INCASSO-BANK
Letteren in ICunst
DE WEDSTRIJD VAN
JACOB VAN LENNEP.
BIOSCOOP.
HANDELS-
CREDIETEN
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl
Radiomuziek der week
ZATERDAG 21 APRIL 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
17
HET TOONEEL.
Varia De Gulden Palm
Zuid Limburgsch Tooneel.
Was ik het met de officieeele uitspraak,
voor wat den eersten prijs betreft, volkomen
eens, in mijn beoordeeling van het spel der
andere vereenigingen verschil ik in alle opzich
ten met de jury. Eerlijk gezegd, is het mij
een raadsel, hoe men aan de Limburgers, die
volgens mij in ieder opzicht onderaan ston
den en een opvoering ver beneden gemiddeld
dilettanten-peil gaven, den tweeden prijs
heeft kunnen toekennen. Ik wil daarom mijn
verslag over het spel der vereenigingen Va
ria, De Gulden Palm en Het Zuid-Limburgsch
Tooneel geheel los van de uitspraak der jury
geven, waaruit dan vanzelf volgt, hoe mijn
oordeel als jury-lid zou zijn geweest.
De opvoeringen van Varia en De Gulden
Palm verschilden slechts heel weinig in kwa
liteit. In de Galante Kavalier waren de dames
beter dan in Peggy, m'n schat, maar de hee
ren kon ik in het laatste stuk weer meer
waardeeren dan in het eerste. Varia vormde
echter meer een ensemble. De dames stonden
bij De Gulden Palm te ver boven de heeren.
't spel van de verschillende spelers was bij de
Vlamingen ook door de voor dit millieu te
geraffineerde actie van Mariette niet zoo
op elkaar ingesteld als bij Varia. De voorstel
ling van de IJmuidenaren sloot beter, was
meer een geheel en al hadden wij in het En-
gelsche mileu, waarin Peggy, m'n Schat
speelt, gaarne wat meer distinctie en En gel -
sche sfeer gezien, zoo stonden zij toch nog
niet zoo ver van de Engelsche society af als
de Vlamingen van den kring van den subsi
stuut-officier en Baron Max van Benk in De
Galante Kavalier. Als geheel stel ik de op
voering van de IJmuidenaren dan ook iets
boven die van de Leuvenaren al vind ik het
verschil dan ook zeer' gering.
Een te kort in de opvoering van Varia was
het dat men Eeggy m'n Schat niet genoeg
als blijspel speelde. Mevrouw RozaPeek is
een pittig actricetje en zij trof mij ook nu
weer door haar natuurlijk, dikwijls ook frisch
spel. maar zij heeft een gevaarlijke neiging-
voor het overgevoelige. Dat bleek ook nu weer
in haar rol van Peggy, waarin zij het sen-
timenteele te veel accentueerde, terwijl zij
voor het karakter van het stuk dit juist niet
zoo zwaar had mogen nemen. Overigens had
zij als Peggy zeer veel goeds en speelde zij
de rol over het algemeen met levendig
entrain. Zooals uit het verslag der jury bleek,
heeft het dan ook maar weinig gescheeld,
of zij had een personeele prijs verworven.
Mevrouw Boeree is altijd wat gekunstelder
in haar spel, ook nu als Alice. Het afge-
metene, stijve van Alice was wat te gem&akt
om als natuurlijk volkomen te overtuigen.
Toch was er ook in haar spel zeer veel te
waardeeren en wensch ik haar van harte
geluk met haar tweeden prijs bijrol.
Ietwat te gekunsteld was ook het spel van
mevrouw List—Daalder, die trouwens ook
niet genoeg de ongenaakbare en in wezen on
uitstaanbare Mrs. Chichester was. al had zij
dan ookevenals mevrouw Boeree heel
goede momenten.
'n Zeer goede rol was Alaric van Jack Roza
Hij speelde deze parodie op een jongen man
geestig enN genoeg ingehouden om niet wat
het gevaar voor deze rol is een volmaakt
paskwil te worden.
