Koninklijk bezoek aan de
ontginningswerken in Reederveld.
MIDDERNACHT
Bij de Mij. Clnelone te Amsterdam worden thans de buitenopnamen gemaakt voor da
Nederlandsche klankfilm „Bleeke Bet". - Een der aardige scenes
De nieuwe politie-opleidingschool te Hendon (Eng die 31 Mei a.s.
door den Prins van Wales geopend zal worden, is reeds officieus in
gebruik genomen, De ochtend gymnastiek
Het tennistournooi in het stadion Roland Garros te Parijs. Dinsdag De hertog van York, tweede zoon van den Koning van Engeland, heeft dezer dagen
werd het tweede gedeelte van den wedstrijd Frankrijk Engeland ge- deelgenomen aan de golfwedstrijden tusschen admiraals en generaals te Camberley
speeld. V.l.n.r. t Austin: Malfroy; Bernard en Borotra Heath gehouden
President Lebrun van Frankrijk heeft een bezoek gebracht aan Dijon, alwaar de president
een krans legde bij het monument voor de dooden uit den wereldoorlog
Het bezoek van H. M. de Koningin aan de ontginningswerken In
Reederveld. De Koningin bij het verlaten van der barakken
FEUILLETON
Detective Roman uit Donker Amstei'dam
door
PIET KLOPPERS.
15)
Middernacht lachte grimmig.
„Denkt u dat ik u geloof?" vroeg hij. „Wat
deed u met het paarlencollier, hè?"
„Met het paarlencollier," zei Jetje Karspels
kalm en zakelijk, „deed ik niets, omdat ik het
niet te pakken kon krijgen. Ik geef toe, dat het
mij om het collier te doen was. Ik had een
sleutel van de voordeur, maar u was zoo
vriendelijk die voor me open te maken. Ook
had ik den sleutel van de brandkast en ik wist
de lettercombinatie."
„Van wie?"
„Dat zal ik u heel misschien óók nog wel
eens vertellen. Wees maar blij dat ik zoo aller-
volledigst aan het bekennen ben, meneer de
detective".
Zij knipte weer met haar vingers, alsof ze
zeggen wou, „maling heb ik eraan", en ging
voort
„Toen u me naar binnen liet gaan, liep ik
regelrecht naar de kamer, waarin de- brand
kast stond en opende haar. Brutaal hè? Maar
brutale menschen zijn dikwijls ook dom. Ik
was erg dom. Toen ik het collier niet vond,
was ik bar teleurgesteld en deed de kast weer
dicht. Later las ik nota bene in de krant, dat
die inbreker, Dolle Bult, gelukkiger was, en
van alles vond, ik denk in een vak, dat ik in
mijn haast over het hoofd heb gezien. Idioot
hè?"
„Niet zoo bijzonder," bromde de detective.
Mü had haast en wat voor een haast. En dat.
doortrapte misdadigers soms op on
verklaarbare wijze wel eens iets over het hoofd
zien, is niets nieuws. Maar ik moet zeggen
dat u de koelbloedigste juffrouw bent, die ik
ooit heb ontmoet."
Jetje Karspels haalde haar ranke schou
ders op.
„De heele kunst in het leven is, het ijzer te
smeden als het heet is," meende ze.
„J-a, en zoo noodig een ouden man een
mes in het hart te steken."
Nu voor het eerst verbleekte de actrice.
„U u beschuldigt mij toch niet van dien
afschuwelijken moord?" vroeg zij zenuwachtig.
„U wordt er van verdacht," zei de detec
tive langzaam.
„Neen, neen!" riep zij uit. „Bloedvergieten o!
mijn hemel, dat nooit. Ik heb gestolen, meer
dan eens, maar dat, dat niet!"
„Gestolen meer dan eens?!" Voor het
eerst mengde Ida Basquette, die met open
mond had zitten luisteren, zich nu in het ge
sprek en herhaalde Jetje Karspel's woorden.
„Ik wist niet, dat je een dievegge was," ging
zij voort. „Ik heb eenmaal te doen gehad met
de wet, en ik bedank voor den tweeden keer.
