VELO TAFELBILJARTS LllTTEftlN EN IKUN! HET AFCELOOPEN TOONEELSEIZOEN. BIOSCOOP. Radiomuziek der week Nieuwe Uitgaven. ZATERDAG 26 MEI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 15 Het Tooneel. De Gezelschappen en hun Repertoire. Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft er nog niet toe kunnen besluiten een vasten bespeler voor den Stadsschouwburg aan te wijzen, maar het heeft dan toch aan de Am- sterdamsche Tooneelvereeniging een subsidie van ten hoogste 15000 gulden voor het komen de seizoen toegekend en het aantal speel avonden voor dezen troep aanmerkelijk uitge breid. Met dit besluit heeft het dus officieel verklaard het gezelschap van Van Dalsum en Defresne als het beste van Nederland te be schouwen. Er zal zeker geen enkel tooneelliefhebber in ons land zijn. die het met die uitspraak niet volkomen eens is. Wat Defresne en Van Dal sum dit jaar gebracht hebben, staat wat re pertoire en uitvoering betreft, zoo bovenaan, dat geen ander gezelschap de vergelijking er mee kan doorstaan. Zij zijn de eenigen, die werkelijk „groot tooneel" hebben gegeven. Schuld en Boete, Phaea, De eerste de beste, De Drie Stuivers Opera, het waren alle voor stellingen in grooten stijl en de opvoering van Gysbreght van Aemstel was van een zoo dra matische bewogenheid, dat zij voor velen min of meer tot een openbaring werd. Daarbij speelde het gezelschap nog eenige belangrijke stukken van het vorige seizoen Circus Knie, Eindexamen en De Komedie van het Geluk zoodat Van Dalsum en Defreihe de eersten na Royaards zijn, die weer een sterk en be langrijk repertoire bezitten. Men zou de op merking kunnen maken, dat dit repertoire met het ontbreken van het blijspel wat een zijdig is. Toch loochenstraft het groote succes, dat de Amsterdamsche Tooneelvereeniging in deze twee seizoenen met haar stukken heeft behaald, de zoo dikwijls gehoorde bewering, dat het publiek in dezen tijd in de eerste plaats amusement dus vroolijke kunst verlangt. Defresne en van Dalsum hebben echter Ir» het uitzicht gesteld, dat zij in het volgende seizoen aan het blijspel een plaats in hun re pertoire zullen inruimen en zij hebben daar bij met het engageeren van nieuwe krachten ook reeds rekening gehouden. Een zeer gevoelig verlies voor dit gezelschap is het heengaan van Cruys Voorbergh, die zoo geheel in het ensemble paste en telkens weer o.a. met zijn sublieme creatie van James Barcaldine in De Eerste de Beste bewees een modern speler van bijzonder fijne eruditie en buitengewoon talent te zijn. Ver blijdend echter is het hoe langer hoe meer op den voorgrond treden bij dit gezelschap van den jongen acteur Ben Royaards, die dan ook voorbestemd schijnt Cruys Voorbergh te moeten vervangen. En het engageeren van enkele nieuwe goede krachten vooral van Frits van Dijk, Oscar Tourniaire en Wilhel- mina Duymaer van Twist beteekent voor dit gezelschap een versterking, zoodat De Amsterdamsche Tooneelvereeniging onder de bekwame regie van Van Dalsum en Defresne ook in het volgend seizoen zeker haar voor aanstaande plaats in de tooneelwereld zal blijven innemen. Het Centraal Tooneel heeft den uitsteken den naam, dien het zich verleden jaar onder de artistieke leiding van Cees Laseur heeft verworven, dit seizoen volkomen gehand haafd. Ook Laseur heeft bewezen, dat in dezen tijd succes wel degelijk mogelijk is met ernsti ge kunst, zelfs in een theater, dat voorbe stemd scheen voor licht tooneel. Behalve Petrus, het blijspel van Marcel Achard, waren alle door Laseur gegeven stukken De Gou den Kooi, Voor bewezen Diensten, Bernard en Jeanne en Mannen in 't Wit min of meer in de mineur. Niet al deze stukken hadden het gewenschte financieele succes, maar ar tistiek behaalde Laseur met zijn gezelschap, dat