RDAGAVOND Pan American Airways» Reisbrieven uit Lapland H.D.* BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Zweden en Noren VERTELLING ZATERDAG 26 MEI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 13 In 12 uur van Guyaquil naar Panama. DE SAN BLAS VAN DE PAN AMERICAN AIR WAYS, EEN SIKORSKY-AMPHIBIE. Ik herinner mij nog heel goed. dat wij een jaar of vijf geleden, toen in Europa al menige passagiersdienst geregeld functionneerde, tel kens weer hoorden: Ja, Amerika heeft wel luchtpostdiensten, zelfs nachtdiensten, maar Uncle Sam acht zijn onderdanen nog te kost baar om ze aan passagiersvervoer door de lucht te wagen. Dat is nu veranderd. Amerika bezit een stel luchtvaartlijnen, die met groote zekerheid werken over dikwijls zeer moeilijke trajecten; een bedrijf, dat zich met reuzen snelheid ontwikkelt. En zal blijven ontwikke len evenals onze K. L. M. en K. N. I. L. M.! Zoo goed als in Onze Oost moest het lucht- vaartverkeer in Zuid-Amerika een groote rol gaan spelen. Noord-Amerika heeft evenals Europa een prachtig spoorwegnet. Daar is luchtvaart alleen bespoediging, maar een groot deel van Zuid-Amerika is vrijwel uit sluitend aangewezen op scheepvaart langs de kust. Het vliegtuig komt nu als de groote redder. In 1929 vloog ik in vier uur tijd van Batavia naar Palembang, anders een reis van 2K dag per K.P.M. boot. Gisteren vloog ik in twaalf uur tijd van Guyaquil naar Panama, anders een bootreis van een kleine week! Dat is een enorme tijdsbesparing en de kosten zijn bovendien niet veel hooger dan eerste klas boot. Voorloopig blijft echter één bezwaar, de zeer beperkte bagage hoeveelheid, die het vliegtuig meeneemt. De „Panamerican Air ways" exploiteer en thans een lijn langs de Oostkust van Zuid-Amerika, die dan in Bue nos Aires Westwaarts gaat over de Anden naar Santiago om dan weer, heelemaal de kust langs, de ideale verbinding te vormen voor post en passagiers van Chili, Peru en Ecuador met Centraal Amerika en de rest van de we reld. Het moeilijkste traject is dat over de Anden van Buenos Aires naar Lima. Drie jaar geleden was dit een expeditie, waarvan het Geographical Magazine een nummer wijdde. Thans vliegen de passagiers- en mailvliegtui gen geregeld tweemaal in de week in beide richtingen, even geregeld als de dienst langs de zonnige kunst van Chili en Peru. En ook de Pan American is trotsch op een dienstre- gelmaat van 99.6 pCt.! Eji toont dit graag aan geïnteresseerde Hollanders. En zoo ge schiedde het, dat ik Dinsdagmiddag 25 Juli om tien voor 4 in het bootje stapte, dat mij naar de landingsplaats der watervliegtuigen op de Guayasrivier moest brengen. Om 4 uur moest het toestel aankomen. Het was laat, 3 j minuten over tijd op een traject van bijna tien uur vliegen. Dokter en douanen zijn mee in de boot, maar behalve piloot en mecanicien komt er slechts een postzak uit de groote ma chine. Ik ben de eenige passagier en als ik één voor een alle stoelen probeer in de cabine, moet ik even terugdenken aan de Ford auto bus van een paar dagen geleden. En aan de toch eigenlijk noodzakelijke bagage, die ik achterliet om het toestel niet te veel te be zwaren! Echter, nooit getreurd, en de aan dacht werd alweer getrokken door het aan zetten der beide motoren, die ons spoedig over het water trekken, zoodat de golven aan weerskanten opbruisen tegen de drijvers en vooral tegen de cabine, die evenals bij de Dornier Wal het hoofddrijflichaam is. Steeds sneller, tot plots het water over den onder vleugel heen vliegt, onder de ramen der ca bine, een stortvloed over de cabine der piloten en wij zijn vrij van het water. Zestig mijl per uur wijst de snelheidsmeter en dat stijgt al gauw tot honderd. Dat is onze kruissnel heid. Honderd mijl per uur. Drie kilometer in de minuut. Guyaquil zwaait langs ons heen. de flinke gebouwen helder afstekend langs den waterkant, de pleinen vroolijk groen voor de groote