MIDDERNACHT Mevrouw van Heemstra, echtgenoot® van den commissaris der Koningin in Gelderland, tijdens het doorknippen van het lint, waarmede zij de groote jachttentoonstelling te Arnhem officieel opende De jaarlijksche varsity op het Noordzeekanaal werd ditmaal be" gunstigd door fraai weer. Het hoofdnummer oude vier werd gewonnen door de ploeg van Nereus Ook de schoenpoetser op den Dam te Am sterdam offerde Woensdag zijn penningske voor de collecte .Liefdadigheid naar Ver mogen", die in de hoofdstad gehouden werd De Interlandwedstrijd Nederland-Frankrijk in het Amsterdamsche stadion eindigde In een 5-4 overwinning voor de gasten. Bovenstaande foto geeft een duidelijk beeld van de dicht bezette tribunes De internationale tenniswedstrijden van D D V, zijn Donderdag te Amsterdam aange vangen. De Australiër Crawford (links) en onze landgenoot Timmer voor den aanvang van hun partij De Fransche aan voerder Thépot overhandigt den Hollandsche aan voerdervan Heel een vaantje in de Fran sche kleuren De Engelsche en Australische deelnemers aan het internationaal tennistournooi van D.D.V. te Amsterdam, brachten een bezoek aan Volendam FEUILLETON Detective Roman uit Donker Amsterdam door PIET KLOPPERS. 5) We- r luisterde hij alvorens te handelen, in gespannen. Niets verdachts te hooren. Regen droppels die op de straatsteen en kletterden. En in de verte het geronk van een motor, dat steeds luider werd naarmate de auto naderbij kwam. De wagen reed snel. Middernacht staarde onwillekeurig naar de naderende lam pen. Op vijf of zes meter afstand van de stoep, waarop de detective stond, hield de auto, een gi'oote taxi, stil. Een jonge man met slobkousen aan en een jas met bontkraag, sprong eruit, en liep naar de stoep. In de duisternis de stoep was hoog, en werd niet door de autolampen beschenen, zag de jongeman niemand staan, en de detective liet het licht van zijn zaklantaarn flitsen. „Hè!" schrok de ander, „man je laat mijn hart in mijn keel kloppen. Mooie manier, om iemand zoo te doen schrikken." „Spijt me," zei Middernacht. „Mijn naam is Norman Ray, detective.. Met wien heb ik het genoegen?" „Kent ge mij niet o! speurhond?" „Ik veronderstel, dat u de heer Heeringa Jr. zijt, de zoon van den bankier?" „Ziet u dat aan den modder op mijn schoe nen. of aan het randje van mijn hoed? Maar wat is er eigenlijk aan de hand. Staat het huis onder bewaking?" „Ik kwam hier langs, meneer Heeringa, en zag een lichtbundel door een luchtgat flitsen, gn ik heb een sterk vermoeden, dat ar bii u ingebroken is. Toen u kwam. stond ik op het punt mij toegang tot het huis te verschaffen". „Uw vrees zal wel ongegrond zijn, meneer Ray", antwoordde de jonge man. „Dat er niet opengedaan wordt is heel begrijpelijk. Er is maar één man in huis, ouwe Hendrik, de huisknecht en die is zoo doof als tien kwartels. Al valt het plafond boven hem in, dan hoort hij nog niets. Maar hij is een trouwe ziel, al jaren bij ons. Ik denk dat hij nog eens de ronde is gaan doen en het licht even heeft aangedraaid. Zoo is hij. Als hij maar half denkt dat hij niet overal de pin nen op de ramen heeft gedaan, klautert hij zijn bed weer uit en gaat controleeren. Een beste kerel, ouwe Hendrik". „Jawel, jawel", zei de detective ongedul dig. ,maar in de eerste plaats is er van open doen of niet opendoen geen sprake want ik heb u niet gezegd, dat ik heb aangebeld. En in de tweede plaats klopt dat vaste slapen van den huisknecht niet met den lichtbun del dien ik zag, en met de veronderstelling, dat de oude aan het controleeren is geweest. We moeten naar binnen. Hebt u een sleutel?" „En of. Wat zou ik zonder sleutel beginnen, ha, ha, ha?" Voor het eerst bemerkte Middernacht, dat de jonge Heeringa naar whisky rook, en niet zoo héél vast op zijn beenen stond. „Laat ons dan naar binnen gaan en ons overtuigen", drong hij aan. „Naar binnen gaan we zeker, maar u bent er naast meneer de detective. Detectives zijn er altijd naast, behalve in de boeken, hè. Maar ik zal u wat vertellen, Hendrik moet niet mijn plannetjes in de war sturen". „Wat voor plannetjes?" De jonge Heeringa boog zich vertrouwelijk naar den detective. „Prachtplannetjes", fluisterde hij, „Ik kom hier even mijn kaarten halen voor een spel letjes bridge met een paar vrienden van me. En mijn tasch met een paar overhemden, moet ik ook hebben. Ik heb geen zin om altijd in dat dooie Baarn te zitten, en ik ben •r maar eens tusschenuit geknepen. De ouwe heer is nijdig als 'k dat doe, want we spelen vijf cent per punt, zie je, en soms nog een pokertje na. Hij heeft al eens mijn speel schulden betaald, en dat vond ie niks prettig. En mijn zus heeft ook liever dat ik in Baarn blijf. Ze gaat trouwen met van Dorsten. Och, dien mag ik wel, kan niet anders zeggen. De detective knikte, „En zie