LlTTTIGlliM IIKUN: BIOSCOOP. HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor lOct Radiomuzieh der week Nieuwe Uitgaven ZATERDAG 31 MAART 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 17 LUXOR THEATER. S. O. S. IJsberg. Leni Riefenstahl, die de vrouwelijke rol in S.O.S. Ijsberg vervult. Behalve de film S.O.S. IJsberg, die een Groenlandexpeditie onder leiding van dr. Arnold Fanck in beeld brengt onder regie van Tay Garnett en die in ons blad van gisteren al met waardeering besproken is, vertoont Luxor Theater deze week een interessant bij - programma. Geopend wordt met een grappig teekenfilmpje, dan komen musicale twee- acters, waarin een groote plaats is ingeruimd voor een harmonicaspeler en tenslotte krijgt men het buitenlandsch journaal. Ook deze week wordt voorts de film van de begrafenis van de Koningin Moeder nog vertoond. Een programma, dat ongetwijfeld velen zal trekken en waarvoor, gezien de enorme toe loop van Vrijdagavond, groote belangstelling bestaat. REMBRANDT-TH E A TER. Hannele's Hemelvaart. De hoofdfilm neemt op het uitgebreide Paaschprogram van het Rembrandt-Theater een betrekkelijk bescheiden plaats in. Het onderwerp is zeer geschikt voor de feestweek; het behandelt een religieus gege ven, dat min of meer met de Opstandings gedachte in verband staat. Men kent de stof uit het drama van Gerard Hauptmann, naar wiens tooneelstuk vroeger reeds een zwijgende film is vervaardigd. Thea von Harbou heeft het drama nogmaals zelfstandig voor het witte doek bewerkt en de muzikale illustratie heeft er nieuw relief aan gegeven. Deze bewerking begint met de zelfmoord poging van het kind als een voldongen feit. Door een reeks sneeuwgezichten, een kerk en een besneeuwd kerkhof, waarop voetstappen uitloopen op een graf met een eenvoudig kruis, is de toeschouwer voorbereid en begrijpt hij wat de beweegreden tot de droeve gebeur tenis moet zijn geweest. De dierlijke vader, die door zijn wangedrag het dochtertje na den dood der moeder tot dit uiterste heeft gedreven, treedt eerst op, wan neer hij in de kroeg door de hebergierster met verwijten over zijn hardhejd jegens Hannele wordt overstelpt. De inleiding is wel wat lang; vooral de rit van den dokter en de tocht van den dravendcn buurman, die hem den pas wil afsnijden, wordt al te veel gerekt. Ook verder is de stof meer malen te breed uitgesponnen en het tempo blijft zelfs voor een stemmig gegeven als cit te traag. Max Adalbert. Ook missen de beide hoofdfiguren, Hannele en zuster Martha het leven, dat in het kinder figuurtje en de onderwijzeres uit de Bewaar school zoo ontroert; onwillekeurig vergelükt men deze parallellen en dan blijft Hannele spel tegenover dat ontroerende leven ginds. De kracht van Thea von Harbou ligt in het fantastische, dat men in de droomtafreelen van het kind krijgt te zien; deze zijn zoowel muzikaal als illustratief knap opgebouwd en wekken op menig oogenblik de illusie van het benauwend onwezenlijke en verwarde, dat het kenmerk is van den droom. De motieven uit Grimm's sprookjes, het dappere snijdertje. de gelaarsde kat, de Bremer stadsmuzikanten, Sneeuwwitje en de dwergen, Doornroosje en Roodkapje zijn aardig uitgewerkt en goed ver- - bonden eenerzijds met de godsdienstige tafe- reelen. waarbij de trappen naar den hemel aan het genre van de Nibelungen herinneren en anderzijds met de realistische episoden van de dorpelingen, die van de begrafenis ge tuige zijn en den dronken vader als een tra gisch koor zijn misdaad verwijten. Er is veel schilderachtigs in deze film, al is het ook wel zeer teere onderwerp niet zoo tot zijn recht gekomen, dat het het hart week maakt. Een van de verdienstelijkste momen ten acht ik het optreden van de Christus figuur, die in dit geval in geen enkel opzicht aanstootelijk is. daar men hem vrijgehouden heeft van alle pathos en er toch een indruk