Het afscheid van jhr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal MIDDERNACHT Aan den Ingang van het kanaal Trouville-Deauvllle strandde dezer dagen het groote jacht .l'Alphe". Het schip op het zand De nieuwe oceaanvlucht van de Fransche aviateurs Codos en Rossi. bij de voorbereidingen voor het vertrek Mr F C. Goudsmit, de bekende bridge- Een aardig snapshot speler, trad Maandag te Amsterdam in het huwelijk met mej Betty Polak. Het bruidspaar Jhr. mr. dr. L H. N. Bosch Ridder van Rosenthal nam Maandagmiddag afscheid als burgemeester van den Haag. De laatst* raadsvergadering, welke door den scheidenden burgemeester werd gepresideerd Thans is het de tijd, dat de wil- gentakken voor de vlechterijen worden geschild Een aardig kijkje te IJsselstein, waar de takken, na eerst .uitgeschoten' te zijn, door een U-vormig mes worden heen getrokken De auto op rails. - Te Roermond had Maandag de oHicieele proefrit plaats van de auto-op-rails. Vele deskundigen woonden de rit bij noote van het gewezen Duitsche Rijksdag lid Segers met haar dochtertje na haar gevangenschap In een der Duitsche con centratiekampen COMTIWI In de bocht Een spannend moment tijdens de internationale auto-races op de Avusbaan te Berlijn. Guy Moll (64) won het hoofdnummer FEUILLETON Detective Roman uit Donker Amsterdam door PIET KLOPPERS. 19) „Bespreek die kleinigheden liever met je verdediger, Snoeck. Het kan zijn dat de rech ter het met die redeneering eens is, het kan ook zijn van niet. Er is nog heel wat onopge helderd in deze zaak, maar na de duisternis komt het licht, wees daar zeker van. Maak je gereed, dan kunnen wij vertrekken!" Willem Snoeck had een levendige verbeel ding en niet al te sterke zenuwen, twee dingen die nogal eens samengaan. Wellicht kende hij het gevangenisleven van naderbij: Norman Ray wisthet niet, of misschien ook had hij Francois Pauwels' „Boeven en burgers" gele zen, maar één ding was zeker: Middernacht's toespeling op de langdurige gevangenisstraf die hem wel eens kon wachten, deed Snoeck zijn zelfbeheersching titaal kwijt raken. Zelden had de detective een man gezien op wiens ge laat zich zooveel angst en afgrijzen afspie gelde. Voor Snoeck doemde een visioen op van een kleine, benauwde, kale cel, met een ge traliede deur, en een luikje waardoor hem water en brood werd toegeschoven door een zwijgenden bewaarder die zijn plicht deed, en zich door niets liet vermurven iets anders te doen dan zijn plicht. Snoeck greep naar de tafel om zich staande te houden, zijn knieën knikten, zijn hoofd zakte voorover, en als hij den rechter levens lang had hooren uitspreken kon hij er niet wanhopiger hebben uitgezien als op dit oogen- blik Hij rilde, als iemand die koorts heeft, en hij durfde den detective niet aan te kijken. Deze reactie op Middernacht's onheilspellende woorden duurde misschien een minuut, toen vermande Snoeck zich, en werd weer eeniger- mate meester van zichzelf. „Doe je jas aan, en kom mee", zei de detective. De ander knikte en wees op de deur die toe gang gaf tot de slaapkamer. „Maar geloof me toch, meneer Ray, ik heb Middernacht volgde Snoeck op de hielen, maar zijn revolver had hij opgeborgen, omdat hij voor dezen zwakkeling geen wapen noodig meende te hebben. Verzet achtte hij uitgeslo ten: Snoeck's eenige kans lag in zijn bereid willigheid alles te zeggen wat hij weten mocht. Toch hield de detective zijn man scherp in het oog. Ook de zwakkeling heeft, gelijk de in het nauw gedreven kat, zijn moedige oogen- blikken, en iedere misdadiger die meent kwade kansen te loopen voor zijn rechter, is in staat alles op één kaart te zetten: de vlucht. Een man als Dolle Bult. de inbreker, stelt zich