HET AFCELOOPEN TOONEELSEIZOEN.
BIOSCOOP.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct.
ZATERDAG 9 JUNI 1934
HAARLEM' S DAGBLAD
Het Tooneel.
De „lnvitafie"-Voorstellingen.
Volks-, Abonnements- en Schoolvoorstellingen.
..De schouwburgprijzen zijn te hoog. Gooi
de prijzen naar beneden, zoo veel. dat er bijna
geen verschil meer is met de bioscoop en je
zult zien, dat de schouwburgen vol loopen!".
dat heb ik niet eenmaal maar herhaaldelijk
gehoord van menschen, die precies weten, hoe
het komft, dat er bij het publiek van tegen
woordig zoo weinig belangstelling is voor het
tooneel.
Zoo oppervlakkig bekeken zou men zeggen
dat deze menschen gelijk hebben en het
schouwburgbezoek aanmerkelijk zou stijgen
bij een sterke verlaging der prijzen, maar
helaas, het is niet waar. Pogingen in die rich
ting gedaan, hebben bijna altijd weer gefaald.
Telkens probeeren de tooneel- en theater
directeuren het publiek naar den schouwburg
te trekken met „populaire" prijzen, midden-
standsprijzen, sterk verlaagde prijzen of hoe
men het verder noemen mag, maar altijd weer
is het vergeefsch.
„De stukken, meneer, de stukken", zei de
oude heer Van Gasteren altijd terecht. Wan
neer de gezelschappen en de stukken niet
voldoende aantrekkingskracht in zich zelve
bezitten, blijft het publiek weg, al stelt men de
toegangsprijzen ook nog zoo laag. En wanneer
de menschen een opvoering willen zien, dan
betalen ze desnoods den dubbelen prijs, even
als bij een interland-voetbalwedstrijd in het
Amsterdamsche stadion. Ik behoef hier als
voorbeeld maar te noemen de voorstellingen
van Fritz Hirsch.
Wanneer de voorstanders van de lage
schouwburgprijzen niet overtuigd mochten
zijn. dan is de proef met de zoogenaamde
„invitaitie-voorstellingen dat waren feite
lijk voorstellingen tegen een minimalen een
heidsprijs dit jaar door den heer Deinum
genomen, daar om te bewijzen dat het tooneel
zelfs met zulke prijzen niet tegen de bioscoop
kan concurreeren. De heer Deinum heeft dit
seizoen 4 van zulke voorstellingen gegeven en
wel van „Daar klopt iets niet" door de Ver-
eenigde Schouwburgspelers, „Petrus" door het
Centraal Tooneel, „Sheppey" en „Mijn vrouw
is een??" beide laatste door Het Rotter-
damsch-Hofstad-Tooneel.
De eerste avond scheen de voorstanders
van de lage prijzen gelijk te zullen geven. De
schouwburg was geheel uitverkocht en dat bij
een première van een onbekend stuk door l*.
troep, die nu niet bepaald tot de eerste rangs
gezelschappen gerekend kon worden..
Ook de toeloop voor „Petrus" was zeer be
vredigend, maar reeds bij de derde invitatie
voorstelling toen het nieuwtje voor het
publiek er af was was het mis en werd het
voor den heef Deinum een „strop". De schouw
burg was dien avond nog niet half vol. En dat
was niet bij een onbekend stuk door een
tweede rangs gezelschap, maar bij „Sheppey"
van Somerset Maughan door het Rotter-
damsch Hofstad Tooneel met artisten als Fie
Carelsen, Elsensohn en Frenkel in de hoofd
rollen. De proef met deze invitatie-voorstel
lingen lijkt mij dan ook vrij gewaagd. Ik meen
dat zulke invitatie-voorstellingen op den duur
alleen kans van slagen zullen hebben, wanneer
zij telkens toegankelijk worden gesteld voor
bepaalde catagoriëen, nu eens voor hen die
ingeschreven hebben op de abonnements
voorstellingen, een anderen keer voor leden
van vereenigir.gen als Geloof en Wetenschap.
Kunst aan het Volk, de Huisvrouwen, of be
paalde dilettanten-vereenigingen.
En de heer Deinum zij heel zuinig met het
geven van zulke invitatie-voorstellingen,
want hij zou de markt door die al te lage
prijzen waarmee men alleen uitkomt bij
uitverkochte zalen wel eens ook voo:
zich zelf kunnen bederven. Een heel enkele
„invitatie-voorstelling" ten gerieve van som
mige vereenigingen of van zijn abonné's zal
niet schaden, maar op den duur zou het wel
eens kunnen blijken, dat men met zulke
paardenmiddelen het paard achter den wa
gen spant.
