PUNKTAL
Duidelijk zien
BRILLEGLAZEN
DINSDAG I MEI 1934
H
AARLEM'S DAGBL
7
NATIONAAL JONGEREN
VERBOND.
Rede van generaal Snijders.
DEZE MOCHT DEN NAAM „N. J. V." NIET
NOEMEN.
In het gebouw van den Ned. Protestanten
bond hield Maandagavond de afd. Haarlem
van het Nationaal Jongeren Verbond een goed
bezochte bijeenkomst, naar aanleiding van den
25en verjaardag van Prinses Juliana.
Aanwezig waren o.m. de burgemeester van
Bloemendaal, Jhr. Mi'. C. J. A. den Tex; de
gemeentesecretaris van Haarlem, Mr. Th. A.
Wesstra; de garnizoenscommandant en de
commandant van de Vrijwillige Burgerwacht.
De A.V.R.O.-microfoon stond vóór het
spreekgestoelte. De gep. generaal C. J. Snijders
zou n.l. een rede houden over: „De beteekenis
van het Oranjehuis voor Nederland".
Vóór hij zijn rede begon, deelde generaal
Snijders mede, dat hij zijn rede van te voren te
bevoegder plaatse had ingeleverd en dat hem.
nadat de Radio-Contröle-Commissie kennis
had genomen van wat hij wilde zeggen, ver
boden was, den naam „Nationaal Jongeren
Verbond" te noemen. Spr. wist misschien wel
een oplossing voor het raadsel dat hij, spre
kende tot leden van het N.J.V., over het N.J.V,
den naam N.J.V. niet mocht noemen, maar
wilde deze oplossing liever niet noemen, om
dat hij, zooals hij met groote stemverheffing
zeide, „de spheer niet wilde vergiftigen door
politieke gifgassen!" (luid en lang applaus).
Vervolgens sprak de generaal zijn rede uit.
Tusschen Oranje en Nederland, aldus spr.,
bestaat een mystieke band, die het hechtst
blijkt in tijden van nood.
Het ideaal van Prins Willem van Oranje was
de staatseenheid in deze gewesten te brengen
en haar godsdienstvrede te verzekeren. Hij
gaf daaraan zijn bez^tingen, gaf er voor zijn
leven. Hij heeft in deze landen voor het eerst
de nationale gedachte gewekt.
Onder Prins Maurits waren de Spanjaarden
reeds ver van de zegepraal. Frederik Hendrik
voltooide den arbeid en bereidde den vrede
van Munster voor.
In den strijd was ons volk zich van zijn
geestkracht bewust geworden. De Gouden
Eeuw was met Frederik Hendrik aangebroken.
In 1672 stond ons land aan den rand van den
ondergang. Toen redde Willem III het land.
Spr. herinnerde voorts aan den strijd tus
schen Staats- en Stadhoudersgezinden. De re
publiek is tenslotte aan twist en tweedracht
te gronde gegaan. Toen kwam de Fransche
overheersching, omdat men Oranje miskend
had. Met den Souvereinen Vorst kwam er weer
een Oranje aan 't bewind. De vorst uit het
Oranjehuis was toen niet meer hoofd eener
partij maar- van den Staat. Zijn zoon streed
mee in den strijd tegen Napoleon. Nog onder
Willem I werden Noord en Zuid gescheiden.
De strijd tegen België was de laatste oorlog,
dien Nederland heeft moeten voeren. Willem I,
Willem II, Willem III, Koningin Wilhelmïna
waren vredevorsten. De oorlogen in Indië wer
den ons opgelegd tot handhaving van het Ne-
derlandsche gezag.
Nederland heeft nu een eeuw van vrede be
leefd, dank zij het Koninklijk beleid. Onze
Koningin heeft medegewerkt aan den opbouw
eener volkengemeenschap ter oplossing van
internationale geschillen. Onze Koningen en
Koningin Wilhelmina zijn trouwe wachters ge
weest bij de eer en de waardigheid des lands.
En de weerbaarheid tot wettige zelfverdediging
is bevorderd.
Zeker zal niemand het meer betreuren dan
de Koningin dat onze krijgsmacht nu is ver
soberd en verminderd, zoowel in ons land als
in Ned.-Indië. Van 19141918 heeft Nederland
zijn onzijdigheid weten te handhaven, door
consequent beleid, door zuiver en helder in
zicht van de Koningin en van het toenmalig
kabinet.