Jack Roza won het In alle opzichten van
den Baron in De Galante Kavalier en bleef
ook veel meer ondanks zijn idioterie het
rijkeluiszoontje. Een zeer geslaagde en
lang niet gemakkelijke niais-rol. De heer
Boeree heeft een prettige, ongedwongen ma
nier van spelen, maar ik heb hem toch wel
eens losser en vooral charmeerender zien
spelen dan in de rol van Jerry. Hij bleef
met al zijn goede hoedanigheden van jeune
premier te veel een mijnheer uit IJmuiden en
het was moeilijk in hem een jongen
Lord lid van het Hoogerhuis nog wel
te zien. Maar sympathiek was hij zeker en
dat was voor deze rol van groot belang. De
heer Holtslag was als notaris niet heel ge
lukkig: zijn spel bleef wat kleurloos en mat
wat wij anders van dezen speler allerminst
gewoon zijn. De heer Bais en mevrouw De
Neve vormden een aardig stel bedienden
Bais was de beste van de twee en pasten
wel in dat Engelsch-Hollandsch milieu. Verre
de zwakste was de heer De Back. die de rol
van Brent den D'ïu Juan zonder veel scru
pules feilijk ïwet aan kon.
De Leuvenaars trachtten geen Duitschers te
maken van de personen in het blijspel van
Curt Kraatz en Max Neal, maar transformeer
den het stuk zoo veel mogelijk naar Vlaan
deren. al verscheen Fritz Huger dan ook met
een Dnitsche studenten-pet. Toch is De Ga
lante Kavalier te veel Duitsch om deze trans
formatie naar Vlaanderen geheel te kunnen
verdragen. Het nv.lieu van den subsituut-
officier werd door deze verhuizing nu burger
lijker dan gewenscht was. Dit kwam wel het
meest uit in den persoon van Baron Max
van Benk. In wien wij onmaeliik een verove
raar met blauw bloed konden zien en die ook
in ziin spel zeer onvoldoende was. De heer
Karei Matt.hijssen heeft voor zijn club dan
ook veel bedorven.
De heer Lode Francois was een wat te
plomp burgerlijk heerschap voor een substi
tuut-officier van justitie en zün snel was ook
te log en te zwaar voor dit blijspel, althans
in de eerste helft van het stuk Later werd
het beter en vooral in de ..afrekening'
speelde hij meer in den gewenschten
comédie-toon.
De heer Frans Vanderveeren in de rol van
Harry Brown had het meest komisch talent
van 'de heeren. Hij deed in zijn snel nu en
dan aan Costant van Kerckhoven Jr. denken
en speelde met verve. Alleen maakte hij het
ons 'onmogelijk in d^zen jongen man een
Amerikaanschen Staalkoning te zien. Deze
kant van de rol kreeg te weinig, of eigenl'ik
In het. geheel geen relief van den speler. De
heer Vanderveeren soe°lde ?'ch zelf en hij
deed dat leuk, dikwijls zelfs vermakelijk,
maar hij kroop niet in de huid van den Ame
rikaanschen rijken zakenman. De kleine rol
len die van den deurwaarder, den kellner
en den gerechtsdienaar werden voldoende
getypeerd, al konden ze volgens mij ook
geen van drieën in aanmerking komen voor
een eervollee vermelding, laat staan een
prijs.
De heer Piet Dewalens deed meer denken
aan een leerling van een ambachtsschool dan
aan een student en speelde ook onvoldoende,
De dames ResyVerschuuren en Nina Logman
staken bij De Gulden Palm wel ver boven de
heeren uit. Mevrouw ResyVerschuuren is
eenige jaren aan het beroepstooneel verbon
den geweest, wat men aan haar spel ook on
middellijk zag. Zij beschikt blijkbaar over
groote routine, ja zelfs raffinement, wat een
voordeel, maar ook eenigszins vooral in dit
milieu van dilettanten een nadeel bleek te
zijn. Haar spel stond wel heel apart in dit en
semble een afzonderlijk compliment ver
dient zij voor haar zeer smaakvolle toiletten
en voor de wijze, waarop zij deze wist te dra
gen en men voelde door haar geraffineerd
heid, wat er aan de anderen te veel ontbrak.