Jetje, je zei dat je een arm figurantje was en
ik heb je geholpen. Door mij kreeg je werk en
een paar kleine rollen. Ik stelde je voor aan
allerlei menschenje kreeg cadeaux, die
je kon verkoopen of naar de bank van leening
brengen. Ik heb altijd gedacht dat je tegenover
mij in ieder geval eerlijk was geweest, maar
wat ik nü hoor
„Een mooi verhaaltje. Ga zitten juffrouw
Basquette, en laten we eens probeeren of we
elkaar niet een beetje vertrouwen kunnen."
„Ik ik weet werkelijk niets van den
moord!" riep Jetje Karspels.
„Dat is best mogelijk, maar u zit in het
schuitje en u moet meevaren. En u bent niet
zoo veilig als u denkt! U hield me dien nacht
prachtig voor den gek, en als het alleen ging
om die paar ontvreemde voorwerpen, liet ik
u loopen. Want ik wil niet graag uitgelachen
worden, wat dat betreft, had u het bij het
rechte eind. Maar er is een moord gepleegd,
en ik kan mijn ij delheid opzij schuiven als
het moet U was in het huis op een tijdstip
dat de moord kan zijn gepleegd. U was in de
gelegenheid den man te dooden. U had ook
een mouef, als de oude knecht u op heeter-
daad heeft betrapt!"
„Ik weet er niets van, werkelijk niets, niets,
niets
Al haar zelfbeheersching was ze nu kwijt,
de detective was meester van het terrein, de
rollen waren, voorloopig althans, omgedraaid.
„Vertel dan alles wat u weet, en vergeet
niet. En u, juffrouw Baspuette, maak haar
niet zenuwachtig en val haar niet in de rede."
Jetje Karspels slikte een paar maal, keek
van den een naar den ander, en begon te
trillen als een espenblad.
„Ik wou geld hebben," klaagde ze. „Een
heeleboel geld. Armoe is iets waar ik niet tegen
kan. Mooie japonnen wou ik, en eten in La
Reserve, bij Dikker en Thijs, van Laer en
Trianon. De aandacht wou ik trekken, weelde
wou ik hebben.En toch dacht ik aan mijn kunst.
Lacht u maar niet zoo hatelijk. Heusch, ik
kan iets. Maar het is bij het tooneel als overal:
een kruiwagen moet je hebben."
„H'm, dus u stal omh'mom vooruit
te komen in de wereld?"
„Ja, en omdat ik me niet verslingeren wou.
Begrijpt u wat ik bedoel?"
„Ongeveer. U koos van twee kwaden het
minste. Ga verder."
„Ik slaagde, tot op zekere hoogte. Ida stelde
me aan enkele heeren voor. Zoo leerde ik ook
Jan Heeringa kennen. Wat ik van ze te pakken
kon krijgen, nam ik. Op een keer begon Jan
Heeringa te wauwelen over het prachtcollier
dat zijn zuster zou krijgen als ze trouwen ging.
Dat stemde me tot nadenken. Wat gaf het of
ik van dezen en genen iets los kreeg? Daar
bleef ik even arm bij als ik was. Maar als ik
dat collier machtig kon worden, was ik er in
eens bovenop. En ik nam dus maatregelen."
„Wat voor maatregelen?"
„Ik zocht Jan en Ida's gezelschap zooveel
mogelijk en hoorde den jongen uit. Ik vroeg
hem van allerlei over het huis, en hoe het was
ingericht, tot ik alles wist wat ik weten wou.
Ook, dat het collier in de brandkast zat."
JEm hoe kwam u aan den sleutelt
„Op een avond had Jan Heeringa driemaal
zooveel gedronken dan hij verdragen kon, en
ik zag kans zijn sleutelbos machtig te worden,
terwijl Ida zich even geëxcuseerd had. In
mijn taschje had ik al ik weet niet hoelang
een stuk was, om een afdruk van de sleutels
van de brandkast en de voordeur te maken,
als ik ooit de kans zou krijgen. Het was het
werk van een oogenblik, want ik herkende
tusschen de groote sleutels dien van het Lips-
slot en dien van de safe heel gemakkelijk."