De Koningin riep ook in den oorlogstijd het
Nationaal Steuncomité in het leven. En bij de
tegenwoordige economische inzinking heeft
Prinses Juliana den stoot gegeven en de lei
ding aanvaard van het Nationaal Crisis
comité.
Zoo is het Oranjehuis een kostelijk en onver
breekbaar deel onzer natie geworden. Wij
geven ons in toewijding en vertrouwen aan
Oranje over. Wij verwijderen ons van eiken
staatsvorm, die ons van het Koningshuis zou
vervreemden.
Tenslotte wekte spr. de jongeren op, hun na-
tionalen plicht te vervullen, „Gij zult daarbij
een voorbeeld zoeken. Dat zult gij vinden in
Oranje!" (applaus).
Met een „Lang leve Prinses Juliana!", waar
mede allen staande instemden eindigde spr.
Tweede inleider was de heer W. Inden, al-
genreen voorzitter van het N.J.V., die sprak
over „Historie en nationaal gevoel".
De generatie die thans leeft, aldus spr., heeft
zware verplichtingen. Zij zal heilige goederen
moeten bewaren en ongerept doorgeven, mis
schien er iets bij doen. Plichtsbesef en offer
zijn noodig. Een natie beteekent vooral: ka
rakter.
Uit de historie putten wij de krachten om
te leven en omhoog te streven. Onze nationale
fierheid moeten wij behouden. Het defaitisme
gaat voortdurend voort, onze nationale krach
ten te sloopen. Het individualisme, het
Marxisme, de tuchteloosheid en zedeloosheid
dreigen de krachten van ons volk te onder
mijnen. Maar die krachten zullen tenslotte de
overwinning behalen
Nederland gaat gebukt onder een econo
mische en een gezagscrisis. Curacao, de Zeven
Provinciën hebben gelukkig ons volk wakker
gemaakt. Niet meer waakzaam zijn zou nood
lottig kunnen wordm. De Nationaal Jongeren
achten het zich een eer, dat groote offers van
hen zullen gevraagd worden in de komende
jaren. Dan zullen eerlang weer betere tijden
aanbreken.
Ook deze spreker gewaagde van de beteeke
nis der Oranjevorsten, aan wie ons land zoo
veel te danken heeft. „Wij moeten Prinses
Juliana omschragen met onze krachten, des
noods met ons leven en onzen plicht doen
tegenover haar zooals wij dien hebben gedaan
tegenover Koningin Wilhelmina".
„Wij moeten vooruit!", zoo eindigde de heer
Inden, waarna luid en lang applaus klonk.
De avond werd opgeluisterd door orgelspel
van den heer W. Biele. zang van mej. Kitty
Nederkoorn en declamatie door den heer G.
Grondsma, die zijn voordracht van het Wilhel
mus deed voorafgaan door eenige dicht
regelen ter huldiging van generaal Snijders,
waarna de aanwezigen den generaal een ovatie
brachten.
De voorzitter, de heer A. F. Haccou, sloot
den avond uit dank aan de inleiders en ver
dere medewerkenden, waarna de aanwezigen
twee coupletten van het Wilhelmus zongen.
Een telegram van gelukwensch werd de ver
gadering aan Prinses Juliana gezonden.
ONDERSCHEIDING.
Bij Kon. besluiit is toegekend de zilveren
eere-medaille der Oranje-Nassau Orde aan J.
E. Mansfelder, te Haarlem.
Voor Haarlem's Politierechter.
Een driftig echtgenoot.
Een juffrouw in een der buiten
gemeenten, had een ziekelijk kindje en
de gezondheidstoestand van haarzelve was,
zoo zei ze, ook niet te best en hieraan was
het toe te schrijven, dat de dokter nog al dik
wijls op bezoek kwam. De dokter hield reke
ning niet de werkloosheid van den man dei-
juffrouw, zoo zelfs, dat hij haar en het kind
gratis behandelde, waartegen de juffrouw
geen bezwaar kon hebben en zij schrikte er
dus niet van als de dokter dikwijls kwam.
De echtgenoot vond dit echter minder
goed en hij schreef aan den dokter, dat deze
maar niet meer moest komen, doch de dok
ter bleef komen met het oog op de ziekte van
het kindje en de vader heeft hem nooit de
deur gewezen.
