INCASSO-BANK Letteren in ICunst DE WEDSTRIJD VAN JACOB VAN LENNEP. BIOSCOOP. HANDELS- CREDIETEN HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl Radiomuziek der week ZATERDAG 21 APRIL 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 17 HET TOONEEL. Varia De Gulden Palm Zuid Limburgsch Tooneel. Was ik het met de officieeele uitspraak, voor wat den eersten prijs betreft, volkomen eens, in mijn beoordeeling van het spel der andere vereenigingen verschil ik in alle opzich ten met de jury. Eerlijk gezegd, is het mij een raadsel, hoe men aan de Limburgers, die volgens mij in ieder opzicht onderaan ston den en een opvoering ver beneden gemiddeld dilettanten-peil gaven, den tweeden prijs heeft kunnen toekennen. Ik wil daarom mijn verslag over het spel der vereenigingen Va ria, De Gulden Palm en Het Zuid-Limburgsch Tooneel geheel los van de uitspraak der jury geven, waaruit dan vanzelf volgt, hoe mijn oordeel als jury-lid zou zijn geweest. De opvoeringen van Varia en De Gulden Palm verschilden slechts heel weinig in kwa liteit. In de Galante Kavalier waren de dames beter dan in Peggy, m'n schat, maar de hee ren kon ik in het laatste stuk weer meer waardeeren dan in het eerste. Varia vormde echter meer een ensemble. De dames stonden bij De Gulden Palm te ver boven de heeren. 't spel van de verschillende spelers was bij de Vlamingen ook door de voor dit millieu te geraffineerde actie van Mariette niet zoo op elkaar ingesteld als bij Varia. De voorstel ling van de IJmuidenaren sloot beter, was meer een geheel en al hadden wij in het En- gelsche mileu, waarin Peggy, m'n Schat speelt, gaarne wat meer distinctie en En gel - sche sfeer gezien, zoo stonden zij toch nog niet zoo ver van de Engelsche society af als de Vlamingen van den kring van den subsi stuut-officier en Baron Max van Benk in De Galante Kavalier. Als geheel stel ik de op voering van de IJmuidenaren dan ook iets boven die van de Leuvenaren al vind ik het verschil dan ook zeer' gering. Een te kort in de opvoering van Varia was het dat men Eeggy m'n Schat niet genoeg als blijspel speelde. Mevrouw RozaPeek is een pittig actricetje en zij trof mij ook nu weer door haar natuurlijk, dikwijls ook frisch spel. maar zij heeft een gevaarlijke neiging- voor het overgevoelige. Dat bleek ook nu weer in haar rol van Peggy, waarin zij het sen- timenteele te veel accentueerde, terwijl zij voor het karakter van het stuk dit juist niet zoo zwaar had mogen nemen. Overigens had zij als Peggy zeer veel goeds en speelde zij de rol over het algemeen met levendig entrain. Zooals uit het verslag der jury bleek, heeft het dan ook maar weinig gescheeld, of zij had een personeele prijs verworven. Mevrouw Boeree is altijd wat gekunstelder in haar spel, ook nu als Alice. Het afge- metene, stijve van Alice was wat te gem&akt om als natuurlijk volkomen te overtuigen. Toch was er ook in haar spel zeer veel te waardeeren en wensch ik haar van harte geluk met haar tweeden prijs bijrol. Ietwat te gekunsteld was ook het spel van mevrouw List—Daalder, die trouwens ook niet genoeg de ongenaakbare en in wezen on uitstaanbare Mrs. Chichester was. al had zij dan ookevenals mevrouw Boeree heel goede momenten. 