HET ONTSTAAN VAN
„NOVA ZEMBLA
HONIG'S VERMICELLISOEP 6 borden voor 15 ets.
n
Radiomuziek der week
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
ZATERDAG 7 APRIL 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
14
LETTEREN EN KUNST
DOOR
EDUARD VETERMAN.
In verband met de première van „Nova
Zembla", het tweede nationale heldendrama
van Eduard Veterman, schrijft de auteur
ons:
Ware helden wonen nooit bij ons in de
straat. Want het ware heldendom is iets, dat
slechts door den tijd wordt gevormd. Alle an
dere helden zijn helden-van-den-dag. Geen
echte. Zoomin als schoonheidskoninginnen
echte koninginnen zijn.
Ware helden wórden pas tot ware helden
na vele. vele jaren. Wanneer gebleken is, dat
hun heldendom stand houdt onder het slij
pen van den tijd. Tijdgenooten kunnen nooit
met zekerheid zeggen, of deze of gene helden
zijn. De eenige die dat zeggen kan, is de held
zelf. Maar de machtige middelmatigheid
wenscht zich niet gehoond te zien, en heeft
daarom de bescheidenheid uitgevonden. De
populairste held is de bescheiden held. Dezen
slikt de middelmatigheid het gemakkelijkst.
De zelfbewuste held wordt moeilijker verdra
gen; hij wordt meestal vermoord. Zoo ging
het met Jeanne d'Arc, met Wallenstein, met
Johan de Witt, met Oldenbarneveldt, met
Oranje met Caesar en eigenlijk ook met Na
poleon, want St. Helena was immers een
graf? Intusschen rust de bescheidenheid van
vele helden op een minachting voor de wereld
der middelmatigheid. Zij gaan eenzaam hun
weg, omdat zij de wereld onverdragelijk ijdcl
vinden.
Maar dikwijls ook is die bescheidenheid
schijn. De held is bescheiden, omdat hij zich
zelf niet bewust is. Hij leeft in de spanning
van bezieldheid voor een idee. en denkt niet
aan zichzelf. Al zijn energie richt zich op
deze idee. ja, zijn zijn vereenzelvigt zich er
mee. H'i kan niet spreken, behalve over
deze idée. Hij denkt nergens anders over. Hij
vergeet te eten, te slapen hij vergeet te
leven. Hij is bezeten.
De bezetenen zijn de grootste helden, om
dat zij volmaakt belangeloos zijn. Zij brengen
het grootste offer dat menschenmogelijk is:
het offer hunner persoonlijkheid. Zij dienen
de geest en de menschheid gelijktijdig, en
zonder loon.
Misschien is daarom hun leven tragisch.
De onbewustheid van hun levens-waarde be
rooft hen van de vreugde der voldoening. Zij
kennen het nuttig effect van hun arbeid niet.
Zij worden midden-in weggerukt. Zij zien het
beloofde land maar betreden het niet. Hen
rest alleen de wensch, dat hun levenswerk
niet ijdel zal blijken.
Het schrijven van een heldenspel behoeft
evenmin gemotiveerd te worden, als het
schrijven Vkn een societyklucht. De eenige
vraag, die niet indiscreet is. zou zijn: wat
voor boeiends was er in het onderwerp? On
der welken hoek zag de auteur die gebeurte
nissen rond Neva Zembla en zag hij ze an
ders dan het historische beeld?
Het boeiende nu. was het heroïeke. Al deze
figuren Barents, de Moucheron, Plancius
waren mannen van heldenformaat. Wanneer
men deze geweldenaren ontmoet, kan men
begrijpen, dat de Republiek der Zeven Pro
vinciën in vijftig jaren van niet tot eerste
zeemogendheid werd. Het zijn helden van
verschillende soort, maar stuk voor stuk hel
den.
Plancius en Barents zijn onder hen de be
zetenen. Zij dienen zonder loon, zij offeren
hun persoonlijkheid zij zijn tragische hel
den. Voor hen bestaat er niets anders dan
de geheimzinnige Noord-Ooster doortocht
naar China. Zij kennen het nuttig effect van
hun arbeid niet. Het merg van hun kracht
is een eeuwigheids-vertrouwen, dat in hun
religieus-gevormd denken godsvertrouwen
wordt.