Bij een der laatste bezoeken kwam het ter
sprake, dat de juffrouw dien dag graag haar
zuster die in de stad woonde wilde bezoe
ken en omdat de dokter toevallig ook daar
heen moest met zijn auto om deze te laten
nakijken, bood 'hij de juffrouw aan, haar
naar haar zuster te brengen. De juffrouw zei,
dat haar an bij mdat gesprek tegenwoordig
was en geen bezwaren te berde bracht,
maar de man beweerde, dat hij er niets van
wist, doch dat zijn vrouw gezegd had naai
de bioscoop te willen gaan. Hoe dan ook, de
juffrouw ging tegen achten de deur uit om
de auto van den dokter op de afgespro
ken plaats op te pikken; zij zag die niet, liep
door en trof hem verderop aan. Haar echt
genoot was haar echter gevolgd en juist
toen zij met den dokter in de auto had plaats
genomen, verscheen de man en sloeg een
ruit van de auto stuk, waardoor de dokter
zelfs eenigszins verwond werd. Na deze acte
de présence ging de man naar huis terug; de
vrouw had toen geen verlangen meer naar
haar zuster en de dokter wilde ook niet meer
naar de stad met de gebroken ruit, zoodat na
eenig delibereeren de dokter de juffrouw
langs een omweg naar haar woning bracht.
Haar man wachtte haar op en sloeg nog een
paar ruiten van de auto kapot, waarop de
dokter naar de politie reed, teneinde aangif
te van de vernieling te doen.
De man had zich daarvoor te verantwoor
den en bekende.
De officier van justitie Mr. Roeters van
Lennep achtte de vernieling bewezen en hij
zou straf eischen, aangezien men eens anders
ruiten niet mag inslaan, maar hij kon zich
de drift van verdachte wel eenigszins inden
ken en daarom eischte hij slechts f 5 boete.
De verdediger, Mr. Beets, was van oordeel,
dat de officier eigenlijk al meteen het plei
dooi had gegeven, waarom hij zich bij het
requisitoir aansloot, terwijl de politierechter
al niet anders over het geval dacht, want
deze gaf de gevraagde f 5 boete.
Hij dorstte niet naar kennis.
Een Amsterdammer, die werkloos was, be
gaf zich te voet naar Haarlem en wel naai
de R.K. leeszaal op de Nieuwe Gracht. Men
zou zich vergissen, als men meende, dat de
zucht naar kennis hem van huis had gedre
ven. De kwestie was, dat het bij hem thuis
ook al geen rozengeur en maneschijn was. Hij
was namelijk werkloos en omdat hij kinderen
had, die wel geld inbrachten, werd hij thuis
zoo'n beetje met den nek aangekeken, wat
hem verdroot en daarom stapte hij op 13
April naar Haarlem naar de leeszaal. Hoe hij
zoo die leeszaal had uitverkoren? Ja, daar
had hij vroeger ook eens gestolen en dat had
hem 6 maande.n gevangenisstraf gekost.
Waarschijnlijk dacht hij weer over de ge
vangenis, waar je in alle gevalle .geen ruzie
met je vrouw en kinderen kan krijgen en
hij zal gemeend hebben, dat je daar alleen
via de leeszaal kon komen. Hij ging dus het
gebouw binnen, verborg zich daar achter een
kist en bleef er zoo na sluiting in zijn eentje
achter. Toen kroop hij weer achter de kist
van daan, ging op zoek en vond er tenslotte
f 2,95. toebehoorende aan een jongedame, die
in dat gebouw werkt. Zonder zich toen ver
der iets te bekommeren om alle wijsheid, die
in de bibliotheek verzameld is, vertrok hij,
want om geestelijke spijs was het hem niet
te doen. Hij zette dus de f 2,95 om in eet- en
drinkwaar en toen hij daarmee klaar was,
ging hij naar de politie.
't Is uitgekomen, zooals hij gedacht had,
want via de leeszaal komt hij weer in 't ge
vang, nu voor 4 maanden, de politierechter
gaf er geen zes zooals de officier vroeg, om
dat het over 4 maanden nog zomer is en de
man dan misschien nog wat werk kan krij
gen.
KAMER VAN KOOPHANDEL.
Verschenen is het jaarverslag over 1933
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Haarlem en omstreken.
Het geeft de gewone overzichten van de
handelingen der Kamer en van den toestand
van handel en nijverheid, visscherij, tuin
bouw en verkeerswezen in het afgeloopen
jaar.
PERSONALIA.
Te Delft is voor het ingenieurs-examen
voor electrotechnisch ingenieur geslaagd de
heer A. F. Bunge, te Haarlem.
Te 's-Gravenhage zijn geslaagd voor h-p'
examen radio-technicus vanwege de Ned.