wekkende waardigheid in heeft vermogen te leggen. Het bijprogramma is In vele opzichten be langwekkend. Allereerst om de voortreffelijke weergave van de bijzetting van H.M. de Ko ningin Moeder, waarbij zoowel het geluid als het beeld onberispelijk is van duidelijkheid tn zuiverheid en waarbij de opnamen met des kundige zorgvuldigheid zijn genomen. Poly goon heeft met dit werk het historische ar chief wederom op kostelijke wijze verrijkt. Dan is er een geestige klucht, waarin de on langs overleden Max Adalbert, een komiek van het fijnzinnige, droefgeestige genre, de rol van een auteur speelt, die door zijn uitgever misbruikt wordt, totdat hij op instigatie van des uitgevers klerk eensklaps als een man gaat optreden en zijn uitbuiter overbluft. Van Max Adalbert komt binnenkort in Palace een grooter werk: Mijn Leopold. Buitengewoon aardig is de gekleurde teeken film, die weliswaar op Kerstmis beter op haar plaats zou zijn dan op Paschen, daar men er den Kerstman aan 't werk ziet bij de voorbe reiding van zijn speelgoed-uitdeeling. Een achttal rolschaatsenrijdsters, in ver schillende metamorfosen, brengt kleur en be valligheid op het tooneel. H. G. CANNEGIETER. CINEMA PALACE. Er was eens een Prins. Naast de bekende namen van Willy Fritsch, Paul Hörbiger. Ida Wüst, Jacob Tiedtke en Hermann Speelmans, treffen we in deze film den naam van een nog niet bekende actrice aan, Trude Marlen. We zouden ons al zeer sterk moeten vergissen, als deze Trude Mar len niet binnen zeer korten tijd tot de meest geliefde sterren zal gaan behooren. Ze ziet er alleraardigst uit en toont zich een heel goede actrice. In „Er was eens een Prins" heeft ze zelfs uitstekende momenten. Willy Fritsch is, zooals we dat van hem gewend zijn, vol jonge overbruisende levenvreugde en enthousiasme. Hij is voor velen het type van den charmeur en van den levenskunste naar. Het is een film vol Schwung! Vlot en gezellig en amu sant. 't Is Tempo! Tempo! Vorst Leopold van Anhalt-Dessau (Wil ly Fritsch) keert met zijn troepen uit den oorlog naar Dessau. Met geest drift wordt hij ont vangen, en het zijn vooral de jonge meisjes, die zich op zijn komst verheu gen. 's Avonds wordt er feest gevierd op het plein in de stad. Daar ontdekt Leopold plots zijn oude speelgenootje, Anneliese (Trude Marlen), de dochter van den apothe ker. Hij kiest Anneliese uit alle meisjes tot zijn dame voor dieit avond en al gauw is de oude vriendschap weer hersteld, welke even gauw overgaat in innige liefde. Leopold's moeder wenscht dat hij zal trouwen met Prinses Marie von Hessen, maar Leopold verzet zich en vertelt kort en bondig dat hij zal trouwen met de vrouw die hij zich zelf zal uitkiezen en geen opgedrongen bruid wenscht. Verschillende hulpmiddelen worden te baat genomen om Leopold er van af te brengen om Anneliese tot zijn vrouw te ma ken. Door kwaadsprekerij en misverstand denkt hij Anneliese ontrouw, en met een dolle kop verlaat hij Dessau. De moeder van Leopold weet Anneliese er van te overtuigen, dat het voor het heil van Leopold iSj als ze niet alleen met hem breekt, maar zich ook onbereikbaar voor hem maakt, door met een ander te trouwen. Voor Leopold's bestwil be looft ze het aan de vorstin. Gelukkig voor beiden loopt het op het laatste oogenblik nog anders. Door de onbe taalbare hulp van Leopold's trouwste vriend en sergeant Greschke, komen de prins en zijn geliefde weer bij elkaar en maken we zelfs de huwelijksvoltrekking van het paartje mee. Zooals hierboven al gezegd, het is een lichte, vroolijke amusementsfilm, die velen een prettigen avond zal bezorgen. Het verdere programma bevat een alleraar digst filmpje „Lente', verder een Max Flei scher, Betty Boop. Het Profilti-Nieuws brengt de begrafenis van de Koningin-Moeder en een danspaar voert een paar dansen uit, die door het publiek, blijkens het applaus, bij zonder gewaardeerd werden Willy Fritsch VOORJAARSUITVOERING DER R.