HET ONTSTAAN VAN „NOVA ZEMBLA HONIG'S VERMICELLISOEP 6 borden voor 15 ets. n Radiomuziek der week LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. ZATERDAG 7 APRIL 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 14 LETTEREN EN KUNST DOOR EDUARD VETERMAN. In verband met de première van „Nova Zembla", het tweede nationale heldendrama van Eduard Veterman, schrijft de auteur ons: Ware helden wonen nooit bij ons in de straat. Want het ware heldendom is iets, dat slechts door den tijd wordt gevormd. Alle an dere helden zijn helden-van-den-dag. Geen echte. Zoomin als schoonheidskoninginnen echte koninginnen zijn. Ware helden wórden pas tot ware helden na vele. vele jaren. Wanneer gebleken is, dat hun heldendom stand houdt onder het slij pen van den tijd. Tijdgenooten kunnen nooit met zekerheid zeggen, of deze of gene helden zijn. De eenige die dat zeggen kan, is de held zelf. Maar de machtige middelmatigheid wenscht zich niet gehoond te zien, en heeft daarom de bescheidenheid uitgevonden. De populairste held is de bescheiden held. Dezen slikt de middelmatigheid het gemakkelijkst. De zelfbewuste held wordt moeilijker verdra gen; hij wordt meestal vermoord. Zoo ging het met Jeanne d'Arc, met Wallenstein, met Johan de Witt, met Oldenbarneveldt, met Oranje met Caesar en eigenlijk ook met Na poleon, want St. Helena was immers een graf? Intusschen rust de bescheidenheid van vele helden op een minachting voor de wereld der middelmatigheid. Zij gaan eenzaam hun weg, omdat zij de wereld onverdragelijk ijdcl vinden. Maar dikwijls ook is die bescheidenheid schijn. De held is bescheiden, omdat hij zich zelf niet bewust is. Hij leeft in de spanning van bezieldheid voor een idee. en denkt niet aan zichzelf. Al zijn energie richt zich op deze idee. ja, zijn zijn vereenzelvigt zich er mee. H'i kan niet spreken, behalve over deze idée. Hij denkt nergens anders over. Hij vergeet te eten, te slapen hij vergeet te leven. Hij is bezeten. De bezetenen zijn de grootste helden, om dat zij volmaakt belangeloos zijn. Zij brengen het grootste offer dat menschenmogelijk is: het offer hunner persoonlijkheid. Zij dienen de geest en de menschheid gelijktijdig, en zonder loon. Misschien is daarom hun leven tragisch. De onbewustheid van hun levens-waarde be rooft hen van de vreugde der voldoening. Zij kennen het nuttig effect van hun arbeid niet. Zij worden midden-in weggerukt. Zij zien het beloofde land maar betreden het niet. Hen rest alleen de wensch, dat hun levenswerk niet ijdel zal blijken. Het schrijven van een heldenspel behoeft evenmin gemotiveerd te worden, als het schrijven Vkn een societyklucht. De eenige vraag, die niet indiscreet is. zou zijn: wat voor boeiends was er in het onderwerp? On der welken hoek zag de auteur die gebeurte nissen rond Neva Zembla en zag hij ze an ders dan het historische beeld? Het boeiende nu. was het heroïeke. Al deze figuren Barents, de Moucheron, Plancius waren mannen van heldenformaat. Wanneer men deze geweldenaren ontmoet, kan men begrijpen, dat de Republiek der Zeven Pro vinciën in vijftig jaren van niet tot eerste zeemogendheid werd. Het zijn helden van verschillende soort, maar stuk voor stuk hel den. Plancius en Barents zijn onder hen de be zetenen. Zij dienen zonder loon, zij offeren hun persoonlijkheid zij zijn tragische hel den. Voor hen bestaat er niets anders dan de geheimzinnige Noord-Ooster doortocht naar China. Zij kennen het nuttig effect van hun arbeid niet. Het merg van hun kracht is een eeuwigheids-vertrouwen, dat in hun religieus-gevormd denken godsvertrouwen wordt. Plancius en Barents zijn het meest ver want. De een is manijder-idee, de