VELO TAFELBILJARTS
LllTTEftlN EN IKUN!
HET AFCELOOPEN TOONEELSEIZOEN.
BIOSCOOP.
Radiomuziek der week
Nieuwe Uitgaven.
ZATERDAG 26 MEI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
15
Het Tooneel.
De Gezelschappen en hun Repertoire.
Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft
er nog niet toe kunnen besluiten een vasten
bespeler voor den Stadsschouwburg aan te
wijzen, maar het heeft dan toch aan de Am-
sterdamsche Tooneelvereeniging een subsidie
van ten hoogste 15000 gulden voor het komen
de seizoen toegekend en het aantal speel
avonden voor dezen troep aanmerkelijk uitge
breid. Met dit besluit heeft het dus officieel
verklaard het gezelschap van Van Dalsum en
Defresne als het beste van Nederland te be
schouwen.
Er zal zeker geen enkel tooneelliefhebber in
ons land zijn. die het met die uitspraak niet
volkomen eens is. Wat Defresne en Van Dal
sum dit jaar gebracht hebben, staat wat re
pertoire en uitvoering betreft, zoo bovenaan,
dat geen ander gezelschap de vergelijking er
mee kan doorstaan. Zij zijn de eenigen, die
werkelijk „groot tooneel" hebben gegeven.
Schuld en Boete, Phaea, De eerste de beste,
De Drie Stuivers Opera, het waren alle voor
stellingen in grooten stijl en de opvoering van
Gysbreght van Aemstel was van een zoo dra
matische bewogenheid, dat zij voor velen min
of meer tot een openbaring werd. Daarbij
speelde het gezelschap nog eenige belangrijke
stukken van het vorige seizoen Circus Knie,
Eindexamen en De Komedie van het Geluk
zoodat Van Dalsum en Defreihe de eersten
na Royaards zijn, die weer een sterk en be
langrijk repertoire bezitten. Men zou de op
merking kunnen maken, dat dit repertoire
met het ontbreken van het blijspel wat een
zijdig is. Toch loochenstraft het groote succes,
dat de Amsterdamsche Tooneelvereeniging in
deze twee seizoenen met haar stukken heeft
behaald, de zoo dikwijls gehoorde bewering,
dat het publiek in dezen tijd in de eerste
plaats amusement dus vroolijke kunst
verlangt.
Defresne en van Dalsum hebben echter Ir»
het uitzicht gesteld, dat zij in het volgende
seizoen aan het blijspel een plaats in hun re
pertoire zullen inruimen en zij hebben daar
bij met het engageeren van nieuwe krachten
ook reeds rekening gehouden.
Een zeer gevoelig verlies voor dit gezelschap
is het heengaan van Cruys Voorbergh, die
zoo geheel in het ensemble paste en telkens
weer o.a. met zijn sublieme creatie van
James Barcaldine in De Eerste de Beste
bewees een modern speler van bijzonder fijne
eruditie en buitengewoon talent te zijn. Ver
blijdend echter is het hoe langer hoe meer
op den voorgrond treden bij dit gezelschap
van den jongen acteur Ben Royaards, die dan
ook voorbestemd schijnt Cruys Voorbergh te
moeten vervangen. En het engageeren van
enkele nieuwe goede krachten vooral van
Frits van Dijk, Oscar Tourniaire en Wilhel-
mina Duymaer van Twist beteekent voor
dit gezelschap een versterking, zoodat De
Amsterdamsche Tooneelvereeniging onder de
bekwame regie van Van Dalsum en Defresne
ook in het volgend seizoen zeker haar voor
aanstaande plaats in de tooneelwereld zal
blijven innemen.
Het Centraal Tooneel heeft den uitsteken
den naam, dien het zich verleden jaar onder
de artistieke leiding van Cees Laseur heeft
verworven, dit seizoen volkomen gehand
haafd. Ook Laseur heeft bewezen, dat in dezen
tijd succes wel degelijk mogelijk is met ernsti
ge kunst, zelfs in een theater, dat voorbe
stemd scheen voor licht tooneel. Behalve
Petrus, het blijspel van Marcel Achard, waren
alle door Laseur gegeven stukken De Gou
den Kooi, Voor bewezen Diensten, Bernard
en Jeanne en Mannen in 't Wit min of meer
in de mineur. Niet al deze stukken hadden
het gewenschte financieele succes, maar ar
tistiek behaalde Laseur met zijn gezelschap,
dat langzamerhand een van onze sterkste
ensembles is geworden, steeds weer de over
winning. Vooral de opvoering van Mannen
in 't Wit heeft sterk de aandacht getrokken
en is voor Laseur en de zijnen een triomf ge
worden. Het is zeer zeker niet het slechtste
publiek, dat Laseur naar zich toe heeft weten
te trekken. De voorstellingen van Het Cen
traal Tooneel mogen wij tot het beste reke
nen, dat dit seizoen ons heeft gegeven.