Wij zien het al eveneens aan de volksvoor
stellingen, dat de lage prijzen niet het heil
brengend middel zijn voor het tooneel. Ook
hier zeer lage prijzen en toch
geen volle zalen! De tijd van de uit
verkochte volksvoorstellingen schijnt he
laas! voorbij te zijn. De heer Deinum heeft
dit seizoen 7 volksvoorstellingen gegeven
wel van Leontientje en Amor in de Pastorie
door Het Rotterdamsch Hofstad Tooneel, Ma-
rius door Het Masker, Kinderen van ons Volk
door Het Nieuwe Schouwtooneel, Circus Knie
en Het Chineesche Landhuis door de Am
sterdamsche Tooneelvereeniging en Week-End
door Het Groot Nederlandsch Tooneel. Men
kan moeilijk zeggen, dat de keuze van deze
stukken alle gespeeld door goede Nederland
sche gezelschappen niet gelukkig was
ondanks dat was de opkomst op de meeste
dezer volksvoorstellingen matig. Uitverkocht
was er geen enkele. Circus Knie en Kinderen
van ons Volk hebben met bijna 700 bezoekers
het meest getrokken en daarna volgde Leon
tientje met bijna 600, maar bij een zoo voor
treffelijke opvoering als van Marius toch
werkelijk een uitstekend stuk bleek de me
dewerking van Jan Musch, die er een van zijn
beste rollen in speelde, niet voldoende attrac
tie om den schouwburg zelfs maar half vol te
doen loopen. Met Am or in de Pastorie dat
niet nieuw was was h.et al niet veel beter
en met Week-End waren er zelfs nog geen 300
bezoekers. Bij Het Chineesche Landhuis
anders altijd nog al een „trekker" waren
er 424 bezette plaatsen en 326 ledige stoelen
Misschien zullen sommigen deze zeer onvol
doende opkomst jan de crisis wijten, maar
daartegenover staat, dat men juist in een
eccnomsch slechten tijd bij volksvoorstellin
gen een groot ere toeloop zou mogen verwach
ten van publiek, dat gewone voorstellingen re
duur vindt. Zoo tenminste zou het moeten
zijn. wanneer het waar was, dat het tooneel
ten gronde zou gaan door te hooge toegangs
prijzen. Intusschen kunnen wij het slechts be
treuren, dat de volksvoorstellingen waar
voor vroeger een zoo grapte belangstelling was,
dat ik mij nog 15 zoo goed als uitverkochte
volksvoorstellingen in één seizoen herinner
hoe langer hoe meer verloopen. Dat zou toch
niet het geval zijn, wanneer ons volk werke
lijk zooals in Duitschland een groote
liefde had voor het tooneel.
Tooneelvereeniging als schoolmatinee waar
voor de heer Deinum veel moeite heeft ge
daan niet kon doorgaan, doordat het be
stuur van de vereeniging, welke Vondel's
treurspel voor haar leden op dien zelfden dag
liet opvoeren, zich hiertegen verzette.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
Ook de belangstelling voor de abonnements
voorstellingen is waarschijnlijk door de
slechte tijden dit jaar verminderd. De heer
Deinum heeft op zijn tweede serie zelfs vrij
belangrijk verloren. Toch zullen zoowel de heer
Deinum als de heer Kaart doorgaan met- het
geven van abonnementsvoorstellingen in het
volgend seizoen, al stelt de pachter van den
Stadsschouwburg het contracteeren met gezel
schappen voor een eventueel tweede serie dan
ook afhankelijk van de inschrijving. Voor een
opgewekt tooneelleven in Haarlem is bet
voortbestaan van de abonnements voorste 11 in-
,en zeer wenschelijk en wij hopen dan ook,
dat de inschrijving voor deze voorstellingen
voor beide schouwburgen in het volgend sei
zoen een succes moge worden. En wanneer wij
zien, wat de twee directeuren op hun abonne
mentsvoorstellingen hebben gebracht, mogen
wij ook niet anders verwachten. De Stads
schouwburg gaf in de eerste serie Schuld n
Boete er. De drie Appelboomen door de Am
sterdamsche Tooneelvereeniging, Jeanne öcor
het- Rotterdamsch Hofstadtooneel, De 4 Mul-
lers door het gezelschap van Cor Ruys, Week-
End door Het Groot Nederlandsch Tooneel en
Vorstelijke Emigranten door Het Masker, in
de tweede serie Kideren van ons Volk en Het
wordt weer Lente door Het Nieuw Schouwtoo
neel, Marius door Het Masker, Hare Majesteit
Regeert door Het Groot Nederlandsch Tooneel
en Om 8 uur aan tafel en Ex Koning Peter
door Het Rotterdamsch Hofstad Tooeel. In
den Schouwburg aan den Jansweg gingen de
volgende stukken in de abonnementsserie:
Jij en geen ander door het gezelschap van
Fient-je de la Mar en Joh. Kaart Jr., Schuld en
Boete door de Amsterdamsche Tooneelvereeni
ging, De Gouden Kooi door Het Centraal Too
neel, De 4 Mullers door het gezelschap van
Cor Ruys. De Waterloobrug door Het Rotter
damsch Hofstad Tooneel en Mevrouw War
ren's Bedrijf door De Haghespelers.