ander man van-de-daad. Daardoor voelen zij elkanders onmisbaarheid. Zij vormen een klassieke een heid. die geestelijk zelfs onverbreekbaar blijft. Vandaar dat het stuk moest eindigen met een vereeniging van beider geesten, over tijd en ruimte heen. Bijna tegenover hen staat de Moucheron. De Moucheron is de zelf-bewuste held, de man. die ruimte zoekt voor zijn enorme kracht-expansie, die zichzelf een uitdrukking weet van den geniaalsten vorm van den men- schelijken geest. ..Men" ziet in De Moucheron een fantast, óf een sluwe geldwolf, óf een ijdeltuit, óf een tyran. Al die verscheidenheid van portretten, wijzen er op. dat het ware wezen van De Moucheron niet werd begre pen. Slechts hijzelf was zich bewust van zijn formaat". Een heroïcq gemoet en liet nooyt te voorderen 'bevorderen) heroïcqelycke sae- cekn door vreese van swaericheyt", zeide hij t'-'t de Staten van Zeeland. Voor de men- schen uit zijn straat wat dit bluf. Voor óns niet meer. Wij zien dit vernuft, dat de we reld letterlijk omspant, als een heros, voor wie bezit waarlijk niet het belangrijkst was. maar wél: macht. De Moucheron is van Na poleontisch hout gesneden; hij was alleen een beetje beter opgevoed. Naast deze drie heroën groepeeren zich Hecmskerck en Gerrit de Veer. jonge man nen. in de twintig, vervuld van dorst naar groote daden. Zij zijn nog geen eigenlijke hel den: daarvoor is hun stuwing te onnauwkeu rig gericht. De bruising der jonge viriliteit spreekt nog mee: ze timmeren er graag op los uit louter genoegen, ze worden nog niet verteerd door een idee. Daarom was het fout te spreken van Heemskerck en Barents, als de mannen van Nova-Zembla. Het was alleen Barents Men heeft zich laten leiden door de benamingen „schipper" Heemskerck en „stuurman" Barents, maar l'Honoré Naber heeft onomstcotbaar aangetoond dat Barents wezenlijk de leider der expeditie was. Onge twijfeld heeft Barents zélf meegewerkt, dat Heemskeck tot schipper benoemd werd, om dat hij daarmee deze post door een vertrouw den jongeman zag bezet. Trouwens: de bemanning bestond voor het meerendeel uit jongeren: zelfs was Barents de eenige getrouwde der opvarenden. De la tere glorie van Heemskerck, in dienst der Re publiek. heeft die van Barents overschaduwd zooals Fruin reeds opmerkte. Ongetwijfeld was Heemskeck een superieur man, maar hij moest dit ten tijde var Nova Zembla nog bewijzen. En hij bewees net ook: zijn goed humeur, zijn rust. zijn vaste leiding na Ba rents' dood getuigen reeds van zijn heroseken aanleg. Nova Zembla zelf heeft hem tot held gemaakt. Doch dat gebeurde na mijn laatste bedrijf. Rond deze centrale figuren bewegen man nen als Oldenbarneveldt, Pauw, Hasselaer zij zijn voorbeelden van het energieke regen tengeslacht, dat de oeconomische balans van het Westen in de hand hield. Wij kunnen ons bijna geen voorstelling vormen van den invloed, dien deze regenten, en speciaal een Oldebarneveidt, bezaten. Zeker is, dat de landsadvocaat een der belangrijkste schakels was op het politiek-gewafelde Europa en een der weinigen die den 30-jarigen oorlog heeft voorzien. Maar zij waren ook gehard en gestaald, deze regenten! Was Oldenbarneveldt niet lange jaren vrijwilliger geweest op 's Prinsen vloot? Is de naam Hasselaer niet roemruch tig verbonden aan het beleg van Haarlem, en niet alleen door de dapperheid van zijn tan te, die geen volksvrouw was, o legende! maar een zeer aanzienlijke dame!, doch óók door Pieter Hasselaer's eigen heroïek als jéugdig vaandrig? Toch wat zij ook zijn; jong of oud, deze menschen geven getuigenis van een vitale kracht, van een nationaal karakter-bewust- zijn, waar wij in bewondering naar opzien. Geschiedenis