kerken. Hoog over de masten der zeeschepen op de rivier suizen wij Westwaarts, om al gauw de rivier te verlaten en land waarts in te vliegen. De Quyasrivier buigt namelijk naar het Zuiden om en ons doel van vandaag is Salinas, een badplaatsje vlak bij La Libertad aan de kust. St. Helenabaai staat er op uw kaart. Een dik uur vliegen. On- dertusschen heeft de mecano den hoofdtele foon opgezet en seint, dat wij vertrokken zijn. Als wij een duizend voet hoog zijn en de rich ting hebben (hier vliegt men steeds op kom pas) geeft de piloot het stuur aan den mecano over. De stuurstang, die eerst 45 graden naar links stond, helt nu rechts. Handig! Bene den ons liggen de moerassige, met mangrove bedekte oevers der rivier, met kreken door sneden, die mijlen ver landwaarts ingaan, achter ons ligt Guyaquil als een witte vlek aan het zilveren lint. Daar achter een wol kenbank en.zie ik goed, jawel hoor, hoog boven alles uit de sneeuwkop van den Chim- borazzo. Een laatste groet. En dan als de plantengroei beneden al schaarscher wordt omdat wij de droge kustvlakte naderen heb ik tijd om eens rond te kijken in mijn Sikorsky amphibie. Acht stoeltjes, stalen frame en lee- ren kussens. Dat zag er bij Fokker solider uit. Erg laag is de cabine, maar daarvoor is het een watervliegtuig. Instapopening van boven, met smal trappetje. Ik prefereer onze Fok ker 8, laat staan de 18, maarnaast mij tegen den vleugel zit een wiel. Deze machine kan te water en te land landen en daaraan moet wat opgeofferd worden. En Amerikanen zijn anders dan Amsterdammers, practisch en kort, koud en nuchter. En het gaat even goed. Wolken noodzaken ons tot 2600 voet te stij gen, wij bokspringen over wolkenstapeltjes heen, tot plotseling door een gat in het wol kendek de kustlijn onder ons zichtbaar wordt. Even later zakken wij neer in de donzige wolkenmassa, komen er onder uit, vliegen nog een eindje langs de kust en strijken zacht op het water neer. Ik kijk al uit naar het bootje, maar neen, het wiel naast mij kantelt weg en verdwijnt in de golven; langzaam taxiën wij op het strand aan; er staat heel weinig deining in de zeer beschutte baai. En waracbies, wij rijden zoo tegen den strand- wal op. maken rechtsomkeert en de machine staat klaar voor den start van morgenochtend. Aardig is dat; zóó ben ik nog nooit geland! En even leuk rijden wij 's morgens om zes uur zee in, bijgelicht door landingslampen in de vleugels en door de lichtgevende uitlaat gassen. Helder blauw flitsen die over de vleu gels zoolang de motor niet heet genoeg is en dus onvolkomen verbrand. Als wij goed en wel drijven wordt meteen het vaartje er in gezet. In stikdonkeren nacht. Bij zestig mijl vaart weer de waterhoos over het toestel heen en dan vliegen wij. Als het oog aan de duisternis gewend is. is de horizon juist zichtbaar. De hoogtewijzer wijst tweehonderd voet, maar al gauw wordt het grauw licht (bewolkte lucht) en wij dalen tot wij een meter of tien boven den waterspiegel vliegen. Recht zee in, op het kompas tot Kaap San Lorenzo voor ons op duikt. Dan gaat het dicht langs de kust ver der, de kust van Esmeralda's waar de Maya voortrekkers landden, 2000 jaar geleden. Ik kan het mij voorstellen! Het is net de Zuid kust van Java. Zacht heuvelachtig land met breede riviermonden, zandig strand, cocos- palmen en kleine bamboedorpjes er tusschen. Daar keert de piloot zich om. sprenkelt een paar druppels benzine op mijn kalen bol en overhandigt mij een oorkonde, die consta teert, dat ik ben opgenomen in het rijk van i Boreas Reu en voortaan den titel zal mogen voeren van Condor, ten teeken dat ik den evenaar vliegende heb gekruist. Condor is immers de reuze-roofvogel uit den Anden, die op bijna elk wapenschild in Zuid-Amerika voorkomt. Dan gaat het langs steilere kusten, een uur lang geen levensteeken, maar steeds een slordige rij cocospalmen als er maar even een zandstrand je is. Dat lijkt toch