Ver. voor Radio tele gr af ie de heeren L. Abas,
te Bloemendaal en E. Ruys, te Haarlem.
HAARLEMSCHE JOURNALISTENKRING
Aangemoedigd door het succes van den eer
sten gaf Zaterdagavond de Haarlemsche Jour
nalistenkring een tweeden amusementsavond
in Hotel „Den Hout" voor leden en genoodig-
den.
Mr. P. Tideman had zich bereid verklaard
een causerie te houden over ervaringen uit
zijn rechtspraktijk en hij deed dit op buitenge
woon boeiende, leerzame en geestige wijze.
Eenige dames en heeren uit het gezelschap
voerden een tiental „bliksemschetsen" op, die
tezamen niet veel langer dan een kwartier
duurden en veel succes hadden.
De heer H. J. Wiers droeg voor „De vreem
de tocht", van Francois Pauwels en de heer F.
Primo vergastte de aanwezigen op de voor
dracht van „Maria Lecina", van Werumeus
Büning. Beide heeren oogstten een welver
diend applaus.
De heeren Jos. de Klerk en Mr. A. J. C. Vlas
kamp zongen, zichzelf aan de piano begelei
dend, eenige liedjes, die eveneens zeer in den
smaak vielen.
Na afloop dankte de heer Primo alle mede
werkenden met een hartelijk woord.
De zeer geslaagde avond werd geleid dooi
den voorzitter der amusements-commissie van
den H. J. K„ drs. Th. B. F. Hoyer, die zich op
voortreffelijke wijze van zijn taak kweet.
in iedere richting ver
krijgt men, dank zij
de bijzondere slijp-
wijze en voortreffelijke
kwaliteit, met
Vanaf 2.25 per stuk. In
de étalage van den opti
cien ziet men of deze
„Punktal" verkoopt. Te
verkrijgen bij de vak-
opticiens.
Brochure „Punktal 536"
wordt kosteloos verstrekt
door de vak-opticiens o£
door de vertegenwoordiging"
voor Nederland: Zeiss Ikon
-tUSsl N.V., Heerengraeht 4S9, te
J Amsterdam C.
(Adv. Ingez. Med.)
BOND VAN KENNEMER SPEELTUIN-
VEREENIGINGEN
De trekking van de in verband met de op 28
en 29 April gehouden tentoonstelling, geor
ganiseerde loterij is vastgesteld op Woensdag
18 Juli in het clubgebouw van de Speeltuinver-
eeniging „Meerlebosch", Nachtegaalstraat,
Haarlem Noord.
HOOP DER TOEKOMST.
A.s. Vrijdagavond hoopt de Ned. Vereeni-
ging ,Hoop der toekomst" haar 36e jaarfeest
te vieren in het Blauwe Kruis, Oude Groen
markt.
Opgevoerd zal worden het kinderzangspe!
„ReepeLsteeltje".
Ook de fluitclub zal eenige nummers ten
beste geven.
HET TOONEEL.
ROTTERDAMSCH-HOFSTAD TOONEEL.
MIJN VROUW IS EEN...?
Ben van Eysselsteyn heeft 'n paar jaar ge
leden naar illustere voorbeelden den duivel
op aarde laten komen. Waarom zou de Hon
gaar Tores Vaszary het dan niet eens met
een engel probeeren? De engel komt tot de
zelfde conclusie als de duivel, namelijk, dat
het niet gemakkelijk is voor menscli te spe
len en het op aarde min of meer 'n hypocri
tisch zootje is.
De engel uit het blijspel van Tores Vaszary
komt, secuur gebonden aan een touwtje, uit
de wolken op de aarde zweven en stapt dan
het kantoor binnen van den heer Tomas, die
juist gezworen heeft, nooit te zullen trouwen.
Maar met een engel wil hij het toch wel eens
probeeren. Het experiment blijkt echter niet
mee te vallen, want met een heusche engel
staat een man telkens voor onverwachte ver
rassingen. Deze engel tenminste doet alles
wat een gewone vrouw nooit zou doen.
Dat zij geen rumba kan dansen, niet kan
bridgen en rooken, dat is allemaal minder,
maar het ergste is, dat zij niet kan liegen en
het ook niet leert, hoe zeer zij ook ten ple-
ziere van haar man er moeite voor doet..
En wat het beteekent consequent de waar
heid. te zeggen in de society, daarvan hebber,
wij op het tooneel al tal van voorbeelden ge
zien.
Eindelijk tracht de kamenier haar te lee-
ren hoe zij een „fatsoenlijke vrouw" kan wor
den.
