Indrukken uit Montana.
EEN
VRIJCEZELLENCLUB.
VROOLIJKE SNAPPERS.
ZATERDAG 2 JUNI 1934HAARLEM' S DAGBLAD8_
Ho,eens was. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD Hoe het geworden is.
Ged. Oude Gracht tusschen Zuiderstraat en Drossestraat, omstreeks 1900.
Beneath Montana skies
Rise before your eyes.
Dreamsthat've come true;
Beneath Montana skies
YouU find paradise.
Waitinfor you
(Oude kweelzang der goudzoekers).
Montana spreekt het uit als in het Hol-
landsch, want dat is officieel goed; de Ame
rikanen aan dezen kant van Chicago dus van
het Midden- en Verre Westen zeggen echter
uitsluitend Montenne en dat zullen ze in de
sprekende film ook wel doen, aangezien Hol
lywood gelukkig een heel eind van '.sophisti
cated East", dat zijn de politieke centra New-
York. Washington, Boston, enz. afligt, waar
ze, altijd volgens de mensehen hier in de
„West", vergeten, dat ze Amerikaan zijn en
me enen Engelsch te moeten spreken, waar
door geen Amerikaan ze meer verstaat.
Aldus heeft u ook van film of gramofoon-
plaat Montenne „gehoord", of in de romans
van Jack London. Zane Grey e.a den naam
Montana gezien en het schijnt bepaald wreed
deze prettige herinneringen van u botweg te
koppelen aan een grooten Staat, een van de
48 U.SA., van zooveel tot zooveel graden N.B.
en nog meer graden Wl. Ik zal dan ook
trachten over dergelijke gegevens uit de
aardrijkskunde de zwijgen, hoewel het nood
zakelijk is, dat u weet op welk deel van de
aardbol ik mijn indrukken opdeed; het con
tact tusschen ons zou anders veel te los wor
den, omdat we toch al kleine 10900 K.M. van
elkaar zitten.
Montana Spaansch woord voor Bergen-
land is een passende naam voor dat mooi
ste stuk Rocky Mountains, dat een groot ge
deelte van den Staat Montana vormt. Het
ligt tegen Canada aan, 600 K.M, van de Paci-
fische kust en is vele honderden kilometers
lang (in N.-Z. richting) en breed. Het Bae-
deker-menu vermeldt voor Montana verschil
lende bijzondere schotels, die er ongewoon
apoetijtelijk uitzien. Ik wil er enkele memo-
reeren: (meest vertalmgen van reisgidsen)
National Glacier Park; spitse, hooge berg-
toonen, die zich verliezen in mist en wolken;
schitterende gletschers. zoo'n ijsfabriek vindt
u nergens en langs de gletscherbeken wan
delt u door onmetelijke ijskamers; meren met
water als kristal, omringd door bergen, zwaar
beboscht met woudreuzen met den stempel
der eeuwen; bergen met versche sneeuw:
sneeuwballen gooien midden in den zomer;
interessante bergformaties, grillige kliffen,
waar de geologen zich al jarenlang het hoofd
over breken!
Twee groote hoofdwaterscheidingen naar
d"'e afvloeibekkens: nl. de Hudson-Baal, de
Pacifiséhe en Atlantische Oceaan: trek over
zoo'n waterscheiding en u komt in een nieu
we wereld vol verrassingen en avonturen.
Indianen-reservaties: eveneens een soort
nationaal-parken met gratis toegang (behal
ve voor toeristen ook nog voor Indianen)Bij
duizenden trekken de Amerikanen hierheen,
scheuren er jaarlijks eenige tepees tenten 1
aan souvenir-flarden, welke tenten speciaal
voor dat doel in ..orde" worden gebracht.
Verscheidene horden wilde en verwilderde
paarden merkt men op van trein of auto uit:
daarop wordt zoo nu en dan wel eens jacht
gemaakt: een paard kost hier dan ook niets:
je betaalt alleen het zadel als je een rij
paard koopt, dat heet hier „horse-sense" of
wel boereverstand hebben.
Honderden borden bij parken, reservaties
e.d. om toeristen te lokken, met opschriften
als: Hier is Montana's Paradijs: hier ssbr°-
wen de bergen van kracht; talrijke storm-
t rotseeren de boschreuzen met aan hun v~-
ten springende, zingende stroonrojes; groot
wild naast tallooze kleinere diertjes, enz.