langzamerhand een van onze sterkste ensembles is geworden, steeds weer de over winning. Vooral de opvoering van Mannen in 't Wit heeft sterk de aandacht getrokken en is voor Laseur en de zijnen een triomf ge worden. Het is zeer zeker niet het slechtste publiek, dat Laseur naar zich toe heeft weten te trekken. De voorstellingen van Het Cen traal Tooneel mogen wij tot het beste reke nen, dat dit seizoen ons heeft gegeven. Ook het nieuwe gezelschap Het Masker kan over zijn eerste seizoen tevreden zijn. De combinatie Jan Musch en Else Mauhs hoewel beiden prominent in den eersten graad leek wat gewaagd, omdat de talen ten van deze twee artisten zoo ver uiteen- loopen. Toch is de proef dit eerste jaar heel gelukkig geslaagd. In de voortreffelijke op voering van Marius was het vooral Jan Musch met zijn sappige creatie van Cesar, die uit blonk, In Pirandello's Zooals gij mij wilt in Haarlem niet vertoond was het Else Mauhs, die gelegenheid vond om weer van haar sterk dramatisch talent te overtuigen. Brand in de Stad, het stuk, waarin Jan Musch zijn 40-jarig jubileum vierde, was geen gelukkige keuze, maar des te beter bleek die van Vorstelijke Emigranten, waarin Jan Musch en Else Mauhs de laatste vooral prachtig spel gaven. De overdracht van de Theo MannBouwmees ter-ring aan Else Mauhs plaatste dit stuk en onze eerste actrice geheel in het centrum van de publieke belangstelling, zoodat Vorstelijke Emigranten een onverwacht groot fortuin voor Het Masker werd. Met dit blijspel was het ge zelschap van Musch, Arnoldi en Else Mauhs dan ook finantieel „binnen" en behaalde het triomfantelijk het einde van het seizoen. Cor Ruys had zijn „Schlager" reeds in het begin van het seizoen te pakken. De 4 Müllers hadden te Amsterdam dank zij vooral het rijk-komische spel van Cor Ruys en Louis de Bree een ongemeen groot succes en brach ten het alleen in de hoofdstad tot over de 100 opvoeringen. Bij dit succes bleef het echter, want de latere stukken, waarvan School voor Getrouwde Vrouwen met Fie Carelsen als gast het belangrijkste was, mochten maar matige belangstelling wekken. Het Groot-Nederlandsch Tooneel heeft wei nig geluk gehad. Wij hadden dit gezelschap, dat onder de artistieke leiding van Joh. de Meester, Paul Huf en Frits van Dijk zeer hard heeft gewerkt, gaarne een Schlager gegund. Men kan moeilijk beweren, dat dit gezelschap niet het beste gepoogd heeft, maar tot een werkelijk succes heeft geen enkel stuk het kunnen brengen. De groot opgezette opvoering te Amsterdam van Het Mirakel werd een te leurstelling, De Familie Barrett, waarmee het seizoen geopend werd, viel en het blijspel, waarin mevrouw Tartaud haar rentree maakte, bleek zoowel voor het gezelschap als voor de gevierde actrice een vergissing. Meer pleizier had men van het voortreffelijk gespeelde blij spel Week-End, al werd het ook nietzoo als mij bleek algemeen gewaardeerd. Tobias en de Engel vermocht vooral door de sprookjesachtige sfeer in sommige kringen aandacht te trekken en werd een artistiek succes. In het laatst van het seizoen had het gezelschap echter weer weinig geluk met het Zweedsche blijspel De Nobelprijs, dat als een „gebeurtenis" door de directie was aangekon digd maar bitter tegenviel. Ook het „natio nale" stuk Nova Zembla van Veterman bleef ver onder de verwachting ondanks de ver zorgde opvoering. In Mei heeft het gezelschap, dat met het uittreden van Frits van Dijk een bijna onherstelbaar verlies heeft geleden, nog „Kleine Man, wat nu?" gebracht, welk stuk wij echter niet hetzelfde succes als de roman durven voorspellen. Ook Het Nieuwe Schouwtooneel heeft in het eerste seizoen van zijn bestaan, niet bij zonder veel veine gehad. Het begon met een débacle, want veel anders kon men de op voering van De