In beide schouwburgen dus een repertoire,
waarin zeer goede stukken in afwisseling
van blijspel en tooneelspel werden gegeven.
De heer Deinum verdient alle lof, dat hij zijn
volle aandacht heeft geschonken aan school
voorstellingen. Ook deze vooral voor de toe
komst van het tooneel zoo belangrijke
voorstellingen genieten niet meer dezelfde
belangstelling als vroeger, toen het wel ge
beurde. dat voor één enkele opvoering er soms
250 plaatsen te kort kwamen. Toch geve de
heer Deinum den moed vooral niet op. De
schoolmatinee van 17 Maart, waarop De Groo
te Reis werd gespeeld, en die door bijna 600
leerlingen werd bezocht, leverde het- bewijs,
dat bij een goede keuze de jeugd nog wel in
den schouwburg komt. Juist in dezen tijd, nu
de bioscoop hoe langer hoe meer het jonge pu
bliek trekt, kan niet genoeg worden gedaan
om het opkomend geslacht het tooneel te lee-
ren kennen. Maar de heer Deinum vrage
daarvoor deskundige voorlichting en zoeke
vooral ccntary met leeraren en hoofden van
onderwijsinrichtingen. Hij zal dan waar
schijnlijk niet meer de fout begaan een stuk
als Tobias en de Engel, dat voor de jeugdige
bezoekers geheel ongeschikt was, op een
schoolvoorstelling te doen geven. Met Kabale
und Liebe, dat door het gezelschap van Jessner
werd opgevoerd, was hij wel heel ongelukkig,
omdat het juist midden in de ijsperiode viel.
Jammer was het, dat de opvoering van Gys-
breght van Aemstel door de Amsterdamsche
KERKCONCERT.
De sopraanzangeres Lietje van Vliet en de
organist Herman Nieland, die Vrijdagavond
in de Noorderkerk voor een vrij talrijk audi
torium concerteerden behooren nog niet tot
de kunstenaars van gevestigde reputatie.
Beiden zijn nog jong; de zangeres is zelfs
nog zeer jong. Haar muzikale begaafdheid is
nog niet in dezelfde mate tot ontwikkeling
gekomen als die van den organist. Haar ta
lent is nog te vergelijken met een knop. die
zich begint te ontvouwen, maar waaiwan de
algeheele ontplooiing pas later verwacht mag
worden; een knop die echter voldoende le
venskracht vertoont om in uitzicht te stellen
dat mettertijd een openbaar oordeel zonder
reserve in gunstigen zin zal kunnen luiden.
Mej. Van Vliet bezit stemmiddelen, bezit tem
perament, beizt muzikaal begrip; maar de
stemvorming is nog ongelijk en de uitspraak
is nog onvoldoende; het temperament is nog
onevenwichtig; het muzikaal begrip is nog
onrijp. De onjuiste uitspraak van sommige
vocalen en de onduidelijke der consonanten
maakten het volgen van den tekst zelfs met
behulp van het gedrukte woord vaak moeilijk
en was in al de gezongen talen waar te ne
men. Bach werd ons te uiterlijk, Franck te
onrustig voorgedragen. Beter voldeden de
vertolkingen der Nederlandsche liederen;
echter zijn de bewerkingen van Anth. van
der Horst, vooral die van „Het viel een he
mels douwe" zeer aanvechtbaar. Een goeden
indruk gaf ook de voordracht van „Les
Cloches" van Debussy. Voor H. Andriessen's
„Magna res est amor" mist mej. Van Vliet
nog de vereischte kracht van stem en uit
drukking. Men zal echter de verdere ontwik
keling met belangstelling hebben te volgen.