Ook het nieuwe gezelschap Het
Masker kan over zijn eerste seizoen tevreden
zijn. De combinatie Jan Musch en Else Mauhs
hoewel beiden prominent in den eersten
graad leek wat gewaagd, omdat de talen
ten van deze twee artisten zoo ver uiteen-
loopen. Toch is de proef dit eerste jaar heel
gelukkig geslaagd. In de voortreffelijke op
voering van Marius was het vooral Jan Musch
met zijn sappige creatie van Cesar, die uit
blonk, In Pirandello's Zooals gij mij wilt in
Haarlem niet vertoond was het Else Mauhs,
die gelegenheid vond om weer van haar sterk
dramatisch talent te overtuigen. Brand in de
Stad, het stuk, waarin Jan Musch zijn 40-jarig
jubileum vierde, was geen gelukkige keuze,
maar des te beter bleek die van Vorstelijke
Emigranten, waarin Jan Musch en Else Mauhs
de laatste vooral prachtig spel gaven. De
overdracht van de Theo MannBouwmees
ter-ring aan Else Mauhs plaatste dit stuk en
onze eerste actrice geheel in het centrum van
de publieke belangstelling, zoodat Vorstelijke
Emigranten een onverwacht groot fortuin voor
Het Masker werd. Met dit blijspel was het ge
zelschap van Musch, Arnoldi en Else Mauhs
dan ook finantieel „binnen" en behaalde het
triomfantelijk het einde van het seizoen.
Cor Ruys had zijn „Schlager" reeds in het
begin van het seizoen te pakken. De 4 Müllers
hadden te Amsterdam dank zij vooral het
rijk-komische spel van Cor Ruys en Louis de
Bree een ongemeen groot succes en brach
ten het alleen in de hoofdstad tot over de 100
opvoeringen. Bij dit succes bleef het echter,
want de latere stukken, waarvan School voor
Getrouwde Vrouwen met Fie Carelsen als gast
het belangrijkste was, mochten maar matige
belangstelling wekken.
Het Groot-Nederlandsch Tooneel heeft wei
nig geluk gehad. Wij hadden dit gezelschap,
dat onder de artistieke leiding van Joh. de
Meester, Paul Huf en Frits van Dijk zeer hard
heeft gewerkt, gaarne een Schlager gegund.
Men kan moeilijk beweren, dat dit gezelschap
niet het beste gepoogd heeft, maar tot een
werkelijk succes heeft geen enkel stuk het
kunnen brengen. De groot opgezette opvoering
te Amsterdam van Het Mirakel werd een te
leurstelling, De Familie Barrett, waarmee het
seizoen geopend werd, viel en het blijspel,
waarin mevrouw Tartaud haar rentree maakte,
bleek zoowel voor het gezelschap als voor de
gevierde actrice een vergissing. Meer pleizier
had men van het voortreffelijk gespeelde blij
spel Week-End, al werd het ook nietzoo
als mij bleek algemeen gewaardeerd. Tobias
en de Engel vermocht vooral door de
sprookjesachtige sfeer in sommige kringen
aandacht te trekken en werd een artistiek
succes. In het laatst van het seizoen had het
gezelschap echter weer weinig geluk met het
Zweedsche blijspel De Nobelprijs, dat als een
„gebeurtenis" door de directie was aangekon
digd maar bitter tegenviel. Ook het „natio
nale" stuk Nova Zembla van Veterman bleef
ver onder de verwachting ondanks de ver
zorgde opvoering. In Mei heeft het gezelschap,
dat met het uittreden van Frits van Dijk een
bijna onherstelbaar verlies heeft geleden, nog
„Kleine Man, wat nu?" gebracht, welk stuk
wij echter niet hetzelfde succes als de roman
durven voorspellen.