is er niet alleen om op te vege- teeren, maar vooral om te dienen als onder bouw voor ons eigen willen. Want alleen de ideeën, die op een historische gelpding stoe len, hebben vitale waarde. Nooit zal in een volk een idee voedsel vinden ,dat geen aan- knoopingspunt heeft in het verleden. Wan neer de leek van het „leerzame" der geschie denis spreekt, dan doelt hij er op. dat de geschiedenis ons en vaak in onszelf! ideeën herkennen laat. en zoo tot een daden- bewustzijn brengt, dat we voordien niet be zaten. Dit is, als men er naar vraagt, het „nut" van een nationaal heldendrama: het wil den modernen levenden mensch in rapport bren gen met het levende verleden om daardoor te worden bevrucht. Het levend verleden: vroo- lijk en tragisch, boeiend en vooral heroïek om ons, moderne levenden, tot bewustzijn te brengen van eigen heroïeke mogelijkheden. „FAUST" DOOR DE AMSTER- DAMSCHE OPERA. MEJ. PIM KOK ALS MARGARETHA. De Amsterdamsche Opera zal op Dinsdag 10 April in den Stadsschouwburg een opvoering geven van de Opera Faust. Voor de rol van Margaretha is geëngageerd mej. Pim Kok. Dit is haar eerste optreden in Nederland als ope ra-zangeres. Zij genoot haar opleiding te Weenen aan de Meisterklasse vanProf. Duhan. Na het behalen van haar einddiploma trad zij verscheidene malen te Weenen met groot succes op. Ongetwijfeld zullen velen dit eerste optreden van onze stadgenoote willen bijwonen. DE VOORPEEHGSTE WAS VOOR ZEIL EX MEUBELEN (Adv. I-ngez. Med.) EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONC De merkwaardigste van de Nederlandsche uitzendingen der komende week is zeker wel die van Strawinsky's „Le Sacre du Printemps" (Hilversum, Zaterdagnamiddag), een koene onderneming van den dirigent Eduard Flipse met het Rotterdamsch Philharmonisch orkest! Immers „Le Sacre" geldt voor het moeilijk ste van Strawinsky's werken en is dan ook voor zoover ik weet hier te lande tot nogtoe alleen uitgevoerd door het Concertgebouw orkest onder leiding van Pierre Monteux, die er in het eerste jaar van zijn Amsterdamsch leiderschap algemeene bewondering voor zijn schier ongelooflijke dirigeertechniek mee ver werkte. De gecompliceerde structuur van het in de Slavische muziek en geestesgesteldheid wortelende werk vereischt van den leider de allerhoogste bekwaamheid. Maar tevens is het, met „L'Oiseau de Feu" en met „Petrouch- ka" een bewijs van de genialiteit, het meeste: schap in de orkestbehandeling en den durf van den jongen in Parijs wonenden Russi- schen meester (geb. in 1882), die in latere werken tot veler spijt bewust den weg eener onmiskenbare reactie insloeg en een soort van ultra-moderniseering van Bach en Mendels sohn ging propageeren. In „Oiseau de Feu" zijn nog veel invloeden van Str.'s leermeester Rimsky-Korssakow bemerkbaar, maar in „Pe- trouchka" en „Le Sacre" heeft de componist zich zeiven geheel ten voeten uit gegeven zonder eenige breideling van zijn geniaien aanleg en van zijn hartstochtelijk tempera ment. ,.Le Sacre", het „Lenteoffer" beschrijft het uitbarsten van de levenskracht der Natuur en de indrukken, die dat proces op den primi tieven mensch maakt. Zelfs tegenstanders van Strawinsky's richting erkennen er een mees terhand in. Het tweede gedeelte van het concert, waarop „Le Sacre" wordt uitgevoerd zal ons op rus tiger terrein brengen. De 4de „Symphonie van Mahler beschrijft de tegenstelling tusschcn het aardsche en het hemelsche leven, dit laatste aan de hand van een gedicht uit „Des knaben Wunderhorn", Deze symphonie is een voor de microfoon geen zeldzame verschijning nog kort geleden hoordé ik de uitzending er van uit Toulouse, die echter voor onze ver