Mevrouw ResyVerschuuren is ongetwijfeld
een actrice, die wat kan, maar haar spel leed
door te veel routine. Het was te veel kome
die. te tooneelmatig. O zeker het was knap,
dikwijls, vooral in de eerste twee bedrijven
zelfs heel knap in het laatste bedrijf was zij
veel minder goed op dreef maar ik had toch
graag wat meer natuurlijkheid in haar spel
gezien.
In dat opzicht won mej. Nini Logman, die
een en al spontane natuurlijkheid was, het van
haar. En mej. Logman speelde daarenboven
levendig en opgewekt en vulde evenals
trouwens mevrouw ResyVerschuuren het
tooneel. Hoe voortreffelijk waren telkens haar
sorties! Met .haar prettige, gezond-vroolijke
verschijning kwam er telkens iets van de
frissche jeugd op het tooneel, al was zij dan
ook een wel wat erg rijpe bakvisch. Het geheel
zou bij de Gulpen Palm nog hebben gewon
nen, wanneer er in vlotter tempo gespeeld
ware geworden. Het was nu voor een blijspel
soms rijkelijk zwaar. Den regieprijs zou ik deze
vereeniging dan ook zeer zeker niet hebben
toegekend.
De Limburgers zijn mij erg tegengevallen en
ik aarzel dan ook geen moment om deze club
de zwakste van de vier te noemen. Er waren
tooneelen zooals dat van de herkenning
van den verloren zoon die zelfs belachelijk
werden door het aller-miserabelste spel. Dat
tooneel herinnerde mij aan opvoeringen op de
kermissen van zesde rangstroepen uit mijn
jeugd. Als men de toch zeer belangrijke rol
van den „landlooper" niet beter kon bezetten
dan door dezen wel zeer onbeholpen dilettant,
had men het stuk niet ter opvoering moeten
kiezen. Deze heer bedierf den toch al niet
sterken indruk van het laatste bedrijf totaal.
En ook de molenaar Arnold de heer Wim
Schaffers was hier geheel onvoldoende en
speelde trouwens heel den avond zwaar melo
dramatisch. De hofmaarschalk miste wel elk
adellijk cachet en stond op het tooneel, alsof
hij doorloopend koliek had. Knablein, de gre
nadier, die onder alle omstandigheden hals
starrig zijn hooge, papieren grenadiersmuts
ophield, was noch een soldaat uit het oude
Pruisische leger, noch een minnaar, noch eeiv
acteur. Hij was in één woord slecht.
Was nu de hoofdpersoon Frederik de
Groote een zeer sterk karakterspeler ge
weest, dan zou de voorstelling van De Molen
van Sanssouci nog boeiend hebben kunnen
zijn, maar dat was hier ook niet het géval.
Uiterlijk had hij in zijn houding en zijn stan
den wel iets van den ouwen Frits en het was
te zien, dat hij de portretten van dezen be
roemden Pruisischen koning wel goed bekeken
had. Malar de ouwe Frits is niet voor niets in
de geschiedenis als Frederik de Groote bekend
en van die grootheid merkten wij bij dezen
vorst al heel weinig. O zeker, de heer Lou
Hogenbosch zei sommige zinnen van zijn tekst
lang niet onaardig, maar hij lijkt mij toch
meer geschikt om den hoofdpersoon in een
kunsthandel
spekstraat 3
„prenen
telefoon 15164
schoonmaken, vernissen en
restaureeren van schilderijen
(Adv. Ingez. Med.)
Joodsch blijspel te spelen dan dezen soldaten-
koning. Hij miste te veel koninklijke allure en
koninklijken geest, die toch voor dezen vorst
vriend van Voltaire beslist noodig zijn.
Hij had goede, zelfs heel aardige momenten
in zijn spel. maar men wordt nog geen Frede
rik de Groote, al steekt men zich in zijn wa
penrok en al neemt men nu en dan zijn hou
ding aan. Voor een prijs zou ik hem zeker niet
in aanmerking hebben gebracht, al was hij van
de heeren in dit milieu ook verreweg de beste.
