Indrukken uit Montana. EEN VRIJCEZELLENCLUB. VROOLIJKE SNAPPERS. ZATERDAG 2 JUNI 1934HAARLEM' S DAGBLAD8_ Ho,eens was. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD Hoe het geworden is. Ged. Oude Gracht tusschen Zuiderstraat en Drossestraat, omstreeks 1900. Beneath Montana skies Rise before your eyes. Dreamsthat've come true; Beneath Montana skies YouU find paradise. Waitinfor you (Oude kweelzang der goudzoekers). Montana spreekt het uit als in het Hol- landsch, want dat is officieel goed; de Ame rikanen aan dezen kant van Chicago dus van het Midden- en Verre Westen zeggen echter uitsluitend Montenne en dat zullen ze in de sprekende film ook wel doen, aangezien Hol lywood gelukkig een heel eind van '.sophisti cated East", dat zijn de politieke centra New- York. Washington, Boston, enz. afligt, waar ze, altijd volgens de mensehen hier in de „West", vergeten, dat ze Amerikaan zijn en me enen Engelsch te moeten spreken, waar door geen Amerikaan ze meer verstaat. Aldus heeft u ook van film of gramofoon- plaat Montenne „gehoord", of in de romans van Jack London. Zane Grey e.a den naam Montana gezien en het schijnt bepaald wreed deze prettige herinneringen van u botweg te koppelen aan een grooten Staat, een van de 48 U.SA., van zooveel tot zooveel graden N.B. en nog meer graden Wl. Ik zal dan ook trachten over dergelijke gegevens uit de aardrijkskunde de zwijgen, hoewel het nood zakelijk is, dat u weet op welk deel van de aardbol ik mijn indrukken opdeed; het con tact tusschen ons zou anders veel te los wor den, omdat we toch al kleine 10900 K.M. van elkaar zitten. Montana Spaansch woord voor Bergen- land is een passende naam voor dat mooi ste stuk Rocky Mountains, dat een groot ge deelte van den Staat Montana vormt. Het ligt tegen Canada aan, 600 K.M, van de Paci- fische kust en is vele honderden kilometers lang (in N.-Z. richting) en breed. Het Bae- deker-menu vermeldt voor Montana verschil lende bijzondere schotels, die er ongewoon apoetijtelijk uitzien. Ik wil er enkele memo- reeren: (meest vertalmgen van reisgidsen) National Glacier Park; spitse, hooge berg- toonen, die zich verliezen in mist en wolken; schitterende gletschers. zoo'n ijsfabriek vindt u nergens en langs de gletscherbeken wan delt u door onmetelijke ijskamers; meren met water als kristal, omringd door bergen, zwaar beboscht met woudreuzen met den stempel der eeuwen; bergen met versche sneeuw: sneeuwballen gooien midden in den zomer; interessante bergformaties, grillige kliffen, waar de geologen zich al jarenlang het hoofd over breken! Twee groote hoofdwaterscheidingen naar d"'e afvloeibekkens: nl. de Hudson-Baal, de Pacifiséhe en Atlantische Oceaan: trek over zoo'n waterscheiding en u komt in een nieu we wereld vol verrassingen en avonturen. Indianen-reservaties: eveneens een soort nationaal-parken met gratis toegang (behal ve voor toeristen ook nog voor Indianen)Bij duizenden trekken de Amerikanen hierheen, scheuren er jaarlijks eenige tepees tenten 1 aan souvenir-flarden, welke tenten speciaal voor dat doel in ..orde" worden gebracht. Verscheidene horden wilde en verwilderde paarden merkt men op van trein of auto uit: daarop wordt zoo nu en dan wel eens jacht gemaakt: een paard kost hier dan ook niets: je betaalt alleen het zadel als je een rij paard koopt, dat heet hier „horse-sense" of wel boereverstand hebben. Honderden borden bij parken, reservaties e.d. om toeristen te lokken, met opschriften als: Hier is Montana's Paradijs: hier ssbr°- wen de bergen van kracht; talrijke storm- t rotseeren de boschreuzen met aan hun v~- ten springende, zingende stroonrojes; groot