wende Hollandsche oóren nogal teleurstellend was; niet omdat de sopraansolo in een Fran- sche vertaling werd gezongen, maar wel om dat blijkbaar de Fransche dirigent een visie op Mahler's werk had. die zeer afweek van die waarmee wij door een man als Mengelberg vertrouwd zijn geraakt. Slordig, haastig, met coupures er in, leek het een caricatuur van de voorstelling, die wij er van hebben. Ik heb vroeger wel eens vermeld, dat in de eersre jaren na het verschijnen van dit werk door sommige bevoegde beoordeelaars getwijfeld is aan de ernst van Mahler's bedoelingen en het geheel als een parodie beschouwd is. Men is tegenwoordig wel over dit standpunt heen en vat het naieve niet meer als spotzucht op. Dat in het eerste hoofddeel de alledaagschheid van het aardsche leven geschilderd is, lijdt wel geen twijfel; evenmin dat Mahler met zijn thema's nog al eens leentjebuur gespeeld heeft bij Schubert. Een ander orkestwerk, waarvan de uitzen ding (Londen reg„ Zondag) de aandacht ver dient, is de „Turandot"-Suite van R'Jsoni. Het sprookje van de wreede Chineesche prinses Turandot. die al haar huwelijkscandidaten drie raadsels opgaf en hen liet onthoofden als zij die niet konden oplossen, is reeds lang voor Busoni muzikaal verhandeld. Zoo bestaat er Turandot-muziek van Weber. Nog in den jon- sten tijd is de stof doorf Puccini (in een postume opera) behandeld. Busoni's muziek heeft betrekking op het sprookjesspel van den Itaiiaanschen dichter graaf Carlo Gorzi (1720—1806) dat in 1801 door Schiller voor het theater van Weimar vertaald en bewerkt is. De Suite ontstond in 1906; 12 jaar later heeft Busoni haar uitgewerkt tot een opera in twee bedrijven op eigen tekst. Voor het mengsel van dramatische situaties en van de stereotype kluchtfiguren van de oud-Italiaansche comedia dell' arte heeft B. een muziek geschreven die zelve een mengsel is van scherts, ironie, parodie, dramatische spanning en tragischen ernst. De oud-Chinee- sche toonladder is er in verwerkt. De acht deelen, waaruit de Suite bestaat, zijn de vol gende. 1. De Terechtstelling, de Stadspoort (van Peking, met de hoofden der ongelukkige can- didaten op ijzeren staven), het Afscheid. 2. „Truffaldino". het muzikale beeld van den komischen haremopzichter. 3. „Altoum", het optreden van den machti gen Chinëeschen keizer. 4. „Turandot", de karakteristiek van de hoofdpersoon. 5. Het vrouwenvertrek, onderhoud van Turandot met haar slavinnen. 6. Dans en gezang. 7. Nachtelijke wals. 8. „In modo di marcia funebre e Finale alla Turca. Busoni's vioolconcert zal door Londen reg. Donderdag worden uitgezonden. Van de Huizer uitzendingen wijzen we op die van Handel's Oratorium „Jephta" (Vrij dag). De stof behandelt de geschiedenis van den legeraanvoerder, die door een onbedachte gelofte zijn dochter Iphis moet offeren. Op h;t laatste oogenblik verhindert hemelsche tusschenkomst de offerande. We hebben hier dus een parallel met de geschiedenis van Iphi- genie, de dochter van den Griekschen veldheer Agamemnon. Gedurende den arbeid aan „Jephta" (1756) werd Handel blind; de sporen van zijn toe nemende oogziekte zijn in het handschrift der partituur merkbaar. Ook aanteekeningen van H.'s hand onderaan een paar bladzijden heb ben daarop betrekking. Op zijn muzikaal scheppingsvermogen had de ziekte geen in vloed. In 't bijzonder mag het laatste tafereel van het tweede deel, waar midden de overwin ningsvreugde de tragiek van de ongelukkige gelofte dringt genoemd worden als een der meest grootsche momenten uit de heele litte ratuur van het Oratorium. Een andere Huizer uitzending van Don derdag eischt een kleine rectificatie. Bij de Sonate op. 109 van