Ondergrondsche niet noe men. Ook de keuze van Mijlpalen bleek voor dit gezelschap niet bepaald gelukkig. Veel beter was Kinderen van ons Volk, het too- neelstuk, dat Cor Hermus naar het bekende boek van Anton Coolen had bewerkt en dat ook bij het publiek dank zij vooral het spel van Ko van Dijk als de pastoor het meeste heeft gedaan. Het Russische blijspel Komedi anten werd meer een artistiek dan een fi nancieel succes voor het gezelschap. Het is wel jammer, dat het stuk, waarin mevrouw Royaards, Ezerman en Van Praag uitblon ken, niet de belangstelling bij het publiek mocht verwerven, welke het verdiende. Het gezelschap van Bouber handhaafde ook dit seizoen zijn naam van prachtig ensemble. Met slechts drie stukken De Commensaal, Het Kind van de Buurvrouw en Kromme Lin- dert alle drie Nederlandsch van oorsprong kon het zijn seizoen vullen en dat, terwijl het enkel in Amsterdam optrad. Welk ander gezelschap kan op een zoo stevig gefundeerd succes wijzen? Het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel was dit seizoen bij ons publiek minder in trek dan vorige jaren. Toch heeft dit gezelschap wel enkele voorstellingen in Haarlem gegeven o.a. van het ook door de film bekende na vrante stuk „Om 8 uur aan tafel" en „Fat soenlijke Vrouwen?", die ook om de opvoering meer belangstelling hadden verdiend. Sheppey van Somerset Maugham bleek niet het sterkste stuk van dezen schrijver te zijn en Jeanne van Duvernois zou meer hebben voldaan, wanneer het laatste be drijf niet zoo had teleurgesteld. Het grootste succes was voor A. den Hertog, die zijn amu sant, licht blijspelletje Ex-Koning Peter onder een Hongaarschen naam binnensmok kelde, maar ook zonder dat zeker wel succes zou hebben gehad. Krontjong van Willy Cor sari bleek minder tooneelbloed te bezitten. Verder kregen wij hier nog van het Haag- sche gezelschap 't Lammeke van Jac. Bal lings, Op de Waterloobrug van Sherwood en Mijn vrouw is een??? stukken, die wij aan het eind van het seizoen echter al weer ge heel vergeten zijn. De belangrijkste opvoe ringen van Van der Lugt Melsert die van Willem Teil, Rassen en Mannen in 't Wit werden de provincie tot nu toe onthouden, zoodat wij moeilijk hooggestemde lofliederen op het seizoen van dit gezelschap kunnen aanheffen. Maar Van der Lugt heeft in den loop der jaren zooveel voortreffelijks ge bracht, dat wij daarom niet met minder ver trouwen het volgend seizoen van hem tege moet zien. Financieel heeft het gezelschap van me vrouw De Boer-van Rijk het ongetwijfeld het beste gemaakt. Dat Levensavond en Opoe eenige artistieke waarde hebben, zal zeker wel niemand durven volhouden, maar me vrouw De Boer speelde er de hoofdrol in en dat was voldoende om het publiek vooral in dit jubileumjaar naar den schouwburg te doen stroomen. Onze 80-jarige actrice is populairder dan ooit en wie zou deze kranige vrouw, die zooals wij in haar biografie „Ik kijk terug" hebben kunnen lezen zoo veel materieele zorgen in haar leven heeft gehad, niet een onbekommerden, gelukkigen „levens avond" toewenschen? De Joden-vervolgingen in Duitschland wa ren oorzaak van een invasie van Dultsche ge zelschappen met beroemde namen: Jessner, Reinhardt, Lydia Busch, Moissi, Bassermann, Ernst Deutsch, Tilla Durieux, Hermann, Helène en Hans Thimig, Eleonora Mendelssohn zij hebben in stukken als Kabale und Liebe, Heimat, Don Carlos, Maria Stuart en vooral Sechs Personen suchen einen Autor, mede glans aan dit seizoen gegeven. Zoo is dit seizoen, ondanks de crisis, een der beste en artistiek-belangrijkste der laatste jaren ge weest. J. B. SCHUIL. Het Feest van Cruno. NAO TWINTEC JAOR. Evenals de Friezen het in het vorige sei zoen hebben gedaan, zoo deden de Gronin gers het gisterenavond: zij vierden met een