De orgelbegeleiding was enkele malen iets
te luid, andere malen weer goed aangepast
en fijn van register keuze. En in de orgelsoli
deed Herman Nieland zich kennen als een
technisch veelszins bekwaam speler.
In de bekende d min.-Toccata van Bach,
waarmee hij het concert opende, had ik gaar
ne wat meer standvastigheid van tempo ge
hoord en hadden de snelle figuren door een
minder laten liggen van vingers aan duide
lijkheid en egaliteit kunnen winnen. De cor
rectheid, ook van het pedaalspel, was zonder
voorbehoud te prijzen. Het Koraal van Bux-
tehude was wat scherp van registreering; het
prachtige Choral III van Franck leed in het
begin van het heerlijke middendeel eenigs-
zins door den te Sterken klank der midden
stemmen, die de melodie onhoorbaar maak
ten, maar gaandeweg werd de verhouding be
ter. De „Finale" van den organist zelf geeft
vooralsnog geen aanleiding tot bijzondere
verwachtingen op compositorisch gebied; zij
toonde echter dat Herman Nieland zijn
kracht niet in excessieve of geforceerde
klankcombinaties zoekt en dat is al een goed
teeken.
K. DE JONG.
LUXOR THEATER.
echtpaar bij de kooi van de kleine roofdieren.
De vrouw gebruikt ijverig haar flacon met1
odeur. En de man merkt wijsgeerig op: „Mis
schien vinden die beesten wel op hun beurt,
dat wij geen lekkere lucht hebben!" Waarop
het snuitje van een tapir verschijnt, dat met
zijn nuffig snuffelen de opmerking van me
neer op aanschouwelijke wijze schijnt te be
vestigen.
Prachtig zijn de majestueuze koppen van
leeuwen en tijgers, de romantisch in 't maan
licht voorbijdrijvende watervogels, de melan
cholieke maskers der apen. de scherpzinnige
gebaren van den olifant. De heele psychologie
van de dierenwereld paradeert hier op het
doek aan onze oogen voorbij.
Maar dan zijn er ook nog de menschen. Ook
hierbij zijn indrukwekkende figuren. De zacht
aardige directeur, die er maar niet toe kan
komen, den oppasser Zani ontslag te geven,
omdat deze wordt bezeten door een manie om
bont van de bezoekers te stelen. En Zani zelf,
verpersoonlijkt door de acteur Gene Raymond,
die het onwereldsche van dezen in den dieren
tuin geboren en op den omgang met dieren
meer dan op den omgang met menschen inge-
stelden jongen met een niet sentimenteele,
sympathieke weekheid weergeeft. En Eve. het
weesmeisje, dat aan het strenge regime van
het huis ontvlucht, om bij Zani te kunnen
wezen. En Paul, het jongetje, dat bij de gou
vernante wegloopt, om op den olifant te kun
nen rijden, stilletjes, als straks de tuin gesloten
zal zijn en de oppassers slapen.
Wally Albright heet het blonde ventje, dat
deze rol moet spelen. Vermoedelijk zal hij zijn
scènetjes wel afzonderlijk en niet in de wer
kelijke omgeving van al deze woeste dieren
hebben ingestudeerd, want zelfs voor een vol
wassene met zenuwen van ijzerdraad is de hel,
waarop deze film uitloopt en waarvan het
jongetje de centrale figuur wordt, reeds bijna
onver dragelijk. Laat staan voor een kind!
Want het blijft niet bij het rustig genot van
de dierenfoto's. Allengs komt er spanning in de
film. een spanning welke met een prachtige
climax toeneemt. Aanleiding tot het tumult,
waarvoor de eerste gedeelten slechts een aan
loop zijn geweest, is de drieledige verdwijning
van het weesmeisje, het jongetje en den op
passer. die ontslagen zal worden, omdat hij uit
haat tegen menschen die dieren dooden om
zich met de huid daarvan te versieren stelsel
matig bont steelt en vernietigt.
Een aardige episode is het samenzijn van
Zani en Eve, het primitieve menschenpaar, in
de verlaten grot van den beer. Hier krijgt men
gelegenheid om Lorette Young te bewonderen
als een verschijning van maagdelijke teeder-
heid en blonde lieftalligheid, maar ook als
een actrice van talent. Hoe goed is die ang
stige, stomme terughoudendheid, als ook nog
na haar vlucht de ban van de weeshuisdisci
pline de ontplooiing van haar gevoelens belet!