Bnms schrijft, een grappenmaker hierachetr:
SAYS YOU!, het best te vertalen met „och
kom, zeg", daarbij denkend aan muskieten,
mieren en die tallooze kleinere diertjes.
Er zijn nog enkele grizzlies over, ontsnapt
gov, rje besehavin? en dus zelden te zien. h~*
wel deze beren absoluut niet schuw zijn voo
homosapiens en deze als een goed hapj;
schijnen te beschouwen, afgaande op de ver
halen van de goudzoekers.
En tenslotte, naast Helena, het rustige
ambtenarenstad je, en Bozeman het stadje
waar de boeren 's winters wonen, zijn er nog'
Butte en Anaconda, beide in pionierstijl ge
bouwd. waar de „spirit" van de „Wild West"
nog onverminderd regeert en waar ondanks
auto en radio het leven nog de oude roman
tiek uit de pioniersdagen kent, En Buttp
spant in dit opzicht verre de kroon boven al
les wat er ten westen van de Mississipi ligt.
De merkwaardigheden van deze stad, die
op het genoemde Baedeker-menu niet voor
komen, vormen een lekker hapje „oublies"
voor een ieder, die goed kan slikken, niet
bang is zich te verslikken en niet al te gauw
.onthikt" is.
Met de beschaving, die haar weg ook door
Montana neemt, kom ik vanzelf in Butte te
recht; De beschaving kwam in Montana in
1852 tegelijk met de goudkoorts (van de blan
ken). Na de Californische „gold-rush" van
1849 en de volgende jaren, een soort van
volksverhuizing, „the biggest ever seen", die
tienduizenden in zijn Moloch-greep had er.
voortjoeg en opzweepte tot bovenmensche-
lijke inspanning, waarbij over een heel vaste
land getrokken werd, en duizenden het lever
lieten door Indianen-aanvallen, kou en ge
brek. bleek al spoedig, dat er. evenals op een
drukken Straoerlo-avond, veel meer liefheb
bers dan goudbronnen waren en nog hield de
stroom van gelukzoekers steeds aan. Wie het
eerst komt, wie het eerst maalt: de „forty-
niners", de mannen van '49, werden rijk en
hun namen bleven in de geschiedenis van
het Westen hun fascineerende klank behou
den.
De groote golf der latere pioniers keerden
zich met den moed der wanhoop naar het
Noorden waar enkele geruchten van rijke
goudvondsten hun den weg moesten wijzen.
Men kwam met zooveel Indianen in aanra
king. dat ieder verstandig mensch snel rechts
omkeert had gemaakt, maar deze mannen
hadden hun laatste geld al lang verspeeld bij
de 3000 mijl eross-country naar Californië.
die destijds toch minstens 500 dollar kostte,
en zij sloegen zich door vele schermutselingen
heen. Zij kwamen door het gebied van de
Shoshone, Sioux (spreek uit Soe), Plathoofd
en Zwartvoet Indianen, allen vreedzame
stammen, als je uit hun buurt bleef. Voor
al de westelijke Sioux-stammen waren fel ge
beten op de bleekgezichten.
Maar de goudzoekers wisten van geen wij
ken: zij brachten de beschavinas-goudkoorts
en hoe de Indianen ook scalpeerden en
wenschten, dat de blanken de echte koorts
kregen, toch werden ze geleidelijk „wegge-
schaafd", ondanks protesten in Washington
en ondanks verbitterde gevechten.
Bijv. nog in 1876 op de grens van Montana
en Idaho werd een hevige veldslag geleverd
tusschen 250 blanken (onder Ousters) en 3000
Sioux, waarbij niet één blanke het er levend
afbracht; alles wat we er van weten, hebben
we uit den mond der Roode broeders; het
slagveld was als slagveld ingericht, waarbij
vooral jongens -van 5 tot 16 jaar wreedheden
hebben gepleegd op de gebonden bleekgezich
ten; drie dagen heeft het martelen geduurd:
het was het hoogtepunt in de opvoeding der
jonge Sioux geweest, maar luidde het einde
van het Indianenras in.