Ook bij de Limburgers wonnen de dames het
over het geheel van de heeren. Alie Vroomen
speelde Lene, de molenaarsdochter, fleurig
en in de romantische sfeer, die het stuk ver
langt en ook Lize, de kribbige tante met het
gouden hart werd een vermakelijke blijspel
figuur, zooals zij door Jo Jungman werd gege
ven. Den tweeden prijs bijrol gunnen wij Jo
Jungman dan ook van harte.
Het spijt mij het hier te moeten zeggen,
maar de tweede prijs, aan deze vereeniging
toegekend, lijkt mij in alle opzichten een ver
gissing. En deze uitspraak heeft mij nog meer
verbaasd na het aanhooren van het ove
rigens zeer gedocumenteerde en ernstige
verslag der jury. Ook de jury immers oordeel
de heel slecht over het spel van den minnaar,
den maarschalk en den verloren zoon drie
zeer belangrijke rollen toch! sprak voorts in
scherpe bewoordingen haar afkeuring uit over
de tooneelaankleeding, die volgens haar op
niets geleek, en maakte terecht aanmer
king op grove regie-fouten, zooals op het ont
breken van de luit en het steeds ophouden van
zijn steek van den hofmaarschalk, ook tegen
over den koning. Maar bij Thalia! op
welke motieven werd bij zulke grove en er
kende fouten, dan aan deze vereeniging
door de jury de voorkeur gegeven boven Varia
en De Gulden Palm? Hoe ik ook denk, ik kan
er geen touw meer aan vastknoopen. Mijn ge
loof aan de deskundigheid van de jury heeft
door deze uitspraak dan ook een geduchte
knak gekregen.
J. B. SCHUIL.
CINEMA PALACE.
Behalve de hoofdfilm ..Parijs Danst",
waarover wij reeds uitvoerig hébben ge
schreven biedt het programma van Cinema
Palace het gewone geïllustreerde nieuws van
den dag, voorts een muzikale opname van
het Concertgebouw-orkest dat onder leiding
van dr. Willem Mengelberg de Marche
Hongroise ten gehoore brengt en op het
tooneel een instrumentale virtuoos Fred
Houber.
Kapitaal
30 OOO.OOO.—
Reserve
9.300.000.
kantoor: HAARLEM
KRUISWEG 59
(Adv. Ingez. MedJ
REMBRANDT THEATER.
„Eimnal eine grosse
Dame sein".
Kathe von Nagy.
Leeft eigenlijk niet in elk jong meisje
het verlangen van Kitty Holm (Kathe von
Nagy) en haar twee vriendinnetjes in „Ein-
mal eine grosse Dame sein"? Nummer één
wenscht een vriend, die haar vraagt: „Wil je
mijn vrouw worden?", nummer twee, meer
practisch wenscht „feine Kleider!" en Kitty
Holm, het hoofdpersoontje uit de film.
wenscht „Einmal eine grosse Dame sein!"
Hoe begrijpelijk zijn alle drie deze wen-
schen van die jonge meisjes en hoe prachtig
is de sfeer getroffen, direct al aan het be
gin van de film; de van hun week-end
buiten genietende vriendinnen, die in den
maannacht haar kampeertenten opzoeken en
voor het slapen gaan nog even met verlan
gende oogen op haar matras haar liefste
wensch zachtjes voor zich zelf uitzeggen.
Dit tafreeltje is zeldzaam mooi en prachtig
van stemming en verklaart als het ware het
heele verdere gebeuren.
Kitty Holm is werkzaam in een auto
handel en ze droomt zich meermalen hoe ze
zich zou gevoelen, wanneer zoo'n prachtige
limousine haar eigendom zou zijn. Ze heeft
het geluk een prachtwagen te verkoopen aan
den katoenmagnaat Thurmer voor zijn doch
ter Ria. Op verzoek van Ria zal Kitty den
wagen inrijden. Ook brengt ze Ria naar een
modehuis, waar door Ria de schitterendste
japonnen worden gekocht niet alleen voor
zichzelve, maar ook voor Kitty die bijzonder
in Ria's smaak valt. Kitty krijgt voor het
verkoopen can den duren wagen van haar
patroon een hoogs provisie, waarmee ze dol
gelukkig is. In opdracht van Ria moet ze de
auto naar Sophienbad brengen. Als ze in den
wagen rijdt en merkt dat iedereen haar
aanziet voor de eigeenares van de auto, rijpt
bij haar het plannetje om haar droom tot
werkelijkheid te brengen: een paar beeldige
japonnen heeft ze, het geld van de provisie...