Door een noodlottige samenloop van om
standigheden raken bij het nazetten van de
vluchtelingen door hun vervolgers de tijgers
los. Dit wekt de woede van de olifanten, die
hun tralies als waren het lucifersprikjes ver
breken. Nu wankelen alle kooien, hekken vlie
gen omver en tusschen de steeds toenemende
verwoesting raken de verschillende gedierten
met elkaar slaags. Het wordt een baaierd van
vechtende lichamen en een orkaan van ge
luiden.
Zoo vernuftig hebben Jesse Lasky, de pro
ductieleider, en Rowland V. Lee, de regisseur,
de afzonderlijke opnamen tot een sluitend
mozaïek tezamengeknutseld, dat de suggestie
volmaakt is. Men wordt meegesleept in deze
orgie van sensatie en betast na het „happy
end" zijn wangen en kuiten, om zich gerust te
stellen, dat men werkelijk zélf ook geen wond
van een of andere muil of klauw opgeloopen
heeft!
bundig amusement houden, een bij uitstek ge
schikte film". Inderdaad, het is een allergezel
ligste film en waar Robert Stolz de muziek ge
schreven heeft, weten we al bij voorbaat, dat
de muziek ons zal bekoren. Waar deze film zoo
heel veel te zien geeft, komt de inhoud van de
film eigenlijk pas in de tweede plaats. Er zijn
tal van aardige tafreeltjes vóór en ook achter
de coulissen, smaakvol geenscèneerd en hoogst
artistiek en ik denk hierbij aan dat alleraar
digste tooneeltje op het eiland van de meisjes,
die de mannen haten en hebben afgezworen.
Een enkele invasie van de bemanning van een
luchtschip doet zien, dat het met die haat en
met dat afzweren nog zoo'n vaart niet loopt
en dat de liefde, zelfs op een eiland van man-
nenhaatsters, toch nog welig kan tieren, alle
eeden en vrouwenverbonden ten spijt.
De held van de film is de componist Carl
I-Ioffmann, (Carl Brisson). Zijn composities
zijn over de heele wereld bekend en beroemd.
Zijn schlagers kosten echter altijd hartebloed,
zij het niet van hemzelf, dan toch van de
tegenpartij, want voor elke inspiratie heeft hij
weer een nieuwe liefde noodig. Voor zijn
nieuwe operette moet nog de wals geschreven
worden, maar degene, die hem de daarvoor
noodige inspiratie zal geven, heeft hij nog niet
gevonden.
En daar op een avond verschijnt zijn wals-
inspiratie in den vorm van een schoone vrouw.
Hij danst met haar. en wandelt met haar in
de maneschijn, als plots door een verkeerde
grap van een vriend aan de idylle een einde
komt. Het toeval wil, dat de onbekende in zijn
operette de hoofdrol moet spelen. Als hij haar
tot zijn verbazing den volgenden morgen in die
kwaliteit ontmoet, wil hij haar alles uitleg
gen. Het loopt anders dan hij had gedacht en
woedend verlaat hij den schouwburg. Voordat
de jongelui voor goed elkaar gevonden hebben,
komen er nog verschillende botsingen en mis
verstanden, maar het eind van het liedje is
een heel gelukkig menschenpaar.
Van het bij programma is vooral interessant
de Ufa-cultuurfilm „Fauna der Adriatische
zee". Het leven op den bodem der zee is nog
een zoo onbekend terrein voor ons. dat alles,
wat ons daarvan middels de camera wordt ge
openbaard, een rijke aanwinst voor ons weten
is. Op het tooneel vermaakt Walter Behr met
zijn gramofoon ons met zijn imitaties van
filmsterren. Een-verbazend aardig tooneel-
nummer, dat nog best wat langer had mogen
duren, zoo vermaakte het.
Paniek in den dierentuin.
Het milieu, waarin deze film den toeschou
wer voert, is dat van den dierentuin, aantrek
kelijkheid van ouds voor al wat kind is en ook
als volwassene nog kind is gebleven. Welk een
rijk gegeven voor de lens levert deze entou
rage! De verschillende gedierten in hun eigen
aardige fotografische schoonheid zijn op zich
zelf reeds bij machte te boeien. En de kunste
naar, die hier bezig is, verstaat bij uitstek zijn
vak!