Plancius en Barents zijn het meest ver
want. De een is manijder-idee, de ander man
van-de-daad. Daardoor voelen zij elkanders
onmisbaarheid. Zij vormen een klassieke een
heid. die geestelijk zelfs onverbreekbaar
blijft. Vandaar dat het stuk moest eindigen
met een vereeniging van beider geesten, over
tijd en ruimte heen.
Bijna tegenover hen staat de Moucheron.
De Moucheron is de zelf-bewuste held, de
man. die ruimte zoekt voor zijn enorme
kracht-expansie, die zichzelf een uitdrukking
weet van den geniaalsten vorm van den men-
schelijken geest. ..Men" ziet in De Moucheron
een fantast, óf een sluwe geldwolf, óf een
ijdeltuit, óf een tyran. Al die verscheidenheid
van portretten, wijzen er op. dat het ware
wezen van De Moucheron niet werd begre
pen. Slechts hijzelf was zich bewust van zijn
formaat". Een heroïcq gemoet en liet nooyt
te voorderen 'bevorderen) heroïcqelycke sae-
cekn door vreese van swaericheyt", zeide hij
t'-'t de Staten van Zeeland. Voor de men-
schen uit zijn straat wat dit bluf. Voor óns
niet meer. Wij zien dit vernuft, dat de we
reld letterlijk omspant, als een heros, voor
wie bezit waarlijk niet het belangrijkst was.
maar wél: macht. De Moucheron is van Na
poleontisch hout gesneden; hij was alleen een
beetje beter opgevoed.
Naast deze drie heroën groepeeren zich
Hecmskerck en Gerrit de Veer. jonge man
nen. in de twintig, vervuld van dorst naar
groote daden. Zij zijn nog geen eigenlijke hel
den: daarvoor is hun stuwing te onnauwkeu
rig gericht. De bruising der jonge viriliteit
spreekt nog mee: ze timmeren er graag op
los uit louter genoegen, ze worden nog niet
verteerd door een idee. Daarom was het fout
te spreken van Heemskerck en Barents, als
de mannen van Nova-Zembla. Het was alleen
Barents Men heeft zich laten leiden door
de benamingen „schipper" Heemskerck en
„stuurman" Barents, maar l'Honoré Naber
heeft onomstcotbaar aangetoond dat Barents
wezenlijk de leider der expeditie was. Onge
twijfeld heeft Barents zélf meegewerkt, dat
Heemskeck tot schipper benoemd werd, om
dat hij daarmee deze post door een vertrouw
den jongeman zag bezet.
Trouwens: de bemanning bestond voor het
meerendeel uit jongeren: zelfs was Barents
de eenige getrouwde der opvarenden. De la
tere glorie van Heemskerck, in dienst der Re
publiek. heeft die van Barents overschaduwd
zooals Fruin reeds opmerkte. Ongetwijfeld
was Heemskeck een superieur man, maar hij
moest dit ten tijde var Nova Zembla nog
bewijzen. En hij bewees net ook: zijn goed
humeur, zijn rust. zijn vaste leiding na Ba
rents' dood getuigen reeds van zijn heroseken
aanleg. Nova Zembla zelf heeft hem tot held
gemaakt. Doch dat gebeurde na mijn laatste
bedrijf.
Rond deze centrale figuren bewegen man
nen als Oldenbarneveldt, Pauw, Hasselaer
zij zijn voorbeelden van het energieke regen
tengeslacht, dat de oeconomische balans van
het Westen in de hand hield. Wij kunnen
ons bijna geen voorstelling vormen van den
invloed, dien deze regenten, en speciaal een
Oldebarneveidt, bezaten. Zeker is, dat de
landsadvocaat een der belangrijkste schakels
was op het politiek-gewafelde Europa en een
der weinigen die den 30-jarigen oorlog heeft
voorzien.
Maar zij waren ook gehard en gestaald,
deze regenten! Was Oldenbarneveldt niet
lange jaren vrijwilliger geweest op 's Prinsen
vloot? Is de naam Hasselaer niet roemruch
tig verbonden aan het beleg van Haarlem, en
niet alleen door de dapperheid van zijn tan
te, die geen volksvrouw was, o legende! maar
een zeer aanzienlijke dame!, doch óók door
Pieter Hasselaer's eigen heroïek als jéugdig
vaandrig?
Toch wat zij ook zijn; jong of oud, deze
menschen geven getuigenis van een vitale
kracht, van een nationaal karakter-bewust-
zijn, waar wij in bewondering naar opzien.
