De begrafenis van Anton Averkamp. MIDDERNACHT Aan PI ée Sorffftgfn t« Maandag op Huis ten Bosch te den Haag do eerste Hollandsche haring aangeboden Op hel Domplein te Utrecht zijn de oudheidkundige opgravingen weer voortgezet De Domkapel verdwijnt gedeeltelijk achter de uitgegraven straatkeien De begrafenis van wijlen Anton Averkamp, den bekenden musicus, had Maan dag te Bussum plaats. Een overzicht bij de groeve tijdens de plechtigheid De verlenging van den rioolmond van het afvoerkanaal te Scheveningen vordert goed. De bokken staan reeds een eind in zee. Een overzicht Dr. C. J. K. van Aalst, die binnenkort zal aftreden als president van de Nederland- sche Handel-Maatschappij Z'ije de remmen in orde? De vereeniging .Veilig Verkeer" te Amsterdam koudt M« verkeerstek. - Ook de r.rrmeneroetróle >t»t op het progremm. Het i.cht vee drm Ene.l.chen Koning, de .BrUennia', volle voort tijden, d. a,0„(e oeilvredstrijden, welke te Horwich gehouden werden FEUILLETON Detective Roman uit Donker Amsterdam door PIET KLOPPERS. 25) Haar achtervolgers verkleinden den afstand, Norman Ray had zijn vilten hoed opgevouwen en er een pet, die hij altijd in een binnenzak bij zich droeg, voor opgezet. De nevel was nog dichter geworden, de lantarens hoog boven de straat leken kleine manen, die een zwak licht afstraalden, uit kroegen bonkte muziek van groote electrische orgels, nu en dan klonk het schrille lachen van een vrouw, of een zware vloek van een der mannelijke buurtbewoners, die van kroeg tot kroeg schuifelden. De torenklok op het Oude Kerksplein beierde negen zware slagen toen Middernacht's voor man een kort schel gefluit deed hooren, snel liep de detective op dit teeken door, en weldra had hij de beide rechercheurs bereikt, die in de duisternis van een nauwe steegspleet op hem wachtten. „Daar!" zei de aanspreker, en wees op een smal hoog huis in de onheilspellende, verlaten steeg, waar het water van de muren droop, en een eigenaardige duffe lucht de mannen op de borst sloeg. „Bij Zwarte Charlie?" „En nergens anders." „Wie daar binnen gaat, mannen, doet het niet om logies te zoeken!" De rechercheurs beaamden dit. Ook zij kenden het huis van Zwarte Charlie, een man die zeker een jaar of vijftien van zijn leven in de gevangenis had doorgebracht. Ofschoon er een papier voor de ruit hing, «aarop aan nette commensaals kost en bewas- sching werd aangeboden tegen billijken prijs, wisten alle ingewijden, dat het huis van Zwarte 'Charlie niets anders was dan een plaats van samenkomst voor dieven, moordenaars, helers enz. En in dat huis, waarin zelfs een politie man zich niet graag alleen waagde, was Jetje Karspels verdwenen Middernacht en de rechercheurs hielden krijgsraad, en besloten zich te verzekeren van de hulp van een paar surveilleerende agenten. Langs het huis liep een nauwe gang, waarin allerlei afval lag, doch er waren deuren noch ramen aan die zijde. Niettemin posteerde de detective twee man om daar een oogje in het zeil te houden. Hij koos hiervoor de twee agenten in uniform die zich onmiddellijk te zijner beschikking hadden gesteld, nadat de rechercheurs hen met een paar woorden de situatie hadden uitgelegd. Aan den achterkant kwam het perceel uit op het drabbige gracht water; langs dien weg was ontsnappen onmo gelijk. Het oude huis had smalle ramen en breede kozijnen, en de detective kwam al spoe dig tot de gevolgtrekking dat het met wat inspanning niet onmogelijk was langs dien weg naar binnen te komen; hij posteerde een der rechercheurs voor de deur, en liet den anderen den hav.eloozen naar binnen gaan om Zwarte Charlie aan den praat te houden in zijn gelag- of ontvangkamer. De rechercheur belde aan en een klein luikje in de deur ging open. „Wie daar?" „Recherche! Maar maak je niet druk, Charlie. Ik moet alleen weten of Piet-met-de- muizenvallen hier is geweest. Maar maak 's open." Gewillig deed Zwarte Charlie open, en liet den rechercheur binnen. De vraag naar Piet, dien armzaligen zwerver, die nooit lang uit de handen van de politie kon blijven, had hem gerustgesteld. Hij had immers geen Piet ge zienen terwijl de rechercheur hem op deze wijze aan den praat hield en tevens vlak bij was voor het geval Middernacht assistentie mocht noodig hebben, had de detective zich met den sprong van een kat opgeheschen aan het kozijn, en was na het openschuiven van een raam, dat onheilspellend kraakte, naar binnen geklauterd. Geruischloos sloop hij naar de deur en luis terde. Niets te hooren. Hij ging de trap op; in sommige kamers scheen licht, dat door de spleten bij de drempels scheen; hij luisterde naar de gesprekken van de bewoners, maar zij boezemden hem geen belang in. Het huis was smal en oud, en niet ruim, en binnen een paar minuten wist de indringer, dat er zich boven niemand bevond dien hij zocht. Snel en geruischloos als een schim, gleed hij de trappen af. Beneden hoorde hij in het voorvertrek Zwarte Charlie spreken met den rechercheur, er achter was een tusschen- kamer, daarnevens weer een groote keuken, spaarzaam verlicht. Een gang was er niet