als bezeten te weer; een man als Willem Snoeck veinst onderworpenheid en wacht zijn kans af. De detective wist dit alles uit ervaring, en hij zorgde ervoor Snoeck geen oogenblik uit het oog te verliezen. Hij volgde hem naar de slaapkamer: zwijgend liep Snoeck naar een hangkast, en haalde er een regenjas, een slap pen vilten hoed, en een leeren tasch uit. Hij trok de jas aan en zette den hoed op. ,Kan ik wat onderkleeren, zeep en een tan denborstel meenemen?" Middernacht knikte, en zijn arrestant pakte met bevende handen zijn tasch in, maar gluurde onder zijn oogleden uit naar zijn be waker, die dezen blik opving. De ander sloeg snel de oogen neer en pakte verder: ondergoed, een paar zakdoeken, en wat toiletbenoodigd- heden gingen in de tasch. „Ooit met de gevangenis kennis gemaakt?" vroeg Normy Ray. „Nooit, waarachtig niet", zei Snoeck aar zelend. „Da's knap", meende de detective. „Gewoon lijk komen mannen die nooit werken en van een goed leven houden, daar vroeg of laat terecht. Je beurt is gekomen, Snoeck." De ander gaf geen antwoord. Hij knipte zijn tasch dicht en mompelde dat hij klaar was. „Ik ga gewillig mee, maak u maar niet be zorgd. Ik wilik wil onderweg met u spreken." „Hoe meer hoe liever, maar denk erom: ik heb een goed geheugen. Wilt u de pension houdster nog op de hoogte stellen van uw h'muw onverwacht vertrek?" „Neen, laten we het goeie mensch met rust laten. Ik zal haar schrijven." „Goed, laten we dan gaan. Een sigaret Snoeck?" „Graag De sigaret die de detective zijn arrestant aanbood, zou nooit worden aangestoken. Het onverwachte geschiedde, gelijk zoo dikwijls in de carrière van een detective. Op het oogenblik dat Middernacht zijn hand in zijn zak stak om een pakje sigaretten te voorschijn te halen, en zijn aandacht niet op zijn arrestant concentreerde, ging de zware leeren tasch omhoogeen zwaai, en Mid dernacht tuimelde door den slag achterover Snoek had met een paar katachtige sprongen de openstaande glazen deuren bereikt en ver dween in den tuin. De slag versufte den detective slechts heel kort. hij had een harden schedel, en zijn tegenwoordigheid van geest verliet hem slechts een oogenblik. Maar dat was lang genoeg om den vluchteling een kleinen voorsprong te geven, een heel kiemen slechts, en als Midder nacht zijn man niet zoo hals over kop had nagezet, en zich een paar seconden tijd had gegund om zich van de situatie rekenschap te geven, zou hij vermoedelijk niet van een koude kermis zijn thuisgekomen. Waar moest de vluchteling heen? De Amstel over met een bootje dat wel hier of daar in de buurt aan den wal gemeerd zou liggen? On mogelijk, want op de wijde rivier zou de detec tive hem dadelijk hebben gezien, en de achter volging zou zonder twijfel in het voordeel van den detective, die de eerste de beste boot zou hebben gerequireerd, zijn afgeloopen. Loopen in de richting van Ouder Amstel, of in de rich ting van Amsterdam? Ook dat was voor Snoeck een kwade kans in een vlakke open omgeving, waar geen steegjes of schuilhoeken zijn om er te verdwijnen zonder dat iemand weet hoe of waar. De vluchteling deed wat Middernacht had moeten begrijpen dat hij doen zou: hij zag zijn achtervolger vlak achter zich door de glazen deuren komen. Hij vloog den hoek van het huis om, en hield daar halt; hij raapte een grooten kei op, en hief hem in de hoogte In een paar seconden speelde dit alles zich af; Norman Ray zijn man niet meer ziende, rende eveneens op den hoek van het huis. maar hij kwam niet ver, met kracht deed de vluchteling den steen neerkomen op het hoofd van zijn achtervolger, honderd sterretjes dans ten voor Middernacht's oogen, hij voelde een felle pijn. zijn knieën