Beethoven zijn 4 deelen door letters vermeld, hetgeen een verkeerd beeld van den bouw geeft, Inderdaad zijn a en b. geen verschillende deelen: het kort na den aanvang intredende Adagio is niet anders dan de zangthemagroep van den hoofdvorm, welke groep hier een ander tempo en andere maat- indeeling heeft dan de hoofdthemagroep. Zoo wordt het eerste hoofddeel: hoofdthema (Al legro), zangthema (Adagio), doorwerking en reprise (Allegro en Adagio), Coda (Allegro). Een (Adv. Ingez. Med.) Ernest Claes, Kobeke (Wereld bibliotheek). M. H. Szekely Lulop. De andere wereld. (Elsevier). Jo han Fabricius, Leeuwen hongeren in Napels. (Leopold.) Arm aan goede vertellers is de Hollandsche letterkunde van vandaag niet. De drie boe ken, waarvan ge de titels hierboven vindt, zijn, hoe uiteenloopend van waarde ook ove rigens, stuk voor stuk onderhoudend geschre ven verhalen, die ge met een zeker gemakke lijk welbehagen, zonder vermoeienis, ten einde leest, en waaraan ge een prettige her innering bewaart als aan dingen die aange naam waren, zonder diep te ontroeren. Toetst men de drie op de waarschijnlijk duurzame kunstwaarde dan zal zonder twij fel Kobeke van het hoogste gehalte blijken. Bij Ernest Claes vinden wij niet slechts de in tellectueels schrijf capaciteit waarover ook de beide anderen beschikken, hij bezit die in gelouterden vorm, waardoor de techniek van het schrijven op den achtergrond komt en de sfeer van een ieven, van een land, grooter beteekenis krijgt dan de kleine feitjes die dat leven vormen. Claes heeft een fijnzinni- gen humor, waarbij die van mevrouw Szekely alledaagsch wordt, al heeft ook zij momen ten van geestige observatie en beelding. De groote genegenheid die de kunstenaar voor zijn object moet gevoelen, wil dat laatste tot iets van zelfstandige waarde worden, is bij hem klaarblijkelijk. De geschiedenis var. Kobeke is die van een eenvoudig boerenjog- gie. een leuk Vlaamsch ventje, wiens voor naamste levenservaring blijven zal zijn po ging om kloosterling te worden. Een poging die falen gaat. omdat het volle wereldsche leven hem toch te zoet lijkt, hijzelf te sim pel is om het als broeder ver te brengen en er tenslotte een meiske is, zijn Nelleke uit zijn kinderjaren, die wel op hem heeft willen wachten. Dat is nu wel niet overweldigend interessant, dat leven, maar Ernest Claes maakt daar een verhaal van, zoo hartelijk en echt van den bodem, waarop dit alles zich afspeelt, dat ge die genegenheid van den kunstenaar in u zelf voelt overgaan, dat ge voor die voor ons gevoel soms zotte dingen sympathie gaat krijgen en ge dóórleest en dóórleest en blij zijt e .ns even ontrukt te worden aan die ons voorgeschreven nuchter heid, die feitelijk niets is dan onmacht om iest anders te doen dan registreeren en orde nen van soms amusante, soms pijnlijke en meestal alledaagsche zakelijkheden. Claes is een Vlaamsch prozadichter zonder dichters- pretentie, hij schrijft schijnbaar zoo eenvou dig en gemakkelijk weg zijn verhaaltje neer, maar zoo ge er ook maar een beetje gezicht op hebt herkent ge spoedig ook de knappe techniek van zijn werk, die te knapper is wijl ze bijna onopgemerkt langs u heen gaat. Mevrouw Szekely heeft in betrekkelijk kor ten tijd in Holland naam gemaakt als schrijf ster. Zij heeft alle eigenschappen voor een publiek succes, voor groote oplagen en een waardeering zoowel onder lezers als onder schrijvers. In hoeverre dat voor rekening komt van de belangstelling die men voor ro mans. die in de tropen spelen, gevoelt, kan ter zijde gelaten worden. In hoofdzaak komt die waardeering wel voort uit de onmisken bare gemakkelijkheid waarmee ook deze vrouw schrijft