een paar dagen kan ze een groote dame
zijn! Op haar tocht naar Sophienbad heeft
ze panne, een monteur verhelpt het euvel,
een monteur, die zich bij het afscheid voor
stelt als „baron Heinz von Wolfenstein".
Kitty vat dat „baron" als een mop op, en
stelt zich daarom voor als „Gravin" Kitty
Holm.
In het hotel gekomen houdt ze vast aan
die titulatuur. Ze heeft zoo nu en dan be
nauwde oogenblikken, maar ze geniet toch
wel van haar „einmal eine grosse Dame
sein".
Baron Heinz von Wolfenstein heeft haar
verblijfplaats ontdekt, komt haar opzoeken
en verzoekt haar zijn tante en oom in hun
slot te komen bezoeken. Ze redt zich eenige
malen uit zeer moeilijke situaties. Haar „be
drog" kwelt haar soms hevig, omdat ze
Heinz heeft lief gekregen, zooals hij haar
bemint. Op het laatst wordt het haar te bar
en ze vlucht dood-ongelukkig naar haar
vriendinnen.
Dat alles op zijn pootjes terecht komt en
Kitty Holm, Frau Baronln Heinz von Wol-
(Adv. Ingez. Med.)
EEN VOORBESPREKING
door karel de jong
Eindelijk, na lange, lange afwezigheid zien
we den naam en het portret van Willem Men
gelberg weer bij een concertgebouwprogram
ma. De wilde geruchten, die van tijd tot tijd
ondgestrooid werden, zijn dus gelukkig door
niets gemotiveerde veronderstellingen of fan-
tasiën gebleken: de eminente leider is her
steld en zal de taak, die hij gedurende vele
jaren op zoo unieke wijze vervuld heeft, weer
opvatten. Dat hij ons als eerste vrucht zijner
genezing Mahler brengt is geen wonder:
Mahler's werk was Mengelberg steeds bijzon
der dierbaar; wie wist het te herscheppen en
die herschepping te propageeren als hij?
Maar dat die eerste vrucht, dat eerste ge
schenk, dat ons in een jubelstemming zal ge
worden „Das Lied von der Erde" bevat, kan
ik uit een oogpunt van symboliek geen ge
lukkige keuze noemen. Zeker, de partituur
bergt enorme schoonheden, en geen ander
weet ze als Mengelberg aan het licht te bren
gen. maar de grondstemming er van is die
van een levensmoede: het slot klinkt lang
zamerhand weg als het afscheid van een, die
met het aardsche afgerekend heeft. En dit
lijkt me niet een geschikt motief voor de vie
ring van een herstel. Ongetwijfeld zal na de
uitvoering van Mahler's werk een eindeloos ge
jubel losbreken als begrijpelijke uiting van
blijdschap over het weerzien en hulde aan den
_,rooten dirigent. Maar staat zulk een gejubel
weer niet in lijnrechte tegenstelling met den
geest, die in het laatste deel van het werk.
„Der Abschied", heerscht? Moet niet elke
reactie op de vertolking in dit geval óf aan
het werk. óf aan den leider te kort doen? Had
in deze lente, nu de heele natuur opbloeit en
zich gereed maakt voor een stralende Mei-
pracht, Mahler's derde Symphonie „Pan
erwacht, der Sommer marschiert ein" niet
een mooier symbool voor den wederopbloei
van het muziekleven in het Amsterdamsche
Concertgebouw gevormd? Ik weet dat mijn be
spiegeling nutteloos is. maar zij moest mij van
het hart.