'n Zeer goede rol was Alaric van Jack Roza Hij speelde deze parodie op een jongen man geestig enN genoeg ingehouden om niet wat het gevaar voor deze rol is een volmaakt paskwil te worden. Jack Roza won het In alle opzichten van den Baron in De Galante Kavalier en bleef ook veel meer ondanks zijn idioterie het rijkeluiszoontje. Een zeer geslaagde en lang niet gemakkelijke niais-rol. De heer Boeree heeft een prettige, ongedwongen ma nier van spelen, maar ik heb hem toch wel eens losser en vooral charmeerender zien spelen dan in de rol van Jerry. Hij bleef met al zijn goede hoedanigheden van jeune premier te veel een mijnheer uit IJmuiden en het was moeilijk in hem een jongen Lord lid van het Hoogerhuis nog wel te zien. Maar sympathiek was hij zeker en dat was voor deze rol van groot belang. De heer Holtslag was als notaris niet heel ge lukkig: zijn spel bleef wat kleurloos en mat wat wij anders van dezen speler allerminst gewoon zijn. De heer Bais en mevrouw De Neve vormden een aardig stel bedienden Bais was de beste van de twee en pasten wel in dat Engelsch-Hollandsch milieu. Verre de zwakste was de heer De Back. die de rol van Brent den D'ïu Juan zonder veel scru pules feilijk ïwet aan kon. De Leuvenaars trachtten geen Duitschers te maken van de personen in het blijspel van Curt Kraatz en Max Neal, maar transformeer den het stuk zoo veel mogelijk naar Vlaan deren. al verscheen Fritz Huger dan ook met een Dnitsche studenten-pet. Toch is De Ga lante Kavalier te veel Duitsch om deze trans formatie naar Vlaanderen geheel te kunnen verdragen. Het nv.lieu van den subsituut- officier werd door deze verhuizing nu burger lijker dan gewenscht was. Dit kwam wel het meest uit in den persoon van Baron Max van Benk. In wien wij onmaeliik een verove raar met blauw bloed konden zien en die ook in ziin spel zeer onvoldoende was. De heer Karei Matt.hijssen heeft voor zijn club dan ook veel bedorven. De heer Lode Francois was een wat te plomp burgerlijk heerschap voor een substi tuut-officier van justitie en zün snel was ook te log en te zwaar voor dit blijspel, althans in de eerste helft van het stuk Later werd het beter en vooral in de ..afrekening' speelde hij meer in den gewenschten comédie-toon. De heer Frans Vanderveeren in de rol van Harry Brown had het meest komisch talent van 'de heeren. Hij deed in zijn snel nu en dan aan Costant van Kerckhoven Jr. denken en speelde met verve. Alleen maakte hij het ons 'onmogelijk in d^zen jongen man een Amerikaanschen Staalkoning te zien. Deze kant van de rol kreeg te weinig, of eigenl'ik In het. geheel geen relief van den speler. De heer Vanderveeren soe°lde ?'ch zelf en hij deed dat leuk, dikwijls zelfs vermakelijk, maar hij kroop niet in de huid van den Ame rikaanschen rijken zakenman. De kleine rol len die van den deurwaarder, den kellner en den gerechtsdienaar werden voldoende getypeerd, al konden ze volgens mij ook geen van drieën in aanmerking komen voor een eervollee vermelding, laat staan een prijs. De heer Piet Dewalens deed meer denken aan een leerling van een ambachtsschool dan aan een student en speelde ook onvoldoende, De dames ResyVerschuuren en Nina Logman staken bij De Gulden Palm wel ver boven de heeren uit. Mevrouw ResyVerschuuren is eenige jaren aan het beroepstooneel verbon den geweest, wat men aan haar spel ook on middellijk zag. Zij beschikt blijkbaar over groote routine, ja zelfs raffinement, wat een voordeel, maar ook eenigszins vooral in dit milieu van dilettanten een nadeel bleek te zijn. Haar spel stond wel heel apart in dit en semble een afzonderlijk compliment ver dient zij voor haar zeer smaakvolle toiletten en voor de wijze, waarop zij deze wist te dra gen