Een kostelijke collectie dierenfoto's. niet al
leen om het schilderachtige van al die merk
waardige lichaamsvormen en sprekende aan
gezichten. maar mede om het geestige gebruik,
dat de fotograaf heeft gemaakt van toevallige
gebaren en houdingen. Zoo staat bijv. een
Vooraf gaan een paar filmkluchten. In één
ervan verschijnt Fatty Arbuckle ten tooneele:
de andere wordt louter door negers gespeeld
met als hoofdpersoon een koddig jong negertje
en een mooi gevormde negerin met een goede
zangstem. Beide vertegenwoordigen overigens
een typisch-Amerikaansche soort grappigheid,
die ons wel eens wat grof aandoet.
Voorts de gebruikelijke filmkrant en een
teekenfilmpje.
H. G. CANNEGIETER.
CINEMA PALACE.
Wien, wo der Wein und der
Walzer blüht.
Deze film wordt in de advertentie zeer juist
als volgt getypeerd: „Een gezellige operette
film met fantastische revuescènes en populaire
meesleepende muziek. Voor hen, die van uit-
(Adv. Ingez. Med.)
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONC
Zooals te verwachteen was en zooals ik ook
vorige keer schreef, is de herdenking van Rich
Strauss' 70sten verjaardag, in vele radiopro
gramma's der komende week bemerkbaar.
Het aantal uitzendingen dat van Strauss'
werken aangekondigd wordt is zóó groot, dat
het ondoenlijk is, deze alle te bespreken. We
moeten ons dus tot enkele beperken.
In de eerste plaats zullen we ons dus even
bezig houden met het aandeel dat ons land
in de herdenking zal hebben, nl. de uitvoe
ring van .X>on Quixote" Zondagavond in het
Concertgebouw. De zeer omvattende en
hoogst moeilijke solo-cellopartij, destijds door
Gérard Kekking, later door Marix Loeven-
sohn herhaaldelijk gespeeld, is ditmaal aan
den nog jongen, uitnemenden solo-cellist Ra
phael Lanes toevertrouwd: op zich zelf een
reden tot belangstelling. Men weet dat deze
partij in 't bijzonder de muzikale schildering
van de droevige figuur des geëxalteerden rid
ders draagt, terwijl de boersche persoonlijk
heid van Sancho Panza afwisselend door de
solo-alt en de bas-clarinet wordt voorgesteld.
Maar nu de vorm dezer „Fantastische Varia-
tionen", welker uitvoering de volgende orkest
bezetting verlangt: 16 eerste en 16 tweede
violen, 12 alten, 10 celli, 8 contrabassen, één
kleine, twee groote fluiten. 2 hobo's, althobo
(Engelsche hoorn), 2 clarinetten. 1 basclari-
net, 3 fagotten en contrafagot. 6 hoorns, 3
trompetten, 3 bazuinen, tenor- en bastuba,
pauken, bekkens, groote en kleine trommel,
triangel, klokjes, tamboerijn en een windma-
chine. Zooals men ziet: een heel apparaat!
Het werk begint met een Introductie, die
ons met den held en met zijn voorgeschiede
nis In kennis brengt. De eerste fluit opent
met het hoofdmotief (ridderlijk en galant);
de violen brengen kort daarna een niemy,
(graziosso); de eerste clarinet een derde
(ausdruckvoll). De bijschriften der eerste
twee karakteriseeren tevens; het derde mo
tief, dat een onlogische accoordverbinding
na zich sleept is het „motief der verkeerde
conclusies". Zoo staat dus de figuur van Don
Quixote in zijn hoofdtrekken vóór ons; bij
het laatste D-accoord zat hij zich in zijn
fauteuil en gaat ridderromans lezen. Zijn
eerste motief, met eigenaardige versieringen
verlengd, gaat nu door het verdere gedeelte
der inleiding als een roode draad; nieuwe
thema's stellen verschillende ridderlijke per
sonen en gebeurtenissen vóór: het eerste
Dulcinea, het tweede een ridder die tegen
een monster vecht, het derde één die zich
door vrouwenlisten laat verstrikken en geheel
ontaardt het vierde één die een gelofte ge
daan heeft welke hij na moet komen, het
vijfde een algemeen-riddeiiijke figuur. Al
deze thema's worden door gedempte instru
menten gespeeld, wijl het slechts denkbeel
dige voorstellingen zijn, alleen het thema van
den held klinkt ongedempt: de eenige reeële
is hij in de wirwar, die zich als gevolg der
lectuur in zijn brein vestigt. Inderdaad wor
den achtereenvolgens al de genoemde the
ma's contrapuntisch met elkaar verbonden,
zoodat de muziek hoe langer hoe verwarder
wordt.. Een schrille dissonant; D. Q. is
krankzinnig geworden!