Maar als zij die lessen in praktijk wil bren
gen, is dat ook al weer veel moeilijker dan zij
denkt. Het blijkt niet gemakkelijk voor een
engel om precies te leeren, wat je in de so
ciety wél en wat je niét mag doen. En als
man zou ik na dit blijspel gezien te hebben
het tenslotte prefereeren, maar 'n gewone
vrouw naast me te hebben en niet een engel!
Want met een engel is het voor een gewoon
sterveling niets gedaan.
Cor van der Lugt Melsert deed verstandig
ons, toeschouwers voor den aanvang der voor
stelling te waarschuwen, dat dit blijspel een
„fantasie" was. Niet, dat wij dit zonder dit
inleidend woord ook niet gesnapt zouden heb
ben. maar het publiek was er nu op voorbe
reid, iets anders dan anders te zien te krij
gen en was daarenboven door deze causerie
voor het doek in een goede, prettige stemming
gebracht. Eerlijk gezegd, vond ik die causerie
licht ironisch en spottend van toon en vol
fijne kritiek, het beste deel van den avond.
De fantasie, waarop ik mij gespitst had, viel
mij echter daarop wel tegen. Het begin, toen
wij nog geheel op de aarde waren, was lang
niet onaardig en het- tooneeltje tusschen To
mas. Szalay en Malvinchen, waarin Szalay
■zijn vriend Tomas met een vrouw gelukkig
wil maken kostelijk gespeeld door Gimberg.
Van der Lugt en mej. Mecklenburg was
zelfs heel goed. Maar zoo als de engel naar
beneden kwam vallen aan een touwtje
■zoo was ook deze „fantasie', zij was niet licht
en ijl genoeg, wij zweefden niet op de vleugels
der verbeelding, wij bleven stevig op aarde en
het was nu en dan eerder plomp dan luchtig,
eerder zwaar dan licht.
De idee was lang niet slecht en in de spot
en de kritiek op heit menschdom hoorden wij
nu en dan wel eens een rake, geestige zet,
maar het geheel was voor een fantasie toch
wat te log en te nadrukkelijk, ite weinig ver
nuftig' en speelsch. Een Molnar zou zeker van
een zoo aardig gegeven iets meer hebben ge
maakt en onze landgenoot Ben van Eyssel
steyn won hét met zijn Duivel ongetwijfeld
van Tores Vassary's Engel op aarde.
Of het stuk met lichter spel niet een ande
ren indruk zou hebben gemaakt? Het werd
nu doorgaans in den klucht-toon gespeeld,
wel grappig dikwijls, maar toch niet licht,
speelsch en met fantasie.
In dezen toon waren Louis Gimberg en Cor
van der LugtMelsert het vlotst en het
levendigst, Van der Lugt het fijnst heel
vermakelijk, maar zij stonden in diit men-
schen-milieu ik zonder de engel hier uit
wel wat erg apart. De omgeving maakte
een wat poveren, in hef tweede bedrijf op de
avondpartij zelfs een min of meer dilettanti-
sc-hen indruk. Dick van Veen zoekt het me",
zijn carricaturen wij zagen het oók onlangs
in een ander stuk te veel in overdrijving en
zelfs in opgeplakte neuzen. Dat lijkt mij toch
voor een jongen acteur niet de juiste manier.
Annie van der Lugt Metsen!van Ees was
de engel. Wij zagen in deze engel voornamelijk
Annie van Ees en het bleef een variatie op
andere rollen. Haar eerste verschijning als
mensch was wel grotesk, maar was als het
heele stuk wat gelijkvloersch. Zij had gees
tige momenten, maar als geheel misten wij
toch ook in haar spel te veel de f amas ie. Het
was alles wat mat, te weinig speelsch voor
deze rol. Maar zij zar er in H en III uit
„mooier dan een engel"!
Onze schouwburg was op deze inviitatie-
avond voor abonné's gisteren stampvol en het
publiek heeft zich blijkens het herhaalde, dik
wijls zelfs luidkeelsche gelach en het lang
durig applaus aan hét slot uitstekend ver
maakt, zoodat het voor het Rotterdamsch
Hofstad Tooneel een succes werd. En ook voor
den heer Deinum, die zijn abonné's op dezen
avond genoodigd had.
J. B. SCHUIL
HET TOONEEL
DE MODERNE LUCHTAANVAL IN
„DARK HORIZON" OP HET
LONDENSCHE TOONEEL.