en men voelde door haar geraffineerd heid, wat er aan de anderen te veel ontbrak. Mevrouw ResyVerschuuren is ongetwijfeld een actrice, die wat kan, maar haar spel leed door te veel routine. Het was te veel kome die. te tooneelmatig. O zeker het was knap, dikwijls, vooral in de eerste twee bedrijven zelfs heel knap in het laatste bedrijf was zij veel minder goed op dreef maar ik had toch graag wat meer natuurlijkheid in haar spel gezien. In dat opzicht won mej. Nini Logman, die een en al spontane natuurlijkheid was, het van haar. En mej. Logman speelde daarenboven levendig en opgewekt en vulde evenals trouwens mevrouw ResyVerschuuren het tooneel. Hoe voortreffelijk waren telkens haar sorties! Met .haar prettige, gezond-vroolijke verschijning kwam er telkens iets van de frissche jeugd op het tooneel, al was zij dan ook een wel wat erg rijpe bakvisch. Het geheel zou bij de Gulpen Palm nog hebben gewon nen, wanneer er in vlotter tempo gespeeld ware geworden. Het was nu voor een blijspel soms rijkelijk zwaar. Den regieprijs zou ik deze vereeniging dan ook zeer zeker niet hebben toegekend. De Limburgers zijn mij erg tegengevallen en ik aarzel dan ook geen moment om deze club de zwakste van de vier te noemen. Er waren tooneelen zooals dat van de herkenning van den verloren zoon die zelfs belachelijk werden door het aller-miserabelste spel. Dat tooneel herinnerde mij aan opvoeringen op de kermissen van zesde rangstroepen uit mijn jeugd. Als men de toch zeer belangrijke rol van den „landlooper" niet beter kon bezetten dan door dezen wel zeer onbeholpen dilettant, had men het stuk niet ter opvoering moeten kiezen. Deze heer bedierf den toch al niet sterken indruk van het laatste bedrijf totaal. En ook de molenaar Arnold de heer Wim Schaffers was hier geheel onvoldoende en speelde trouwens heel den avond zwaar melo dramatisch. De hofmaarschalk miste wel elk adellijk cachet en stond op het tooneel, alsof hij doorloopend koliek had. Knablein, de gre nadier, die onder alle omstandigheden hals starrig zijn hooge, papieren grenadiersmuts ophield, was noch een soldaat uit het oude Pruisische leger, noch een minnaar, noch eeiv acteur. Hij was in één woord slecht. Was nu de hoofdpersoon Frederik de Groote een zeer sterk karakterspeler ge weest, dan zou de voorstelling van De Molen van Sanssouci nog boeiend hebben kunnen zijn, maar dat was hier ook niet het géval. Uiterlijk had hij in zijn houding en zijn stan den wel iets van den ouwen Frits en het was te zien, dat hij de portretten van dezen be roemden Pruisischen koning wel goed bekeken had. Malar de ouwe Frits is niet voor niets in de geschiedenis als Frederik de Groote bekend en van die grootheid merkten wij bij dezen vorst al heel weinig. O zeker, de heer Lou Hogenbosch zei sommige zinnen van zijn tekst lang niet onaardig, maar hij lijkt mij toch meer geschikt om den hoofdpersoon in een kunsthandel spekstraat 3 „prenen telefoon 15164 schoonmaken, vernissen en restaureeren van schilderijen (Adv. Ingez. Med.) Joodsch blijspel te spelen dan dezen soldaten- koning. Hij miste te veel koninklijke allure en koninklijken geest, die toch voor dezen vorst vriend van Voltaire beslist noodig zijn. Hij had goede, zelfs heel aardige momenten in zijn spel. maar men wordt nog geen Frede rik de Groote, al steekt men zich in zijn wa penrok en al neemt men nu en dan zijn hou ding aan. Voor een prijs zou ik hem zeker niet in aanmerking hebben gebracht, al