We wenden nu onzen blik naar andere
radioprogramma's. Daventry's „Grondslagen"
vermelden de drie klaviersonates van Brahms,
op. 1, 2 en 5. Zij behooren tot de eerste werken
die Brahms liet uitgeven, en zijn in de jaren
1852 en 1853 ontstaan. Brahms was toen on
geveer 20 jaar oud; het stempel van het vol
komen meesterschap dragen deze „jeugdwer
ken" natuurlijk nog niet. Maar productief was
hij in deze jaren zeker, en verschillende pas
veel en veel later uitgegeven werken, als zijn
koraalvoorspelen en de as mineur-fuga voor
orgel zijn ook uit dien tijd afkomstig. Tot de
groote vormen voelde de jonge meester zich
reeds toen aangetrokken, maar hij slaagde er
nog niet in om zijn ongetwijfeld oorspron
kelijke en belangrijke ideeën tot volkomen
logische bouwsels te verwerken. Men bemerkt
dit in zijn klaviersonates duidelijk; men be
merkt het ook in de eerste uitgave van zijn
trio op. 8, dat in 1854 ontstond, maar 36 jaar
later de eer van een omwerking door de hand
van den toen gerijpten meester genoot. Het is
het eenige mij bekende geval dat Brahms aan
een zijner jeugdwerken een revisie volvoerde.
Tot het schrijven van klaviersonates is hij
echter nimmermeer gekomen; uit den opzet
van een vierde in d min. groeide het eerste
pianoconcert, op. 15.
Van de eerste sonate, op. 1 is het Andante
eenige variaties op een oud-Duitsch minne
lied het eerst ontstaan, de andere hoofd-
deelen pas na de tweede sonate. Het hoofd
thema van het eerste Allegro der sonate heeft
Beethovensche trekken men heeft de ge
lijke nis met dat der Kammerclaviersonate op.
106 gegispt maar de verdere structuur is
niet die Beethoven: reeds de begeleidings
figuren toonen het onderscheid. Veel en veler
lei stormt daar nog dooreen zonder dat het
voor ons gevoel tot een ideale geslotenheid
komt, al is de hoofdvorm der sonate uiterlijk
min of meer bewaard. Meer zich zelf in
Brahms in het Scherzo, waarvoor destijds
Schumann de toehoorders waarschuwde om
dat het ..iemand een geweldigen schrik aan
joeg en uit louter gedonder bestond". Het
Trio geeft iets geheel anders: melodische lij
nen op een kabbelende begeleidingsfiguur,
zooals men dat ook in het Scherzo-trio van
Schumann's op. 63 vindt. Ook in Brahms'
derde Sonate op. 5 treft men een dergelijke
zetwijze aan. Het hoofdthema der finale is een
rhythmische verandering van dat van het
eerste Allegro in 9 8 maat. We hebben dus
hier een voorbeeld van „cyclischen" bouw. Het
tweede thema heeft een beetje Mendelssohn-
allures.
De Sonate in fis kl. t. op. 2 is de oudste. Zij
was aan Clara Schumann opgedragen. De com
ponist noemde zich op het manuscript „Kreis-
ler jun.". Robert Schumann toonde zich zeer
ingenomen met het werk en schreef uit het
gesticht te Endenich, waar hij toen reeds ver
pleegd werd een brief met een lofrede voor
den „anderswo herkommenden Johannes". Hij
doelde daarmee op Brahms' o:rspronkelijk-
heid. Nu, het begin der sonate is origineel ge
noeg, energisch en onstuimig; het pathos van
het tweede thema doet me wat opera-achtig
aan. In deze sonate zijn Andante en Scherzo
op hetzelfde thema gebouwd: dit thema illus
treert een oud lied van graaf Toggenburg. Een
weemoedige stemming heerscht er in: slechts
één stormachtige variatie onderbreekt die. In
het Scherzo wordt ze onrustig; kalmeerend
werkt het echt-Brahmsche alternatief. De
finale klinkt min of meer als een improvisatie;
vele tempo- en karakterwisselingen bemoei
lijken het overzicht. Het zuiver pianistische
element speelt in dit stuk een niet onbelang
rijke rol.
