WEEKNIEUWS
ABR. MEIJER
DONDERDAG 14 JUNI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
12
MODE-TIPS.
BELANGRIJKE „BIJKOMSTIGHEDEN"
Daar is ten eerste de handtasch van het
zelfde materiaal als japon of mantel. De gar
neering bestaat uit de door elkaar geslingerde
initialen der draagster. Een leuke gebloemde
shawl fleurt een effen toiletje op en wordt door
een clip bij elkaar gehouden. Een groote stroo
hoed met een slappen rand behoort in iedere
zomergarderobe. Bij effen jurkjes draagt men
weer corsages.
Aan de handschoenen wordt dit jaar bij
zonder veel aandacht besteed. Van geperfo
reerd waschleer, of van filet, vormen ze de
ideale zomerhandschoen. Netkousen zullen
dit seizoen veel gedragen worden. Tot slot de
ceintuurs, die zonder uitzondering een spor
tief karakter hebben. Vooral de combinaties
van donker en lichter leer zijn alleraardigst.
Als één vrouwentype ons vreemd is, dan is
het zeker wel het Oostersche. We kunnen al
naar onzen aard vreemd staan tegenover de
vurige Spaansche of de koele Noorsche. Maar
we zien dat als een verschil van temperament,
het innerlijk hoeft daarom niet zooveel te
verschillen. Maar de Oostersche vrouw komt
ons veelal volkomen onbegrijpelijk voor; dat
zij een innerlijk leven zou hebben gelijk aan
het onze, kunnen wij niet zoo makkelijk aan
vaarden.
Zij is voor ons een raadsel; haar gesloten
gezicht zegt ons niets. Zoo gaat het ons im
mers met eiken Oosterling. Wat begrijpen wij
van den pinda-Chinees, die zwijgt en glim
lacht als je van hem koopt, die ook zwijgt en
glimlacht als je niet van hem koopt? Hij lijkt
zoo onverstoorbaar en dan hoor je plotse
ling van een vechtpartij, een moord soms. in
een Chineesche wijk. Je staat voor een radsel.
je verstaat de taal niet van zoo'n Chinees, je
weet niet hoe hij werd opgevoed, je begrijpt
wei. dat zijn houding tegenover het leven heel
anders is dan de onze, maar hoe die houding
is en wardoor die bepaald, wordt, dat weet
je niet. 't Is soms wel erg moeilijk in zoo'n
Chinees je medemensch te zien.
In het boek ..Oostenwind-Westenwind" laat
de schrijfster. Pearl S. Buck, zoo'n Chineesch
mensch, een Chineesche vrouw leven.
Deze schrijfster is een Amerikaansche van
geboorte, dochter van zendelingen die China
tot hun arbeidsterrein hadden. Ze werd ge
boren in Tsjin-kiang en ze bracht haar ge-
heele jeugd in China door. Ook na haar
huwelijk met een Amerikaan bleef zij in China
wonen.
Een Westersche dus die leeft te midden van
een Oostersch volk, die opgevoed wordt door
haar Westersche ouders, maar vlak naast
zich kinderen ziet opvoeden volgens de ge
bruiken van het Oosten, die een Westersch
huwelijk sluit, maar in haar omgeving tal-
looze Oostersche huwelijken zich ziet vol
trekken.
En zij, die zoo midden in het Chineesche
leven staat, weet ons te overtuigen dat haar
Chineesche zusters harten hebben die klop
pen als die van de Europeesche vrouwen, In
hun hoofd mogen ze nog zooveel andere be
grippen hebben, ze mogen uiterlijk nog zoo
anders leven, diep-in zijn ze vrouw en mensch
als wij.
Als men Pearl Buck vraagt: hoe zijn deze
menschen, dan antwoordt zij: „Ik moet zeg
gen, dat ik het niet weet. Ze zijn niet dit of
dat, maar eenvoudig: menschen. Ik kan ze
niet nader omschrijven dan dat ik het mijn
eigen bloedverwanten zou kunnen doen. Ik
sta hen te na en ik heb hun leven té innig
gedeeld. En daarom heb ik het land aan alle
schrijverij over de Chineezen, die hen vreemd
en uitheemsch er doet uitzien en mijn grootste
verlangen is, de menschen in mijn boeken even
werkelijk en levend te maken als ze voor mij
zijn".
Zij slaagt daar wonderwel in. Wij krijgen
de Chineesche vrouw te zien zooals ze in af
zondering opgroeit in de vrouwenvertrekken:
de kunst hoe zich mooi te maken en hoe, den
mannen te behagen wordt haar van jongsaf
aan ingeprent als de hoogste vrouwendeugd.