erg veel op natuurlijken aangroei! Zoodra het land vlakker wordt is er meer bevolking, die wuivend komt aanloopen. Wij vliegen vlak over een grooten kokodil heen, die zich in panisehen schrik te water stort. Even verder rennen varkens weg, maar de koeien blijven rustig staan kijken en een ezel staart ons aan met zijn achterdeel. Honden komen blaffend aanrennen; pelikanen maken zich uit de voeten, maar de fregatvogels zeilen kalm verder. Een overrijden wij haast, een sprongetje omhoog en hij zeilt juist onder den vleugel door. Hij had er eens doorheen kunnen vliegen! Wij stijgen even, wippen over een landtong en een groot dorp. In de veilige baai daar achter pagaat een kano, voorop een Indiaan met lange lans. klaar om te werpen en in het glasheldere water zien wij een groote visch, nog net even buiten bereik. Zrrrrt zegt de motor, een groote zwaai en wij cirkelen boven het jachttooneel. Maar de haai kijkt ons even over den schouder aan en zwiept het water dat het schuim opspat. Wij zien het slacht offer in de diepte verdwijnen, de Indiaan tuurt nog lang na. Negen uur Tumaco, post afgeven en benzine laden. Elf uur Buenaven tura en daar krabbelt onze amphibie weer te gen den steilen oever op en gaan wij wat eten. 11.40 verder, meest langs de kust, om een nieuwe radio-peilinrichting te beproeven tot wij weei op kompas zee invliegen recht op Panama aan. Maar eerst passeeren wij nog de Paarl-eilanden en daar had ik heusch bij na den piloot op den schouder getikt en ge zegd: och zet mij hier maar even af. De zon begon door te komen, de prachtige smaragd groene eilandjes, met hun sierlijke palmgroe pen staken af tegen een zilveren zee, die on der ons bleek-blauw was en telkens weer de verscheidenheid van kleuren der koraalriffen liet doorschemeren! Als ik het jacht van Van der Bilt te leen krijg, trek ik dadelijk hier heen, maar ik ben dien zwerver nog nooit te gengekomen! Als de Paarleilanden achter mijn starende oogen verdwijnen zijn wij al haast boven Pa nama. Tropische vegetatie, heuvelachtig land, villa-park met roode daken, stad, forten, schepen, ingang van het kanaal, je weet niet waar je kijken moet. Wij stijgen, er is veel beweging in de lucht hier, remou is de vlieg- term. Wij bonzen een wolkje in en er weer uit. De landengte is in een waas gehuld. Wol ken, een gietbui. Wij stijgen hooger en hoo ger, duizend, vijftien honderd, twee duizend voet. Steeds aanvliegende wolken, we kijken eens rechts, probeeren iets naar links, weer naar rechts, vijfentwintig honderd, drie dui zend voet. Daar is het eind van de bui, een eind Zuidelijk van het Kanaal en daar schijnt de zon en daar ligt de Atlantische Oceaan. Ik ga straks gau ween leeg asperine-buisje met een brief in den Golfstroom gooien! Een prachtig gezicht, Kanaal, Gatumeren, sluizen, de rivier, maar wij dalen al en bonken al gauw over France Field» Hulde aan de Pan american Airways. Ik ga nóg eens mee. CONDOR SLEEN De vredesgedachte in de Noordelijke landen, In de verhouding der seksen heerscht in Zweden een zoo groote mate van gezonde na tuurlijkheid, dat men als normaal verkrampt- preutsch Hollander, zich voortdurend schaamt over zijn vooroordeelen. Als twee jonge menschen eikaars gezelschap zoeken, spelen ze geen comedie en houden elkaar niet met fantastische motieven voor piasse- rige gedragingen constant voor den gek. De jongeman zoekt zijn uitverkorene gewoon op, maar is hij wat traag dan zoekt het meisje hém op of noodigt hem uit, samen iets te on der nemen. En dit laatste leidt tot de na tuurlijke innerlijke superioriteit van de vrouw want de Zweden zijn al heel slechte psycho logen. Daarom regeert een streng en deftig vormenstelsel hun meeste gedragingen en zijn ze innerlijk volkomen gebonden. Nooit weet men hoeveel procent eigen persoonlijk heid en hoeveel procent remmende vormelijk heid men aan de uitlatingen van een Zweed moet toeschrijven. Daardoor