revue het twintig jarig bestaan van hun ver- eeniging. En konden zij het beter doen? Een provinciale vereeniging is in wezen en ka rakter heel anders dan een gewone vereeni ging. Er is een veel hechter band tusschen de leden, het is als één groote familie, waarin allen zooals de waarnemend voorzitter, de heer Marema in zijn openingswoord terecht zeide zich één voelen door dezelfde her inneringen aan het land, waar zij kind zijn geweest. Met zoo'n provinciale revue komt er iets van een bruiloftsstemming in de zaal. Wan neer Buremao en zijn gezin ras-echte Gro ningers. die naar Haarlem zijn verhuisd voor het eerst op de „Neyaorsveziede" de gasten van Gruno zijn en wij dat gezelschap in het versierde zaaltje zien zitten, de be kende zwarte koffiekannen en de koek on tafel, dan is elke Groninger onmiddellijk „thoes". HU voelt zich op bekend terrein en wanneer er dan nog Grunneger verskes op bekende wieskes worden gezongen, dan is het heelemaal in orde. En als zij even later „koop- lu en vrouwlu" op de „maarkt" in de stad zien en Jurrien. Klaos en Buremoa gaan „koukhakken", dan denkt elke Grunniger aan zijn kindertijd terug, toen ook hij pro beerde een koek door midden te slaan. En als dan eindelijk de olie Martinitoren in zien grieze staotighaid daar midden op het too neel staat, dan klopt het Groninger hart wat sneller, want die toren is als een symbool, dat tot allen spreekt. Zoo was er veel in deze revue, dat géheel in dit Groninger milieu paste. Er waren ook wel tafereeltjes en scènes, die het provin ciaal cachet misten. De Fransche bergerettes en de menuet vielen wat uit den toon, maar wij willen maar denken, dat deze werden uit gevoerd door Groningsche dames, dde op een Fransche kostschool waren geweest en dan was het dus ook al weer verantwoord. Daar BIJ ONGEWONE, vaalgele huidskleur, ver moeidheid der oogen neerslachtigheid en zware droomen, is het aan te raden door het dagelüksch gebruik van het natuurlyke „Franz-Josef'-bitterwater voor een geregel den stoelgang te zorgen. (Adv. Ingez. Med.) bij behoorde ook de door 2 meisjes aardig uitgevoerde poppendans. Maar met mees ter Slymering, die in stem en voorkomen sterk aan Koos Speenhoff op hoogen leeftijd deed denken waren wij weer in de Gro ninger revue, vooral toen hij zijn kanarietje kocht, dat later bleek een hoen te zijn. Een aardige revue-vondst was het ook, om verschillende hoofdpersonen uit door Gruno gespeelde tooneelstukken zooals de olie Boer, Kalkoen, het „Hoeshollerske" en 't Wicht van niks op Kraantje Lek waar zelfs een der kellners van deze bekende uit spanning bediende te laten samen komen Waar bij Gruno in den loop van deze 20 jaar zoovele paartjes ,an mekaor komen binne"*" daar spreekt het wel vanzelf, dat wij met een bruiloft, een echte „Grunniger bruloft" ein digden. En daar op Kraantjelek zongen dr gasten zooveel Groninger liedjes, dat wij ons langzamerhand geheel in het Groningerland waanden. Bij zoo'n revue eischen wij niet, dat alle medewerkenden tooneelspelers eerste klass zijn. Dat is op een bruiloft toch ook niet het geval? En amuseer je je daarom minder? He' komt er maar op aan, of de ware stemming er is. En die was er! Zoo spelen immers ook de neven en de nichten, de vrienden en kennissen op een bruiloft, de een wat losser, de ander wat stij ver. Het is geen bruiloft van Kloris en Roosje, waarop allen „komedianten" zijn, he is een feest van Groningers onder elkaar. Er zoo moet je zoo'n revue bezien. Ik zou niet gaarne willen beweren, dat ik gisteren alles heb verstaan. Ik meende eers< nog, dat mijn Friesehe ooren de Groninger klanken wel zouden opvangen, maar nee. hoor, daar was geen sprake van. Ik moet dn bekennen, dat mij veel is ontgaan en ik zou de geschiedenis van Gruno niet durven na vertellen, ook al hebben Thomas en Pieterne1 die in dichtmaat te oordeelen naar den lach in de zaal le.utig verteld. Maar één „laid" kon ik onmiddellijk mee zingen, dat was he* laid van Wiede, wiede, wied, wied. wied!" Daar behoefde je geen Groningse!) voor te kennen. Zoo was het voor de Groningers gisteren een allergenoeglykste avond, die hun teruv voerde naar hun geboorteland, Groningers zoo zei de heer Marema in zyn aardige ope ningsspeech zijn karig met hun lofsm'a- ken. Wanneer de Hollanders iets pracht.!