Nu pas komt de solo-cello hem voorstellen
als „Ritter von der traurigen Gestalt" zooals
Strauss in de partituur geschreven heeft. Het
thema is een wijziging van het begin der In
troductie, daarna komt zijn schildknaap,
wiens thema's hier voor 't eerst gehoord wor
den; materialisme en babbelzucht klinken
er uit. Var. I. schildert D. Q. op zijn Rossi
nant; Sancho draaft met hem mee: men is
op avontuur uit. Dra komt het eerste: de
windmolen. Don Q. krijgt er een flinken klap,
beklaagt zich en trekt een verkeerde conclu
sie. Var. li: de stemming van D. Q. is heroik.
Een kudde schapen nadert in een stofwolk;
de waarschuwende kreten van Sancho zijn
vergeefsch. Men hoort een pastoraal motief
en geblaat: verschrikkelijk maaien de slagen
van den held tusschen de verschrikte dieren,
die hij voor vijanden aanzag. D. Q. is zeer
trotsch op zijn zege: verkeerde conclusie!
Var. im gesprekken tusschen ridder en
schildknaap. De laatste moppert en wil naar
huis; de meester schildert hem in de mooi
ste kleuren de heerlijkheid van het ridder
leven. Sancho repliceert met een domme op
merking. waarop D. Q. in woede ontsteekt en
hem het zwijgen gebiedt. Var. IV: men gaat
weer op weg en ontmoet een aantal pelgrims
(soort van koraal met het gelofte motief der
Introductie)D. Q. voelt ze aan, maar wordt
neergeslagen en blijft voor dood liggen (lage
D)de pelgrims vervolgen hun weg. Sancho
is bezorgd over het lot van zijn meester maal
ais deze weer een levensteeken geeft juicht hij
en leg: zich gerust te slapen, waarop men zijn
gesnork verneemt (glissando tuba en contra
fagot!) Var. V D. Q. alleen gebleven houdt zijn
„nachtwake": mijmeringen waarbij Dulcinea
hem door 't hoofd spookt; de koelte strijkt door
zijn haren. Var. VI: Een plompe boerendeerne
(parodie op het Dulcinea thema) komt langs
den weg; Sancho verzekert dat dit nu Dulcinea
is; D. Q. is onthutst, maar houdt het er voor
dat ze door een boozen geest betooverd is (val-
sche conclusie!) Var. VII: De rit door de lucht,
waarbij de windmachine in actie komt; de lage
D die tijdens dé heele variatie klinkt, zegt ons
dat beiden in werkelijkheid op den grond ge
bleven zijn. Var. VIII: De vaart in de betoo-
verde boot, een meesterstuk van contrapuntiel:
Beide vallen in 't water: thema's pizzicato, als
waren het de waterdruppels, die van hun klee-
ren lekken. Een koraalachtige omzetting van
D. Q.'s thema (religioso) drukt den dank voor
hun redding uit. Var. IX: De held stormt weer
voorwaarts. Thans gaat het los op twee on
schuldige monniken die gebeden loopen te pre
velen (2 fagotten); de held slaat ze zonder
moeite op de vlucht. Var. X: De „ridder van de
blanke maan", een van D. Q.'s vrienden, stelt
zich vermomd hem te weer en verslaat hem,
waardoor hij van zijn dolle fantasieën genezen
wordt. Zijn geest komt weer tot klaarheid
hij besluit zich op het land terug te trekken
(pastoraal motief) en daar zijn levenseinde af
te wachten.
De zeer mooie en welluidende Coda beschrijft
deze laatste episode. De" thematische vervor
mingen en de contrapuntische combinaties in
het werk zijn ontelbaar, geniaal gevonden en
dikwijls zeer ingewikkeld; ik hoop echter dat
men bij het luisteren er in slage om althans de
meest essentieele te herkennen. Vooral de no
tenopvolging a, bes, f, d, f, houde men goed in
't geheugen vast.
Een niet minder belangrijke uitzending be
looft die van Huizen (Woensdagavond) te wor
den. Van de verbijsterende improvisatiekunst
van Marcel Dupré zijn we al eens bewonderend
getuige geweest; de vierdeelige symphonie, die
hij ditmaal voor de vuist weg aan het orgel zal
opbouwen, kan ons meer interesseeren dan b.v.
het ook voor de radio reeds zoo ontelbare ma
len gespeelde pianoconcert van Schumann, dat
een vreemde pianiste Donderdagavond voor de
i microfoon te Hilversum zal voordragea
WONINGEN VERREZEN BIJ DE
ZOMERVAART.