Ook Het Nieuwe Schouwtooneel heeft in
het eerste seizoen van zijn bestaan, niet bij
zonder veel veine gehad. Het begon met een
débacle, want veel anders kon men de op
voering van De Ondergrondsche niet noe
men. Ook de keuze van Mijlpalen bleek voor
dit gezelschap niet bepaald gelukkig. Veel
beter was Kinderen van ons Volk, het too-
neelstuk, dat Cor Hermus naar het bekende
boek van Anton Coolen had bewerkt en dat
ook bij het publiek dank zij vooral het spel
van Ko van Dijk als de pastoor het meeste
heeft gedaan. Het Russische blijspel Komedi
anten werd meer een artistiek dan een fi
nancieel succes voor het gezelschap. Het is
wel jammer, dat het stuk, waarin mevrouw
Royaards, Ezerman en Van Praag uitblon
ken, niet de belangstelling bij het publiek
mocht verwerven, welke het verdiende.
Het gezelschap van Bouber handhaafde ook
dit seizoen zijn naam van prachtig ensemble.
Met slechts drie stukken De Commensaal,
Het Kind van de Buurvrouw en Kromme Lin-
dert alle drie Nederlandsch van oorsprong
kon het zijn seizoen vullen en dat, terwijl
het enkel in Amsterdam optrad. Welk ander
gezelschap kan op een zoo stevig gefundeerd
succes wijzen?
Het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel was
dit seizoen bij ons publiek minder in trek dan
vorige jaren. Toch heeft dit gezelschap wel
enkele voorstellingen in Haarlem gegeven
o.a. van het ook door de film bekende na
vrante stuk „Om 8 uur aan tafel" en „Fat
soenlijke Vrouwen?", die ook om de opvoering
meer belangstelling hadden verdiend.
Sheppey van Somerset Maugham bleek
niet het sterkste stuk van dezen schrijver
te zijn en Jeanne van Duvernois zou meer
hebben voldaan, wanneer het laatste be
drijf niet zoo had teleurgesteld. Het grootste
succes was voor A. den Hertog, die zijn amu
sant, licht blijspelletje Ex-Koning Peter
onder een Hongaarschen naam binnensmok
kelde, maar ook zonder dat zeker wel succes
zou hebben gehad. Krontjong van Willy Cor
sari bleek minder tooneelbloed te bezitten.
Verder kregen wij hier nog van het Haag-
sche gezelschap 't Lammeke van Jac. Bal
lings, Op de Waterloobrug van Sherwood en
Mijn vrouw is een??? stukken, die wij aan
het eind van het seizoen echter al weer ge
heel vergeten zijn. De belangrijkste opvoe
ringen van Van der Lugt Melsert die van
Willem Teil, Rassen en Mannen in 't Wit
werden de provincie tot nu toe onthouden,
zoodat wij moeilijk hooggestemde lofliederen
op het seizoen van dit gezelschap kunnen
aanheffen. Maar Van der Lugt heeft in den
loop der jaren zooveel voortreffelijks ge
bracht, dat wij daarom niet met minder ver
trouwen het volgend seizoen van hem tege
moet zien.
Financieel heeft het gezelschap van me
vrouw De Boer-van Rijk het ongetwijfeld
het beste gemaakt. Dat Levensavond en Opoe
eenige artistieke waarde hebben, zal zeker
wel niemand durven volhouden, maar me
vrouw De Boer speelde er de hoofdrol in en
dat was voldoende om het publiek vooral
in dit jubileumjaar naar den schouwburg
te doen stroomen. Onze 80-jarige actrice is
populairder dan ooit en wie zou deze kranige
vrouw, die zooals wij in haar biografie „Ik
kijk terug" hebben kunnen lezen zoo veel
materieele zorgen in haar leven heeft gehad,
niet een onbekommerden, gelukkigen „levens
avond" toewenschen?
De Joden-vervolgingen in Duitschland wa
ren oorzaak van een invasie van Dultsche ge
zelschappen met beroemde namen: Jessner,
Reinhardt, Lydia Busch, Moissi, Bassermann,
Ernst Deutsch, Tilla Durieux, Hermann,
Helène en Hans Thimig, Eleonora Mendelssohn
zij hebben in stukken als Kabale und Liebe,
Heimat, Don Carlos, Maria Stuart en vooral
Sechs Personen suchen einen Autor, mede
glans aan dit seizoen gegeven. Zoo is dit
seizoen, ondanks de crisis, een der beste en
artistiek-belangrijkste der laatste jaren ge
weest.
J. B. SCHUIL.
Het Feest van Cruno.
NAO TWINTEC JAOR.