- vinden, zegt een Groninger: „Het was nor niet zoo min", of ,,'t Kon minder!" En bi' deze uitspraak, die dus als lof bedoeld is zullen wij ons houden. De heer K. ter Laan huldigde als voorzitto- van het hoofdbestuur aan het slot van der avond de spelers en de schrijvers van de revu- en wenschte Gruno namens het hoofdbestuu* geluk met haar twintig jarig bestaan. Toen ik even later door den Hout naar huis wan delde. neuriede ik van „Wiede. wiede. wied wied, wied" het eenige Groningsch, dat ik van deze revue onthouden had. J. B. SCHUIL. mcrdienaar, die in alles zyn meester imiteert, ook in de wijze, waarop hij vrouwenharten weet te veroveren en daarmede, na vele moei lijkheden en verwikkelingen, toch zUn doel be reikt: de prins, die zijn dienaar op zoo gees tige wijze een lesje geeft en hem tenslotte toch pardonneert (ach: hij weet bij ondervinding welk een invloed vrouwen op mannen kunnen hebben!); het ondeugende kamerkatje, dat op dezelfde wüze als de kamerdienaar buiten haar boekje is gegaan. De bijfiguren: 'n paar booze en jaloersche echtgenooten van des prinsen vriendinnen, worden ook naar wensch vertolkt, zoodat dit hoofdnummer uiterst ge schikt is voor hen, die eens wat vroolljks op het witte doek willen zien en de zorgen van deze dagen eenige oogenblikken willen ver geten. Als gewoonlijk geeft het bijprogramma een trucfilm (wij hebben ze wel geestiger gezien), een blijspelletje in twee bedrijven, dat zeer genietbaar is en verder actualiteiten, samen gevat onder den algemeenen titel: Luxor- Nieuws. LUXOR THEATER „Champagne bij kaarslicht" Een alleraardigste film. uitstekend ge speeld, geestig en 'n heel klein tikje pikant, dat is het hoofdnummer „Champagne bU kaarslicht" bewerkt naar 't boek „By Candle light") dat gedurende deze bioscoopweed in het Luxor Sound Theater gaat. Het gegeven is meer in roman en tooneel- stuk verwerkt: de kamerdienaar die zich voor een prins uitgeeft en de prins, die voor kamer dienaar speelt en dan ook nog een kamer meisje, aan wie het eenigen rijd gelukt.^ zich voor gravin te doen doorgaan terwyl de échte gravin den échten prins den tijd kort op de oogenblikken waarop hij zichzelf isen te- gelykertljd buiten zichzelf door de schoon heid en charme van de gravin. Geen heftige conflicten in deze rolprent, die evenmin diepgaande quaesties behandelt, maar een boeiende amusementsfilm, die als zoodanig moet beschouwd en genoten worden, „Champagne by kaarslicht" is een film vol verrassingen en luchtig van inhoud. Uitne mend worden de hoofdrollen gespeeld: de ka- BELASTINGVRIJ. - PRIMA EN BILLIJK VELO WASCHMACHINE Mij. N.V. MEER DAN 100 FILIALEN IN NEDERLAND EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG De reeks der pianosonates van Beethoven wordt door Daventry voortgezet. Aan de beurt zijn op. 10 13 en 14. Op. 10 omvat drie sonates op. 14 twee. Van op. 10 no. 1 is het eerste Allegro in toonsoort, metrum en karakter ver want met de finale van Mozart's c min-sonate K.V. 407 terwijl het stygende c. min. accoord van het hoofdthema aan dat van het eerste Allegro van Mozart's sonate herinnert. Voor mijn gevoel evenaart echter Beethoven's werk dat van Mozart niet in pathetische uitdruk king en dramatische. In het