wild naast tallooze kleinere diertjes, enz. Bnms schrijft, een grappenmaker hierachetr: SAYS YOU!, het best te vertalen met „och kom, zeg", daarbij denkend aan muskieten, mieren en die tallooze kleinere diertjes. Er zijn nog enkele grizzlies over, ontsnapt gov, rje besehavin? en dus zelden te zien. h~* wel deze beren absoluut niet schuw zijn voo homosapiens en deze als een goed hapj; schijnen te beschouwen, afgaande op de ver halen van de goudzoekers. En tenslotte, naast Helena, het rustige ambtenarenstad je, en Bozeman het stadje waar de boeren 's winters wonen, zijn er nog' Butte en Anaconda, beide in pionierstijl ge bouwd. waar de „spirit" van de „Wild West" nog onverminderd regeert en waar ondanks auto en radio het leven nog de oude roman tiek uit de pioniersdagen kent, En Buttp spant in dit opzicht verre de kroon boven al les wat er ten westen van de Mississipi ligt. De merkwaardigheden van deze stad, die op het genoemde Baedeker-menu niet voor komen, vormen een lekker hapje „oublies" voor een ieder, die goed kan slikken, niet bang is zich te verslikken en niet al te gauw .onthikt" is. Met de beschaving, die haar weg ook door Montana neemt, kom ik vanzelf in Butte te recht; De beschaving kwam in Montana in 1852 tegelijk met de goudkoorts (van de blan ken). Na de Californische „gold-rush" van 1849 en de volgende jaren, een soort van volksverhuizing, „the biggest ever seen", die tienduizenden in zijn Moloch-greep had er. voortjoeg en opzweepte tot bovenmensche- lijke inspanning, waarbij over een heel vaste land getrokken werd, en duizenden het lever lieten door Indianen-aanvallen, kou en ge brek. bleek al spoedig, dat er. evenals op een drukken Straoerlo-avond, veel meer liefheb bers dan goudbronnen waren en nog hield de stroom van gelukzoekers steeds aan. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt: de „forty- niners", de mannen van '49, werden rijk en hun namen bleven in de geschiedenis van het Westen hun fascineerende klank behou den. De groote golf der latere pioniers keerden zich met den moed der wanhoop naar het Noorden waar enkele geruchten van rijke goudvondsten hun den weg moesten wijzen. Men kwam met zooveel Indianen in aanra king. dat ieder verstandig mensch snel rechts omkeert had gemaakt, maar deze mannen hadden hun laatste geld al lang verspeeld bij de 3000 mijl eross-country naar Californië. die destijds toch minstens 500 dollar kostte, en zij sloegen zich door vele schermutselingen heen. Zij kwamen door het gebied van de Shoshone, Sioux (spreek uit Soe), Plathoofd en Zwartvoet Indianen, allen vreedzame stammen, als je uit hun buurt bleef. Voor al de westelijke Sioux-stammen waren fel ge beten op de bleekgezichten. Maar de goudzoekers wisten van geen wij ken: zij brachten de beschavinas-goudkoorts en hoe de Indianen ook scalpeerden en wenschten, dat de blanken de echte koorts kregen, toch werden ze geleidelijk „wegge- schaafd", ondanks protesten in Washington en ondanks verbitterde gevechten. Bijv. nog in 1876 op de grens van Montana en Idaho werd een hevige veldslag geleverd tusschen 250 blanken (onder Ousters) en 3000 Sioux, waarbij niet één blanke het er levend afbracht; alles wat we er van weten, hebben we uit den mond der Roode broeders; het slagveld was als slagveld ingericht, waarbij vooral jongens -van 5 tot 16 jaar wreedheden hebben gepleegd op de gebonden bleekgezich ten; drie dagen heeft het martelen geduurd: het was het hoogtepunt in de opvoeding der jonge Sioux geweest, maar luidde het einde van het Indianenras in. De goudzoekers vonden, wat ze zochten, en plenty: eerst langs enkele beekjes bij