Evenals de Friezen het in het vorige sei
zoen hebben gedaan, zoo deden de Gronin
gers het gisterenavond: zij vierden met een
revue het twintig jarig bestaan van hun ver-
eeniging. En konden zij het beter doen? Een
provinciale vereeniging is in wezen en ka
rakter heel anders dan een gewone vereeni
ging. Er is een veel hechter band tusschen de
leden, het is als één groote familie, waarin
allen zooals de waarnemend voorzitter,
de heer Marema in zijn openingswoord terecht
zeide zich één voelen door dezelfde her
inneringen aan het land, waar zij kind zijn
geweest.
Met zoo'n provinciale revue komt er iets
van een bruiloftsstemming in de zaal. Wan
neer Buremao en zijn gezin ras-echte Gro
ningers. die naar Haarlem zijn verhuisd
voor het eerst op de „Neyaorsveziede" de
gasten van Gruno zijn en wij dat gezelschap
in het versierde zaaltje zien zitten, de be
kende zwarte koffiekannen en de koek on
tafel, dan is elke Groninger onmiddellijk
„thoes". HU voelt zich op bekend terrein en
wanneer er dan nog Grunneger verskes op
bekende wieskes worden gezongen, dan is het
heelemaal in orde. En als zij even later „koop-
lu en vrouwlu" op de „maarkt" in de stad
zien en Jurrien. Klaos en Buremoa gaan
„koukhakken", dan denkt elke Grunniger
aan zijn kindertijd terug, toen ook hij pro
beerde een koek door midden te slaan. En
als dan eindelijk de olie Martinitoren in zien
grieze staotighaid daar midden op het too
neel staat, dan klopt het Groninger hart wat
sneller, want die toren is als een symbool,
dat tot allen spreekt.
Zoo was er veel in deze revue, dat géheel
in dit Groninger milieu paste. Er waren ook
wel tafereeltjes en scènes, die het provin
ciaal cachet misten. De Fransche bergerettes
en de menuet vielen wat uit den toon, maar
wij willen maar denken, dat deze werden uit
gevoerd door Groningsche dames, dde op een
Fransche kostschool waren geweest en dan
was het dus ook al weer verantwoord. Daar
BIJ ONGEWONE, vaalgele huidskleur, ver
moeidheid der oogen neerslachtigheid en
zware droomen, is het aan te raden door het
dagelüksch gebruik van het natuurlyke
„Franz-Josef'-bitterwater voor een geregel
den stoelgang te zorgen.
(Adv. Ingez. Med.)
bij behoorde ook de door 2 meisjes aardig
uitgevoerde poppendans. Maar met mees
ter Slymering, die in stem en voorkomen
sterk aan Koos Speenhoff op hoogen leeftijd
deed denken waren wij weer in de Gro
ninger revue, vooral toen hij zijn kanarietje
kocht, dat later bleek een hoen te zijn.
Een aardige revue-vondst was het ook, om
verschillende hoofdpersonen uit door Gruno
gespeelde tooneelstukken zooals de olie
Boer, Kalkoen, het „Hoeshollerske" en
't Wicht van niks op Kraantje Lek waar
zelfs een der kellners van deze bekende uit
spanning bediende te laten samen komen
Waar bij Gruno in den loop van deze 20 jaar
zoovele paartjes ,an mekaor komen binne"*"
daar spreekt het wel vanzelf, dat wij met een
bruiloft, een echte „Grunniger bruloft" ein
digden. En daar op Kraantjelek zongen dr
gasten zooveel Groninger liedjes, dat wij ons
langzamerhand geheel in het Groningerland
waanden.
Bij zoo'n revue eischen wij niet, dat alle
medewerkenden tooneelspelers eerste klass
zijn. Dat is op een bruiloft toch ook niet het
geval? En amuseer je je daarom minder? He'
komt er maar op aan, of de ware stemming
er is. En die was er!
Zoo spelen immers ook de neven en de
nichten, de vrienden en kennissen op een
bruiloft, de een wat losser, de ander wat stij
ver. Het is geen bruiloft van Kloris en
Roosje, waarop allen „komedianten" zijn, he
is een feest van Groningers onder elkaar. Er
zoo moet je zoo'n revue bezien.
Ik zou niet gaarne willen beweren, dat ik
gisteren alles heb verstaan. Ik meende eers<
nog, dat mijn Friesehe ooren de Groninger
klanken wel zouden opvangen, maar nee.
hoor, daar was geen sprake van. Ik moet dn
bekennen, dat mij veel is ontgaan en ik zou
de geschiedenis van Gruno niet durven na
vertellen, ook al hebben Thomas en Pieterne1
die in dichtmaat te oordeelen naar den lach
in de zaal le.utig verteld. Maar één „laid"
kon ik onmiddellijk mee zingen, dat was he*
laid van Wiede, wiede, wied, wied. wied!"