Geschiedenis is er niet alleen om op te vege-
teeren, maar vooral om te dienen als onder
bouw voor ons eigen willen. Want alleen de
ideeën, die op een historische gelpding stoe
len, hebben vitale waarde. Nooit zal in een
volk een idee voedsel vinden ,dat geen aan-
knoopingspunt heeft in het verleden. Wan
neer de leek van het „leerzame" der geschie
denis spreekt, dan doelt hij er op. dat de
geschiedenis ons en vaak in onszelf!
ideeën herkennen laat. en zoo tot een daden-
bewustzijn brengt, dat we voordien niet be
zaten.
Dit is, als men er naar vraagt, het „nut"
van een nationaal heldendrama: het wil den
modernen levenden mensch in rapport bren
gen met het levende verleden om daardoor te
worden bevrucht. Het levend verleden: vroo-
lijk en tragisch, boeiend en vooral heroïek
om ons, moderne levenden, tot bewustzijn te
brengen van eigen heroïeke mogelijkheden.
„FAUST" DOOR DE AMSTER-
DAMSCHE OPERA.
MEJ. PIM KOK ALS MARGARETHA.
De Amsterdamsche Opera zal op Dinsdag 10
April in den Stadsschouwburg een opvoering
geven van de Opera Faust. Voor de rol van
Margaretha is geëngageerd mej. Pim Kok. Dit
is haar eerste optreden in Nederland als ope
ra-zangeres.
Zij genoot haar opleiding te Weenen aan de
Meisterklasse vanProf. Duhan. Na het behalen
van haar einddiploma trad zij verscheidene
malen te Weenen met groot succes op.
Ongetwijfeld zullen velen dit eerste optreden
van onze stadgenoote willen bijwonen.
DE
VOORPEEHGSTE
WAS
VOOR ZEIL
EX MEUBELEN
(Adv. I-ngez. Med.)
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONC
De merkwaardigste van de Nederlandsche
uitzendingen der komende week is zeker wel
die van Strawinsky's „Le Sacre du Printemps"
(Hilversum, Zaterdagnamiddag), een koene
onderneming van den dirigent Eduard Flipse
met het Rotterdamsch Philharmonisch orkest!
Immers „Le Sacre" geldt voor het moeilijk
ste van Strawinsky's werken en is dan ook
voor zoover ik weet hier te lande tot nogtoe
alleen uitgevoerd door het Concertgebouw
orkest onder leiding van Pierre Monteux, die
er in het eerste jaar van zijn Amsterdamsch
leiderschap algemeene bewondering voor zijn
schier ongelooflijke dirigeertechniek mee ver
werkte. De gecompliceerde structuur van het
in de Slavische muziek en geestesgesteldheid
wortelende werk vereischt van den leider
de allerhoogste bekwaamheid. Maar tevens is
het, met „L'Oiseau de Feu" en met „Petrouch-
ka" een bewijs van de genialiteit, het meeste:
schap in de orkestbehandeling en den durf
van den jongen in Parijs wonenden Russi-
schen meester (geb. in 1882), die in latere
werken tot veler spijt bewust den weg eener
onmiskenbare reactie insloeg en een soort van
ultra-moderniseering van Bach en Mendels
sohn ging propageeren. In „Oiseau de Feu"
zijn nog veel invloeden van Str.'s leermeester
Rimsky-Korssakow bemerkbaar, maar in „Pe-
trouchka" en „Le Sacre" heeft de componist
zich zeiven geheel ten voeten uit gegeven
zonder eenige breideling van zijn geniaien
aanleg en van zijn hartstochtelijk tempera
ment. ,.Le Sacre", het „Lenteoffer" beschrijft
het uitbarsten van de levenskracht der Natuur
en de indrukken, die dat proces op den primi
tieven mensch maakt. Zelfs tegenstanders van
Strawinsky's richting erkennen er een mees
terhand in.