Met een man te spreken of zich te mengen in
zijn zaken is ongepast. Is ze eenmaal ge
trouwd dan is haar man heer en meester.
Dat heeft de traditie er in gehamerd. Haar
man heeft naast haar meest nog andere
vrouwen, dat is gebruik, ze verzet er zich niet
tegen. Maar haar verdriet en jaloezie zijn
daarom niet minder fel „Oosten Wind-Westen
Wind" vertelt ons van vrouwen- en moeder
liefde die direct tot ons spreekt. Onder andere
vormen, andere situaties voltrekt zich het leven
van die vrouwen, maar hun liefde en hun
diepste verlangen verschilt in wezen niet van
het onze.
Dat Pearl Buck ons deze overeenkomst tus-
schen Oost en West, tusschen alle volkeren
doet voelen, is haar groote verdienste.
BEP OTTEN.
VERWENNEN.
Een der moeilijkste problemen bij de opvoe
ding is wel: waar houdt de natuurlijke harte
lijkheid en warmte op, waarmee het verwen
nen begint.
Van den eersten levensdag af is het al moei
lijk voor de ouders en opvoeders om zich aan
het verwennen te onttrekken; hoe levendig
wordt dat beschreven in Hans Fallada's
„kleiner Mann was nun", wanneer das
Murkel middenin den nacht begint te huilen
en van geen ophouden weet, middenin den
nacht als klagelijk kindergehuil nog veel moei
lijker aan te hooren is dan overdag!
Lammchen, de moeder, neemt den jongen op
en dadelijk is hij stil, hoewel hij koortsig warm
aanvoelt.
Nauwelijks heeft zij hem weer in de wieg ge
legd, of het huilen begint van voren af aan en
de vader veronderstelt, dat het niets anders is
dan een poging om opgenomen te worden.
Het huilen wordt echter steeds dringender
en klagelijker, das Murkel wordt vuurrood en
Lammchen kan het niet langer aanhooren, en
neemt hem opnieuw uit zijn wieg.
Dadelijk zwijgt de baby weer, wat den vader
natuurlijk de opmerking ontlokt: zie je nu wel,
't is er hem alleen om te doen, uit de wieg ge
nomen te worden.
Maar daarna neemt het huilen steeds meer
toe. totdat tenslotte de vader een autoriteit
erbij haalt, die constateert, dat alle ellende
komt van het tandenkrijgen.
Zoo kan het, bij een kind dat nog niet in
staat is te zeggen wat eraan scheelt, een mis
verstand worden, of het zich nu werkelijk on
gelukkig gevoelt, of dat het alleen maar te
doen is, om in de belangstelling te worden op
genomen.
Dit kan natuurlijk erger worden, naarmate
het kind grooter wordt, en dus bewuster zich
gaat toeleggen op de kunst om in alles zijn zin
te krijgen.
Een klein jongetje probeert bij moeder zijn
zin te krijgen met een pruillipje en krokodil
lentranen, hetgeen inderdaad in negen van de
tien gevallen opgaat; maar wanneer vader
thuis is, past hij dat middeltje nooit toe, want
vader stoort er zich in het minst niet aan, en
praat dadelijk over „groote jongens die niet
huilen: dat doen alleen kleine kinderen".
Over het algemeen zijn menschen zonder
kinderen ervan overtuigd, dat de meeste
ouders hun spruiten veel te veel verwennen,
en dat zij zelf dat zeker niet doen zouden.
Daarbij schakelen zij echter teveel het gevoel
uit, dat de ouders voor hun kinderen hebben:
verstandelijk geredeneerd hebben zij volko
men gelijk, maar de liefde der ouders is nog
wel heel wat meer dan het verstand alleen, en
wanneer die zachtere gevoelens een woordje
meespreken, is het gevaar voor verwennen al
veel grooter.
Wat zou er echter van de kinderen terecht
moeten komen, wanneer zij alleen volgens het
verstand werden opgevoed, of liever gezegd
grootgebracht, wat zou er al aan hun kind-
zijn tekort worden gedaan en hoe grenzeloos
egoïst en materialistisch zouden zulke kinde
ren als menschen zijn geworden.
Maar de moeilijkheid is natuurlijk gelegen in
de bepaling van de grens tusschen een liefde
volle en een bedervende opvoeding. Allerlei
theorieën zijn ervoor te geven, maar tenslotte
is iedere opvoeding weer verschillend van de
andere omdat èn de opvoeders èn de kinderen
altijd weer verschillend zijn.