WAAR LICHT EN LUCHT KOMT.
Bij
de Zomervaart zijn in de afgeloopen
veertien dagen ongeveer vijf en vijftig wonin
gen betrokken van de vereeniging Eigen Wo
ning, door hen die in de binnenstad woningen
bezaten, waar licht noch lucht nauwelijks
doordrong en alleen zij die weten wat dit wil
zeggen, kunnen beseffen wat de verandering
beteekent van een verhuizing naar de prach
tige huizen op de Zomervaart.
Behalve de woningen van Eigen Woning
zullen ook Ons Belang en St. Bavo er arbeiders
woningen laten bouwen. De plannen voor be
bouwing van dit stuk Haarlem zijn reeds uit
gewerkt: er zal een breede weg komen naar
de Amsterdamsche Vaart, waarlangs midden-
standswoningen gebouwd zullen worden en er
komt een nieuwe weg naar Schiphol.
De bouw van deze andere woningen zal
echter nog eenige maanden duren, inmiddels
zal het wel 1935 zijn geworden.
Zooals men weet werden deze woningen ge
bouwd met van gemeentewege verschaft rijks-
crediet, waardoor de gemeente het recht heeft
gekregen twintig procent van de huizen te la
ten betrekken door door haar aan te wijzen
gezinnen. De overige huizen worden bewoond
door leden van de vereeniging Eigen Woning,
die evenals de door de gemeente aangewezen
gezinnen f 5.20 huur betalen, waarvoor zij een
woning bezitten die twee ruime kamers, een
keuken en een schuur heeft op de gelijkvloer-
sche verdieping en drie slaapkamers op de
eerste verdieping, waarvan een zeer groot is.
Het interieur der huizen, wat betreft be
hang en verf, ziet er buitengewoon aantrek
kelijk uit, men kan zien dat overal de grootste
zorg is besteed. Elk huis heeft reeds bij voor
baat een antennepaal met aansluiting naar
binnen, zoodat eventueele radiobezitters zich
daarover geen zorgen hoeven te maiken.
De indeeling in de straat is zoo geschied dat
de gezinnen die door de gemeente zijn aange
wezen verspreid zijn. Bovendien heeft men
gezorgd dat de jonge gezinnen niet allen
naast elkaar zouden wonen. Kortom men heeft
de zaak zoo heterogeen mogelijk ingedeeld.
Zooals wij reeds zeilden: de waande van deze
woningen voor hen die ze nu hebben betrok
ken kan alleen hij beseffen die de slechte wo
ningtoestand van nabij kent en de lof -van
de bewoners over hun nieuwe huizen met
voor- en achtertuinen, is volkomen begrij
pelijk.
AGENDA
ZATERDAG 9 JUNI
Cinema Palace: Two hearts in waltz time.
Op het tooneel: Walter Behr met muzikale
imitatie van filmsterren. 2.30, 7 en 9.15 uur.
Luxor Sound Theater: Paniek in den die
rentuin. 2 30. 7 en 9.15 uur.
Rembrandt Theater: Wat nu, kleine man?
Op het tooneel De Willards, accordeonspelers.
2.30, 7 en 9.15 uur.
Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan
dags. Toegang vrij.
Santpoort: LichthoeveFeestmiddag.
2 uur.
ZONDAG 10 JUNI
's middags en des
Bioscoopvoorstellingen
avonds
MAANDAG 11 JUNI
Bioscoopvoorstellingen.
ROOSTER VAN APOTHEKEN
(Samengesteld door den Inspecteur der
Volksgezondheid.)
Voor de apotheken die toestemming ge
vraagd hebben om 's avonds, 's nachts en
Zondags te sluiten, is door den Inspecteur
der Volksgezondheid een sluitingsrooster op
gemaakt.
Van Zaterdag 9 Juni des avonds 8 uur tot
en met Vrijdag 15 Juni zijn de volgende apo
theken op Zondag 's avonds na 8 uur en des
nachts geopend.
J. Dienske. Firma Duijm en Keur, Keizer
straat 6. Tel. 10378.
L. Schoorl. Frans Hals Apotheek. Frans
Halsplein 1. Tel. 11180
P. Kruysse. Firma Begemann en Sneltjes,
Kruisweg 30. Tel. 10043.
W. P. Woutersen, Apotheker, Koninginnen
weg 3. Tel. 12038.