Het tweede gedeelte van het concert, waarop
„Le Sacre" wordt uitgevoerd zal ons op rus
tiger terrein brengen. De 4de „Symphonie van
Mahler beschrijft de tegenstelling tusschcn
het aardsche en het hemelsche leven, dit
laatste aan de hand van een gedicht uit „Des
knaben Wunderhorn", Deze symphonie is een
voor de microfoon geen zeldzame verschijning
nog kort geleden hoordé ik de uitzending er
van uit Toulouse, die echter voor onze ver
wende Hollandsche oóren nogal teleurstellend
was; niet omdat de sopraansolo in een Fran-
sche vertaling werd gezongen, maar wel om
dat blijkbaar de Fransche dirigent een visie
op Mahler's werk had. die zeer afweek van
die waarmee wij door een man als Mengelberg
vertrouwd zijn geraakt. Slordig, haastig, met
coupures er in, leek het een caricatuur van
de voorstelling, die wij er van hebben. Ik heb
vroeger wel eens vermeld, dat in de eersre
jaren na het verschijnen van dit werk door
sommige bevoegde beoordeelaars getwijfeld is
aan de ernst van Mahler's bedoelingen en het
geheel als een parodie beschouwd is. Men is
tegenwoordig wel over dit standpunt heen en
vat het naieve niet meer als spotzucht op. Dat
in het eerste hoofddeel de alledaagschheid
van het aardsche leven geschilderd is, lijdt wel
geen twijfel; evenmin dat Mahler met zijn
thema's nog al eens leentjebuur gespeeld heeft
bij Schubert.
Een ander orkestwerk, waarvan de uitzen
ding (Londen reg„ Zondag) de aandacht ver
dient, is de „Turandot"-Suite van R'Jsoni. Het
sprookje van de wreede Chineesche prinses
Turandot. die al haar huwelijkscandidaten
drie raadsels opgaf en hen liet onthoofden als
zij die niet konden oplossen, is reeds lang voor
Busoni muzikaal verhandeld. Zoo bestaat er
Turandot-muziek van Weber. Nog in den jon-
sten tijd is de stof doorf Puccini (in een
postume opera) behandeld.
Busoni's muziek heeft betrekking op het
sprookjesspel van den Itaiiaanschen dichter
graaf Carlo Gorzi (1720—1806) dat in 1801 door
Schiller voor het theater van Weimar vertaald
en bewerkt is. De Suite ontstond in 1906; 12
jaar later heeft Busoni haar uitgewerkt tot
een opera in twee bedrijven op eigen tekst.
Voor het mengsel van dramatische situaties
en van de stereotype kluchtfiguren van de
oud-Italiaansche comedia dell' arte heeft B.
een muziek geschreven die zelve een mengsel
is van scherts, ironie, parodie, dramatische
spanning en tragischen ernst. De oud-Chinee-
sche toonladder is er in verwerkt. De acht
deelen, waaruit de Suite bestaat, zijn de vol
gende.
1. De Terechtstelling, de Stadspoort (van
Peking, met de hoofden der ongelukkige can-
didaten op ijzeren staven), het Afscheid.
2. „Truffaldino". het muzikale beeld van den
komischen haremopzichter.
3. „Altoum", het optreden van den machti
gen Chinëeschen keizer.
4. „Turandot", de karakteristiek van de
hoofdpersoon.
5. Het vrouwenvertrek, onderhoud van
Turandot met haar slavinnen.
6. Dans en gezang.
7. Nachtelijke wals.
8. „In modo di marcia funebre e Finale alla
Turca.
Busoni's vioolconcert zal door Londen reg.
Donderdag worden uitgezonden.
Van de Huizer uitzendingen wijzen we op
die van Handel's Oratorium „Jephta" (Vrij
dag). De stof behandelt de geschiedenis van
den legeraanvoerder, die door een onbedachte
gelofte zijn dochter Iphis moet offeren. Op
h;t laatste oogenblik verhindert hemelsche
tusschenkomst de offerande. We hebben hier
dus een parallel met de geschiedenis van Iphi-
genie, de dochter van den Griekschen veldheer
Agamemnon.
Gedurende den arbeid aan „Jephta" (1756)
werd Handel blind; de sporen van zijn toe
nemende oogziekte zijn in het handschrift der
partituur merkbaar. Ook aanteekeningen van
H.'s hand onderaan een paar bladzijden heb
ben daarop betrekking. Op zijn muzikaal
scheppingsvermogen had de ziekte geen in
vloed. In 't bijzonder mag het laatste tafereel
van het tweede deel, waar midden de overwin
ningsvreugde de tragiek van de ongelukkige
gelofte dringt genoemd worden als een der
meest grootsche momenten uit de heele litte
ratuur van het Oratorium.