Adagio molto is de zwierigheid der expressie opmerkelyk: zoo'n omhaal van noten zou Beethoven in een latere levensperiode niet meer aanwenden! Daaren tegen is de rustige coda van dit deel met haar vrije, syncopeerende polyphonie zeer mooi van klank en wordt de innige stemming hier door niets verstoord. De finale i^meer „Beethoven" dan het eerste Allegro en bevat in de door werking een curieuze voorspelling van de 5de symphonie, welker hoofdthema men zonder meer na de fermate waarmee de doorwerking eindigt zou kunnen plaatsen. Het is niet on aardig, de proef eens te nemen! Op. 10 no. 2, in F. gr. t. bestaat evenals de vorige slechts uit drie hoofddeelen. Een eigen- lyk Adagio ais in de voorafgegane sonates ont breekt hier. Het is door het in menuetvorm ge schreven Allegro vervangen; stille weemoed in de plaats van het breede pathos. Men kan in deze plaatsvervanging tevens een waarschu wing zien om Allegretto's als dit (ook in op. 14 no. 1 komt er zoo een voor!) niet als Allegro's te spelen. De plaatsing tusschen twee snelle hoofddeelen bedoelt scherp contrasteerende werking. De finale is tweedeelig; de vorm wykt van den gewonen hoofdvorm der sonate af, doordat een zelfstandig tweede thema ont breekt. Waarom dit het geval is, is een vraag, die men eens op een muziekexamen aan een candidaat gesteld heeft, maar die natuurlijk alleen door Beethoven zelf beantwoord had kunnen worden. De zevende der sonates, op. 10 no. 3, bestaat weer uit vier hoofddeelen. Het eerste daarvan is nagenoeg geheel uit één enkel motief, de vier aanvangsnoten d, cis, b, a, ontwikkeld. Een zóó consequent doorgevoer de thematische eenheid vindt men weliswaar in meerdere werken van Beethoven (b.v. in de eerste hoofddeelen van de sonates op. 106 en 111 en van de vijfde symphonie) maar zy is in de werken zijner eerste periode toch een uitzondering. Voor een duidelyke toelichting zouden notenvoorbeelden noodig zijn; de hoorder geve zich de moeite door oplettend luisteren de verschillende phasen, waartoe ook vergrooting en verkleinig behooren, te her kennen. Want het merkwaardige en geniale in het stuk is. dat de argelooze hoorder er in 't geheel niets van gewaar wordt en elke volgen de periode als iets nieuws ondervindt. Het Largo dezer sonate is wel het diepzinnigste en somberste stuk dat in de Sonates van Beet hoven's eerste periode voorkomt en vindt on der de werken van deze periode alleen in het Adagio van het eerste strykkwartet (op. 18 no. 1) een evenknie. Later, in het Adagio van zyn op. 106, zou Beethoven nog een enorme climax daarop geven. Het Menuetto, dat op het Largo volgt is als een troostend woord, dat de tranen doet opdrogen; in het Trio wordt de stemming zelfs voor een wyle vroolyk, maar een over gang, die ook een terugmodulatie van G naar D beteekent (we wezen er toch al eens op dat B altyd den terugkeer van eèn in de onder dominant geschreven Trio naar de hoofdtoon soort van Menuet of Scherzo overbrugt!) brengt'ons weer in de kalme sfeer. Gulligheid kenmerkt het slotrondo. Een kort motief wordt door pauzes en fermates afgewisseld; tot een bepaalde stemming komt het niet en met een lSnge kronkelende passage verdwUnt alles plotseling in de diepte. De sonate op. 13 is een der bekendste van alle. Zij is door Beethoven zelf als „pathétique" betiteld en is de eerste die een langzame in leiding vóór het eerste Allegro bezit. Een frag ment dezer inleiding keert nog tweemaal, tel kens meer afgeknot weer. Zy vertegenwoordigt het smeekende principe, dat door het harts- tochtelyk voortjagende van het Allegro weg gevaagd wordt. In de doorwerking botsen bei de op elkaar: een muzikaal conflict dat als schildering van een psychisch kan gelden. We kunnen in onzen tyd nauwelijks begrypen, dat