was hij van de heeren in dit milieu ook verreweg de beste. Ook bij de Limburgers wonnen de dames het over het geheel van de heeren. Alie Vroomen speelde Lene, de molenaarsdochter, fleurig en in de romantische sfeer, die het stuk ver langt en ook Lize, de kribbige tante met het gouden hart werd een vermakelijke blijspel figuur, zooals zij door Jo Jungman werd gege ven. Den tweeden prijs bijrol gunnen wij Jo Jungman dan ook van harte. Het spijt mij het hier te moeten zeggen, maar de tweede prijs, aan deze vereeniging toegekend, lijkt mij in alle opzichten een ver gissing. En deze uitspraak heeft mij nog meer verbaasd na het aanhooren van het ove rigens zeer gedocumenteerde en ernstige verslag der jury. Ook de jury immers oordeel de heel slecht over het spel van den minnaar, den maarschalk en den verloren zoon drie zeer belangrijke rollen toch! sprak voorts in scherpe bewoordingen haar afkeuring uit over de tooneelaankleeding, die volgens haar op niets geleek, en maakte terecht aanmer king op grove regie-fouten, zooals op het ont breken van de luit en het steeds ophouden van zijn steek van den hofmaarschalk, ook tegen over den koning. Maar bij Thalia! op welke motieven werd bij zulke grove en er kende fouten, dan aan deze vereeniging door de jury de voorkeur gegeven boven Varia en De Gulden Palm? Hoe ik ook denk, ik kan er geen touw meer aan vastknoopen. Mijn ge loof aan de deskundigheid van de jury heeft door deze uitspraak dan ook een geduchte knak gekregen. J. B. SCHUIL. CINEMA PALACE. Behalve de hoofdfilm ..Parijs Danst", waarover wij reeds uitvoerig hébben ge schreven biedt het programma van Cinema Palace het gewone geïllustreerde nieuws van den dag, voorts een muzikale opname van het Concertgebouw-orkest dat onder leiding van dr. Willem Mengelberg de Marche Hongroise ten gehoore brengt en op het tooneel een instrumentale virtuoos Fred Houber. Kapitaal 30 OOO.OOO.— Reserve 9.300.000. kantoor: HAARLEM KRUISWEG 59 (Adv. Ingez. MedJ REMBRANDT THEATER. „Eimnal eine grosse Dame sein". Kathe von Nagy. Leeft eigenlijk niet in elk jong meisje het verlangen van Kitty Holm (Kathe von Nagy) en haar twee vriendinnetjes in „Ein- mal eine grosse Dame sein"? Nummer één wenscht een vriend, die haar vraagt: „Wil je mijn vrouw worden?", nummer twee, meer practisch wenscht „feine Kleider!" en Kitty Holm, het hoofdpersoontje uit de film. wenscht „Einmal eine grosse Dame sein!" Hoe begrijpelijk zijn alle drie deze wen- schen van die jonge meisjes en hoe prachtig is de sfeer getroffen, direct al aan het be gin van de film; de van hun week-end buiten genietende vriendinnen, die in den maannacht haar kampeertenten opzoeken en voor het slapen gaan nog even met verlan gende oogen op haar matras haar liefste wensch zachtjes voor zich zelf uitzeggen. Dit tafreeltje is zeldzaam mooi en prachtig van stemming en verklaart als het ware het heele verdere gebeuren. Kitty Holm is werkzaam in een auto handel en ze droomt zich meermalen hoe ze zich zou gevoelen, wanneer zoo'n prachtige limousine haar eigendom zou zijn. Ze heeft het geluk een prachtwagen te verkoopen aan den katoenmagnaat Thurmer voor zijn doch ter Ria. Op verzoek van Ria zal Kitty den wagen inrijden. Ook brengt ze Ria naar een modehuis, waar door Ria de schitterendste japonnen worden gekocht niet alleen voor zichzelve, maar ook voor Kitty die bijzonder in Ria's smaak valt. Kitty krijgt voor het verkoopen can den duren wagen van haar