LONDEN, 25 April.
Een luchtbombardement op Londen in een
toekomstigen oorlog is het gegeven, den fei
telijken inhoud en het slot van Dark Horizon,
een stuk van Lesley Storm, dat eenige dagen
geleden in Daly's Theatre zijn eerste opvoering
heeft beleefd. Het ontleent zijn waarde niet
aan de beste tooneelkunstige eigenschappen
maar aan zijn echte of vermeende actualiteit.
Het is een stuk tegen oorlog in het algemeen,
tegen den luchtoorlog, met gas, in het bijzon
der. De regisseur moet met de schrijfster dee-
len in de hulde, welke aan de voorstelling
wordt gebracht. Het einde dat bijna uitslui
tend beteekenis heeft is indrukwekkend,
realistisch en hartknijpend. Wanneer het gor
dijn opgaat is er geen gedachte aan oorlog. De
toestand is gelijk aan dien van vandaag. De
dagbladen schreeuwen oorlogsalarm, zoo her
haaldelijk en zoo nadrukkelijk dat het kracht
verliest. Hoeveel tijd kan er niet liggen tus
schen voornemen of bedreiging en uitvoering?
Geen tijd meer, zegt de schijfster van Dark
Horizon. De lucht was vanmorgen helder en
levenlust-wekkend, maar luttele uren later
werd de horizon verduisterd door de dood en
verderf zaaiende vliegmachines. De vijand had
zich niets aangetrokken van den Volkenbond,
was over neutraal gebied komen vliegen en
had den eersten slag toegebracht, dat is de slag-
die volgens de oude tactiek der vaderlandsche
en vreedzame veldoefeningen een daalder
waard is maar die in moderne strategie, welke
rekening houdt met het uitspansel boven
Europa een waarde vertegenwoordigt-, waar de
cijfers der astronomie bij te pas moeten ko
men. Vergeleken bij dezen luchtaanval, ver
beeld op het Londensch tooneel van 1934,
waren die van 1918 onschuldig. Toen maakten
de Londenaars het zich in de beschermende
kelders gezellig door thee te zetten. In 1934 is
er geen thee, want het water is al vergiftigd.
In 1918 hield men er in de ondergrondsche
gangen van de Underground-stations de stem
ming in met grappen maken over de hachelijk
heid en de onhuiselijkheid van het verblijf.
In 1934 kan er van praten geen sprake zijn,
want men draagt gasmaskers. Het is een af
grijselijk tooneel.
Voor wij zoo ver waren hadden wij kennis
gemaakt met de bewoners van een flatblok
waarop en waarin de verstikkende bommen
zouden vallen. In twee bedrijven hadden wij
wat gehoord van hun leven, hun ervaringen,
hun plannen het leven, de ervaringen, de
plannen van al onze medemenschen. De be
woners der flat worden maar losjes geteekend.
Men ziet hen niet als individueele zielen, meer
als typen, vertegenwoordigend de gemeen
schap. Zij gaan ten onder met al hun ideeën,
voornemens, liefde en verdriet in de vernieti
gende werking van den zwarten horizon. De
gasmaskers, de vochtige lakens om openingen
af te sluiten helpen niet. De gasbommen ont
ploffen buiten. Een deur wordt stuk geslagen
en het einde is duisternis en verstikking.
De schrijfster heeft haar boodschap gege
ven, haar waarschuwing laat aan duidelijk-
heid niets te wenschen over.
A. K. VAN R.
MUZIEK.
R.K. LYCEUM-ORKEST
KAMERMUZIEKUITVOERINC.
De naam „orkest'.' is wat weidsch voor de
combinatie van 4 eerste en vier tweede violen,
één cello en piano, die zich Maandagavond in
de concertzaal van Brinkmann hooren deed,
en blijft dat zelfs als men. er vier blokfluiten
bijvoegt. Met de keuze van den term „kamer-
muziekuitvoering" kan men zich beter veree
nigen, al behoort de concertone van Mozart
strikt genomen niet tot de kamermuziek. Maar
het streven van den heer Olivier Koop, om de
gezamenlijke muziekbeoefening onder de leer
lingen van het R.K. Lyceum niet alleen aan te
wakkeren, maar ook in deugdelijke richting
te leiden kan men slechts toejuichen zonder
eenig voorbehoud.