een werk als dit door bekende pianopaedago- gen uit het begin der vorige eeuw als onver staanbaar, onspeelbaar en gevaarlUk voor de jeugd werd gebrandmerkt, zooals Ign. Mosche- les in zijn herinneringen vertelt. Het hoofd thema van het slotrondo bevat hetzelfde mo tief als het tweede thema van het eerste Alle gro; een voorbeeld van cyclinischen bouw De beide sonates van op. 14 bestaan evenals op. 13 elk uit drie deelen. De vierdecligheid keert pas in op. 22 terug. De slothoofddeelen zijn steeds weer rondo's. Tot opmerkingen van bijzonderen aard geven deze sonates geen aanleiding. Op. 14 no. 1 werd door Beethoven ook nog als strijkkwartet bewerkt, met trans positie van E naar F. Ik weet niet of er van dit gearrangeerde kwartet een uitgave be staat. Als opusgetal van het Sextet dat Zondag door Hilversum uitgezonden wordt staat 91 vermeld; dit moet 81 zUn. Op. 91 is het meer- vermelde orkestwerk „Wellington's Sieg oder die Schlacht bei Vittoria", een stuk program mamuziek, dat destijds veel roem geoogst heeft, maar toch tot B's zwakke werken be hoort, waarvan men zich door de Huizer uit zending van Maandag a.s. overtuigen kan. Ook het Sextet is tot Beethoven's zwakke werken te tellen. De aanduidingen omtrent het „Diverti mento op. 117" van Mozart, dat vóór het Sextet van Beethoven gespeeld wordt en het „Diver timento no. 2", dat Maandag door Leipzig uit gezonden wordt, zijn niet voldoende om met zekerheid te weten, welke werken bedoeld zijn. De naam „Mendelssohn" in dat Leipziger pro gramma is een zeldzaam en heugelijk ver schijnsel in een Duitsch programma van dezen tyd. Echter moet men Arnold M. niet verwar ren met Felix M.-Bartholdy. Voor zoover ik weet behoort Arnold M. tot de nog levende componisten; Felix is reeds in 1849 overleden De „Bauercantate" van Bach (Midi. reg.. Dinsdag) is wel de profane cantate die in Sachsisch dialect aan den nieuwen burgemees ter hulde bracht. Bach toont zich daarin van zijn humoristische zijde en is er even zeer on deugend in. Het veelgespeelde 2de concert van Rachma ninoff in de vertolking door den auteur te hooren, zal menigeen welkom zijn. Donderdag ochtend biedt Hilversum daarvoor gelegen heid; jammer slechts dat het een ochtenduit zending is, die velen door beroepsbezigheden verhinderd zijn te hooren. De uitzending van Hollandsche, door Ré Koster te zingen liederen uit Rome op Maan dagavond en het Uitwisselingsconcert uit Huizen op Zondagavond wijzen op een ver heugende internationale samenwerking en verdienen reeds daarom de aandacht, REMBRANDT-THEATER Catharina de Groote. De film, door meesterhand gemaakt, kan ook veel beteekenis voor de kennis der histo rie hebben. Dat wordt bij vernieuwing bewe zen door „Catharina de Groote", een Ufa product. Wij worden binnengeleid in de oude Rus sische hofkringen waar alles schitterde van weejde en overvloed. Tsaar Peter, die blijkb.iar niet geheel toerekenbaar is voor zfjn daden, vervult, daar een eigenaardige rol. Een Dult sche prinses wordt aan hem uitgehuwel: !.r„ maar het is te begrUpen. dat aan zUn zijde haar geen levensgeluk wacht. De kleine Ca tharina verovert evenwel de harten van allen die haar omringen en ook van het volk bulten het palels. Dat voert tot het dramatische slot: Catharina word tot keizerin uitgeroepen, ter wijl haar zonderlinge echtgenoot door moor denaarshand valt De regisseur heeft ln deze film knap werk geleverd. Maar hij zo- niet geslaagd zijn ons een eerste klasse werk te leveren als hij niet was bUgestaan door knappe vervuilers van de hoofdrollen. Elisabeth Bergner heeft de rol van Catharina zeer verdienstelijk gespeeld. Als een bleu meisje, een prinsesje uit een kleine Dultsche provincie, komt zijn in het schitteren de hofleven te Petersburg. waar haar