patroon een hoogs provisie, waarmee ze dol gelukkig is. In opdracht van Ria moet ze de auto naar Sophienbad brengen. Als ze in den wagen rijdt en merkt dat iedereen haar aanziet voor de eigeenares van de auto, rijpt bij haar het plannetje om haar droom tot werkelijkheid te brengen: een paar beeldige japonnen heeft ze, het geld van de provisie... een paar dagen kan ze een groote dame zijn! Op haar tocht naar Sophienbad heeft ze panne, een monteur verhelpt het euvel, een monteur, die zich bij het afscheid voor stelt als „baron Heinz von Wolfenstein". Kitty vat dat „baron" als een mop op, en stelt zich daarom voor als „Gravin" Kitty Holm. In het hotel gekomen houdt ze vast aan die titulatuur. Ze heeft zoo nu en dan be nauwde oogenblikken, maar ze geniet toch wel van haar „einmal eine grosse Dame sein". Baron Heinz von Wolfenstein heeft haar verblijfplaats ontdekt, komt haar opzoeken en verzoekt haar zijn tante en oom in hun slot te komen bezoeken. Ze redt zich eenige malen uit zeer moeilijke situaties. Haar „be drog" kwelt haar soms hevig, omdat ze Heinz heeft lief gekregen, zooals hij haar bemint. Op het laatst wordt het haar te bar en ze vlucht dood-ongelukkig naar haar vriendinnen. Dat alles op zijn pootjes terecht komt en Kitty Holm, Frau Baronln Heinz von Wol- (Adv. Ingez. Med.) EEN VOORBESPREKING door karel de jong Eindelijk, na lange, lange afwezigheid zien we den naam en het portret van Willem Men gelberg weer bij een concertgebouwprogram ma. De wilde geruchten, die van tijd tot tijd ondgestrooid werden, zijn dus gelukkig door niets gemotiveerde veronderstellingen of fan- tasiën gebleken: de eminente leider is her steld en zal de taak, die hij gedurende vele jaren op zoo unieke wijze vervuld heeft, weer opvatten. Dat hij ons als eerste vrucht zijner genezing Mahler brengt is geen wonder: Mahler's werk was Mengelberg steeds bijzon der dierbaar; wie wist het te herscheppen en die herschepping te propageeren als hij? Maar dat die eerste vrucht, dat eerste ge schenk, dat ons in een jubelstemming zal ge worden „Das Lied von der Erde" bevat, kan ik uit een oogpunt van symboliek geen ge lukkige keuze noemen. Zeker, de partituur bergt enorme schoonheden, en geen ander weet ze als Mengelberg aan het licht te bren gen. maar de grondstemming er van is die van een levensmoede: het slot klinkt lang zamerhand weg als het afscheid van een, die met het aardsche afgerekend heeft. En dit lijkt me niet een geschikt motief voor de vie ring van een herstel. Ongetwijfeld zal na de uitvoering van Mahler's werk een eindeloos ge jubel losbreken als begrijpelijke uiting van blijdschap over het weerzien en hulde aan den _,rooten dirigent. Maar staat zulk een gejubel weer niet in lijnrechte tegenstelling met den geest, die in het laatste deel van het werk. „Der Abschied", heerscht? Moet niet elke reactie op de vertolking in dit geval óf aan het werk. óf aan den leider te kort doen? Had in deze lente, nu de heele natuur opbloeit en zich gereed maakt voor een stralende Mei- pracht, Mahler's derde Symphonie „Pan erwacht, der Sommer marschiert ein" niet een mooier symbool voor den wederopbloei van het muziekleven in het Amsterdamsche Concertgebouw gevormd? Ik weet dat mijn be spiegeling nutteloos is. maar zij moest mij van het hart. We wenden nu onzen blik naar andere radioprogramma's. Daventry's „Grondslagen" vermelden de drie klaviersonates van Brahms, op. 1, 2 en 5. Zij behooren tot de eerste werken