In gezinnen, waar de kinderen, of zelfs één
van hen, de baas in huis zijn, kan men natuur
lijk wel met zekerheid zeggen, dat de kinderen
de slachtoffers zijn van opvoeders die hun
teveel verwennen en toegeven; dit kan zijn
oorzaak vinden in het sentimenteele idee van:
ze zijn nog jong en de moeilijkheden komen
vroeg genoeg, laat ze nu maar een heerlijke
jeugd hebben alsof dat met een opvoeding
die niet alles toegeeft, niet mogelijk zou zijn!
Maar ook kan het zijn dat de ouders de kinde
ren in alles toegeven uit gemakzucht. Zijn de
kinderen vasthoudend van aard, dan vinden
de opvoeders alles maar goed om van het ge
zeur af te zijn, en ieder van ons weet, dat de
meeste kleine menschjes veel vastberadenheid
aan den dag leggen, wanneer het er om gaat,
hun willetje te laten zegevieren.
Dat deze gemakkelijke manier van opvoeden
als het dien naam tenminste verdient in het
eind toch de grootste moeilijkheden met zich
meebrengt, omdat de opvoeders tenslotte dooi
de egoïsten die zij zelf gemaakt hebben, onder
den voet worden geloopen, behoeft wel geen be
toog.
Het verwennen van kinderen gaat echter
meestal niet zoo ineens; het neemt lang
zamerhand toe, ongemerkt, totdat plotseling
blijkt, dat het bezig is te ver te gaan, en dan
moet men probeeren langzamerhand het ver
loren terrein weer ongemerkt te herwinnen.
In de opvoeding is een belangrijke factor,
dat de opvoeders samen één lijn trekken, en
dat niet tegenover het kind, maar met
het kind, zoodat het de redelijkheid van wat
wel en wat niet mag, inziet voor zoover het
daarvoor het verstand heeft. Verder is het
ook van groot belang om „ja" zooveel moge
lijk „ja" te laten blijven, terwijl „nee" ook vrij
wel vast een ontkenning moet beteekenen.
Deze vaste lijnen in de opvoeding geven het
onervaren kind houvast, en omdat het zoo'n
steun nog niet ontberen kan, is het er geluk
kig bij.
Terwijl er dan voor een verwennerijtje op
z'n tijd nog gelegenheid genoeg overblijft.
E. E. J.—P.
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
No. 261: snoezige zomerjurk van bedrukte
crêpe georgette of crêpe de chine.
De pelerine heeft op den schouder kleine
ingestikte naadjes. De breede geplooide cein
tuur valt op den rug in een grooten strik.
Benoodigd materiaal: 6.50 Meter van 100
cM. breed.
No. 253: mooi eenvoudig jurkje van effen
shantung, toile de soie, linnen of iets derge
lijks. Dit patroon kan zoowel met lange als
met korte mouw geleverd worden. Gelieve bij
bestelling te vermelden wat u verlangt.
Benoodigd materiaal: 5 Meter van 100 cM.
breed.
Beiae patronen zijn in alle maten tegen den
prijs van 50 ets. per stuk te verkrijgen bij de
„Afdeeling Knippatronen" van de Uitgevers
maatschappij „De Mijlpaal", postbox 175 te
Amsterdam.
Toezending zal geschieden na ontvangst van
het bedrag, dat kan worden overgemaakt per
postwissel, in postzegels, of wel per postgiro
41632.
Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht
bij bestelling niet alleen het gewenschte num
mer. maar tevens de verlangde maat, d. w. z.
boven-, heup-, taillewijdte enz. op te geven.
Gelieve verder naam en adres duidelijk te
vermelden. Men voorkomt daardoor onnoodige
vertraging in de opsturing.
Een miniatuur Sprookjespaleis
in Amsterdam.
Tentoonstelling ten bate van het
zwakke kind.
In één van de zalen van het Carlton hotel
in Amsterdam wordt van 2 tot 24 Juni een
werkelijk sprookjespaleis tentoongesteld, een
paleis van Titania, de elfenkoningin en om
meer dan een reden is een bezoek aan dat
merkwaardige stukje werk de moeite over
waard. Want het is ten eerste, zoowel voor vol
wassenen als voor kinderen, een genot dat
meesterwerk van bouwkunst-in-het-klein te
bewonderen, om al die zestien, kostelijk inge
richte kamers en zalen en den alleraardigst
aangelegde tuin te bekijken; maar, en dat
zal kinderen misschien weinig interesseeren,
maar volwassenen des te meer, de geschiedenis
van het ontstaan van het miniatuurpaleis
maakt het geheel nog merkwaardiger.