zakten onder hem weg, en het volgend oogenblik was hij bewusteloos al zijn aardsche zorgen voorloopig ver getend. En langs den Amstel liep in snel tempo de vluchteling door den regen: angst gaf vleuge len aan zijn voeten, maar voor achtervolging behoefde hij vooreerst niet te vreezen. Een man met een minder harden schedel dan Norman Ray zou van den onverwachten slag misschien dagenlang de onpleizierigste ge volgen hebben ondervonden. Maar de detective was onder zijn sportvrienden bekend om de sto'ïcijnsche wijze waarop hij bij het boksen slagen op het harde hoofd kon incasseeren; bovendien wilde het toeval dat hij was neer gevallen vlak onder een lekkend gootje; het regenwater plenste weldadig op zijn gelaat terwijl hij, scheef-weggezakt, tegen den muur lag. en daardoor kwam hij spoediger bij dan anders het geval zou zijn geweest. Kreunend krabbelde de detective overeind en verzamelde zijn gedachten. In zijn hoofd bons de het van geweld, maar hij vermande zich, en putte kracht uit zijn verbittering. Even over woog hij of hij Snoeck's hospita op de hoogte zou stellen van het overhaaste vertrek van haar huui-der, en of hij in het huis terug zou gaan om de kamers van den vluchteling aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Maar zoowel het een als het ander kwam hem voor als tijdverlies; de hospita zou later de toedracht wel vernemen, en Middernacht achtte het heel onwaarschijnlijk dat Snoeck in zijn, overigens tamelijk poovere, kamers incri- mineerende correspondentie of iets van dien aard zou laten slingeren. Hij voelde eens aan zijn pijnlijk hoofd,: waarop zich als gevolg van den slag met den; steen een buit zoo groot als een kippenei statig verhief, vischte zijn hoed uit een plas, en be- gaf zich haastig naar de stad. Bij de Amstel- laan pikte hij een taxi op. en gaf den chauf- feur opdracht hem naar het politiebureau te brengen waar hij zijn vriend en concurrent, inspecteur Emonts, het signalement van den vluchteling wilde opgeven, waarbij hij zich niet verheelde dat de politieman, die in den grond van zijn hart alle particuliere detectives be schouwde als amateurs die zich waagden op een terrein waar zij niets te maken hadden, zeker niet zonder leedvermaak zou glimlachen als hij van Willem Snoeck's ontsnapping hoor de. Maar nog voor de taxi bij de Stadhouders kade was, wijzigde Middernacht zijn plan ae campagne. Het verspreiden van Snoeck's sig-' nalement kon wel een uur wachten, vroeg of laat moet deze man toch tegen de lamp loo- pen, meende hij, en er was in ieder geval iets! te doen waar meer haast bij was. Middernacht- geloofde in de juistheid van het spreekwoord dat voorschrijft het ijzer te smeden terwijl het: heet is. en hij herinnerde zich, nu de mist in- zijn brein zoetjes-aan was weggetrokken,! Snoeck's telefonisch gesprek met Jan Heeringa. Hij tikte den chauffeur, en gelastte hem eerst naar de bodega op het Damrak te rijden, vvaar de zoon van den bankier zoo dikwijls te vinden was in den namiddag, en waar hij dezen middag met zijn vriend en medeplich tige had getelefoneerd. De taxi snelde over de natte straten, de regen kletste tegen de raampjes, en de chauf feur, wien Middernacht een gulden extra had toegezegd als hij zoo min mogelijk rekening hield met de dertig kilometer maximumsnel heid, liet de motoren snorren dat het een lust was. Binnen tien minuten was de detective op het Damrak, rekende met den chauffeur af. en liep bedaard de bodega binnen. En daar vond hij, met een groot glas port voor zich, Jan Heeringa, achter in de bodega, zijn haar ver ward en een starende uitdrukking in zijn oogen. (Wordt vervolgi».

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9