die Brahms liet uitgeven, en zijn in de jaren 1852 en 1853 ontstaan. Brahms was toen on geveer 20 jaar oud; het stempel van het vol komen meesterschap dragen deze „jeugdwer ken" natuurlijk nog niet. Maar productief was hij in deze jaren zeker, en verschillende pas veel en veel later uitgegeven werken, als zijn koraalvoorspelen en de as mineur-fuga voor orgel zijn ook uit dien tijd afkomstig. Tot de groote vormen voelde de jonge meester zich reeds toen aangetrokken, maar hij slaagde er nog niet in om zijn ongetwijfeld oorspron kelijke en belangrijke ideeën tot volkomen logische bouwsels te verwerken. Men bemerkt dit in zijn klaviersonates duidelijk; men be merkt het ook in de eerste uitgave van zijn trio op. 8, dat in 1854 ontstond, maar 36 jaar later de eer van een omwerking door de hand van den toen gerijpten meester genoot. Het is het eenige mij bekende geval dat Brahms aan een zijner jeugdwerken een revisie volvoerde. Tot het schrijven van klaviersonates is hij echter nimmermeer gekomen; uit den opzet van een vierde in d min. groeide het eerste pianoconcert, op. 15. Van de eerste sonate, op. 1 is het Andante eenige variaties op een oud-Duitsch minne lied het eerst ontstaan, de andere hoofd- deelen pas na de tweede sonate. Het hoofd thema van het eerste Allegro der sonate heeft Beethovensche trekken men heeft de ge lijke nis met dat der Kammerclaviersonate op. 106 gegispt maar de verdere structuur is niet die Beethoven: reeds de begeleidings figuren toonen het onderscheid. Veel en veler lei stormt daar nog dooreen zonder dat het voor ons gevoel tot een ideale geslotenheid komt, al is de hoofdvorm der sonate uiterlijk min of meer bewaard. Meer zich zelf in Brahms in het Scherzo, waarvoor destijds Schumann de toehoorders waarschuwde om dat het ..iemand een geweldigen schrik aan joeg en uit louter gedonder bestond". Het Trio geeft iets geheel anders: melodische lij nen op een kabbelende begeleidingsfiguur, zooals men dat ook in het Scherzo-trio van Schumann's op. 63 vindt. Ook in Brahms' derde Sonate op. 5 treft men een dergelijke zetwijze aan. Het hoofdthema der finale is een rhythmische verandering van dat van het eerste Allegro in 9 8 maat. We hebben dus hier een voorbeeld van „cyclischen" bouw. Het tweede thema heeft een beetje Mendelssohn- allures. De Sonate in fis kl. t. op. 2 is de oudste. Zij was aan Clara Schumann opgedragen. De com ponist noemde zich op het manuscript „Kreis- ler jun.". Robert Schumann toonde zich zeer ingenomen met het werk en schreef uit het gesticht te Endenich, waar hij toen reeds ver pleegd werd een brief met een lofrede voor den „anderswo herkommenden Johannes". Hij doelde daarmee op Brahms' o:rspronkelijk- heid. Nu, het begin der sonate is origineel ge noeg, energisch en onstuimig; het pathos van het tweede thema doet me wat opera-achtig aan. In deze sonate zijn Andante en Scherzo op hetzelfde thema gebouwd: dit thema illus treert een oud lied van graaf Toggenburg. Een weemoedige stemming heerscht er in: slechts één stormachtige variatie onderbreekt die. In het Scherzo wordt ze onrustig; kalmeerend werkt het echt-Brahmsche alternatief. De finale klinkt min of meer als een improvisatie; vele tempo- en karakterwisselingen bemoei lijken het overzicht. Het zuiver pianistische element speelt in dit stuk een niet onbelang rijke rol. De f. min. Sonate op. 5 is verreweg de meest gespeelde van de drie. Zij komt ook in de radioprogramma's niet