en uit de toegenegen geestes- scherpte waarmee zij het koloniale leven heeft waargenomen en verwerkt. Ook „De andere wereld" is weer een op de rubberplan tage zich ontwikkelende geschiedenis. Pie- ter Pot's levenshistorie, hoe hij van onaan zienlijk Amsterdamsch burgerjongetje uit groeit tot kapitalistje met princelijke verlan gens, vormt de draad van het verhaal waar in echter voor mijn gevoel de attractie nog bovendien in het bijwerk te vinden is. In de karakteriseering van Pot en de oudere em- ployé's op de onderneming slaagt zij voortref felijk. in de beschrijving van de entourage, waarin gearbeid moet worden, eveneens, en daarin toont zij vaak een humor, die ge bijna onhollandsch zoudt noemen. Men kan zich misschien afvragen of die toestanden niet alreeds als „historie" beschouwd moeten wordendat doet aan de schrijfwaarde van het werk natuurlijk niets toe of af. Stijl bezit deze schrijverij in geringe mate maar aan den anderen kant is ze weer zoo verzorgd, dat men de gelijkmatigheid waarmee zin aan zin, hoofdstuk aan hoofdstuk gerijd zijn, gaarne over het hoofd ziet. De groote ver dienste van dezen auteur is misschien juist 't gemis aan opgewondenheid, aan gevoelscli- max en de ononderbroken beschaafde vertel toon waarin het geheel gehouden is. En er gebeurt zóóveel met al deze lieden die er aan te pas komen, en mevrouw Szekely weet zóó veel van ze, dat men naar haar blijft zitten luisteren, al zijn die lieden zelf au fond de moeite eener kennismaking nauwelijks waard. Maar dan komt een figuurtje als Asminah Pot's inlandsehe huishoudster ons er aan her inneren dat diezelfde schrijfster, die zoo ge zellig doorpraten kan, toch ook figuren schept van een prachtige dichterlijkheid en dat doet met een klaar-heldere genegen heid, die niets met sentimentaliteit of valsch gevoel te maken heeft. En ook in de tragiek van dien ganschen Pieter Pot komen trekken voor van een zuiver levensgevoel, al lijkt hij mij, meer dan een figuur als Asminah. ver standelijk geconstrueerd. Een romanticus van vijftig jaar geleden zou van dien Pieter Pot een fanatiek ridder van de droevige figuur gemaakt hebben. Mevr. Szekely is van dezen tijd en wars van fantastiek die niet met de camera opgenomen kan worden. Die fantas tiek is voor haar onbereikbaar en daarom is het interessant als zij, doorschrijvende, lang zamerhand genoodzaakt zal worden haar ko loniale jeugdherinneringen los te laten en uit een ander vaatje te gaan tappen, af te wachjen hoe zij dat nieuwe vat zal aanslaan. Doch voorshands hebben wij ons slechts te verheugen over de aanwinst der Hollandsche litteratuur, die mevrouw Szekely ongetwij feld is. Dat Johan Fabricius na het succes der „Ko medianten" en „Melodie der Verten" ter af wisseling eens een eenvoudig fait-divers, een gemengd bericht uit de krant heeft te baat genomen om er een boek omheen te fatsoe neeren, zullen we hem niet kwalijk nemen, maar het kan zijn reputatie als artist moeilijk verhoogen. Een paar jaar geleden las men in de krant dat in Italië een bekend Duitsch circus was gestrand en failliet verklaard en dat er voor de wilde beesten geen voedsel meer te krijgen was. Dit „geval" aangekleed tot romantisch getint verhaal waarin een jong Napoli- taansch advocaat de „heldenrol" vervult, vormt den inhoud van „Leeuwen hongeren 'in Napels". Het boek maakt onverbiddelijk den indruk maakwerk te zijn. „Potboilers" noemden de schilders van de Haagsche school de dingen, die zij voor de Amerikaansche markt maak ten, waarbij ze zichzelf voortdurend copieer- den. Voor de hap-hap noemde men dat. Fa bricius schrijft even gemakkelijk als de Ha genaars schilderen en hij heeft eenzelfde