De goudzoekers vonden, wat ze zochten,
en plenty: eerst langs enkele beekjes bij Deer
Lodge (Z.W. Montana) en later, in 1864, bij
Helena, de tegenwoordige hoofdstad. Dwars
door Helena liep de oude riviergeul (Last
Chance Gulch) met zijn ontzaglijk rijke goud
zanden, die in totaal 40 millioen dollar op
leverden.
Terzelfder tijd werd ook Butte, bij een
scherp uitstekende heuvel (Eng. butte) ge
sticht, waar eveneens veel goud werd ge-
„panned", d.i. uit de zanden gewasschen met
een grooten, heel ondiepen, houten schotel.
Butte werd, evenals bijna alle goud-vindplaat-
De hoofdstraat van Butte. Hier bevinden zich talrijke speelgelegenheden.
GED. OUDE GRACHT.
Ongeveer 35 jaar geleden stonden er tusschen
de Zuiderstraat en de Drossestraat aan de
Ged. Oude Gracht nog zeven mooie gevels.
Helaas, nu is daar veel verloren gegaan.
Enkele huizen zijn wel geheel of gedeeltelijk
in ouden stijl herbouwd, maar.het mooie,
oude geheel is toch verdwenen. Vooral het
huis op den hoek der Drossestraat heeft bij
de vernieuwing uit oudheidkundig oogpunt
veel geleden.
sen. in de Rockies, later een zilverstad, toen
de dieper gelegen zilverertsen aan de beurt
kwamen, die meer kapitaal aan verwerking
eischten; maar eerst omstreeks 1880, toen de
nog dieper koperertsen, die hier overal met
zilver en goud samen voorkomen, aangepakt
werden, begon de intensieve mijnbouw en
ontstond een der grootste kopermaatschap-
pijen ter wereld: de Anaconda Copper Com
pany.
TJ. DE VRIES
VLIEGENPERIKELEN.
WAAROM HATEN ZIJ DE KLEUR BLAUW?
Deze curieuze vraag heeft de gedachte ge
trokken van het „research department" ""an
een Britsche firma, die klein metaalgoed fabri
ceert, waaronder vliegenkastjes en vliegen-
deksels, bussen voor koffie, thee, suiker en
andere artikelen van dagelijksch gebruik. Na
dat men een tijdlang allerlei kleuren gebe
zigd had om deze artikelen een aantrekkelijk
aanzien te geven, heeft men zich thans uit
sluitend tot blauw bepaald, omdat men heeft
waargenomen, dat de vliegen alles wat blauw
is ontvlieden.
„Waarom de vlieg het blauw zoo schuwt",
zei een lid der firma in een interview, is in
derdaad onbegrijpelijk, maar wij hebben het
feit zonder een schaduw van twijfel vastge
steld. Natuurlijk voedsel en voedingsartikelen
in blikken bussen etc. bewaard, wordt daar
door al vanzelf tegen vliegen beveiligd, maar
het is dubbel geruststellend te weten, dat ge
vaarlijke insecten zelfs niet in de buurt van
blikjes, bussen enz. komen, al zijn ze tenge
volge van onachtzaamheid open gebleven....
als die artikelen maar blauw zijn. En nu
willen wij niet beweren,, dat een geheel blauwe
keuken het vliegenvraagstuk zou oplossen,
maar het zou toch veel bijdragen tot grootere
veiligheid van ons voedsel.
JANNINGS ALS TOONEEL-
DIRECTEUR.
ALEXANDER MURSKI REDDE HEM UIT
FINANCIEELE MOEILIJKHEDEN
Van den bekenden Duitschen tooneelspeler
Emil Jannings, die deze week een bezoek
aan Amsterdam bracht, wordt het volgende
verteld:
Bad Wildungen. vele jaren geleden In den
schouwburg van het Kurhaus wisselen dage
lijks de troepen, dagelijks de programma's.
Soms, als een bijzonder gebeuren, speelt een
Duitsch gezelschap, klein, arm en met be
scheiden middelen. Soms, op enkele dagen, is
er wat publiek in de zaal. En te midden van
de acteurs is ook Emil Jannings, de directeur.
Maar daar moest geld bij. Directeur Jannings
leeft in voortdurende zorgen, hoe hij gages
en andere kosten kan betalen. En de strijd
om het bestaan dreigt meer en meer. En de
zoekende oogen van den directeur kijken al
bezorgder naar de leege loges, Alsof hij van
daar hulp verwacht. Op een avond beginnen
zij te schitteren, toen ze naar een loge keken.