Daar behoefde je geen Groningse!) voor te
kennen.
Zoo was het voor de Groningers gisteren
een allergenoeglykste avond, die hun teruv
voerde naar hun geboorteland, Groningers
zoo zei de heer Marema in zyn aardige ope
ningsspeech zijn karig met hun lofsm'a-
ken. Wanneer de Hollanders iets pracht.!-
vinden, zegt een Groninger: „Het was nor
niet zoo min", of ,,'t Kon minder!" En bi'
deze uitspraak, die dus als lof bedoeld is
zullen wij ons houden.
De heer K. ter Laan huldigde als voorzitto-
van het hoofdbestuur aan het slot van der
avond de spelers en de schrijvers van de revu-
en wenschte Gruno namens het hoofdbestuu*
geluk met haar twintig jarig bestaan. Toen
ik even later door den Hout naar huis wan
delde. neuriede ik van „Wiede. wiede. wied
wied, wied" het eenige Groningsch, dat ik
van deze revue onthouden had.
J. B. SCHUIL.
mcrdienaar, die in alles zyn meester imiteert,
ook in de wijze, waarop hij vrouwenharten
weet te veroveren en daarmede, na vele moei
lijkheden en verwikkelingen, toch zUn doel be
reikt: de prins, die zijn dienaar op zoo gees
tige wijze een lesje geeft en hem tenslotte toch
pardonneert (ach: hij weet bij ondervinding
welk een invloed vrouwen op mannen kunnen
hebben!); het ondeugende kamerkatje, dat
op dezelfde wüze als de kamerdienaar buiten
haar boekje is gegaan. De bijfiguren: 'n paar
booze en jaloersche echtgenooten van des
prinsen vriendinnen, worden ook naar wensch
vertolkt, zoodat dit hoofdnummer uiterst ge
schikt is voor hen, die eens wat vroolljks op
het witte doek willen zien en de zorgen van
deze dagen eenige oogenblikken willen ver
geten.
Als gewoonlijk geeft het bijprogramma een
trucfilm (wij hebben ze wel geestiger gezien),
een blijspelletje in twee bedrijven, dat zeer
genietbaar is en verder actualiteiten, samen
gevat onder den algemeenen titel: Luxor-
Nieuws.
LUXOR THEATER
„Champagne bij kaarslicht"
Een alleraardigste film. uitstekend ge
speeld, geestig en 'n heel klein tikje pikant,
dat is het hoofdnummer „Champagne bU
kaarslicht" bewerkt naar 't boek „By Candle
light") dat gedurende deze bioscoopweed in
het Luxor Sound Theater gaat.
Het gegeven is meer in roman en tooneel-
stuk verwerkt: de kamerdienaar die zich voor
een prins uitgeeft en de prins, die voor kamer
dienaar speelt en dan ook nog een kamer
meisje, aan wie het eenigen rijd gelukt.^ zich
voor gravin te doen doorgaan terwyl de échte
gravin den échten prins den tijd kort op de
oogenblikken waarop hij zichzelf isen te-
gelykertljd buiten zichzelf door de schoon
heid en charme van de gravin.
Geen heftige conflicten in deze rolprent, die
evenmin diepgaande quaesties behandelt, maar
een boeiende amusementsfilm, die als zoodanig
moet beschouwd en genoten worden,
„Champagne by kaarslicht" is een film vol
verrassingen en luchtig van inhoud. Uitne
mend worden de hoofdrollen gespeeld: de ka-
BELASTINGVRIJ. - PRIMA EN BILLIJK
VELO WASCHMACHINE Mij. N.V.
MEER DAN 100 FILIALEN IN NEDERLAND
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
De reeks der pianosonates van Beethoven
wordt door Daventry voortgezet. Aan de beurt
zijn op. 10 13 en 14. Op. 10 omvat drie sonates
op. 14 twee. Van op. 10 no. 1 is het eerste
Allegro in toonsoort, metrum en karakter ver
want met de finale van Mozart's c min-sonate
K.V. 407 terwijl het stygende c. min. accoord
van het hoofdthema aan dat van het eerste
Allegro van Mozart's sonate herinnert. Voor
mijn gevoel evenaart echter Beethoven's werk
dat van Mozart niet in pathetische uitdruk
king en dramatische. In het Adagio molto is
de zwierigheid der expressie opmerkelyk: zoo'n
omhaal van noten zou Beethoven in een latere
levensperiode niet meer aanwenden! Daaren
tegen is de rustige coda van dit deel met haar
vrije, syncopeerende polyphonie zeer mooi van
klank en wordt de innige stemming hier door
niets verstoord. De finale i^meer „Beethoven"
dan het eerste Allegro en bevat in de door
werking een curieuze voorspelling van de 5de
symphonie, welker hoofdthema men zonder
meer na de fermate waarmee de doorwerking
eindigt zou kunnen plaatsen. Het is niet on
aardig, de proef eens te nemen!