in dit oude krot, maar in den hoek van de keuken zag de detective iets wat hem interesseerde: een openstaande deur, die toegang gaf tot de trap die naar den kelder voerde. Zonder tijd te verliezen, daalde Norman Ray deze trap af, en bevond zich weldra in een grooten, vochtigen kelder, waar een paar ver schrikte ratten voor zijn voeten wegstoven. Hij liet zijn electrische lantaren langs de muren spelen en ontwaarde in een der hoeken een paar groote, leege kisten en manden. Be hoedzaam zette hij ze op zijde en vond wat hij verwachtte; een smalle deur, die hij zonder moeite kon openen. Achter deze deur was een smal gangetje, dat tamelijk stijl naar beneden helde; de schimmel lag dik op de verweerde oude steenen van de muren, waterdroppels tikten hier en daar op den grond. Middernacht haalde zijn revolver te voor schijn en daalde in het gangetje af. Hij wist, dat hij zijn leven op het spel zette, want als iemand hem hier ontdekte, dan adieu! schoone wereld. Een messteek in het donker, een slag, van achteren toegebracht, en het was gedaan. Tastend langs den natten muur, ging de de tective verder. De gang was langer dan hij had vermoed, hij voerde tot diep onder de gracht, naar hij berekende, maar eindelijk liep hij dood op een deur, die wel gesloten was, maar voorzien van een groot ouderwetsch sleutelgat, waar de detective gemakkelijk door heen kon gluren. Hij zag een vierkante, niet al te groote kamer, waarin weinig meubelen. In het midden stond een tafel zonder tafelkleed of eenige andere bedekking, waaromheen ver scheidene personen zaten, een petroleumlamp stond midden op de tafel, en bij haar geel licht herkende de detective Jetje Karspels en. twee plaatsen van haar af, Willem Snoeck. Een lange, flinke, stevig-gebouwae man stond met zijn rug naar den detective gekeerd, en scheen de anderen toe te spreken, en toen deze man zich even zijwaarts afwendde, zag Middernacht dat zijn gelaat bedekt was door een groot, zwart masker.... TIENDE HOOFSTUK. De duivel in eigen persoon. Hoe scherp de detective ook luisterde, hij kon niet veel verstaan van wat binnen ge sproken werd. Achter hem tikte een water druppel met eentonige regelmaat op den stee nen vloer. Als de druppel, die bij de Chineezen op de kaalgeschoren kruin van een veroor deelde valt, en hem langzaam doodmartelt, dacht de luisteraar, die zijn aandacht maar niet van dat irriteerend tik-tik-tik achter zijn rug, kon afleiden. De klamme, duffe lucht, de eigenaardige geur in dit hol, de schimmel tegen de zolde ring, het scherpe licht van de lantaren van den detective, de brommende stemmen achter de deur het was alles als een onwezenlijke droom, maar dat het geen droom was. maar harde werkelijkheid, zou de detective eerder ondervinden dan hem lief was. Terwijl hij voorover stond bij de deur, en zijn oor tegen het sleutel gat had gelegd om zoo veel mogelijk op te vangen van wat daarbin nen besproken werd, gebeurde het onverwach te. Had hij het sterke licht van zijn lantaren een seconde op het sleutelgat laten vallen, en had dit de aandacht getrokken van een der mannen in het vertrek? Of was het de gewoon te van deze schuwe misdadigers overal spoken te zien. waardoor zij zonder noodzaak, maar uit achterdocht, hun nietig beetje veiligheid angstvallig bewaakten als hun kostelijksten schat? Middernacht wist het niet, en hij zou het nooit precies te weten komen, maar terwijl hij daar zoo gebukt stond, op niets voorbereid, be halve op onthullingen uit den mond van de boeven daarbinnen, werd eensklaps de deur die naar binnen draaide, open geworpen, en de detective tuimelde hals over kop naar binnen. Voordat hij zich kon oprichten, had iemand hem tegen den rechterpols getrapt: zijn revol ver viel hem uit de hand. Met een sprong als een tijger was hij overeind, maar een vluch tige blik om zich heen overtuigde hem van de wanhopige positie waarin hij zich bevond. Vier mannen, met gemeene verloopen gezichten, drongen om hem heen; voor de tafel stond de gemaskerde, een lange gespierde man. met iets grijzend haar; Jetje Karspels en Willem Snoeck stonden naast hem en gaapten Mid dernacht aan of hij een verschijning was uit een andere wereld. De detective was zijn revolver kwijt, maar al was dat niet het geval geweest, dan nog zou hij voor de overmacht hebben moeten zwichten; plotseling herinnerde hij zich zijn politiefluit, een bliksemsnelle bewegingzijn lippen spitsten zich reeds toemaar een van de mannen was hem een onderdeel van een se conde te vlug af, en sloeg hem het fluitje uit de hand. Het rolde over den vloer, het be schreef een cirkel, het scheen een levend wezen dat niet tot rust wou komen, en star- oogend volgde Norman Ray het tot het bleef liggen, vlak naast het elegante schoentje van Jetje Karspels. „Wel, Ray, hoe bevalt je ons paleis?" De gemaskerde had gesproken, maar op een nasalen effen toon, alsof hij zijn ware stem niet wilde laten hooren. Zonder een antwoord van den detective af te wachten ging de ge maskerde voort; (Wordt vervolgdj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9