Het „orkest" is nog klein, maar het debu
teerde met een „sonata da camera" van Co-
relli flink. Opmerkelijk waren de rhythmische
zekerheid en de maatvastheid der jeugdige in
strumentalisten in de verschillende imitato-
rische gedeelten, te meer daar zij op hun eigen
muzikale beenen moesten staan (figuurlijk be
doeld, want ze zaten behoorlijk op stoelen!),
want de dirigent speelde te midden der eerste
violen mee. Evenzoo ging het met- een sonate
van J. B. Loeillet; ook deze werd aardig ge
speeld; alleen in het laatste Allegro was de
gelijkheid wat minder. En in de Concertone
van Mozart (K.V. 190) fungeerden twee leer
lingen als soloviolisten. Zij vormden dus het
concertino in dit, in navolging der concerti
grossi (de naam „concertone" duidt er al op!)
geschreven stuk. dat nog vóór het eerste van
Mozart's eigenlijke solo-viool-concerten ge
componeerd werd en nog erg naar de Italiaan -
sche modellen wijst. Jammer genoeg kon door
het vergevorderde uur alleen het Allegro van
dit stuk gespeeld worden; jammer, omdat het
Andante het meest Mozart's eigen geest ademt.
De soloviolisten hebben hun nart'j ge
speeld het orkestje was paraat en voorai a.'.n
.den zeer betrouwbaren en vaardigen pianist
komt een bijzonder woord van lof toe. Hij was
als een rots, waarop men kon bouwen.
De demonstratie der blokfluiten is nog niet
overtuigend geweest. Misschien lag het aan
den te korten tijd van voorbereiding, maar het
ensemble van de vier blokfluiten van verschil
lende grootte (sopraan, alt, tenor en bas) kon
nog geen grooteren indruk wekken dan dien
van een zevendehandsch éénmansdraaiorgel-
tje. zoo'n koffiemolen op één poot, en dan nog
wel één dat defect is. Goed aangeblazen ge
lijkt de toon eener blokfluit op dien van een
heel zachte labiaalstem van een orgel. Maai
de jongelui bliezen niet goed en bovendien
week de stemming der uit verschillende fabrie
ken afkomstige instrumenten niet onaanzien
lijk van elkaar af. Of de poging om de oude
blokfluit te doen herleven succes zal hebben
moeten we nog afwachten. Het systeem kent
men. het is in de blikken speelgoedfluitjcs
bewaard gebleven. Zonder medewerking van
andere instrumenten is de blokfluit wel ge
schikt voor schoolmarschen e.d.; in het or
kestensemble bleek ze Maandagavond voorals
nog geen aanwinst, zooals we bemerkten bij
eenige geestelijke liederen die met begeleiding
van dit ensemble gezongen werden door den
bariton Lucas Louman. En in de Pastorale van
Pez en het Adagio van G. Finger waren het de
fluiten (altfluiten), die de reinheid der stem
ming verstoorden.
Lucas Louman heeft ook nog een drietal
liederen van Mozart gezongen, met Ol. Koop
aan den vleugel. Deze kunst ging natuurlijk
boven het peil van leerlingen of dilettanten
uit en vond terecht groote waardeering.
Maar toch willen we onze waardeering nog
maals uitspreken, niet alleen voor OL Koop's
streven, maar ook voor wat hij reeds bereikt
heeft. Zulke muziekbeoefening kan niet anders
dan ontwikkelend en beschavend werken en
verdient dus aanmoediging. Zij kan een deug
delijk tegenwicht tegen de hedendaagsche ver
wording vormen.