Deer Lodge (Z.W. Montana) en later, in 1864, bij Helena, de tegenwoordige hoofdstad. Dwars door Helena liep de oude riviergeul (Last Chance Gulch) met zijn ontzaglijk rijke goud zanden, die in totaal 40 millioen dollar op leverden. Terzelfder tijd werd ook Butte, bij een scherp uitstekende heuvel (Eng. butte) ge sticht, waar eveneens veel goud werd ge- „panned", d.i. uit de zanden gewasschen met een grooten, heel ondiepen, houten schotel. Butte werd, evenals bijna alle goud-vindplaat- De hoofdstraat van Butte. Hier bevinden zich talrijke speelgelegenheden. GED. OUDE GRACHT. Ongeveer 35 jaar geleden stonden er tusschen de Zuiderstraat en de Drossestraat aan de Ged. Oude Gracht nog zeven mooie gevels. Helaas, nu is daar veel verloren gegaan. Enkele huizen zijn wel geheel of gedeeltelijk in ouden stijl herbouwd, maar.het mooie, oude geheel is toch verdwenen. Vooral het huis op den hoek der Drossestraat heeft bij de vernieuwing uit oudheidkundig oogpunt veel geleden. sen. in de Rockies, later een zilverstad, toen de dieper gelegen zilverertsen aan de beurt kwamen, die meer kapitaal aan verwerking eischten; maar eerst omstreeks 1880, toen de nog dieper koperertsen, die hier overal met zilver en goud samen voorkomen, aangepakt werden, begon de intensieve mijnbouw en ontstond een der grootste kopermaatschap- pijen ter wereld: de Anaconda Copper Com pany. TJ. DE VRIES VLIEGENPERIKELEN. WAAROM HATEN ZIJ DE KLEUR BLAUW? Deze curieuze vraag heeft de gedachte ge trokken van het „research department" ""an een Britsche firma, die klein metaalgoed fabri ceert, waaronder vliegenkastjes en vliegen- deksels, bussen voor koffie, thee, suiker en andere artikelen van dagelijksch gebruik. Na dat men een tijdlang allerlei kleuren gebe zigd had om deze artikelen een aantrekkelijk aanzien te geven, heeft men zich thans uit sluitend tot blauw bepaald, omdat men heeft waargenomen, dat de vliegen alles wat blauw is ontvlieden. „Waarom de vlieg het blauw zoo schuwt", zei een lid der firma in een interview, is in derdaad onbegrijpelijk, maar wij hebben het feit zonder een schaduw van twijfel vastge steld. Natuurlijk voedsel en voedingsartikelen in blikken bussen etc. bewaard, wordt daar door al vanzelf tegen vliegen beveiligd, maar het is dubbel geruststellend te weten, dat ge vaarlijke insecten zelfs niet in de buurt van blikjes, bussen enz. komen, al zijn ze tenge volge van onachtzaamheid open gebleven.... als die artikelen maar blauw zijn. En nu willen wij niet beweren,, dat een geheel blauwe keuken het vliegenvraagstuk zou oplossen, maar het zou toch veel bijdragen tot grootere veiligheid van ons voedsel. JANNINGS ALS TOONEEL- DIRECTEUR. ALEXANDER MURSKI REDDE HEM UIT FINANCIEELE MOEILIJKHEDEN Van den bekenden Duitschen tooneelspeler Emil Jannings, die deze week een bezoek aan Amsterdam bracht, wordt het volgende verteld: Bad Wildungen. vele jaren geleden In den schouwburg van het Kurhaus wisselen dage lijks de troepen, dagelijks de programma's. Soms, als een bijzonder gebeuren, speelt een Duitsch gezelschap, klein, arm en met be scheiden middelen. Soms, op enkele dagen, is er wat publiek in de zaal. En te midden van de acteurs is ook Emil Jannings, de directeur. Maar daar moest geld bij. Directeur Jannings leeft in voortdurende zorgen, hoe hij gages en andere kosten kan betalen. En de strijd om het bestaan dreigt meer en meer. En de zoekende oogen van den directeur kijken al bezorgder naar de leege loges, Alsof hij van daar hulp verwacht. Op een avond beginnen zij te schitteren, toen ze naar een loge keken. Daar zit een officier, zijn uniform met rid derordes