Daar zit een officier, zijn uniform met rid
derordes behangen. Wie is het? De Russische
grootvorst Nicolai Nicolajewitsj. En naast
hem zit een burger. In de pauze informeert
Jannings naar den persoon, die bij den groot
vorst zit. En hij wordt gewaar, dat de burger
niemand minder is dan de beroemde Russi
sche hof tooneelspeler Alexander Murski, die.
na de revolutie in Rusland, het land verliet
en gastvoorstellingen in Europa gaf. Jan
nings dacht aan zijn personeel en Jannings
dacht aan zijn eigen kunstenaarsplannen en
Jannings ging moedig in de loge van deze
grootvorst. Men weet niet, wat daar werd ge
sproken, men weet niet, of het groote hono
rarium, dat Muski overal werd uitbetaald
ditmaal niet achterwege bleef, men weet, dat
Alexander Murski voor zijn Duitsche collega
in de bres sprong en dat het aanplakbiljet
aan het verbaasde publiek bekend maakte,
dat de beroemde Russische tooneelspeler een
enkele maal bij het gezelschap zou optreden.
Het theater was uitverkocht.
De directie-Jannings was gered. Nu kan
het geschieden, dat twee grooten, Murski en
Jannings, elkaar lachend de hand reiken en
denken aan vroegere tijden.
EEN CALIFORNISCHE
REGENMAKER.
VOOR 10.000 DOLLAR HIELP HIJ DE
BOEREN UIT DEN NOOD.
De boeren van Alberta, in Californië, wacht
ten op regen, tot wanhopig wordens toe. Toen
kwam er, in hun nood, een man tot hen, die
hun regen beloofde. Hij was geen profeet. maaT
een doodgewone man, wiens naam Hatfield was
Maar, slechts op het eerste gezicht scheen
hij gewoon; als men met hem sprak en naar
zijn woorden luisterde, dan had men met een
geheel ander mensch te doen. Want deze man
kon den regen uit het uitspansel lokken! Dat
beweerde hij tenminste. Geen wonder dus, dat
de boeren hem om den hals vielen.
Maar voor niemendal wilde de geheimzinnige
man het niet laten regenen. Om zich de dien
sten van den regenmaker te verzekeren, zamel
de dus de boeren van Alberta, die op regen
wachtten, ongeveer 10.000 dollar bijeen en
sloten met Hatfield een overeenkomst, waar
bij deze zich verplichtte regen in normale hoe
veelheid te verschaffen, terwijl de boeren op
zich namen om voor eiken centimeter regen
die in de komende drie maanden boven het
normale viel, eenige duizenden dollars te beta
len, een en ander tot het manximumbedrag
der bijeengebrachte 10.000 dollar. Het contract
werd door beide partijen onderteekend. Daar
mee in zijn zak begaf Hatfield zich naar een
eenzame plek aan de zee en bouwde zich daar
een hut. Hatfield had de eerste regenbui bin
nen zes weken gegarandeerd. De boeren wacht
ten in koortsachtige spanning. En zie: de man
in de hut had niet te veel beloofd. Reeds
den derden dag yiel de regen in stroomen op
het dorstend aardrijk neder. Daarna regende
het vaker en na drie maanden kon Hatfield
met 10.000 dollar Alberta verlaten. Niemand
kan zeggen of hij in zijn hut zat en zelf maar
stilletjes op den regen wachtte. De boeren
hebben hun heme1 water en de regenmaker zijn
dollars. Maar zouden de boeren ook zonder
Hatfield hun regen gekregen hebben. Wie zal
het bestaan, die vraag te beantwoorden?....
Tegenwoordige toestand.
In 1468 werd 'het stadje Waldshut aan de
Zuidelijke helling van het Zwarte Woud in
Baden, door de Zwitsers belegerd en het zijn
vooral de jongemannen geweest, die zich toen
verdienstelijk hebben gemaakt om de stad
te redden. Toen de belegeraars als uiterste mid
del om de bewoners tot overgave te- dwingen
het systeem van uithongering wilden toepas
sen, kwam een jongeman op de gedachte den
vijand te toonen, dat de toestand binnen, de
muren niet zoo hopeloos was als hij er uit zag
Het was een wanhoopspoging, want de laatste
nog levende bok in Waldshut werd op de wal
len gedreven en het middel had succes. De
Zwitsers kwamen tot de overtuiging, dat er
ln de stad nog overvloed van levensmiddelen
moest zijn, wanneer men zich de luxe kon
veroorloven een kostelijken geitebok vrij te
laten rondloopen! Het gevolg was, dat ze den
volgenden dag het beleg opbraken en aftrok
ken.