Het is namelijk het werk van een Engelsch
oud-militair, Sir Neville Wilkinson, K.C.V.O.,
Ulster king of Arms en vroeger majoor in het
Britsche leger. Een actief leven is dat van Sir
Wilkinson, die gedurende den oorlog in den
loopgraven van Gallipoli heeft gelegen, zeker
geweest; niettemin heeft hij den tijd gevonden
om tusschen de bedrijven door een meester
werkje als dit te scheppen men zal mis
schien beter begrijpen wat dat zeggen wil als
men weet dat hij er zeventien jaar lang aan
gewerkt heeft. Elk onderdeel van het paleis is
met de hand gemaakt, het prachtige, peuterig
fijn gesneden houtwerk, de miniatuur meu
beltjes, en al het schilderwerk zijn tot in de
kleinste details nauwkeurig door den maker
zelf naar bekende museumstukken gecopieerd.
En daarbij heeft Sir Wilkinson de mooie ge
dachte gehad zijn werk overal in de wereld
ten toon te stellen ten bate van het zieke, het
achterlijke of het ongelukkige kind. Het heeft
eerst heel Engeland rondgereisd, toen is het
naar Amerika overgestoken en heeft daar
heel wat goed werk gedaan en menig kind de
zorg of opvoeding bezorgd, die het noodig had:
nu is het in Holland en de opbrengst van de
expositie komt ten goede aan het Hollandsche
achterlijke kind door middel van de Vereeni-
ging tot behartiging van de belangen van
zwakzinnige kinderen. (Z.V.Z.).
Wie zich voor het werk zelf interesseert, zal
tegelijkertijd het voldoening gevende gevoel
hebben, dat hij met het gaan zien ervan een
goede daad verricht. Wie slechts de goede daad
wil verrichten, zal zeker niet nalaten al spoe
dig geinteresseerd te worden in het staaltje
van fabuleus knappen handenarbeid verfijnden
smaak en onuitputtelijk geduld, dat Titania's
sprookjespaleis is; en op beiderlei wijze zal het
initiatief van dezen Engelschen oud-majoor,
die zijn werk op zoo'n zeldzaam innemende
wijze in dienst stelt van de hulpbehoevende
kinderen van de gansche wereld, geëerd wor
den, zooals het verdient.
WILLY VAN DER TAK.
GROOTE HOUTSTRAAT 16
Wij zijn in den aanvang
van het badseizoen en onze
keuze in
BADARTIKELEN
is.nu nog zeer groot.
Daar wij hebben kunnen
constateeren, dat onze col
lectie bijzonder in den
smaak valt, raden wij U
aan niet te lang te wachten
met Uw inkoopen.
Het is altijd prettig uit een
goede sorteering te kiezen.
(Adv. Ingez. Med.)
KEUKEN GEHEIMEN.
Aspergesoep (5 personen): 11/2 Liter
60 gram boter, 1' eidooier, 1 deciliter melk, en
kele gaargekookte stukjes of aspergekoppen.
Verwarm roerende de boter met de bloem;
voeg, onder voortdurend roeren, het asperge-
nat toe. Laat de soep 10 minuten doorkoken
en laat in dien tijd de bouillonblokjes erin
oplossen. Verwarm in de laatste minuten de
aspergekoppen of stukjes asperges in de soep
en giet deze dan, steeds roerende, langzaam
in de soepterrine, waarin de eidooiers met de
melk geklopt is.
Aardbeiendessert (4 personen): 1/2 pond
mooie geurige aardbeien, 2 lepels suiker, 1 ons
zachte biskwies, 1/2 L. melk, een stukje va
nille, 2 lepels maizena, 2 lepels suiker, 2 eieren
desverkiezend 1 d.L. slagroom.
Maak de aardbeien schoon en laat ze, met
de suiker bestrooid, een paar uur staan; houd
een twaalftal mooie vruchten afzonderlijk om
ze als garneering te gebruiken. Bereid de
vanillevla door de melk met de vanille lang
zaam aan de kook te brengen; de eieren te
kloppen met de suiker; met deze vloeistof de
maizena aan te mengen; dit mengsel met wat
kokende melk te verdunnen en daarna alles
met elkaar onder voortdurend roeren enkele
minuten heel zacht te laten koken. Verwijder
het stukje vanille, laat de saus bekoelen. Leg
de aardbeien laag om laag met de biskwies
in een vlaschotel;giet er de koude vla over.