„En de lettercombinatie?"
„Dat was moeilijker, maar die kreeg ik ook.
Op een anderen avond was ik weer met Ida en
hem in een café, en Jan Heeringa had ook nu
te veel gedronken. Hij schepte over alles en
nog wat op, hij bluft altijd als hij te veel
whisky naar binnen heeft, en ik wist hem,
zonder dat hij er erg in had, te brengen tot
een beetje opschepperij over zijn verstand, zijn
hersens, en zijn geheugen!"
„Heel slim," zei de detective, die licht begon
te zien.
„Hij blufte dat hij een reuzengeheugen had.
en ik zei dat hij geen serie cijfers kon op
schrijven, en ze zich een half uur later nog
herinneren. Hij scheurde een randje van een
menu af, schreef er eenige cijfers op en gaf
mij dit in bewaring. Na een half uur deed hij
erg gewichtig, plantte zijn vinger tegen zijn
voorhoofd, en deed of hij de grootste moeite
had zich de cijfers te herinneren. Ida liet zich
beetnemen, maar ik wist van te voren, wat
Jantje zou doen om ons van zijn orachtgeheu-
gen te overtuigen. O! ik wist het van te voren.
Maar toen hij de cijfers had opgenoemd, en we
ze met de kaart hadden vergeleken, was hij
eerlijk genoeg om te hakkelen, dat hij slimmer
was dan wij, en dat hij een paar cijfers, die hij
wel dróómen kon. de lettercombinatie van het
brandkastslot, had opgeschreven. Ik verfrom
melde het papier en deed of ik het weggooide,
maar ik stopte het in mijn handschoen en zoo
kwam ik te weten wat ik wou."
„Die Jan Heeringa is de grootste dwaas dien
ik ooit van mijn leven ontmoet heb," bromde
de detective. „En verder?"
»Qp dejj dag dafc ik kans meende
schoon te zien, ging ik naar het huis. Het was
een donkere, gure avond, zooals u zich wel
zult herinneren. Ik wist dat er niemand in
het huis was behalve de knecht. Maar ik vond
u voor de deur, al maakte dat het karweitje
eerder gemakkelijker dan moeilijker. Het col
lier was echter niet te vinden."
„En u weet niets van den moord op Hendrik
Bosman?"
„Niets, niets. Hoe kunt u zooiets zeggen.
Dat gelooft u toch zelf niet?"
„Wat ik geloof of niet geloof, doet er weinig
toe. Ik weet alleen dat u allebei de gelegenheid
hebt gehad den man te dooden, en dat er voor
u allebei een motief was, als hij één van u bij
de brandkast heeft aangetroffen?"
De beide vrouwen protesteerden met heftig
heid.
„Ik heb u alles verteld wat ik wist," zei Ida
Basquette, „en Jetje ook. Wat wilt u nog van
ons?"
„Van u," antwoordde de detective langzaam,
„van u wil ik in de eerste plaats weten wat u
bedoelde met de woorden: „dus tóch, hij
heeft
„Datdat kan ik niet zeggen."
„Had u het oog op Jan Heeringa?"
De actrice aarzelde even, toen....: „Ik.
heb.ik heb niets meer te zeggen."
„Dan gaat u achter slot en grendel."
„Ik zal gaan."
„En u, juffrouw Karspels, gaat mee."
„Neen, neen!"
„Toch wel. U heeft bekend, dat u gestolen
hebt, u wordt verdacht van den moord, en ik
ben verplicht u te arresteeren."
„Maar ik heb u alles, alles gezegd. Ik wou
naam maken, slagen in het levenik had
er een goede reden voor."
„Welke reden?"
Hier nam Ida Basquette het woord.
„Bij alles wat ze doet of laat, is haar reden 1
altijd Willen Snoeckl"
(Wordt vervolgd).