Op. 10 no. 2, in F. gr. t. bestaat evenals de
vorige slechts uit drie hoofddeelen. Een eigen-
lyk Adagio ais in de voorafgegane sonates ont
breekt hier. Het is door het in menuetvorm ge
schreven Allegro vervangen; stille weemoed in
de plaats van het breede pathos. Men kan in
deze plaatsvervanging tevens een waarschu
wing zien om Allegretto's als dit (ook in op. 14
no. 1 komt er zoo een voor!) niet als Allegro's
te spelen. De plaatsing tusschen twee snelle
hoofddeelen bedoelt scherp contrasteerende
werking. De finale is tweedeelig; de vorm wykt
van den gewonen hoofdvorm der sonate af,
doordat een zelfstandig tweede thema ont
breekt. Waarom dit het geval is, is een vraag,
die men eens op een muziekexamen aan een
candidaat gesteld heeft, maar die natuurlijk
alleen door Beethoven zelf beantwoord had
kunnen worden. De zevende der sonates, op. 10
no. 3, bestaat weer uit vier hoofddeelen. Het
eerste daarvan is nagenoeg geheel uit één
enkel motief, de vier aanvangsnoten d, cis, b,
a, ontwikkeld. Een zóó consequent doorgevoer
de thematische eenheid vindt men weliswaar
in meerdere werken van Beethoven (b.v. in
de eerste hoofddeelen van de sonates op. 106
en 111 en van de vijfde symphonie) maar zy is
in de werken zijner eerste periode toch een
uitzondering. Voor een duidelyke toelichting
zouden notenvoorbeelden noodig zijn; de
hoorder geve zich de moeite door oplettend
luisteren de verschillende phasen, waartoe ook
vergrooting en verkleinig behooren, te her
kennen. Want het merkwaardige en geniale in
het stuk is. dat de argelooze hoorder er in 't
geheel niets van gewaar wordt en elke volgen
de periode als iets nieuws ondervindt. Het
Largo dezer sonate is wel het diepzinnigste en
somberste stuk dat in de Sonates van Beet
hoven's eerste periode voorkomt en vindt on
der de werken van deze periode alleen in het
Adagio van het eerste strykkwartet (op. 18 no.
1) een evenknie. Later, in het Adagio van zyn
op. 106, zou Beethoven nog een enorme climax
daarop geven. Het Menuetto, dat op het Largo
volgt is als een troostend woord, dat de tranen
doet opdrogen; in het Trio wordt de stemming
zelfs voor een wyle vroolyk, maar een over
gang, die ook een terugmodulatie van G naar
D beteekent (we wezen er toch al eens op dat
B altyd den terugkeer van eèn in de onder
dominant geschreven Trio naar de hoofdtoon
soort van Menuet of Scherzo overbrugt!)
brengt'ons weer in de kalme sfeer. Gulligheid
kenmerkt het slotrondo. Een kort motief wordt
door pauzes en fermates afgewisseld; tot een
bepaalde stemming komt het niet en met een
lSnge kronkelende passage verdwUnt alles
plotseling in de diepte.