Klop de room stijf, leg ze in vlokken op de
vla of spuit ze er met een garneerspuitje op;
garneer de vla verder met de achtergehouden
aardbeien. In plaats van de vanillevla kan ook
een custardvla uitstekend dienen.
ONZE HOEDEN.
Het is merkwaardig zooveel verscheiden
heid als er dit seizoen in onze hoeden model
len bestaat, en het is dan ook een feit. dat
de vrouw, die op het oogenblik niet flatteus
„gehoed" gaat, dat enkel en alleen aan zich
zelf te wijten heeft: de hoedenmode geeft
haar werkelijk kansen genoeg, zooals de tee-
keningen doen zien, die alle hoeden weerge
ven, die op het oogenblik veel gedragen wor
den niet alleen hier in Holland, waar het,
het moet mij van het hart, nog wel eens wil,
dat men hoeden ziet dragen, die in andere
landen sinds lang afgedaan hebben maar
ook. en eigenlijk juist, in Parijs, dat nu een
maal het neusje van den zalm op dat gebied
vertoont waarschijnlijk ook wel, omdat de
Parisienne bij uitstek het vrouwentype is, dat
veel, zoo niet alles kan dragen.
In Parijs draagt men op het oogenblik den
nieuwsten hoed, den „relevé", zooals hij daar
genoemd wordt, den hoed met opgeslagen
De „relevé".
De canotier
rand, die ver uit het gezicht wordt gedragen
en die daarom uiterst geschikt is voor smalle
en wat kleurlooze gezichtjes: zij werpt geen
donkere schaduwen, die het gezicht nog klei
ner maken of het beetje kleur verdoezelen.
In ..Parijs draagt men den „canotier", den
grooten hoed met rechten breeden rand en
ondiepen bol. die goed belijnde en gedistin
geerde vrouwengezichten zoo goed staat, en
die, hoewel 't vreemd klinkt, het meest ge
schikt, is voor niet al te kleine vrouwen met
een heel goed fieuur. Als er namelijk een hoe-
dentype is dat werkelijk „gedragen" moet
worder. dan is het dit, en alleen een vrouw
met stijl, gratie en houding kan uit een cano
tier halen wat erin zit
In Parijs draagt men den „breton", het grap
pige kinderlijke hoedje met rondom opgesla
gen rand, dat zoo buitengewoon geschikt is
De „breton".
De „matelot".
voor ronde, guitige, meisjesachtige gezichtjes.
De hoed voor de bakvisch en het bakvisch-
type! En de hoed die taboe is voor de niet
meer jonge vrouw, of voor de statige vrouw,
jong of niet jong!
En in Parijs draagt men nog steeds den
„matelot" dien men verleden jaar weer uit de
mode van dertig en meer jaar geleden op
haalde. De matelot is in dat ééne levensjaar
coquetter geworden, geraffineerder, en daar
om, v/ie van alle pikanterie en een tikje raffi
nement ontbloot is zij drage den matelot
niet.
Wie zegt er nu nog, dat zij geen hoed voor
haar type kan vinden?
W. T.
OM ZELF TE MAKEN!
VACANTIEKLEERTJES VOOR
DE KLEINEN.
Of u met de kinderen naar buiten gaat, of
niet, vacantiekleertjes hebben ze noodig, de
kleine peuters. Van die kleertjes, waarin het
er niets op aan komt, hoe smerig ze wel
zijn.
Er is tegenwoordig een soort cretonne in
den handel, dat zich prachtig leent voor dit
doel. Het is licht-, zon- en waschecht en be
drukt met grappige figuurtjes.
Het jurkje dat op de eerste teekening staat
vereischt absoluut geen moeite om te maken.
Het bestaat uit drie rechte lappen: een
groote voor den rok, die dichtgestikt wordt en
ingerimpeld en twee voor het blousje, waar
van de schoudernaadjes en de zijnaadjes dicht
gestikt worden. Voor de mouwtjes en het
halsje laat men een opening. Dan wordt het
rokje aan het blousje gezet en alles wordt
omgehaakt met kleur- en waschecht garen.
Heel gemakkelijk is het strandbroekje met
draagbamdjes, waarin de kleine puk zich heer
lijk bruin kan laten branden. En de leuke
figuurtjes op de stof geven hem telkens nieuw
plezier!
MARIAN B. J