je", ging de ander voort, „die ouwe Hendrik van ons in zoo'n bemoeial. Als hij me zoo-meteen ziet is het weer: „me neer Jan, weet papa dat u in de stad bent?" En hij rapporteert het onverbiddelijk aan den ouwen heer. Daarom moet u vanavond geen spelbreker zijn, meneer Ray. Help me liever een handje. Laat ik halen wat ik noo- dig heb, en als er werkelijk een vreemde in huis is, geef ik een gil!" Hij haalde zijn sleutel uit zijn zak en opende de deur. Op de gracht stond de taxi; achter het gele licht van haar zwakke lantaarns dommelde de bestuurder; wat ging het hem allemaal aan wat er zich op die stoep afspeelde? Een Amsterdamsche taxichauffeur moet kunnen hooren, zien en zwijgen, dan schoot er het meest voor hem over. De detective volgde den jongen Heeringa op den voet. Beiden stonden in het portaal stil en luisterden. Geen geluid verbrak de stilte. „Het was natuurlijk Hendrik, o! ongeruste speurhond!" meesmuilde Jan Heeringa. „Hij zal nu wel in zijn bed liggen en ik hoop dat hij slaapt als een marmot. In een minuut ben ik terug meneer Ray". Hij liep de breede trap op en de detective liet hem gaan. Hoe zou hem dit later berouwen! Maar op dit oogenblik meende Middernacht dat hij zich niet moest bemoeien met den jongen Heeringa en zijn fuifpartijtjes. Dat was, alles welbeschouwd, een familie-aange legenheid, waar hij geen steek mee had te maken. Niemand ook de verontwaardigde papa's niet! zijn erkentelijk voor de be moeiingen van een vreemde die zich onge vraagd in particuliere aangelegenheden mengt. Eenige minuten gingen voorbij, toen kwam Jan Heeringa de trap af met zijn valies, „Geen kip of kraai te bekennen", zei hij. We zullen de deur maar achter ons dichtdoen, meneer Ray, en dan zal ik eens zien of ik van avond goede kaarten krijg. Als je pech hebt met bridgen, blijf je nergens, geloof mij." Middernacht glimlachte. „Niet te onvoor zichtig bieden", raadde hij, „en „Wel alle deksels!" viel de jonge man hem in de rede. Hij stond het dichtst bij de half-geopende voordeur, en keek onthutst de gracht op. Achter de taxi stond een groote luxe-wagen, en een jonge dame, met een mantel aan van petit-gris, stapte over de plassen heen Middernacht keek niet zonder oprechte be wondering naar het kleine voetje en de fraaie beenen, die zich manifesteerden onder een wel zeer voetvrijen rok uit en kwam naar de deur waarbij de twee mannen stonden. „Mijn zuster", bromde de jonge Heeringa. „Als die me ziet, haalt ze Hendrik erbij, en adieu drie sans-atout, of vier schoppen met vijf honneurs hier in mijn ééne hand. Wat moet z-e hier? Ah, wacht! Ik zal me hier ach ter dat blok marmer verstoppen. De eerste keer dat het recht van bestaan heeft. Vertel 'r een sprookje, meneer Ray!" Hij hurkte ijlings achter een breed mar meren voetstuk, waarop een borstbeeld van zijn grootvader, in levep een bekend figuur in Amsterdamsche beurskringen, stond. De detective grinnikte. Hij zou den jongen niet verraden, het lag niet op zijn weg, en hij zou zichzelf een kinderachtig heerschap ge vonden hebben, als hij klikspaan was gaan spelen. „Schrik niet, juffrouw Heeringa", zei hij. Het meisje was de stoep opgekomen en duw de de aanstaande deur open. „Uu ként mehakkelde zij. „Mijn naam is Norman Ray, detective. Mis- ehien heeft u wel eens van me gehoord. Ik kwam langs uw huis en zag plotseling licht in de voorkamer boven. Ik wist dat de familie uit was, en ik achtte het mijn plicht mjj op dft hoogte te stellen of alles in orde was. Ik heb. h'mik heb niets verdachts gevonden". „Ik ken uvan gezicht, meneer Ray. Ik heb uw foto wel eens in de krant gezien. Weet u zeker dat alles in orde is?" „Jawel, juffrouw Heeringa." „En hebt u Hendrik, onzen ouden knecht, niet wakker gemaakt?" „Hij was nergens te bekennen". „Daar ben ik blij om. Hendrik, ziet u, wordt oud. Eigenlijk vind ik het onverantwoordelijk van papa hem alleen in huis te laten". „Daar hebt u wel een beetje gelijk in „Maar hij is zoo door en door te vertrouwen, begrijpt u? Meneer Raymag ik u iets vragen? Wilt u aan niemand zeggen, aan nie manddat u mij vanavond hier hebt ge zien?" Het meisje kreeg een blos, die haar aller aardigst stond. „Als u er op staat, juffrouw Heeringa „Ja ziet u, ik zal het u maar bekennen. Ik verveelde me vanavond, en daarom liet ik den chauffeur voorkomen en ben naar Amsterdam gereden. Bij Tuschinski gaat een film van Pola Negri, die wou 'k graag zien, en nu ik hier toch eenmaal was, besloot ik even naar huis te gaan om een paar dingen die ik noodig heb, mee te nemen. Maar ze hoeven in Baarn niet te weten, dat ik ben weg geweest. Ari, onze chauffeur, werraadt me zeker niet." Weer bloosde ze, en de detective dacht aan den heer Van Dorsten met wien ze zou gaan trouwen. .(Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9