De f. min. Sonate op. 5 is verreweg de meest
gespeelde van de drie. Zij komt ook in de
radioprogramma's niet zelden voor. De kern
dezer sonate is het Andante met het motto
„Der Abend dammert, das Mondlicht scheint;
Da sind zwei Herzen in Liebe vereint
Und halten sich selig umfangen."
Het zaligste gedeelte staat in 3 4 Takt: de
melodie heeft hier overeenkomst met een frag
ment uit Wagner's „Meistersinger": Der Vogel
der da heute sang" etc. Maar Brahms pleegde
geen plagiaat, want hij was Wagner's werk 14
jaar voor. Overigens steekt in deze sonate meer
Schumann dan in de andere twee.
Van andere uitzendingen noem ik het „His
torisch concert" (Huizen, Donderdag) en die
van Maandag uit Miinchen, die Reger's kolos
sale Variaties en Fuga op een thema van J.
A. Hiller zal brengen.
In net Huizer programma van Dinsdag heb
ik tot mijn verbazing mijn eigen naam gezien
Dit berust op een misverstand, aangezien ihjjn
correspondentie met de omroepvereeniging
niet tot overeenstemming had gevoerd, en ik
dus mijn medewerking niet had toegezegd.
Tot slot van deze bespreking wil ik wijzen
op het gevaar, dat ligt in het vertalen van de
titels van werken. Niet alleen is voor ons idee
een „schitterende gril" niet hetzelfde als een
capriccio brillant", maar „La Fllle aux che-
veux de lin" is niet „Het meisje met de linnen
haren", zooals onlangs een Nederlandsch pro
gramma vermeldde, maar „met de vlasharen".
Dezelfde omroepvereeniging annonceert nu
„La Princesse jaune" (de gele, d.w.z. Mongool -
sche Prinses) als ..De Prinses in 't geel". Als
dit de bedoeling was, had St. Saëns toch niet
van den Chineeschen toonladder gebruik be
hoeven te maken.
fenstein-Holm wordt, behoeft zeker niet ver
meld te worden.
Het is een alleraardigste film, waarin
Kathe een zuiver levende Kitty Holm is en
Wolf A'.bach Retty, Heinz von Wolfenstein
uitbeeldt, zooals we dat van zijn creaties
gewoon zijn. Buitengewoon goed is Ida Wüst
als de tante van Wolf.
Behalve de belangwekkende journals is er
een geestige teekenfilm „The Worlds Af
fair".
Op het tooneel een tweetal zeer musikale
Hongaarsche jongedames, Nelly en Olly
Pu rolt, die op hoogst verdienstelijke wijze
twee vleugels bespelen, zingen en een der
twee bespeelt ook nog de harmonica. Een
van haar nummers is een fragment uit „de
Jantjes". Ze hadden veel succes.
JOHN BOLES.
LUXOR THEATER.
Margaret Sullavan in:
„Een brief uit het
verleden".
John M. Sta hl. wiens Only yesterday het
Luxor Theater deze week onder den titel
Een brief uit het verleden vertoont, heeft in
deze film het door hem reeds in Back Street
(De vrouw in de schaduw) behandelde on
derwerp herhaald. Ook hier weer is het de
vrouw, die de ééne groote liefde van het
leven heeft gegeven aan een man. voor wien
de hartstocht van het oogenblik slechts van
voorbijgaanden aard is geweest. De man, ook
in deze film nogmaals gespeeld door John
Boles, gaat een
huwelijk aan en de
geliefde uit het
verleden raakt op
den achtergrond.
In Backstreet staat
de conventie en
de maatschap
pelijke positie tus-
schen de twee
slachtoffers van
het drama; daar
is de gehechtheid
van den man aan
zijn minnares ge
bleven en uitge
groeid tot een we-
derzijd5che innig
heid, welke zich
echter slechts in
de schaduw van
het officieele ge
zinsleven kan uiten
Eerst in het aangezicht van den dood ver
vagen alle maatschappelijke bezwaren en het
gevoel triomfeert, nu het te laat is om het
nog hier in dit aardsche bestaan te reali-
seeren.