vertoonen ze in dit opzicht veel overeenkomst met de Fran- schen: veel beleefdheid^ veel diplomatie en veelgroot-speculanten. Alleen is de Zweed veel naïever en huichelt in het alge meen niet bewust. Want nergens ter wereld is men zoo eerlijk als hier: diefstal zou immers direct die veilige saamhoorigheid, waarbij men op elkaar aan kan, geheel vernietigen. Hierom houdt een Zweed ook heelemaal niet van critiek op personen uit zijn omgeving: daar denkt hij misschien bijwijlen eens over, maar pratennooit, als het niet geheel onvermijdelijk is. En heimelijke critiek en laster achter iemands rug is eiken Zweed volkomen vreemd. Dat ligt geheel buiten zijn belangstellingsspheer; ook zinspelingen op toestanden of personen met dubbelzinnige uitdrukkingen missen gewoonlijk haar uitwerking. Men wil open kaart spelen en kent niet de spanningen van woorden en uitdrukkingen die een „double entendre" toelaten. Zoo is het leven der meeste Zweden volkomen pro bleemloos: diepzinnige cultureele of ethische gesprekken moet u er niet gaan houden. Maar de geestelijke atmosfeer is er zoo door en door gezond dat men zich nergens beter bevindt en bijv. het vertrouwen in den mede- mensch hier terugvindt, als men het elders heeft verloren. De Noren zijn hiertegenover de gesloten, in zichzelf gekeerde ploeteraars; hier is meer rijkdom aan innerlijke spanning, getuige hun muziek en litteratuur, die zelden echter de groote momenten kent, die internationaal spreken. Het is den Noren niet gegeven ook maar iets van dat openhartig-gulle tot glim lachend-lichtvaardige gebaar en levenstempo der Zweden te begrijpen. Daarvoor zijn ze, evenals wij Hollanders, meer intellectueel en dus critisch, waarmee innerlijk de scheiding tusschen beide volken voltrokken is: hier de onuitgesproken, sombere erkenning van de levenstragiek tegenover daar de bijna lucht hartige onbezorgdheid als in een tweede hof van Eden, met een kinderlijken eenvoud en zelfvoldaanheid, welke geen ruimte laat voor zaken zooals zelfcritiek en levensproblemen, die het leven veronaangenamen. Maar voor Noren en Zweden beiden geldt, dat hun reacties, instellingen en gewoon ten minstens een 80 jaar bij West-Europa ten achter zijn. Sommigen gedragen zich precies als figuren uit de Camera Obscura; ja er zijn beleefdheidsformules die uit den tijd van vóór de Fransche revolutie dateeren. Zoo bedankt men na een maaltijd den gastheer en de gastvrouw voor het eten; ontmoet men hen den volgenden dag toevallig weer, dan zegt men nog: „Dank u wel voor gisteren" en is het eenige dagen geleden dan wordt het: „Dank u wel voor dien laatsten keer", (nl. Takk for sist!) Dit laatste is in Noorwegen tot een algemeene beleefdheidsphrase ge worden: menschen die elkaar nooit gezien hebben, zeggen toch maar „Takk for sist"; je kunt nooit weten Uit deze laatste omstandigheden blijkt wel, dat het leven in Scandinavië een bezadigde gemoedelijkheid heeft, die het in West-Euro pa al tijdens den wereldoorlog niet meer bezat. Maar al te sterk dringt zich de overtui ging aan den bezoeker van Scandinavië op, dat dit land niet meer aan de geschiedenis van Europa meedoet; deze twee volken heb ben sedert meer dan honderd jaar geen rol meer gespeeld, ze zijn a.h.w. blijven zitten in de school van Europa, en e:en paar klassen bij de rest ten achter. Hoe verouderd klinken de idealen van het liberalisme en hoe staat het socialisme hier nog als revolutionnair aangeschreven! Eigenaardig doet het fas cisme (in Zweden) aan! Het is geheel op Duitsche leest geschoeid men heeft zelfs Hit- Ier gesmeekt te komen spreken) en is uit Zweedsch standpunt gezien dan ook nog volkomen irrationeel en ia-reëel. Niemand bui ten deze groep nationaal-socialisten ziet den noodzaak van de voorgestelde hervormingen in: de regeering doet immers alles wat men mag verwachten. En dat ontkennen de fascis ten lang niet altijd! Maar Zweden moet wakker worden