Natuurlijk werd deze vreedzame overwinning
geestdriftig gevierd en op het volgende feest
van kerkwijding had de stichting plaats van
Waldshut's vrijgezellen-vereeniging, waaruit in
den loop dei' eeuwen is gegroeid de club, zooals
deze thans heet: „Verein zur Förderung der
allgemeinen Bildung der geselligen Unterhal-
tung".
Eens per maand wordt een vergadering ge
houden en de contributie bedraagt zes mark
per jaar. Het bestuur waakt er zorgvuldig voor
dat alleen jongelui van onbesproken gedrag
als lid worden toegelaten. In geval van huwe
lijk wordt het lidmaatschap automatisch be
ëindigd. Natuurlijk i,s het lid, dat om die reden
uittreedt verplicht te tracteeren en aan den
anderen kant hebben de overgeblevenen de
plicht de trouwpartij bij te wonen.
Vooral twee maal per jaar doet de vereeni-
ging van zich spreken: met Vastenavond en op
het feest van kerkwijding, den eersten Zondag
na Maria Hemelvaart (15 Aug.)
Den Zondag vóór Vastenavond worden door
het lot de leden aangewezen, die de gehuwde
oud-leden moeten gaan uitnoodigen voor het
stokvischmaal. In een landauer, die met stok-
visschen is behangen en,, zelf uitgedoscht in
gekleede jas met hoogen hoed. welke laatste
versierd is met een witte band. trekken ze
er op uit, om in welgekozen bewoordingen de
gasten te gaan inviteeren.
Dinsdagavonds, den eigenlijken vastenavond
wordt Prins Carnaval feestelijk verbrand. De
deelnemers aan deze plechtigheid hullen zich
van het hoofd tot de voeten in het wit, waarbij
slechts een kleine spleet voor mond en oogen
open blijft. Als echte veemrechters ontsteken
ze walmende fakkels en dan wordt Prins Car
naval, een reusachtige stroopop, over straat
gesleept. Heel Waldshut is uitgeloopen en kijkt
lachend toe; de vrijgezellen echter weenen en
jammeren, want Prins Carnaval ligt op ster
ven.
De stoet trekt verder tot vóór het stadhuis,
waar de voorzitter van de vereeniging de aan
klacht voorleest en een ander lid het testa
ment van den prins bekend maakt. Hierin
worden alle plaatselijke gebeurtenissen van
het afgeloopen jaar op humoristische wijze
herdacht. Tijdens de voorlezing huilen en
jammeren de vrijgezellen en ten slotte stem
men ook de omstanders hiermee in. Dan wordt
het vonnis voltrokken, de pop wordt met pe
troleum overgoten en Prins Carnaval gaat in
vlammen op onder het dansen en juichen dei-
menigte.
Zoodra de laatste resten zijn opgebrand trek
ken de vrijgezellen naar hun verenigingslo
kaal waar het stokvischmaal plaats heeft, dat
ook rijkelijk wordt besproeid.
Op het feest van kerkwijding is de histori
sche geitebok het middelpunt van de belang
stelling. Reeds wek entevoren zijn de leden er
op uitgetrokken om den mboisten bok uit de
omgeving machtig te worden en op den grooten
dag leiden vier bokken-jongens den versier
den bok in de feestweide.
Voorop loopen twee vrijgezellen, stemmig in
het zwart met hoogen hoed. De een draagt
het vaandbl der vereeniging, de ander een
lantaarn.
Op Let feestterrein wordt inmiddels reeds
druk gedanst), want vrouwenhaters zijn de vrij
gezellen niet. Het hoogtepunt vormt het ver
loten van den bok, waarbij de lantaarn haar
rol moet vervullen. Om de kaars wordt een
lint gewikkeld, aan het einde waarvan een
bierglas hangt. De lamp wordt aangestoken,
de secretaris wandelt statig over het terrein
en begint te tellen van één tot het aantal
loten dat verkocht is. Het getal, dat wordt
afgeroepen op het oogenblik, dat het lint
doorbrandt en het glas op den grond valt.
wijst den winnaar van den geitebok aan.