Een andere Huizer uitzending van Don
derdag eischt een kleine rectificatie. Bij de
Sonate op. 109 van Beethoven zijn 4 deelen
door letters vermeld, hetgeen een verkeerd
beeld van den bouw geeft, Inderdaad zijn a en
b. geen verschillende deelen: het kort na den
aanvang intredende Adagio is niet anders dan
de zangthemagroep van den hoofdvorm, welke
groep hier een ander tempo en andere maat-
indeeling heeft dan de hoofdthemagroep. Zoo
wordt het eerste hoofddeel: hoofdthema (Al
legro), zangthema (Adagio), doorwerking en
reprise (Allegro en Adagio), Coda (Allegro). Een
(Adv. Ingez. Med.)
Ernest Claes, Kobeke (Wereld
bibliotheek). M. H. Szekely Lulop.
De andere wereld. (Elsevier). Jo
han Fabricius, Leeuwen hongeren in
Napels. (Leopold.)
Arm aan goede vertellers is de Hollandsche
letterkunde van vandaag niet. De drie boe
ken, waarvan ge de titels hierboven vindt,
zijn, hoe uiteenloopend van waarde ook ove
rigens, stuk voor stuk onderhoudend geschre
ven verhalen, die ge met een zeker gemakke
lijk welbehagen, zonder vermoeienis, ten
einde leest, en waaraan ge een prettige her
innering bewaart als aan dingen die aange
naam waren, zonder diep te ontroeren.
Toetst men de drie op de waarschijnlijk
duurzame kunstwaarde dan zal zonder twij
fel Kobeke van het hoogste gehalte blijken.
Bij Ernest Claes vinden wij niet slechts de in
tellectueels schrijf capaciteit waarover ook de
beide anderen beschikken, hij bezit die in
gelouterden vorm, waardoor de techniek van
het schrijven op den achtergrond komt en de
sfeer van een ieven, van een land, grooter
beteekenis krijgt dan de kleine feitjes die
dat leven vormen. Claes heeft een fijnzinni-
gen humor, waarbij die van mevrouw Szekely
alledaagsch wordt, al heeft ook zij momen
ten van geestige observatie en beelding. De
groote genegenheid die de kunstenaar voor
zijn object moet gevoelen, wil dat laatste tot
iets van zelfstandige waarde worden, is bij
hem klaarblijkelijk. De geschiedenis var.
Kobeke is die van een eenvoudig boerenjog-
gie. een leuk Vlaamsch ventje, wiens voor
naamste levenservaring blijven zal zijn po
ging om kloosterling te worden. Een poging
die falen gaat. omdat het volle wereldsche
leven hem toch te zoet lijkt, hijzelf te sim
pel is om het als broeder ver te brengen en er
tenslotte een meiske is, zijn Nelleke uit zijn
kinderjaren, die wel op hem heeft willen
wachten. Dat is nu wel niet overweldigend
interessant, dat leven, maar Ernest Claes
maakt daar een verhaal van, zoo hartelijk
en echt van den bodem, waarop dit alles zich
afspeelt, dat ge die genegenheid van den
kunstenaar in u zelf voelt overgaan, dat ge
voor die voor ons gevoel soms zotte dingen
sympathie gaat krijgen en ge dóórleest en
dóórleest en blij zijt e .ns even ontrukt te
worden aan die ons voorgeschreven nuchter
heid, die feitelijk niets is dan onmacht om
iest anders te doen dan registreeren en orde
nen van soms amusante, soms pijnlijke en
meestal alledaagsche zakelijkheden. Claes is
een Vlaamsch prozadichter zonder dichters-
pretentie, hij schrijft schijnbaar zoo eenvou
dig en gemakkelijk weg zijn verhaaltje neer,
maar zoo ge er ook maar een beetje gezicht
op hebt herkent ge spoedig ook de knappe
techniek van zijn werk, die te knapper is wijl
ze bijna onopgemerkt langs u heen gaat.