De sonate op. 13 is een der bekendste van
alle. Zij is door Beethoven zelf als „pathétique"
betiteld en is de eerste die een langzame in
leiding vóór het eerste Allegro bezit. Een frag
ment dezer inleiding keert nog tweemaal, tel
kens meer afgeknot weer. Zy vertegenwoordigt
het smeekende principe, dat door het harts-
tochtelyk voortjagende van het Allegro weg
gevaagd wordt. In de doorwerking botsen bei
de op elkaar: een muzikaal conflict dat als
schildering van een psychisch kan gelden. We
kunnen in onzen tyd nauwelijks begrypen, dat
een werk als dit door bekende pianopaedago-
gen uit het begin der vorige eeuw als onver
staanbaar, onspeelbaar en gevaarlUk voor de
jeugd werd gebrandmerkt, zooals Ign. Mosche-
les in zijn herinneringen vertelt. Het hoofd
thema van het slotrondo bevat hetzelfde mo
tief als het tweede thema van het eerste Alle
gro; een voorbeeld van cyclinischen bouw
De beide sonates van op. 14 bestaan evenals
op. 13 elk uit drie deelen. De vierdecligheid
keert pas in op. 22 terug. De slothoofddeelen
zijn steeds weer rondo's. Tot opmerkingen van
bijzonderen aard geven deze sonates geen
aanleiding. Op. 14 no. 1 werd door Beethoven
ook nog als strijkkwartet bewerkt, met trans
positie van E naar F. Ik weet niet of er van
dit gearrangeerde kwartet een uitgave be
staat.
Als opusgetal van het Sextet dat Zondag
door Hilversum uitgezonden wordt staat 91
vermeld; dit moet 81 zUn. Op. 91 is het meer-
vermelde orkestwerk „Wellington's Sieg oder
die Schlacht bei Vittoria", een stuk program
mamuziek, dat destijds veel roem geoogst
heeft, maar toch tot B's zwakke werken be
hoort, waarvan men zich door de Huizer uit
zending van Maandag a.s. overtuigen kan. Ook
het Sextet is tot Beethoven's zwakke werken
te tellen.
De aanduidingen omtrent het „Diverti
mento op. 117" van Mozart, dat vóór het Sextet
van Beethoven gespeeld wordt en het „Diver
timento no. 2", dat Maandag door Leipzig uit
gezonden wordt, zijn niet voldoende om met
zekerheid te weten, welke werken bedoeld zijn.
De naam „Mendelssohn" in dat Leipziger pro
gramma is een zeldzaam en heugelijk ver
schijnsel in een Duitsch programma van dezen
tyd. Echter moet men Arnold M. niet verwar
ren met Felix M.-Bartholdy. Voor zoover ik
weet behoort Arnold M. tot de nog levende
componisten; Felix is reeds in 1849 overleden
De „Bauercantate" van Bach (Midi.
reg.. Dinsdag) is wel de profane cantate die in
Sachsisch dialect aan den nieuwen burgemees
ter hulde bracht. Bach toont zich daarin van
zijn humoristische zijde en is er even zeer on
deugend in.
Het veelgespeelde 2de concert van Rachma
ninoff in de vertolking door den auteur te
hooren, zal menigeen welkom zijn. Donderdag
ochtend biedt Hilversum daarvoor gelegen
heid; jammer slechts dat het een ochtenduit
zending is, die velen door beroepsbezigheden
verhinderd zijn te hooren.
De uitzending van Hollandsche, door Ré
Koster te zingen liederen uit Rome op Maan
dagavond en het Uitwisselingsconcert uit
Huizen op Zondagavond wijzen op een ver
heugende internationale samenwerking en
verdienen reeds daarom de aandacht,
REMBRANDT-THEATER
Catharina de Groote.
De film, door meesterhand gemaakt, kan
ook veel beteekenis voor de kennis der histo
rie hebben. Dat wordt bij vernieuwing bewe
zen door „Catharina de Groote", een Ufa
product.
Wij worden binnengeleid in de oude Rus
sische hofkringen waar alles schitterde van
weejde en overvloed. Tsaar Peter, die blijkb.iar
niet geheel toerekenbaar is voor zfjn daden,
vervult, daar een eigenaardige rol. Een Dult
sche prinses wordt aan hem uitgehuwel: !.r„
maar het is te begrUpen. dat aan zUn zijde
haar geen levensgeluk wacht. De kleine Ca
tharina verovert evenwel de harten van allen
die haar omringen en ook van het volk bulten
het palels. Dat voert tot het dramatische slot:
Catharina word tot keizerin uitgeroepen, ter
wijl haar zonderlinge echtgenoot door moor
denaarshand valt
De regisseur heeft ln deze film knap werk
geleverd. Maar hij zo- niet geslaagd zijn ons
een eerste klasse werk te leveren als hij niet
was bUgestaan door knappe vervuilers van de
hoofdrollen. Elisabeth Bergner heeft de rol
van Catharina zeer verdienstelijk gespeeld. Als
een bleu meisje, een prinsesje uit een kleine
Dultsche provincie, komt zijn in het schitteren
de hofleven te Petersburg. waar haar liefheb
bend hart, dat- dweept met haar grootvorst,
veel ontgoocheling wacht. Alles wordt haar
deel, zelfs de diepste vernedering. Zeer sterk
is haar dramatisch spel als zU dcor haar
echtgenoot gedwongen wordt, aan een dintr
met vele gasten, een ordelint af te staan, dat
dan door hem om de hals van een zijner
vriendinnen gehangen wordt.