al weet men best dat de meeste Zweden gelooven al bijzonder uitge slapen te zijn, als ze er democratische over tuigingen op na houden. Een groote groep is conservatief-liberaal, van bijna middel- eeuwsch karakter. Zoo worden in Zweden nog politieke opvattingen gehuldigd welke alle stelsels van het leenstelsel tot het voor- oorlogsche socialisme omvatten! Dat men in Scandinavië en natuurlijk voor al in Zweden de zuiver menschelijke zijde van de tegenwoordige economische problemen in stinctmatig vooropstelt, behoeft ons nu niet meer te verwonderen. Zoo heeft men direct begrepen dat geldelijke ondersteuning van werkloozen zonder meer een moreele slag voor het volk zou zijn. Daarom tracht men hen in ieder geval te werk te stellen om den vloek van het leegloopen te vermijden. Dat de organisatoi-en van deze „nödhjalp" dik wijls de grootste tegenkantingen ondervinden (wegens ontevredenheid over het weinig verdiende geld, wat toch als loon wordt aan genomen, zonder als zoodanig bedoeld te zijn), belet niet, dat er doorgezet wordt in de volle overtuiging dat men bij een ruimere arbeidsmarkt weer geheel volwaardige krachten, zoowel psychisch als physisch, aan de maatschappij kan terugzenden. Een andere maatregel, die thans tot wet zal worden, is het recht van vergoeding van schade, tijdens een staking aan buitenstaan ders berokkend. Dit heet het recht van den derden man en zal een machtig wapen wor den tegen het proclameeren van wilde stakin gen en onbezonnen uitsluitingen, die een groot gedeelte van het volk onschuldig tref fen in zijn bestaan. De wet zal natuurlijk vooral preventief moeten werken: verschil lende motieven van staking en uitsluiting zullen strafbaar verklaard worden. Ten slotte nog iets over de vredesgedachte in de Noordelijke landen. Als kleine staten hebben Noorwegen en Zweden een sterk pa cifistische buitenlandsche politiek, evenals Denemarken en Holland. Maar vei-dedigen zal men zich tot het uiterste. De angst voor een aanval ducht men speciaal van Rusland. Fin land, dat als vrij jong volk sterk nationa listisch is en een geoefend leger heeft, zal den eersten stoot ki-ijgen, maar de Zweden blijven paraat. Op dit punt heerscht er onder hen weer die rustige zekerheid, dat de Rus sen nooit binnen zullen komen. Bij Boden is de doortocht beheerscht door forten en als u in dit vestingplaatsje overnacht moet u verscheidene documenten invullen en- wijst men u veelzeggend op een stadskaart, waar groote gedeelten blauw gekleurd zijn, welke men als vreemdeling niet mag betreden. Het is een lust, te hooren hoeveel zelfver trouwen men in eigen afweerwapens heeft. „Let maar eens op", zeggen ze tegen me. „wat voor prachtige geheim kanonnen-constructies ze in Bofors hebben klaarliggen. En niemand weet hoe onze moderne duikbooten werken!" De militaire stand staat in Zweden, in te genstelling met Noorwegen, bijzonder hoog aangeschreven. Het zijn de edele mannen, die in de eerste plaats het vaderland zullen verdedigen. Een Noorsch ingenieur vertelde mij eens dat de meeste officieren in Noor wegen dit beroep gekozen hadden, omdat ze nergens anders meer voor deugden. Zooiets zou in Zweden de grootste verontwaardiging onder de niet-militairen opwekken. Men is hier verzot op decoraties; neem op een win- terzondagmiddag maar eens een kijkje in Grand Hotel Royal in Stockholm. Daar komt de bloem der geüniformeerde Zweedsche jon gelingschap samen; er heerscht weer die lus tige onbezorgde en vormelijke sfeer en op de balcons bespreken de moeders de huwelijks- kansen van den dag. Alles ademt weer het zuiver menschelijke en de massa uniformen m overheerschend blauwe tinten en de open lachende gezichten geven den indruk van een sprookje van harmonieuze schoonheid. Hoewel de laatste oorlog in 1814 gestreden werd, is de angst vooh de Russen levendig gebleven. In plaatsen langs de Botnische golf dreigen de moeders nu nog stoute kinderen