Mevrouw Szekely heeft in betrekkelijk kor
ten tijd in Holland naam gemaakt als schrijf
ster. Zij heeft alle eigenschappen voor een
publiek succes, voor groote oplagen en een
waardeering zoowel onder lezers als onder
schrijvers. In hoeverre dat voor rekening
komt van de belangstelling die men voor ro
mans. die in de tropen spelen, gevoelt, kan
ter zijde gelaten worden. In hoofdzaak komt
die waardeering wel voort uit de onmisken
bare gemakkelijkheid waarmee ook deze
vrouw schrijft en uit de toegenegen geestes-
scherpte waarmee zij het koloniale leven
heeft waargenomen en verwerkt. Ook „De
andere wereld" is weer een op de rubberplan
tage zich ontwikkelende geschiedenis. Pie-
ter Pot's levenshistorie, hoe hij van onaan
zienlijk Amsterdamsch burgerjongetje uit
groeit tot kapitalistje met princelijke verlan
gens, vormt de draad van het verhaal waar
in echter voor mijn gevoel de attractie nog
bovendien in het bijwerk te vinden is. In de
karakteriseering van Pot en de oudere em-
ployé's op de onderneming slaagt zij voortref
felijk. in de beschrijving van de entourage,
waarin gearbeid moet worden, eveneens, en
daarin toont zij vaak een humor, die ge bijna
onhollandsch zoudt noemen. Men kan zich
misschien afvragen of die toestanden niet
alreeds als „historie" beschouwd moeten
wordendat doet aan de schrijfwaarde van
het werk natuurlijk niets toe of af. Stijl bezit
deze schrijverij in geringe mate maar aan
den anderen kant is ze weer zoo verzorgd,
dat men de gelijkmatigheid waarmee zin aan
zin, hoofdstuk aan hoofdstuk gerijd zijn,
gaarne over het hoofd ziet. De groote ver
dienste van dezen auteur is misschien juist 't
gemis aan opgewondenheid, aan gevoelscli-
max en de ononderbroken beschaafde vertel
toon waarin het geheel gehouden is. En er
gebeurt zóóveel met al deze lieden die er aan
te pas komen, en mevrouw Szekely weet zóó
veel van ze, dat men naar haar blijft zitten
luisteren, al zijn die lieden zelf au fond de
moeite eener kennismaking nauwelijks
waard.
Maar dan komt een figuurtje als Asminah
Pot's inlandsehe huishoudster ons er aan her
inneren dat diezelfde schrijfster, die zoo ge
zellig doorpraten kan, toch ook figuren
schept van een prachtige dichterlijkheid en
dat doet met een klaar-heldere genegen
heid, die niets met sentimentaliteit of valsch
gevoel te maken heeft. En ook in de tragiek
van dien ganschen Pieter Pot komen trekken
voor van een zuiver levensgevoel, al lijkt hij
mij, meer dan een figuur als Asminah. ver
standelijk geconstrueerd. Een romanticus van
vijftig jaar geleden zou van dien Pieter Pot
een fanatiek ridder van de droevige figuur
gemaakt hebben. Mevr. Szekely is van dezen
tijd en wars van fantastiek die niet met de
camera opgenomen kan worden. Die fantas
tiek is voor haar onbereikbaar en daarom is
het interessant als zij, doorschrijvende, lang
zamerhand genoodzaakt zal worden haar ko
loniale jeugdherinneringen los te laten en uit
een ander vaatje te gaan tappen, af te
wachjen hoe zij dat nieuwe vat zal aanslaan.
Doch voorshands hebben wij ons slechts te
verheugen over de aanwinst der Hollandsche
litteratuur, die mevrouw Szekely ongetwij
feld is.
Dat Johan Fabricius na het succes der „Ko
medianten" en „Melodie der Verten" ter af
wisseling eens een eenvoudig fait-divers, een
gemengd bericht uit de krant heeft te baat
genomen om er een boek omheen te fatsoe
neeren, zullen we hem niet kwalijk nemen,
maar het kan zijn reputatie als artist moeilijk
verhoogen.
Een paar jaar geleden las men in de krant
dat in Italië een bekend Duitsch circus was
gestrand en failliet verklaard en dat er voor
de wilde beesten geen voedsel meer te krijgen
was. Dit „geval" aangekleed tot romantisch
getint verhaal waarin een jong Napoli-
taansch advocaat de „heldenrol" vervult,
vormt den inhoud van „Leeuwen hongeren 'in
Napels".
Het boek maakt onverbiddelijk den indruk
maakwerk te zijn. „Potboilers" noemden de
schilders van de Haagsche school de dingen,
die zij voor de Amerikaansche markt maak
ten, waarbij ze zichzelf voortdurend copieer-
den. Voor de hap-hap noemde men dat. Fa
bricius schrijft even gemakkelijk als de Ha
genaars schilderen en hij heeft eenzelfde
werklust als zijn vader, de tooneelschrijver
indertijd vertoonde. Ongelijkheid in waarde
is dan vaak het gevolg en van een grooten
stijl in het werk kan moeilijk sprake zijn.