werklust als zijn vader, de tooneelschrijver indertijd vertoonde. Ongelijkheid in waarde is dan vaak het gevolg en van een grooten stijl in het werk kan moeilijk sprake zijn. Zelfs niet van een kleinen stijl, wanneer men zich maar gaan laat op het gevoel van nu eenmaal vlot te kunnen schrijven. Dan ko men er van die stijlloosheden als een lange zin van 25 regels druks, waarop we al op pag. 1 vergast worden. Rémy de Gourmont, een der fijnste stylisten der Fransche moderne litteratuur, zat eens te luisteren naar zijn broer Jean, die hem een stuk voorlas, voor den Mercure de France geschreven. Jean was midden in een langen zin en zou juist twee periodes door het woordje „en" verbinden. „Stop" riep Rémy. „schrap dat „en" en begin een nieuwen zin." Dat was de mooiste les in goeden stijl vertelt Léautaud, die er bij zat die ik ooit gehad heb. Maar dat is alweer lang geleden en in de zen tijd van snelle productie is veeleischend- heid misdadig geworden. J. H. DE BOIS. wel zeer verkorte, doch evenwel herkenbare hoofdvorm dus. Nu we toch aan het verbeteren zijn, mogen we ook wel het bericht van Langenberg (Zon dag) „Walter Schneiderhen speelt de Kreut- zersonate" onder handen nemen. Om de Kreutzersonate te spelen zijn er twee noodig; niet één daarvan „aan den vleugel", maar twee gelijkwaardige partners. Zoo het bericht geen vergissing is, getuigt het van een zelf overschatting, die bij solisten meermalen voor komt. Op het concert van Londen reg., waar Buso ni's vioolconcert gespeeld zal worden, wordt ook de Faust-Ouverture van Wagner uitge voerd. Liszt's Faustsymphonie hebben we nog pas kunnen hooren: ook Wagner schijnt oor spronkelijk een driedeelige symphonie geplant te hebben. De overige deelen zijn echter niet geschreven. Het stuk werd in Parijs geconci pieerd, doch later in Zürich omgewerkt. Het geeft eenigszins een levensbeeld van Wagner's eigen moeilijke jaren in Parijs. Echter wijst het in het tweede thema naar Tristan vooruit. MUZIEK. R.K. Oratoriumvereeniging. Groene palmen en veelkleurige bloemen sierden Vrijdagavond het podium der ge meentelijke Concertzaal; meer in aantal dan gewoonlijk hadden zij ditmaal ook een bijzon dere beteekenis als huldebetuiging aan den dirigent Hubert Cuypers bij zijn zestigsten ver jaardag, als symbolen van de frissche en bloeiende kracht die nog steeds van hem uit gaat. Nog duidelijker vorm nam de huldiging aan na het einde van het eerste deel der uit voering toen Pastoor Van der Wiel de betee kenis van den jubilaris als koordirigent en componist schetste en memoreerde waarom men Cuypers waardeert en bewondert: om zijn persoon, om zijn werkzaamheid als paeda- goog, als ikoorcomponist, als renovator van den Gregoriaansclien kerkzang, als een der voor aanstaande Nederlandsche koorleiders. Her haaldelijk werd deze toespraak door een spon taan applaus onderbroken. En daarna kreeg de hulde tastbare gedaante: een bloemen krans en een aangrijpende teekening van den Crucifixus vormden de geschenken van het koor; een vergankelijk en een blijvend aan denken. Met deze huldiging was de muzikale uitvoe ring in zooverre overeenstemmend, als deze bewees dat de feestredenaar niet te hoog van Cuypers talent en beteekenis had opgegeven. Dat wil zeggen- zij was in alle opzichten voor treffelijk. Bovendien vermeed zij de platge treden paden. Men kent van „Le Déluge" het ernstige, ten deeie fugatisch gebouwde voor spel met de mooie vioolsolo; men kent van ,,L' Enfant prodigue" de aria van Lia. maar hoe zelden kan men beide werken, waarvan het eene evenzeer in de richting van het ver leden als het andere in dit der toekomst wijst, in hun geheel hooren 1 