liefheb bend hart, dat- dweept met haar grootvorst, veel ontgoocheling wacht. Alles wordt haar deel, zelfs de diepste vernedering. Zeer sterk is haar dramatisch spel als zU dcor haar echtgenoot gedwongen wordt, aan een dintr met vele gasten, een ordelint af te staan, dat dan door hem om de hals van een zijner vriendinnen gehangen wordt. Douglas Fairbanks Jr. heeft de ondank bare rol van grootvorst (later Tsaar) Peter ook uitstekend gespeeld. Deze hoofdfilm vult een zeer groot deel van het programma. Nadat het wereldnieuws bewonderd is interessant zijn o.a. de opne mingen over den Stillen Rondgang ln Den Haag en het vertrek van de Nederlandsclie voetballers naar Milaan worden de bezoe kers tien minuten vermaakt met een aardige teekenfilm Betty Boop in Blunderland", Op het tooneel verschynen Lo Peri en eJan War, die hun aankondiging „elegant dans paar" met eere dragen. Vooral de Spaan«che dansen in costuum waren een lust der oogen. CINEMA PALACE „De Jantjes" Gelukkig, dat „de Jantjes" nog minstens een week in Cinema blijven. Met de Jantjes is duidelijk gebleken, dat in Nederland zeer ze ker de elementen aanwezig zlln om een goede film te maken. Het is een film zoo door en door Nederlardsch, dat we vermoeden, dat ieder landgenoot de Jantjes volkomen aan voelt als iets eigens. We kennen de menschen, de sfeer, de speciale typen, de stad. Hoe mooi en aangrijpend we de films van vreemd-en bodem ook dikwijls vinden, en hoe natuurlyk en Juist de uitbeelding der verschil lende karakters daar ook is. na „de Jantjes" merken we toch wel eenig verschil, in één woord, we voelen ons mèt de Jantjes en hun entourage Nederlanders. We hopen dat de film hier nog twee, drie weken voor volle zalen zal gaan. want dat ieder Haarlemmer dat Nederlandsche film product zal willen zien. Het zeer goede orkest opent de voorstelling met de verschillende populaire wijsjes uit de Jantjes. Daarna gaat Paramount met ons door Euro pa en Amerika, en vervolgens komt Profilti met zijn nieuws, o.a. ons Nederlandsch elf tal op weg naar den trein voor Italië, in den trein en bij de laatste toespraak van Karei Lotsy in Nederland, Een extra woord van lof voor de kleuren film van Loet Barnstijn Hans en Grietje. Een mooi, fyn, alleraardigst fibnnje. Vooral de heks op den bezem is prachtig. Een danspaar, 2 Walkings voert sierlUk en lenig een tweetal dansen uit, waarvoor zy een hartelijk applaus mochten in ontvangst nemen. Op het voetspoor van Boeddha. Prof. J. Ph. Vogel, hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit heeft een studiereis gemaakt naar (Britsch-) Indië en daarover opstellen geschreven, die indertUd in de N. Rotterdamsche Courant zyn opgenomen, on der den titel Indische Reisbrieven. Nu ze in boekvorm het licht zien, is deze naam ge wijzigd in „Op het voetspoor van Boeddha" die het hoofddoel van de archaeologische studiereis weergeeft. Vele fraaie foto's ver luchten den tekst van het werk, dat uitgege ven is by H. D. Tjeenk Willink en Zonen" te Haarlem. Moeten wij aan de Democratie vasthouden? De rede, door prof. mr. A. C Josephus Jitta uitgesproken in de feestvergaderlng ter eere van 't- 10-jarig bestaan van de Vrijz.-Dem. Jeugdorganisatie te Haarlem, is in de serie „Vragen van Nu" als no. 12 van Gorcum en Comp. N.V. te Assen verschenen. Knock. Jules Romains heeft een blijspel ln 3 be drijven geschreven, dat den titel draagt: Knock ou Le Triomphe de la Medicine. Jan Musch heeft daarin als dokter Knock hier te lande triomfen behaald. In dc serie Les Meilleurs Auteurs Frangais, van J. M. Meu- lenhoff te Amsterdam Is deze comédie thans verschenen, van aanteekenlngen voorzien door Martin J. Premsela. leeraar aan het Meisjeslyceum te Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 17