-K. ORATORIUM VEREENIGING LE DéLUGE EN L'ENFANT PRODIGUE Vrijdagavond 6 April zal de R.K. Oratorium Vereeniging haar voorjaarsuitvoering geven in de Gemeentelijke Concertzaal. Uitgevoerd worden Le Deluge van Saint Saens en L'enfant prodigue van Debussy. Een korte be schrijving van deze werken vindt men hier onder: L'enfant prodigue. De naam Claude Debussy komt meer op de programma's der orkest- en kamermuziek- ensembles voor, dan op die der groote koorver- eenigngen. De kunstuitingen van dezen mo dernen componist, den grondlegger van de impressionistische school, zijn niet zoozeer op het massale, dan wel op het ijle en fijn- geunanceerde berekend. Begrijpelijk is het dus dat Debussy om zijn indrukken weer te geven nimmer het hulp middel g r o o t-k oor aanwendde en geen onderwerpen koos, waarin het koor een be langrijke rol zou moeten vervullen. In „L'enfant prodigue", treedt het koor alleen aan het slot op. Beter gezegd: kunnen de stemmen van het koor zich met die der solisten vereenigingen. De aanwending van het koor is „ad libitum". „L'enfant prodigue" zou dus zonder koor op uitvoeringen van orkesten kunnen worden vertolkt. Het wordt meermalen als een jeugdwerk, tevens het eerste belangrijke, groote werk van Debussy genoemd. Met deze tweede be titeling is men veelal niet eens, omdat men er den echten, zelfstandigen Debussy, den man, die met alle tradities en conventies brak die een gansch nieuwen weg ging bewande len. er nog niet geheel en al in hoorde. Echter moeten de omstandigheden waarin het werk ontstond, in aanmerking worden genomen. Ter verduidelijking diene het vol gende. Debussy, die in 1862 in de landelijke om geving van St. Germain werd geboren, ving reeds op 12-jarigen leeftijd zijn studie aan het concervatorium te Parijs aan. Deze studie werd in 1879 onderbroken door een reis naar Rusland, als huispianist van een welgestelde familie, die hem te Parijs had leeren kennen. Het volgende jaar teruggekeerd, behaalde Debussy den eex-sten prijs voor accompagne ment. in '82 den tweeden prijs voor contra punt en fuga en het jaar daarop den eersten der tweede prijzen. Toen verlangde Dubussy de Prix de Rome te bemachtiegn, die hem in staat zou stellen, gedurende drie jaren in Rome te studeeren. Zijn leeraar, Ernest Guirand, raadde hem zijn gedurfd geschreven comedie: JDiance au bois" in geen geval in te zenden,maar een niet te modern werk te schrijven. Dientengevolge schreef Debussy „L'enfant prodigue". doch toch nog lang niet zoo een voudig. dat hem zonder aarzeling den prijs werd toegekend. Opvallend is het. dat Debussy in dit werk het melodische element nog geenszins ver wierp. althans niet secondair plaatste. De inleiding van het werk is: 1. Prélude. Het orkest vangt aan met een voorspel, waarin het opgaan der zon en de rust. die over de velden heerscht, wordt uitgebeeld. 2. Recitatief en Aria. Na de Prélude zet Lia, de moeder van Azaël, een klaagzang in. Zij blijft haar kind bewee- nen. 3. Recitatief. Simeon ziet zijn vrouw en troost haar. Een jeugdige, vroolijke schare is in aantocht. 4. Cortège en Air de Danse. 5. Recitatief en Aria. De stoet verwijdert zich. Azaël nadert. Uit geput zinkt hij tenslotte ter aarde en ver liest het bewustzijn. 6. Recitatief. Lia keert in sUlte weder en luistert. Plotseling ontdekt zij Azaël, doch herkent hem niet. Wanneer zij hem wil helpen, her kent zij in den armen zwerver haar zoon. Zij veronderstelt dat hij stervende is. 7. Duo. Lia heft zijn hoofd op en noemt zijn naam. Bij Azaël keert het bewustzijn weder en hij smeeket om vergiffenis. Tezamen bezngen zij het geluk van het wederzien. 8. Recitatief en Aria. Simeon bidt God om raad. Lia vraagt aan Simeon vergiffenis voor Azaël. Simeon richt zich tot Azaël, schenkt hem vergeving en sluit hem in zijn armen. 