behangen. Wie is het? De Russische grootvorst Nicolai Nicolajewitsj. En naast hem zit een burger. In de pauze informeert Jannings naar den persoon, die bij den groot vorst zit. En hij wordt gewaar, dat de burger niemand minder is dan de beroemde Russi sche hof tooneelspeler Alexander Murski, die. na de revolutie in Rusland, het land verliet en gastvoorstellingen in Europa gaf. Jan nings dacht aan zijn personeel en Jannings dacht aan zijn eigen kunstenaarsplannen en Jannings ging moedig in de loge van deze grootvorst. Men weet niet, wat daar werd ge sproken, men weet niet, of het groote hono rarium, dat Muski overal werd uitbetaald ditmaal niet achterwege bleef, men weet, dat Alexander Murski voor zijn Duitsche collega in de bres sprong en dat het aanplakbiljet aan het verbaasde publiek bekend maakte, dat de beroemde Russische tooneelspeler een enkele maal bij het gezelschap zou optreden. Het theater was uitverkocht. De directie-Jannings was gered. Nu kan het geschieden, dat twee grooten, Murski en Jannings, elkaar lachend de hand reiken en denken aan vroegere tijden. EEN CALIFORNISCHE REGENMAKER. VOOR 10.000 DOLLAR HIELP HIJ DE BOEREN UIT DEN NOOD. De boeren van Alberta, in Californië, wacht ten op regen, tot wanhopig wordens toe. Toen kwam er, in hun nood, een man tot hen, die hun regen beloofde. Hij was geen profeet. maaT een doodgewone man, wiens naam Hatfield was Maar, slechts op het eerste gezicht scheen hij gewoon; als men met hem sprak en naar zijn woorden luisterde, dan had men met een geheel ander mensch te doen. Want deze man kon den regen uit het uitspansel lokken! Dat beweerde hij tenminste. Geen wonder dus, dat de boeren hem om den hals vielen. Maar voor niemendal wilde de geheimzinnige man het niet laten regenen. Om zich de dien sten van den regenmaker te verzekeren, zamel de dus de boeren van Alberta, die op regen wachtten, ongeveer 10.000 dollar bijeen en sloten met Hatfield een overeenkomst, waar bij deze zich verplichtte regen in normale hoe veelheid te verschaffen, terwijl de boeren op zich namen om voor eiken centimeter regen die in de komende drie maanden boven het normale viel, eenige duizenden dollars te beta len, een en ander tot het manximumbedrag der bijeengebrachte 10.000 dollar. Het contract werd door beide partijen onderteekend. Daar mee in zijn zak begaf Hatfield zich naar een eenzame plek aan de zee en bouwde zich daar een hut. Hatfield had de eerste regenbui bin nen zes weken gegarandeerd. De boeren wacht ten in koortsachtige spanning. En zie: de man in de hut had niet te veel beloofd. Reeds den derden dag yiel de regen in stroomen op het dorstend aardrijk neder. Daarna regende het vaker en na drie maanden kon Hatfield met 10.000 dollar Alberta verlaten. Niemand kan zeggen of hij in zijn hut zat en zelf maar stilletjes op den regen wachtte. De boeren hebben hun heme1 water en de regenmaker zijn dollars. Maar zouden de boeren ook zonder Hatfield hun regen gekregen hebben. Wie zal het bestaan, die vraag te beantwoorden?.... Tegenwoordige toestand. In 1468 werd 'het stadje Waldshut aan de Zuidelijke helling van het Zwarte Woud in Baden, door de Zwitsers belegerd en het zijn vooral de jongemannen geweest, die zich toen verdienstelijk hebben gemaakt om de stad te redden. Toen de belegeraars als uiterste mid del om de bewoners tot overgave te- dwingen het systeem van uithongering wilden toepas sen, kwam een jongeman op de gedachte den vijand te toonen, dat de toestand binnen, de muren niet zoo hopeloos was als hij er uit zag Het was een wanhoopspoging, want de laatste nog levende bok in Waldshut werd op de wal len