Zelfs niet van een kleinen stijl, wanneer men
zich maar gaan laat op het gevoel van nu
eenmaal vlot te kunnen schrijven. Dan ko
men er van die stijlloosheden als een lange
zin van 25 regels druks, waarop we al op pag.
1 vergast worden. Rémy de Gourmont, een
der fijnste stylisten der Fransche moderne
litteratuur, zat eens te luisteren naar zijn
broer Jean, die hem een stuk voorlas, voor
den Mercure de France geschreven. Jean was
midden in een langen zin en zou juist twee
periodes door het woordje „en" verbinden.
„Stop" riep Rémy. „schrap dat „en" en begin
een nieuwen zin." Dat was de mooiste les in
goeden stijl vertelt Léautaud, die er bij zat
die ik ooit gehad heb.
Maar dat is alweer lang geleden en in de
zen tijd van snelle productie is veeleischend-
heid misdadig geworden.
J. H. DE BOIS.
wel zeer verkorte, doch evenwel herkenbare
hoofdvorm dus.
Nu we toch aan het verbeteren zijn, mogen
we ook wel het bericht van Langenberg (Zon
dag) „Walter Schneiderhen speelt de Kreut-
zersonate" onder handen nemen. Om de
Kreutzersonate te spelen zijn er twee noodig;
niet één daarvan „aan den vleugel", maar
twee gelijkwaardige partners. Zoo het bericht
geen vergissing is, getuigt het van een zelf
overschatting, die bij solisten meermalen voor
komt.
Op het concert van Londen reg., waar Buso
ni's vioolconcert gespeeld zal worden, wordt
ook de Faust-Ouverture van Wagner uitge
voerd. Liszt's Faustsymphonie hebben we nog
pas kunnen hooren: ook Wagner schijnt oor
spronkelijk een driedeelige symphonie geplant
te hebben. De overige deelen zijn echter niet
geschreven. Het stuk werd in Parijs geconci
pieerd, doch later in Zürich omgewerkt. Het
geeft eenigszins een levensbeeld van Wagner's
eigen moeilijke jaren in Parijs. Echter wijst
het in het tweede thema naar Tristan
vooruit.
MUZIEK.
R.K. Oratoriumvereeniging.
Groene palmen en veelkleurige bloemen
sierden Vrijdagavond het podium der ge
meentelijke Concertzaal; meer in aantal dan
gewoonlijk hadden zij ditmaal ook een bijzon
dere beteekenis als huldebetuiging aan den
dirigent Hubert Cuypers bij zijn zestigsten ver
jaardag, als symbolen van de frissche en
bloeiende kracht die nog steeds van hem uit
gaat. Nog duidelijker vorm nam de huldiging
aan na het einde van het eerste deel der uit
voering toen Pastoor Van der Wiel de betee
kenis van den jubilaris als koordirigent en
componist schetste en memoreerde waarom
men Cuypers waardeert en bewondert: om
zijn persoon, om zijn werkzaamheid als paeda-
goog, als ikoorcomponist, als renovator van den
Gregoriaansclien kerkzang, als een der voor
aanstaande Nederlandsche koorleiders. Her
haaldelijk werd deze toespraak door een spon
taan applaus onderbroken. En daarna kreeg
de hulde tastbare gedaante: een bloemen
krans en een aangrijpende teekening van den
Crucifixus vormden de geschenken van het
koor; een vergankelijk en een blijvend aan
denken.
Met deze huldiging was de muzikale uitvoe
ring in zooverre overeenstemmend, als deze
bewees dat de feestredenaar niet te hoog van
Cuypers talent en beteekenis had opgegeven.