met: „Als je niet zoet bent komen de Russen je halen!" Voor redeneeringen als deze: „Waarom zouden jullie een drie kwart millicen Zwe den in den dood jagen, als jullie weet dat je niet de minste kansen tegen een overmachtig Rusland zou hebben", heeft men meestal het optimistische antwoord, dat men wel geholpen zal worden door Noorwegen en Engeland. Een goed leger en een betrouw bare vloot moeten er zijn en dan hebben ze ons nog niet". Maar innerlijk is elke vechtlust en oorlogs zucht den Zweden volmaakt vreemd. Ik her inner mij nog hoe geheel Lapland j.l. Fe bruari van het oorlogsgerucht in beroering was: er was een onbekend vliegtuig gesig naleerd. dat spoedig den naam van spook- vliegtuig kreeg en al de oude angst voor de Russen weer in de dagelijksche gesprekken deed terugkeeren. De fantasie werd vaardig over de eenzame bewoners van het land en overal had men des nachts het geronk ge hoord en het licht van de uitlaatgassen ge zien; Noorsche visschers hadden een vreem de kruiser in de ijszee voor anker opgemerkt en men joeg elkaar steeds meer angst aan. Verreweg de meeste uitlatingen bleken later loos alarm te zijn. Neen, oorlogsvoerdei-s zijn de Scandina- viërs en vooral de Zweden, zeker niet en kun nen ze nooit zijn. Dit land van openhartige, gelukkige menschenkinderen, die volkomen onschuldig zijn aan den ernst der levens problemen en de tragiek onzer beschaving, is een land van vrede en veiligheid, geboren uit een rijke, zuiver-menschelijke, onbe wuste zielegrootheid. Menschen als de Zwe den komen in geheel Europa niet voor. Tj. DE VRIES. Bloeiende berken in de sneeuw. (De zomer duurt zóó kort, dat de planten bij winterweer uitbotten.) Het Auto-ongeluk door Guus Betlem Jr. William draaide voorzichtig het hoofd om méér kon hij al niet doen. Hij trachtte zich te herinneren, wat er was gebeurd, maar het wilde niet. Angstig keek hij naar de witte bedden naast het zijne en langzaam drong het tot hem door, dat hij in een ziekenhuis lag. Iemand boog zich voorzichtig over hem heenhet was een verpleegster. Een koele hand werd op z'n voorhoofd ge legd, terwijl een zacht stem fluisterde: Niet denken, envooral niet pratenga al leen maar slapen, rustig slapen. En héél even streelde de hand over z'n donkere haar. William dankte haar met de oogen, dan viel hij in een diepen vasten slaap. Hij werd wakker met een schokz'n tong was dikz'n keel droog, en hij had een afschuwelijken smaak in z'n mond. Wa-ter! stamelde hij. De verpleegster snelde toe, gaf hem het gevraagdeliet hem drinken met kleine, heele kleine slokjes, wat hem maar zeer slecht gelukte. Het leek wel of hij geheel in een stijf, hai-d verband was gewikkeld, waar door hij' zich niet kon verroeren. - W-wat? begon hij opnieuw, maar de ver pleegster legde een hand op zijn mond en beduidde hem te zwijgen. William sloot de oogen, maar in z'n her sens werkte hetkookte hetEn lang zaam kwam de herinnering.de herinne ring aan dat vrééselijke. dat afschuwelijke.. Zag hij zich weer rijden in de kleine, ge sloten autohet meisje naast hem zag hij den anderen wagen, die van den tegenovergestelden kant kwam, in razend, krankzinnig tempo naderen Hij herinnerde zich opeens, hoe hij ge tracht had. een botsing te vermijden door het stuurrad óm te werpen..,, maar het was te laat geweest,de ander was op hem ingestormd, zonder één oogenblik vaart te minderen en had de kleine auto met twee inzittenden totaal verbrijzeld, versplinterd Het laatste dat hij zich nog herinnerde was, hoe het meisje uit den wagen was ge slingerdméters ver Het was afschuwelijk geweest, dat te moeten zien Hij sloeg de oogen weer op. juist op het moment: dat de verpleegster aanstalten maakte zich van z'n bed te verwijderen. Zuster! sprak hij met veel moeite, zusterzijhet meisje ■De zuster knikte hem bemoedigend toe. Het meisje maakt het.... goed! zeidd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15