gedreven en het middel had succes. De Zwitsers kwamen tot de overtuiging, dat er ln de stad nog overvloed van levensmiddelen moest zijn, wanneer men zich de luxe kon veroorloven een kostelijken geitebok vrij te laten rondloopen! Het gevolg was, dat ze den volgenden dag het beleg opbraken en aftrok ken. Natuurlijk werd deze vreedzame overwinning geestdriftig gevierd en op het volgende feest van kerkwijding had de stichting plaats van Waldshut's vrijgezellen-vereeniging, waaruit in den loop dei' eeuwen is gegroeid de club, zooals deze thans heet: „Verein zur Förderung der allgemeinen Bildung der geselligen Unterhal- tung". Eens per maand wordt een vergadering ge houden en de contributie bedraagt zes mark per jaar. Het bestuur waakt er zorgvuldig voor dat alleen jongelui van onbesproken gedrag als lid worden toegelaten. In geval van huwe lijk wordt het lidmaatschap automatisch be ëindigd. Natuurlijk i,s het lid, dat om die reden uittreedt verplicht te tracteeren en aan den anderen kant hebben de overgeblevenen de plicht de trouwpartij bij te wonen. Vooral twee maal per jaar doet de vereeni- ging van zich spreken: met Vastenavond en op het feest van kerkwijding, den eersten Zondag na Maria Hemelvaart (15 Aug.) Den Zondag vóór Vastenavond worden door het lot de leden aangewezen, die de gehuwde oud-leden moeten gaan uitnoodigen voor het stokvischmaal. In een landauer, die met stok- visschen is behangen en,, zelf uitgedoscht in gekleede jas met hoogen hoed. welke laatste versierd is met een witte band. trekken ze er op uit, om in welgekozen bewoordingen de gasten te gaan inviteeren. Dinsdagavonds, den eigenlijken vastenavond wordt Prins Carnaval feestelijk verbrand. De deelnemers aan deze plechtigheid hullen zich van het hoofd tot de voeten in het wit, waarbij slechts een kleine spleet voor mond en oogen open blijft. Als echte veemrechters ontsteken ze walmende fakkels en dan wordt Prins Car naval, een reusachtige stroopop, over straat gesleept. Heel Waldshut is uitgeloopen en kijkt lachend toe; de vrijgezellen echter weenen en jammeren, want Prins Carnaval ligt op ster ven. De stoet trekt verder tot vóór het stadhuis, waar de voorzitter van de vereeniging de aan klacht voorleest en een ander lid het testa ment van den prins bekend maakt. Hierin worden alle plaatselijke gebeurtenissen van het afgeloopen jaar op humoristische wijze herdacht. Tijdens de voorlezing huilen en jammeren de vrijgezellen en ten slotte stem men ook de omstanders hiermee in. Dan wordt het vonnis voltrokken, de pop wordt met pe troleum overgoten en Prins Carnaval gaat in vlammen op onder het dansen en juichen dei- menigte. Zoodra de laatste resten zijn opgebrand trek ken de vrijgezellen naar hun verenigingslo kaal waar het stokvischmaal plaats heeft, dat ook rijkelijk wordt besproeid. Op het feest van kerkwijding is de histori sche geitebok het middelpunt van de belang stelling. Reeds wek entevoren zijn de leden er op uitgetrokken om den mboisten bok uit de omgeving machtig te worden en op den grooten dag leiden vier bokken-jongens den versier den bok in de feestweide. Voorop loopen twee vrijgezellen, stemmig in het zwart met hoogen hoed. De een draagt het vaandbl der vereeniging, de ander een lantaarn. Op Let feestterrein wordt inmiddels reeds druk gedanst), want vrouwenhaters zijn de vrij gezellen niet. Het hoogtepunt vormt het ver loten van den bok, waarbij de lantaarn haar rol moet vervullen. Om de kaars wordt een lint gewikkeld, aan het einde waarvan een bierglas hangt. De lamp wordt aangestoken, de secretaris wandelt statig over het terrein en begint te tellen van één