zelden voor. De kern dezer sonate is het Andante met het motto „Der Abend dammert, das Mondlicht scheint; Da sind zwei Herzen in Liebe vereint Und halten sich selig umfangen." Het zaligste gedeelte staat in 3 4 Takt: de melodie heeft hier overeenkomst met een frag ment uit Wagner's „Meistersinger": Der Vogel der da heute sang" etc. Maar Brahms pleegde geen plagiaat, want hij was Wagner's werk 14 jaar voor. Overigens steekt in deze sonate meer Schumann dan in de andere twee. Van andere uitzendingen noem ik het „His torisch concert" (Huizen, Donderdag) en die van Maandag uit Miinchen, die Reger's kolos sale Variaties en Fuga op een thema van J. A. Hiller zal brengen. In net Huizer programma van Dinsdag heb ik tot mijn verbazing mijn eigen naam gezien Dit berust op een misverstand, aangezien ihjjn correspondentie met de omroepvereeniging niet tot overeenstemming had gevoerd, en ik dus mijn medewerking niet had toegezegd. Tot slot van deze bespreking wil ik wijzen op het gevaar, dat ligt in het vertalen van de titels van werken. Niet alleen is voor ons idee een „schitterende gril" niet hetzelfde als een capriccio brillant", maar „La Fllle aux che- veux de lin" is niet „Het meisje met de linnen haren", zooals onlangs een Nederlandsch pro gramma vermeldde, maar „met de vlasharen". Dezelfde omroepvereeniging annonceert nu „La Princesse jaune" (de gele, d.w.z. Mongool - sche Prinses) als ..De Prinses in 't geel". Als dit de bedoeling was, had St. Saëns toch niet van den Chineeschen toonladder gebruik be hoeven te maken. fenstein-Holm wordt, behoeft zeker niet ver meld te worden. Het is een alleraardigste film, waarin Kathe een zuiver levende Kitty Holm is en Wolf A'.bach Retty, Heinz von Wolfenstein uitbeeldt, zooals we dat van zijn creaties gewoon zijn. Buitengewoon goed is Ida Wüst als de tante van Wolf. Behalve de belangwekkende journals is er een geestige teekenfilm „The Worlds Af fair". Op het tooneel een tweetal zeer musikale Hongaarsche jongedames, Nelly en Olly Pu rolt, die op hoogst verdienstelijke wijze twee vleugels bespelen, zingen en een der twee bespeelt ook nog de harmonica. Een van haar nummers is een fragment uit „de Jantjes". Ze hadden veel succes. JOHN BOLES. LUXOR THEATER. Margaret Sullavan in: „Een brief uit het verleden". John M. Sta hl. wiens Only yesterday het Luxor Theater deze week onder den titel Een brief uit het verleden vertoont, heeft in deze film het door hem reeds in Back Street (De vrouw in de schaduw) behandelde on derwerp herhaald. Ook hier weer is het de vrouw, die de ééne groote liefde van het leven heeft gegeven aan een man. voor wien de hartstocht van het oogenblik slechts van voorbijgaanden aard is geweest. De man, ook in deze film nogmaals gespeeld door John Boles, gaat een huwelijk aan en de geliefde uit het verleden raakt op den achtergrond. In Backstreet staat de conventie en de maatschap pelijke positie tus- schen de twee slachtoffers van het drama; daar is de gehechtheid van den man aan zijn minnares ge bleven en uitge groeid tot een we- derzijd5che innig heid, welke zich echter slechts in de schaduw van het officieele ge zinsleven kan uiten Eerst in het aangezicht van den dood ver vagen alle maatschappelijke bezwaren en het gevoel triomfeert, nu het te laat is om het nog hier in dit aardsche bestaan te reali- seeren. In 0»ly yesterday is de kloof dieper; hier is het niet de maatschappij, die de liefde in den weg staat, maar het gevoel