Dat wil zeggen- zij was in alle opzichten voor
treffelijk. Bovendien vermeed zij de platge
treden paden. Men kent van „Le Déluge" het
ernstige, ten deeie fugatisch gebouwde voor
spel met de mooie vioolsolo; men kent van
,,L' Enfant prodigue" de aria van Lia. maar
hoe zelden kan men beide werken, waarvan
het eene evenzeer in de richting van het ver
leden als het andere in dit der toekomst wijst,
in hun geheel hooren 1
Niet overal is Saint-Saëns „poème biblique"
in muzikaal opzicht conservatief; en ik kreeg
zelfs den indruk, d&t de retrospectieve gedeel
ten niet de sterkste zijn. In het tweede deel
heeft de compnist wèlbeproefde middelen ge
bruikt om den zondvloed te schilderen; de
siotfuga van het derde deel is knap gecon
strueerd maar de lyrische gedeelten, waar de
toondichter zich vrij van de banden van het
verleden toont, hebben toch den meesten in
druk op mij gemaakt. Niet terstond de eerste
tenorsolo. Marcus Plooyer scheen er niet di
rect geheel in; zijn zang en dictie kwamen
aanvankelijk "niet boven het gewone peil uit.
De altsolo van Annie Woud voerde in eens
naar hooger sferen, en, of de sublieme vlucht
van haar vertolking tot navolging dwong: To
van der Sluys. Marcus Plooyer en Louis Bogt-
man deden ternauwernood voor haar onder
en leverden zoowel individueel als gezamelijk
prachtige prestaties. Het koor had zijn groot
ste taak in hettweede deel en kweet zich daar
van uitstekend maar ook in de andere gede:V-
ten waren de beschaafde klank en zuiverheid
te roemen. De vioolsolo van den Utrechtschen
concertmeester Jan Vellers oogstte zulk een
succes, dat zij herhaald werd, en de tweede
maal klonk ze nog mooier en zuiverder dan de
Debussy heeft in zijn jeugdwerk ,,L' Enfant
prodigue" reeds een heel andere muzikale taal
gesproken dan zijn voorgangers al is het raf
finement en het streng persoonlijke van zijn
latere werken er nog niet in aanwezig. Merk
waardig is hoe de jonge componist alle con-
ventionneele wendingen heeft weten te ver
mijden zonder den indruk van gezochtheid te
verwekken en zonder aan het hartstochtelijke
der uitingen afbreuk te doen. De orkesibehan-
deling is zeer fijn en kleurrijk, en het Ux-r.
Sted. Orkest, dat ook in „Le Déluge" uitne
mend gewerkt had deed haar alle recht we
dervaren. To v. d. Sluys was nu de voornaam
ste der solisten, voornaam ook tot in de meest
gepassionneerde en smartelijke uitingen toe.
Marcus Plooyer zong de partij van Azaël be
wogen en vol gevoel; Louis Bogtman's sonoor
baritongeluid gaf aan de Simeonpartij een
prachtig relief. Het koor is in ,,L' Enfant pro
digue" van secundaire beteekenis.
Deze uitvoering was aanmerkelijk minder
bezocht dan vorige der R.K. Oratoriumvereeni-
ginz: zij had om haar voortreffelijke eigen
schappen en om haar programma een stamp
volle zaal verdiend
Velen maakten in de pauze gebruik van de
gelegenheid die gegeven was om den jubilaris
te .complimenteeren.
K. DE JONG.
„DE EERSTE DE BESTE" IN DEN
STADSSCHOUWBURG.
Naar wij vernemen is het de directie van
den Stadsschouwburg gelukt, het nieuwste
successtuk van de Amsterdamsche Tooneel-
vereeniging „De Eei'ste de Beste", voor Vrij
dag 13 en Zaterdag 14 April a.s. ter opvoering
in den Stadsschouwburg te verkrijgen.
DEMONSTRATIE VAN VOLKSDANSEN.
Onder leiding van den heer H. van Wa
teren zal op Maandagavond 14 Mei in de
Gemeentelijke Concertzaal een demonstratie
van volksdansen plaats hebben, waaraan
clubs zullen medewerken van de Vereeni
ging tot bevordering van het onderwijs in
kinderverzorging en opvoeding: de A. J. C.,
den Tre'kkersbond; den Ned. Bond van Ab
stinent Studeerenden; de Padvindsters en de
Ned. Meisjesclubs
CHRISTELIJK FILMCOMITé.
Op den eerstvolgenden filmavond van dit
Comité zal worden vertoonde de „In Memo-
rlam"-film van wijlen H.M. de Koningin-
Moeder, alsmede de volledige filmreportage
van de plechtige uitvaart.
Als hoofdfilm wordt dienzelfden avond
waarschijnlijk zal dit Zaterdag 14 April zijn)
gegeven „Maha-Soetji". Java's bergen en
vulkanengeweld, het bekende werk van
Ochse van .Polygoon".