Natuurlijk moet de gelukkige eigenaar als
tegenprestatie de vrijgezellen onthalen, zoodat
het vrij laat wordt, eer de feestdag ten einde
is.
De vereeniging is bij dergelijke gelegen
heden gaarne bereid mannelijke zoowel als
vrouwelijke gasten te introduceer en.
Toegangskaarten voor het feestterreïu geeft
ze echter niet uit; men ontvangst eenvoudig
een stempel op de bovenzijde van de rechter
hand!
SPREEUWEN.
VREUGDE EN ZANG.
Den geheelen winter hebben we een dozijn
spreeuwen gehad, die eenige keeren per dag-
bij ons eexr maaltje kwamen ophalen. Kregel
goedje, in;'den overvloed dien we gaven, toch
nog als haantjes tegen elkaar om vermeend
recht op een zelfde stukje te verdedigen.
Zingende spreeuw: „Eh nu
een vuurpijltje.fuuiet!"
Nu zitten ze 's morgens na terugkeer van
weide en akker, waar ze slakjes hebben ge
zocht, op ons bergschuurtje, in buurmans
pereboom en op de daken aan de Julianalaan
helaas, de boomen zijn er niet meer! te
babbelen en te kweelen, zoodra ze hun veeren
hebben geordend en gepoetst. Dan oefenen ze
zich met opgezette gorgel, de sterke veertjes
aan hals en nek overeind, met wijdgeopenden
snavel en trillende wiekjes in praten, fluiten
en klappen met de tong. En als de zon helder
door de nog nevelige lucht breekt, begroeten
de zangers haar met vreugde. ,vTot belooning
straalt deze voor de donkere pakjes haar
goudgeel licht, dat de veeren in de mooiste
kleurensmelting van purper, paars, groen en
staalblauw doet fonkelen.
Spreeuwen zingen niet alleen, maar hou
den ons ook voor 't lapje. Je wandelt in de
Elswoudslaan en hoort in de toppen der beu
ken zonderlinge geluiden, 't Heeft wat van
eendengekwaak en eendengeslobber maar
toch is het wat anders. En daarbij hoor je
zacht maar duidelijk het „koakkoak" van
doedelende kikkers. Natuurlijk kijk je naar
boven. Daar merk je eenige spreeuwen.
Of je zit op een bank in het Kenaupark, Bo
ven je hoofd tjilpen de musschen, slaat de
boekvink zijn bruiloftslied en babbelen de
spreeuwen. Eensklaps hoor je over al die aan
gename geluiden het „wafwaf" van een
hondje, geseconderd door het mauwen van
een poes. En er zijn geen hond en geen poes
in velden of wegen te zien. Die kunnen het
dus niet gedaan hebben. Je let nu beter op
en komt tot de wetenschap, dat het de spreeu
wen boven je hoofd zijn, die zoo grappig kun
nen nabootsen.
Vroeger toen wij in het Graafschap Zut-
phen woonden, hoorde ik vaak hoog in onze
linde het belletje van den winkel tegenover
ons en het „ting—ting"van het locaaltreintje
door de velden.
Spreeuwen in 't knophout.
,,'t Is hier fijn rusten!"
's Morgens tusschen zeven en acht, na 't
slakkenfestijn in de wei, heb je de mooiste
gelegenheid om de tong en keelgeluiden van
't jolige goedje te beluisteren. De p, de t, de
s, de k en de f worden met grooten ijver be
oefend en aan velerlei klinkers gesmeed.
Bovendien is hierbij op te merken het eigen
aardig tonggeklap, dat met geen onzer mee-
deklinkers is weer te geven en wel iets heeft
van 't geluid waarmee voerlieden een paard
aanzetten. We hooren dan een waarschuwend
„sst!" het snibbige .,kjib!"of „spet!" het
vragende „fieoew?" het zacht gerekte
„sprie..!" het heldere „sbaar!" het knorrige
„krrr!" en het liefelijk fluitende vuurpijltje
„fuu. .iet!"
Meteen merken we op, dat de spreeuw hier
bij tweemaal zijn eigen naam heeft geroepen
eenmaal in 't Duitsch en eenmaal in onze taal.
KERST ZWART.