In 0»ly yesterday is de kloof dieper; hier
is het niet de maatschappij, die de liefde in
den weg staat, maar het gevoel zelf is bij
den man zóó verzwakt, dat hij zijn minna
res. als zij een jaar na het korte geluks
moment moeder geworden is. niet meer her
kent. Op een andere wijze dan in de eerste
film blijft ook deze vrouw in de schaduw
het leven van den geliefden man volgen.
En, brengt in het eerste geval de man op
zijn sterfbed de onderlinge verstandhouding
tot klaarheid, in het tweede geval is het de
vrouw, die in haar laatste uren een brief
schrijft, welke de man na haar dood tot
bewustzijn doet komen.
De man, ook thans weer een jonge ban
kier, ontvangt den brief juist op het oogen
blik, dat hij tengevolge van de krach van
October 1929, de hand aan zichzelf wil slaan
Maar de herinnering aan wat hij nu eerst
beseft als hoogste waarde van 't leven te
hebben verzuimd, schenkt hem een nieuwe
taak; hij bergt de revolver weer in de la
en reist af, om de opvoeding van zijn zoon
op zich te nemen.
De roman van deze film is minder over
tuigend dan die van de vorige, Het valt
moeilijk aan te nemen, dat een man met 'n
zoo ernstige en fijne inborst als deze Jim
Emerson 't meisje, met wie hij bij zulk een
buitengewone en indrukwekkende gelegen
heid kennis heeft gemaakt, zoo glad kan
vergeten, dat haar beeld, wanneer zij hem
dit bij latere ontmoetingen in denzelfden
oorspronkelijken argeloozen trant opdringt,
niets meer in hem wakker roept. Als haar
levend getuigenis daartoe niet bij machte is
geweest, kan een brief dit dan wel?
Dezelfde onwaarschijnlijkheid doet ook
hier en daar In détails afbreuk aan de waar
de van het verhaal. Zal bijv. een totaal ge
ruïneerd zakenman onmiddellijk na zijn val
een plezierreis om de wereld of een herten
jacht met zijn pas ontdekt zoontje organi-
seeren?
Boles speelt trouwens, vooral in de slot
scène met den jongen zelfs voor een ge
moderniseerd Amerikaan wel wat al te vlak
en gevoelloos. Maar gelukkig kan de film
deze onvolmaaktheden verdragen omdat er
een paar zoo voortreffelijke hoedanigheden
tegenover staan.
Dat is in de eerste plaats de oprechte
teerheid, waarmee Margaret Sullavan de
rol van Mary Sane, het vergeten meisje, dat
moeder geworden is, speelt. Haar zuivere
vertolking ontroert en concentreert alle aan
dacht op zich zoodat men haar minder
sterke tegenspelers op den koop toe neemt
Meer dan bijkomstigheid is .bovendien
ditmaal het kader waarin de liefdesroman
zich ontwikkelt. Men krijgt daarin een retro
spectief overzicht van de Amerikaansche
geschiedenis der laatste kwarteeuw, waarvan
de gebeurtenissen in pakkende filmscènes
zijn weergegeven. Allereerst de beursdebacle
van 1929 met haar reacties in het geen
kwaad vermoedend milieu der rijke, uitgaan
de wereld. En dan: op het oogenblik, dat
Amerika aan den oorlog gaat meedoen,
brengt het Onvermijdelijke Mary en Jim
samen: op Wapenstilstandsdag wordt
Mary's jongen geboren en in den tijd van
den economischen opbloei na den oorlog
raakt de jonge bankier door overmoed in een
roes. welke hem nogmaals met het vergeten
meisje in aanraking brengt.
De strakheid en de beheerschte spanning
welke het nieuwe type mensch na den oor
log kenmerken, drukken haar stempel ook
op de wijze, waarop de hoofdpersonen hier
hun gemoedsconflicten uiten. Zoowel het
gegeven als de uitwerking verheffen deze film
boven het banale.
Voor de pauze naast het Luxor-nieuws
en de teekenfilm een twee-acter, waarin men
aan allerlei geweldige variété-nummers kan
smullen.
H. G. CANNEGIETER.