Niet overal is Saint-Saëns „poème biblique" in muzikaal opzicht conservatief; en ik kreeg zelfs den indruk, d&t de retrospectieve gedeel ten niet de sterkste zijn. In het tweede deel heeft de compnist wèlbeproefde middelen ge bruikt om den zondvloed te schilderen; de siotfuga van het derde deel is knap gecon strueerd maar de lyrische gedeelten, waar de toondichter zich vrij van de banden van het verleden toont, hebben toch den meesten in druk op mij gemaakt. Niet terstond de eerste tenorsolo. Marcus Plooyer scheen er niet di rect geheel in; zijn zang en dictie kwamen aanvankelijk "niet boven het gewone peil uit. De altsolo van Annie Woud voerde in eens naar hooger sferen, en, of de sublieme vlucht van haar vertolking tot navolging dwong: To van der Sluys. Marcus Plooyer en Louis Bogt- man deden ternauwernood voor haar onder en leverden zoowel individueel als gezamelijk prachtige prestaties. Het koor had zijn groot ste taak in hettweede deel en kweet zich daar van uitstekend maar ook in de andere gede:V- ten waren de beschaafde klank en zuiverheid te roemen. De vioolsolo van den Utrechtschen concertmeester Jan Vellers oogstte zulk een succes, dat zij herhaald werd, en de tweede maal klonk ze nog mooier en zuiverder dan de Debussy heeft in zijn jeugdwerk ,,L' Enfant prodigue" reeds een heel andere muzikale taal gesproken dan zijn voorgangers al is het raf finement en het streng persoonlijke van zijn latere werken er nog niet in aanwezig. Merk waardig is hoe de jonge componist alle con- ventionneele wendingen heeft weten te ver mijden zonder den indruk van gezochtheid te verwekken en zonder aan het hartstochtelijke der uitingen afbreuk te doen. De orkesibehan- deling is zeer fijn en kleurrijk, en het Ux-r. Sted. Orkest, dat ook in „Le Déluge" uitne mend gewerkt had deed haar alle recht we dervaren. To v. d. Sluys was nu de voornaam ste der solisten, voornaam ook tot in de meest gepassionneerde en smartelijke uitingen toe. Marcus Plooyer zong de partij van Azaël be wogen en vol gevoel; Louis Bogtman's sonoor baritongeluid gaf aan de Simeonpartij een prachtig relief. Het koor is in ,,L' Enfant pro digue" van secundaire beteekenis. Deze uitvoering was aanmerkelijk minder bezocht dan vorige der R.K. Oratoriumvereeni- ginz: zij had om haar voortreffelijke eigen schappen en om haar programma een stamp volle zaal verdiend Velen maakten in de pauze gebruik van de gelegenheid die gegeven was om den jubilaris te .complimenteeren. K. DE JONG. „DE EERSTE DE BESTE" IN DEN STADSSCHOUWBURG. Naar wij vernemen is het de directie van den Stadsschouwburg gelukt, het nieuwste successtuk van de Amsterdamsche Tooneel- vereeniging „De Eei'ste de Beste", voor Vrij dag 13 en Zaterdag 14 April a.s. ter opvoering in den Stadsschouwburg te verkrijgen. DEMONSTRATIE VAN VOLKSDANSEN. Onder leiding van den heer H. van Wa teren zal op Maandagavond 14 Mei in de Gemeentelijke Concertzaal een demonstratie van volksdansen plaats hebben, waaraan clubs zullen medewerken van de Vereeni ging tot bevordering van het onderwijs in kinderverzorging en opvoeding: de A. J. C., den Tre'kkersbond; den Ned. Bond van Ab stinent Studeerenden; de Padvindsters en de Ned. Meisjesclubs CHRISTELIJK FILMCOMITé. Op den eerstvolgenden filmavond van dit Comité zal worden vertoonde de „In Memo- rlam"-film van wijlen H.M. de Koningin- Moeder, alsmede de volledige filmreportage van de plechtige uitvaart. Als hoofdfilm wordt dienzelfden avond waarschijnlijk zal dit Zaterdag 14 April zijn) gegeven „Maha-Soetji". Java's bergen en vulkanengeweld, het bekende werk van Ochse van .Polygoon".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16