Douglas Fairbanks Jr. heeft de ondank
bare rol van grootvorst (later Tsaar) Peter
ook uitstekend gespeeld.
Deze hoofdfilm vult een zeer groot deel
van het programma. Nadat het wereldnieuws
bewonderd is interessant zijn o.a. de opne
mingen over den Stillen Rondgang ln Den
Haag en het vertrek van de Nederlandsclie
voetballers naar Milaan worden de bezoe
kers tien minuten vermaakt met een aardige
teekenfilm Betty Boop in Blunderland",
Op het tooneel verschynen Lo Peri en eJan
War, die hun aankondiging „elegant dans
paar" met eere dragen. Vooral de Spaan«che
dansen in costuum waren een lust der oogen.
CINEMA PALACE
„De Jantjes"
Gelukkig, dat „de Jantjes" nog minstens
een week in Cinema blijven. Met de Jantjes is
duidelijk gebleken, dat in Nederland zeer ze
ker de elementen aanwezig zlln om een goede
film te maken. Het is een film zoo door en
door Nederlardsch, dat we vermoeden, dat
ieder landgenoot de Jantjes volkomen aan
voelt als iets eigens. We kennen de menschen,
de sfeer, de speciale typen, de stad.
Hoe mooi en aangrijpend we de films van
vreemd-en bodem ook dikwijls vinden, en hoe
natuurlyk en Juist de uitbeelding der verschil
lende karakters daar ook is. na „de Jantjes"
merken we toch wel eenig verschil, in één
woord, we voelen ons mèt de Jantjes en hun
entourage Nederlanders.
We hopen dat de film hier nog twee, drie
weken voor volle zalen zal gaan. want dat
ieder Haarlemmer dat Nederlandsche film
product zal willen zien.
Het zeer goede orkest opent de voorstelling
met de verschillende populaire wijsjes uit de
Jantjes.
Daarna gaat Paramount met ons door Euro
pa en Amerika, en vervolgens komt Profilti
met zijn nieuws, o.a. ons Nederlandsch elf
tal op weg naar den trein voor Italië, in den
trein en bij de laatste toespraak van Karei
Lotsy in Nederland,
Een extra woord van lof voor de kleuren
film van Loet Barnstijn Hans en Grietje. Een
mooi, fyn, alleraardigst fibnnje. Vooral de
heks op den bezem is prachtig.
Een danspaar, 2 Walkings voert sierlUk en
lenig een tweetal dansen uit, waarvoor zy een
hartelijk applaus mochten in ontvangst
nemen.
Op het voetspoor van Boeddha.
Prof. J. Ph. Vogel, hoogleeraar aan de
Leidsche Universiteit heeft een studiereis
gemaakt naar (Britsch-) Indië en daarover
opstellen geschreven, die indertUd in de N.
Rotterdamsche Courant zyn opgenomen, on
der den titel Indische Reisbrieven. Nu ze in
boekvorm het licht zien, is deze naam ge
wijzigd in „Op het voetspoor van Boeddha"
die het hoofddoel van de archaeologische
studiereis weergeeft. Vele fraaie foto's ver
luchten den tekst van het werk, dat uitgege
ven is by H. D. Tjeenk Willink en Zonen" te
Haarlem.
Moeten wij aan de Democratie
vasthouden?
De rede, door prof. mr. A. C Josephus
Jitta uitgesproken in de feestvergaderlng ter
eere van 't- 10-jarig bestaan van de Vrijz.-Dem.
Jeugdorganisatie te Haarlem, is in de serie
„Vragen van Nu" als no. 12 van Gorcum en
Comp. N.V. te Assen verschenen.
Knock.
Jules Romains heeft een blijspel ln 3 be
drijven geschreven, dat den titel draagt:
Knock ou Le Triomphe de la Medicine. Jan
Musch heeft daarin als dokter Knock hier te
lande triomfen behaald. In dc serie Les
Meilleurs Auteurs Frangais, van J. M. Meu-
lenhoff te Amsterdam Is deze comédie thans
verschenen, van aanteekenlngen voorzien
door Martin J. Premsela. leeraar aan het
Meisjeslyceum te Amsterdam.