9. Trio en Koor. De dienaren keeren terug, nemen hun in strumenten ter hand en allen heffen een danklied aan. Le Deluge. Saint-Saëns (18351921) was een zeer pro ductief en veelzijdig componist. Bijna alle muziekgenres heeft hij gecomponeerd. Bekend is o.a. Le Déluge. De dichter Louis Gallet heeft het bekende bijbelverhaal nauw keurig gevolgd. Alleen in de bewoordingen ontdekt men eenige dichterlijke vrijheden. Gallet verdeelde het werk in drie deelen. In I wordt behandeld: de verwording van het menschelijk geslacht. God's toorn over de bedorven menschheid en zijn Verbond met Noë. In II De Ark en de Zondvloed. In III Het uitvliegen der duif. Het ver trek uit de Ark en de Lofprijzing van God. KERST ZWART WORDT 75 JAAR EEN VOGELLIEFHEBBER BIJ UITNEMENDHEID. Te Durkheim wordt een vat gebouwd dat het grootste van de wereld zal wordden, naar het heet. Het zal 15 meter lang worden en een doorsneelengte van 13 meter krijgen. Dan kunnen er 1.7 millioen liter wijn inmaar daarvoor is het niet bestemd. De bedoeling is er echter een wijn restaurant van te maken met plaats voor 400 personen. (Adv. Ingez. Med.) EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONC De reeks der strijkkwartetten, die Daventry begonnen was, is geëindigd met den hink-stap- sprong, waarop ik in mijn vorig overzicht de aandacht vestigde. Pianosonates van C. Ph. Em. Bach komen er voor in de plaats. Ook deze mogen interessant heeten, maar toch op andere wijze dan Beethoven's kwartetten. Was bij deze laatste juistheid van den term „grond slagen der muziek aanvechtbaar, bij Bach's Sonates heeft die benaming meer zin. Zij vor men belangrijk historisch materiaal in de ont wikkeling der sonate zooals we die tegenwoor dig kennen. Zij bezitten niet alleen het aantal hoofddeelen, dat ook bij andere voorloopers van Beethoven, als Haydn en Mozart gebrui kelijk werd: de eerste Allegro's er van hebben den hoofdvorm, den vorm met onafhankelijke themagroepen, die tot in onzen tijd behouden bleef. Als we ons de ontwikkeling der Sonate uit de Suite trachten voor te stellen, hebben we drie soorten van wijzigingen in het oog te houden: 1. de reductie van het aantal (hoofd) deelen tot drie of vier; 2. de vervanging van den polyphonen door den „galanten" stijl (melodie met begeleiding); 3. de dualistische bouw der eerste Allegro's. Van dezen laatsten vindt men ook reeds in sommige sonates van Domenico Scarlatti, een tijdgenoot van J. S. Bach, voorbeelden: in den tweedeeligen, mo- nothematischen liedvorm die voor de onder- deelen der Suite kenmerkend is, wordt een nieuw, min of meer contrasteerend element gebracht. Ook komt driedeeligheid in plaats van tweedeeligheid, doordat, na een midden gedeelte (de latere „doorwerking") reëxpositie van het eerste deel van den, nu bithemati- schen liedvorm volgt. Bij den tweedeeligen liedvorm het schema aldus: eerste deel begin nend in de hoofdtoonsoort en eindigend in een verwante toonsoort; tweede deel begin nend m deze verwante en terugvoerend naar de hoofdtoonsoort. De ontwikkeling die men bij Ph. Em. Bach vindt wijst reeds het volgen de schema: Eerste deel: hoofdthema groep in hoofdtoonsoort; overgangsgroep, modulecrend naar een verwante t.; tweede thema en afslui ting in deze t. Herhaling. Tweede deel: mid dengedeelte (doorwerking) terugleidend naar de hoofdt.; hoofdthema overgang, tweede the ma en afsluiting in deze hoofdtoonsoort. Naar men ziet hetzelfde wat men in de symphonieen en sonates van Beethoven en van lateren vindt. De sonates van Ph. Em. Bach zijn dus uit een historisch oogpunt interessant; of ze muzikaal in gelijke mate boeien zullen valt te betwijfelen. Bach's Cantate no. 15 (Duitschland. Zondag) is voor Paschen bestemd. Hij schreef haar op 18- of 19-jarigen leeftijd. Zij heeft een belang rijke orkestrale partij; in het slotkoraal („Weil du vom Tod erstanden bist) zijn de fanfare