) zal op het Westersche ooi-
een andere werking uitoefenen dan op het
Oostersche. Zij is eenstemmig; de begeleiding
(op de „sitar") speelt de melodie mee en legt
er een steeds doorklinkende, gelijk blijvende
bas onder. Men ontmoet er gelijkenissen met
oude kerktoonsoorten in. en ook overeen
komst met andere Oostersche en met Gre-
goriaansche gezangen.
Jascha Heifetz, die Donderdag misschien
wèl. en misschien nie t voor de microfoon het
vioolconcert, van Beethoven zal spelen, is
eenige jaren geleden met hetzelfde' werk in
het Concertgebouw opgetreden. Zijn voor
dracht heeft toen minstens evenveel pro
test als bewondering gewekt. Men bewonder-
der zijn technische vaardigheid, protesteerde
tegen zijn opvatting der tempo's, die hij twee
maal te snel nam. In 't algemeen is het streng
af te keuren een werk als Beethoven's con
cert te misbruiken voor het vertoon van
technische jongleurskunsten. Het is echter
niet onmogelijk dat Heifatz met de jaren tot
artistieke bezinning gekomen is en nu ook
in muzikaal opzicht mooi zal spelen.
Protest heeft ook de eerste uitvoering van
St. Saëns .Le Déluge" in 1876 verwekt. Er
werd gefloten, geschreeuwd, maar ook ge
klapt tegen het einde van het tweede deel;
maar het applaus en het „bis"-geroep be
hielden de overhand; men herhaalde het
tweede deel en het werk ging zegevierend ten
einde. De Huizer uitzending van Vrijdag zal
wel geen protest verwekken.
Kerst Zwart wordt morgen 75 jaar en dat
1 April een lastige dag is jarig te zijn. dat
bewijst de volgende geschiedenis die gebeurd
is toen de heer Zwart hoofd van de school te
Ruurlo was. Zijn vrouw kwam hem namelijk
vertellen dat er een vliegmachine uit Soester-
berg zou komen; de burgemeester had haar
het evenement toevertrouwd, zei ze, de heer
Zwart liet de drie honderd leerlingen de les
staken en in spannende afwachting tuurden
allen een half uur naar den kant van waar
het wonder zichtbaar zou worden. U merkt 't,
het is al een heele tijd geleden, maar nog
weet Kerst Zwart haarfijn te vertellen, hoe
hij plotseling tot het besef kwam dat hij was
beetgenomen. En wat moet men dan doen,
vooral als men jarig is?
Dit is een van de vele historiën die Kerst
Zwart op vermakelijk-boeiende wijze kan
vertellen en ook onzt lezers kennen hem ais
een onderhoudend verteller, zij het dan
hoofdzakelijk op „het gebied var. de vogel
tjes", zooals we het noemden in de huiska
mer aan de Prins Hendriklaan te Overveen.
„Ik ben een vogelliefhebber, geen vogelken
ner", zegt de heer Zwart zelf, en wij voe
gen eraan toe: „Kerst Zwart is een vogelken
ner, omdat hij een vogelliefhebber is", maar
daarvan wil hij niet hooren omdat hij het al
erg genoeg vindt, dat er van zijn 75sten ver
jaardag zooveel ophef wordt gemaakt!
Maar niet alleen op vogelgebied is hij thuis,
ook op ander terrein. Dat bewijzen zijn ver
schillende schoolboeken die hij heeft ge
schreven o.a. over Natuurkunde en een boek
met folkloristische schetsen dat binnenkort
zal verschijnen.
Hoe hij met schrijven begonnen ls, kan de
heer Zwart zich niet meer herinneren, maar
dat het over de vogels ging is wel zeker.
Reeds vroeg leerde zijn grootvader hem de
liefde voor de natuur, doch pas veel later, in
den heeten zomer van 1911, werd het hem be
wust en toen hij toevalligerwijze eens een
artikel voor de Zutfensche Courant had ge
schreven werd hem spoedig om meer ge
vraagd en ten slotte kreeg de heer Zwart
zoo'n overvloed aan artikelen, dat hij be
sloot een boek uit te geven. Het Vogelboek,
dat voor het eerst in 1916 verscheen. Ver
schillende andere boeken zijn dit gevolgd en
nu nog is hij eiken dag bezig met het verza
melen van nieuwe stof.
Hij kan uren over „zijn gevederde vrien
den' vertellen en dat verveelt nooit en het
lijkt wel alsof de vogels evenveel van Kerst
Zwart houden als hij van hen, want eiken
morgen komen er drommen in den achtertuin
om voedsel en lafenis en daaronder zijn voor
al de spreeuwen. En zij zullen zich niet
in den tuin vergissen!
Schertsenderwijze klaagde de heer Zwart
erover dat hij den laatsten tijd even moet
rusten als hij een paar uur had gewandeld,
maar het feit, dat die vermoeienis pas na een
paar uur wandelen komt, bewijst wel dat
Kerst Zwart nog van flinke wandelingen
houdt, en dat zijn schreden veelal naar de
plaatsen zijn gericht waar de vogels zitten,
hoeft wel geen betoog. Want al wordt men 75
jaar. bij de vogels is altijd nog wel wat nieuws
te zien!
Den eersten April zal een dag vol belang
stelling worden, maar ..met een vliegmachine
zullen ze me dit jaar zeker niet meqr foppen",
zei de heer Zwart, waarna hij een troep
spreeuwen nakeek, die over onze hoofden
vloog.
SPEELTCTXVEREENIGINGEN.
De Bond van Kennemer Speeltuinvereeni-
gingen houdt Dinsdagavond 3 April haar 3e
lezing in dit seizoen in het gebouw van den
Haarlemschen Kegelbond.
De heer C. Sipkes, de bekende Haarlemsche
natuurvorscher, zal spreken over: Overblij
vende planten voor kleine tuinen".
Lichtbeelden zullen het gesprokene ver
duidelijken.
Icarus-Vleugels
door Berta Ruck.
In de Keurboekerij van de N.V. Het Neder-
landsche Boekhuis te Tilburg is uitgekomen
Icarus-Vleugels, een roman van liefde in be
wogen dagen, van Berta Ruck
Het verhaal speelt vóór en tijdens de eer
ste oorlogsmaanden in 1914 en "behandelt de
liefde van twee menschen, waarvan de een
vliegofficier is. en waarvan de vrouw heime
lijk in het toestel kruipt, waarmee haar man
naar het vasteland moet vliegen. Beiden
komgn om in de golven van het Kanaal, als
een Duitsche machine hen neerschiet.
Bertha Ruck heeft veel betere romans ge
schreven dan deze, die nogal langdradig is
en met weinig actie.
De roman, in het Erigelsch The lad with
wings, is vertaald door Jos. van den Cra-
aenburg.