zelf is bij den man zóó verzwakt, dat hij zijn minna res. als zij een jaar na het korte geluks moment moeder geworden is. niet meer her kent. Op een andere wijze dan in de eerste film blijft ook deze vrouw in de schaduw het leven van den geliefden man volgen. En, brengt in het eerste geval de man op zijn sterfbed de onderlinge verstandhouding tot klaarheid, in het tweede geval is het de vrouw, die in haar laatste uren een brief schrijft, welke de man na haar dood tot bewustzijn doet komen. De man, ook thans weer een jonge ban kier, ontvangt den brief juist op het oogen blik, dat hij tengevolge van de krach van October 1929, de hand aan zichzelf wil slaan Maar de herinnering aan wat hij nu eerst beseft als hoogste waarde van 't leven te hebben verzuimd, schenkt hem een nieuwe taak; hij bergt de revolver weer in de la en reist af, om de opvoeding van zijn zoon op zich te nemen. De roman van deze film is minder over tuigend dan die van de vorige, Het valt moeilijk aan te nemen, dat een man met 'n zoo ernstige en fijne inborst als deze Jim Emerson 't meisje, met wie hij bij zulk een buitengewone en indrukwekkende gelegen heid kennis heeft gemaakt, zoo glad kan vergeten, dat haar beeld, wanneer zij hem dit bij latere ontmoetingen in denzelfden oorspronkelijken argeloozen trant opdringt, niets meer in hem wakker roept. Als haar levend getuigenis daartoe niet bij machte is geweest, kan een brief dit dan wel? Dezelfde onwaarschijnlijkheid doet ook hier en daar In détails afbreuk aan de waar de van het verhaal. Zal bijv. een totaal ge ruïneerd zakenman onmiddellijk na zijn val een plezierreis om de wereld of een herten jacht met zijn pas ontdekt zoontje organi- seeren? Boles speelt trouwens, vooral in de slot scène met den jongen zelfs voor een ge moderniseerd Amerikaan wel wat al te vlak en gevoelloos. Maar gelukkig kan de film deze onvolmaaktheden verdragen omdat er een paar zoo voortreffelijke hoedanigheden tegenover staan. Dat is in de eerste plaats de oprechte teerheid, waarmee Margaret Sullavan de rol van Mary Sane, het vergeten meisje, dat moeder geworden is, speelt. Haar zuivere vertolking ontroert en concentreert alle aan dacht op zich zoodat men haar minder sterke tegenspelers op den koop toe neemt Meer dan bijkomstigheid is .bovendien ditmaal het kader waarin de liefdesroman zich ontwikkelt. Men krijgt daarin een retro spectief overzicht van de Amerikaansche geschiedenis der laatste kwarteeuw, waarvan de gebeurtenissen in pakkende filmscènes zijn weergegeven. Allereerst de beursdebacle van 1929 met haar reacties in het geen kwaad vermoedend milieu der rijke, uitgaan de wereld. En dan: op het oogenblik, dat Amerika aan den oorlog gaat meedoen, brengt het Onvermijdelijke Mary en Jim samen: op Wapenstilstandsdag wordt Mary's jongen geboren en in den tijd van den economischen opbloei na den oorlog raakt de jonge bankier door overmoed in een roes. welke hem nogmaals met het vergeten meisje in aanraking brengt. De strakheid en de beheerschte spanning welke het nieuwe type mensch na den oor log kenmerken, drukken haar stempel ook op de wijze, waarop de hoofdpersonen hier hun gemoedsconflicten uiten. Zoowel het gegeven als de uitwerking verheffen deze film boven het banale. Voor de pauze naast het Luxor-nieuws en de teekenfilm een twee-acter, waarin men aan allerlei geweldige variété-nummers kan smullen. H. G. CANNEGIETER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 17