tot het aantal loten dat verkocht is. Het getal, dat wordt afgeroepen op het oogenblik, dat het lint doorbrandt en het glas op den grond valt. wijst den winnaar van den geitebok aan. Natuurlijk moet de gelukkige eigenaar als tegenprestatie de vrijgezellen onthalen, zoodat het vrij laat wordt, eer de feestdag ten einde is. De vereeniging is bij dergelijke gelegen heden gaarne bereid mannelijke zoowel als vrouwelijke gasten te introduceer en. Toegangskaarten voor het feestterreïu geeft ze echter niet uit; men ontvangst eenvoudig een stempel op de bovenzijde van de rechter hand! SPREEUWEN. VREUGDE EN ZANG. Den geheelen winter hebben we een dozijn spreeuwen gehad, die eenige keeren per dag- bij ons eexr maaltje kwamen ophalen. Kregel goedje, in;'den overvloed dien we gaven, toch nog als haantjes tegen elkaar om vermeend recht op een zelfde stukje te verdedigen. Zingende spreeuw: „Eh nu een vuurpijltje.fuuiet!" Nu zitten ze 's morgens na terugkeer van weide en akker, waar ze slakjes hebben ge zocht, op ons bergschuurtje, in buurmans pereboom en op de daken aan de Julianalaan helaas, de boomen zijn er niet meer! te babbelen en te kweelen, zoodra ze hun veeren hebben geordend en gepoetst. Dan oefenen ze zich met opgezette gorgel, de sterke veertjes aan hals en nek overeind, met wijdgeopenden snavel en trillende wiekjes in praten, fluiten en klappen met de tong. En als de zon helder door de nog nevelige lucht breekt, begroeten de zangers haar met vreugde. ,vTot belooning straalt deze voor de donkere pakjes haar goudgeel licht, dat de veeren in de mooiste kleurensmelting van purper, paars, groen en staalblauw doet fonkelen. Spreeuwen zingen niet alleen, maar hou den ons ook voor 't lapje. Je wandelt in de Elswoudslaan en hoort in de toppen der beu ken zonderlinge geluiden, 't Heeft wat van eendengekwaak en eendengeslobber maar toch is het wat anders. En daarbij hoor je zacht maar duidelijk het „koakkoak" van doedelende kikkers. Natuurlijk kijk je naar boven. Daar merk je eenige spreeuwen. Of je zit op een bank in het Kenaupark, Bo ven je hoofd tjilpen de musschen, slaat de boekvink zijn bruiloftslied en babbelen de spreeuwen. Eensklaps hoor je over al die aan gename geluiden het „wafwaf" van een hondje, geseconderd door het mauwen van een poes. En er zijn geen hond en geen poes in velden of wegen te zien. Die kunnen het dus niet gedaan hebben. Je let nu beter op en komt tot de wetenschap, dat het de spreeu wen boven je hoofd zijn, die zoo grappig kun nen nabootsen. Vroeger toen wij in het Graafschap Zut- phen woonden, hoorde ik vaak hoog in onze linde het belletje van den winkel tegenover ons en het „ting—ting"van het locaaltreintje door de velden. Spreeuwen in 't knophout. ,,'t Is hier fijn rusten!" 's Morgens tusschen zeven en acht, na 't slakkenfestijn in de wei, heb je de mooiste gelegenheid om de tong en keelgeluiden van 't jolige goedje te beluisteren. De p, de t, de s, de k en de f worden met grooten ijver be oefend en aan velerlei klinkers gesmeed. Bovendien is hierbij op te merken het eigen aardig tonggeklap, dat met geen onzer mee- deklinkers is weer te geven en wel iets heeft van 't geluid waarmee voerlieden een paard aanzetten. We hooren dan een waarschuwend „sst!" het snibbige .,kjib!"of „spet!" het vragende „fieoew?" het zacht gerekte „sprie..!" het heldere „sbaar!" het knorrige „krrr!" en het liefelijk fluitende vuurpijltje „fuu. .iet!" Meteen merken we op, dat de spreeuw hier bij tweemaal zijn eigen naam heeft geroepen eenmaal in 't Duitsch en eenmaal in onze taal. KERST ZWART.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 14