achtige tusschenspelen der blazers opmer kelijk. Ook de Cantate no. 31 (Daventry, Zondag) is een Paaschcantate. Zij verlangt voor de uit voering een voor Bach's tijd ongewoon groot orkest: drie trompetten, pauk, drie hobo's, taille (een tenorinstrument), eerste en tweede violen, eerste en tweede altviolen, fagot, eerste en tweede celli en continuo. Grootsch van wer king is de instrumentale inleiding („Der Him- mel lacht, die Erde jubilieret"). De basaria „Furst des Lebens" is plechtig (gepuncteerd rythme). Als wiegelied des doods is de tekst „Letzte Stunde brich herein" behandeld. Hst slotkoraal krijgt door het unisono van violi.n en trompetten een bijzonderen glans. Het koraalvoorspel „Nun freut euch" (Hil versum, Dinsdag i bevat rollende figuren voor de rechter-, springende staccati voor ae rechterhand Daartegen treedt de koraal- melodie (de Cantus firmus of gegeven, vaste zang) in het pedaal op De solocantate voor bas no. 158 (Der Friede sei mit dir"; Duitschland, Maandag) is eigenlijk voor den Dinsdag na Paschen ge schreven. Zij is zeer eenvoudig gehouden; als begeleiding dienen alleen contrabas, orgel en solo viool. Wat te midden dezer ernstige Paasch- composities het vroolijke familiespel van Bach's huiselijken kring (Hilversum, Maan dag) zal brengen, laat niet voorspellen. Voor zeker was Bach ondanks den gloed en de op rechtheid van zijn geloofovertuiging geen femelaar en dat hij niet alleen voor humor gevoelig was. maar er ook uiting aan durfde te geven bewijzen enkele zijner wereldlijke cantates. Toch moet met reconstructies van biografische strekking zeer voorzichtig zijn, wil men verkeerde indrukken en uitleggingen vermijden. We willen hopen dat in de uit zending de klippen omzeild zullen blijken Over het Divertimento K.V. 334 van Mozart schreef ik een en ander in een vorig over zicht. Wie deze Huizer uitzending wenscht te volgen moge daarheen verwezen worden. De Hindoe-muziek van Musharaff Khan (Hilv. Donderdag) zal op het Westersche ooi- een andere werking uitoefenen dan op het Oostersche. Zij is eenstemmig; de begeleiding (op de „sitar") speelt de melodie mee en legt er een steeds doorklinkende, gelijk blijvende bas onder. Men ontmoet er gelijkenissen met oude kerktoonsoorten in. en ook overeen komst met andere Oostersche en met Gre- goriaansche gezangen. Jascha Heifetz, die Donderdag misschien wèl. en misschien nie t voor de microfoon het vioolconcert, van Beethoven zal spelen, is eenige jaren geleden met hetzelfde' werk in het Concertgebouw opgetreden. Zijn voor dracht heeft toen minstens evenveel pro test als bewondering gewekt. Men bewonder- der zijn technische vaardigheid, protesteerde tegen zijn opvatting der tempo's, die hij twee maal te snel nam. In 't algemeen is het streng af te keuren een werk als Beethoven's con cert te misbruiken voor het vertoon van technische jongleurskunsten. Het is echter niet onmogelijk dat Heifatz met de jaren tot artistieke bezinning gekomen is en nu ook in muzikaal opzicht mooi zal spelen. Protest heeft ook de eerste uitvoering van St. Saëns .Le Déluge" in 1876 verwekt. Er werd gefloten, geschreeuwd, maar ook ge klapt tegen het einde van het tweede deel; maar het applaus en het „bis"-geroep be hielden de overhand; men herhaalde het tweede deel en het werk ging zegevierend ten einde. De Huizer uitzending van Vrijdag zal wel geen protest verwekken. Kerst Zwart wordt morgen 75 jaar en dat 1 April een lastige dag is jarig te zijn. dat bewijst de volgende geschiedenis die gebeurd is toen de heer Zwart hoofd van de school te Ruurlo was. Zijn vrouw kwam hem namelijk vertellen dat er een vliegmachine uit Soester- berg zou komen; de burgemeester had haar het evenement toevertrouwd, zei ze, de heer Zwart liet de drie honderd leerlingen de les staken en in spannende afwachting tuurden allen een half uur naar den kant van waar