K. DE JONG.
SCHILDERKUNST
HERMAN KRUYDER BIJ BUFFA
Kruyder begint ontdekt te worden. Dat
wil zeggen, hij heeft de wind in de zeilen
gekregen en stevent nu op een waarlijk niet
te vroegtijdigen roem als modern Hollandsch
schilder af. Dat die roem hem toekomt, wist
men in de Haarlemsche schilderswereld al
lang: hij heeft hier al voor meer dan twin
tig jaren zijn vrienden en Verdedigers ge
had. Maar het Haarlemsche kunstleven geeft
nu eenmaal den toon niet aan en zoo hebben
de levensgebeurtenissen van den schilder
althans dit goede voor hem opgeleverd dat
hij van milieu en daardoor van levenskan
sen verwisseld is. Na zijn vestiging in Blari-
cum heeft hij zich bij tusschenpoozen veel
breeder kunnen ontwikkelen en voor zijn
onafhankelijke kunstuitingen een belang
rijken steun gevonden, die hem in Haarlem
slechts bij mondjesmaat kon worden ver
strekt. In den verzamelaar Regnault vond
hij daar een waardeerder van zijn werk, die
het niet bij platonische bewondering be
hoefde te laten blijven, doch die hem door
aankoopen niet slechts materieel steunen,
doch ook een deel van het zoo noodige zelf
vertrouwen verzekeren kon. Een zoodanige
relatie konden zijn Haarlemsche vrienden
hem niet bezorgen, al hebben enkele collega
schilders hem ook toen al door hun eerbied
voor zijn werk verwarmd, en vond hij onder
öe niet-schilders verdedigers van zijn ar-
tist-zijn in b.v. den schrijver Job. Steynen,
den advocaat Mr. Tideman en in schrijver
dezes. Zij allen kunnen tevreden zijn nu
voor Kruyder, na allerhand wederwaardig
heid, de zon eener artistieke erkenning be
gint door te breken. Aan de zes of zeven
groote schilderijen, thans in de Kalverstraat
te zien, wijdt Plasschaert in De Groene een
van groote waardeering sprekend artikel, en
Mevrouw Viola doet hetzelfde in het Han
delsblad. De laatste met een vriendelijke
herinnering aan Kxuyder's Haarlemsch de
buut.
De zalen van Buffa vertoornen nu telkens
het beeld van de metamorphose der tijden.
De wanden Vroeger met Gorter's Jan van
Essen's, Weissenbruch's behangen dienen
thans vaak tot achtergrond voor Permekes
en deze dagen voor Kruyder's die elkaar
per slot van rekening niet zoo geheel vreemd
zijn. Het milieu is Kruyder aldus welgezind.
Valt af te wachten hoe „men" er thans ver
der op reageert.
Over een paar dezer nieuwe werken enkele
aanteekeningen. 'Veel meer nog dan vroeger
is Kruyder „geweldig" geworden. Geweldig
als Permeke, maar eigenlijk van een prach
tiger kleur dan deze.
Tegelijkertijd is hij veel meer koortsig
van droomen en ongebondener dan Permeke
durft zijn; beiden hebben het barbaarsche,
het absoluut on-Latijnsche. waardoor de
visioenen van een Kruyder zich van die van
een Oailon Redon onderscheiden. Ook het
evenwicht van den laatste ontbreekt Kruy
der: een geweldenaar is zelden evenwichtig.
Wat er „vreemd" is in het werk van Kruy
der stemt zelden tot meditatie, doch heeft
eerder iets dat doet griezelen, en beangstigt.
Is men daar eenmaal overheen, dan ver
baast de rijkdom der materie, waarin hij
werkt, die de angst kalmeert en onze volle
bewondering opeischt.
Zoo bij het „Kalf", een schilderij die hij
eenige malen heeft omgewerkt en overschil
derd. De kleur heeft er langzamerhand een
juweelerigheid gekregen, die men bij den
even onstuimigen Monticelli in het midden
der vorige eeuw met verbazing gade sloeg.
Zoo bij den „Hengst" waarvan het oog al
leen al een eigen leven leeft, chimérique als
een oog van Redon ons achtervolgend in ons
napeinzen over den aard van zulk werk. Ook
daarin weer stukken kleur die. ge zoudt
haast zeggen: ongemotiveerd, rijk zijn als
het paaltje in den grond naast den hengst.
In de „Ruiter" is de kleur wat zachter afge
stemd: er is iets vreemds Biedermeyer-ach-
tigs naiëfs in dit toch zoo aantrekkelijk kleu
renensemble, dat iets vrouwelijks heeft als
van een consequent doorwerkte Marie Lau-
rencin. In den „Wagenmaker" is Kruyder's
kracht misschien over te veel détails ver
deeld, om een zoo sterken indruk na te la
ten als Kalf en Heyst. De Hond aan den ket
ting, vroeger al meer geëxposeerd, kan mij
persoonlijk nog steeds niet voldoen. Er is
een sentiment in dat mij tegenstaat en dat
niet door de peinture gezuiverd wordt. En
dan hebben wij den Haan nog en ook daar
in vinden wij Kruyder op zijn mooist en
waarschijnlijk voor de meeste menschen het
toegankelijkst, terug.
Resumeerend: laten de Haai-lemmers niet
verzuimen het werk van een buifcengswnen
oud-Haarlemmer te gaan zien.
In het Museum zijn er nog de Onafhan-
kelijken —waarover later doch Kruyder
is misschien wei de onafhankelijkste en ze
ker degeen die onafhankelijkheid niet met
onbeduidendheid verwart.
J. H. DE BOIS