het wonder zichtbaar zou worden. U merkt 't, het is al een heele tijd geleden, maar nog weet Kerst Zwart haarfijn te vertellen, hoe hij plotseling tot het besef kwam dat hij was beetgenomen. En wat moet men dan doen, vooral als men jarig is? Dit is een van de vele historiën die Kerst Zwart op vermakelijk-boeiende wijze kan vertellen en ook onzt lezers kennen hem ais een onderhoudend verteller, zij het dan hoofdzakelijk op „het gebied var. de vogel tjes", zooals we het noemden in de huiska mer aan de Prins Hendriklaan te Overveen. „Ik ben een vogelliefhebber, geen vogelken ner", zegt de heer Zwart zelf, en wij voe gen eraan toe: „Kerst Zwart is een vogelken ner, omdat hij een vogelliefhebber is", maar daarvan wil hij niet hooren omdat hij het al erg genoeg vindt, dat er van zijn 75sten ver jaardag zooveel ophef wordt gemaakt! Maar niet alleen op vogelgebied is hij thuis, ook op ander terrein. Dat bewijzen zijn ver schillende schoolboeken die hij heeft ge schreven o.a. over Natuurkunde en een boek met folkloristische schetsen dat binnenkort zal verschijnen. Hoe hij met schrijven begonnen ls, kan de heer Zwart zich niet meer herinneren, maar dat het over de vogels ging is wel zeker. Reeds vroeg leerde zijn grootvader hem de liefde voor de natuur, doch pas veel later, in den heeten zomer van 1911, werd het hem be wust en toen hij toevalligerwijze eens een artikel voor de Zutfensche Courant had ge schreven werd hem spoedig om meer ge vraagd en ten slotte kreeg de heer Zwart zoo'n overvloed aan artikelen, dat hij be sloot een boek uit te geven. Het Vogelboek, dat voor het eerst in 1916 verscheen. Ver schillende andere boeken zijn dit gevolgd en nu nog is hij eiken dag bezig met het verza melen van nieuwe stof. Hij kan uren over „zijn gevederde vrien den' vertellen en dat verveelt nooit en het lijkt wel alsof de vogels evenveel van Kerst Zwart houden als hij van hen, want eiken morgen komen er drommen in den achtertuin om voedsel en lafenis en daaronder zijn voor al de spreeuwen. En zij zullen zich niet in den tuin vergissen! Schertsenderwijze klaagde de heer Zwart erover dat hij den laatsten tijd even moet rusten als hij een paar uur had gewandeld, maar het feit, dat die vermoeienis pas na een paar uur wandelen komt, bewijst wel dat Kerst Zwart nog van flinke wandelingen houdt, en dat zijn schreden veelal naar de plaatsen zijn gericht waar de vogels zitten, hoeft wel geen betoog. Want al wordt men 75 jaar. bij de vogels is altijd nog wel wat nieuws te zien! Den eersten April zal een dag vol belang stelling worden, maar ..met een vliegmachine zullen ze me dit jaar zeker niet meqr foppen", zei de heer Zwart, waarna hij een troep spreeuwen nakeek, die over onze hoofden vloog. SPEELTCTXVEREENIGINGEN. De Bond van Kennemer Speeltuinvereeni- gingen houdt Dinsdagavond 3 April haar 3e lezing in dit seizoen in het gebouw van den Haarlemschen Kegelbond. De heer C. Sipkes, de bekende Haarlemsche natuurvorscher, zal spreken over: Overblij vende planten voor kleine tuinen". Lichtbeelden zullen het gesprokene ver duidelijken. Icarus-Vleugels door Berta Ruck. In de Keurboekerij van de N.V. Het Neder- landsche Boekhuis te Tilburg is uitgekomen Icarus-Vleugels, een roman van liefde in be wogen dagen, van Berta Ruck Het verhaal speelt vóór en tijdens de eer ste oorlogsmaanden in 1914 en "behandelt de liefde van twee menschen, waarvan de een vliegofficier is. en waarvan de vrouw heime lijk in het toestel kruipt, waarmee haar man naar het vasteland moet vliegen. Beiden komgn om in de golven van het Kanaal, als een Duitsche machine hen neerschiet. Bertha Ruck heeft veel betere romans ge schreven dan deze, die nogal langdradig is en met weinig actie. De roman, in het Erigelsch The lad with wings, is vertaald door Jos. van den Cra- aenburg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 17