MrS. J. R. de Monchy, burgemeester van den Haag.
DE ROODE STREEP
Jevtitch, de Tsjecho Slowaaksche minister,
legde gedurende zijn verblijf in Frankrijk
een krans op het graf van den onbekenden
soldaat te Parijs
Aan de opgravingen op het Domplein te Utrecht wordt met man en macht gewerkt
Barthou ontving den Tsjecho Slowaakschen
minister Jevtitch op het ministerie van Bui-
tenlandsche Zaken Het gezelschap in den
tuin van het departement V l.n.r.mevr.
Jevtitch, Barthou, Jevtitch, Doumergue en
Osusky, gezant van Tsjecho Slowakije te
Parijs
Dr. Babinsky, de Poolsche gezant, bood Woensdag aan de hier te lande ver
toevende Poolsche journalisten een lunch aan, waarbij ook verschillende K L.M.-
autoriteiten tegenwoordig waren
De 20 OOOlte Inwoner vaa Hilfciger*-
berg is geboren. Het echtpaar Rossel
met den n[fl»wen wereldburger
Mr S. J. R. de Monchy, burgemees
ter van Arnhem, die benoemd Is tot
burgemeester van 's Qravenhage
De Nederlandsche zwemsters, die deel zullen nemen aan de internationale zwemwed
strijden te Weenen, zijn Woensdag uit Rotterdam vertrokken
Zou ik beet hebben?
FEUILLETON
2)
Grond vloog op. „Wel heb ikbegon hij.
Op dat oogenblik kwam de deur open en
kwam1 Willy weer binnen. Zij frommelde een
zakdoek in haar hand; het was te zien, dat zij
had gehuild.
„Spelen jullie maar door," zei ze. nog half
snikkend, ..ik kan er toch mijn hersens niet
bij houden."
Wim Grond ging naar haar toe.
„Mijn arme kleine Willy," zei hij ontdaan,
en legde zijn hand beschermend om haar
schouder. „Waren zij
„Ja," kreunde willy, „zij was bij hem. Ik
durfde niet binnen te gaan. Ik hoorde, wat ze
zeiden. Het was verschrikkelijk." Zij wond zich
meer en meer op.
„Ik blijf hier geen minuut langer," riep zij,
„laat hem blijven, als hij wil; hij houdt toch
alleen van haar. Ik ga weg. Als hij komt, zeg
dan maar, dat ik weg ben."
„Jij blijft hier," zei Grond bevelend, „jullie
gaan samen naar huis. Geen gekheid. Ik zal
hem wel eens vertellen, wat hij te doen heeft.
Die nonsens moet nu maar eens uit zijn. Annie,
kom hier, houd jij Willy zoo lang gezelschap.
Ik zal die twee eens zeggen, waar het op
staat."
„Och, doe het toch niet, het geeft immers
niets. Je maakt het hoe langer hoe erger. Ik
heb het al zoo vaak gezegd."
„Jij blijft hier, en ik ga naar boven."
Hij drukte Willy zachtjes in een stoel, en
ging naar de deur. Die ging juist open en Hilda
kwam binnen.
„Hé, bridgen jullie niet meer?" vroeg ze on
schuldig.
„Nee. we bridgen niet meer." zei Grond kort
af. en ging de kamer uit.
Hilda ging onverschillig in een stoel zitten
en keek voor zich.
Er heerschte in de kamer een benauwende
stilte. De twee vrouwen voor den haard zwe
gen, en keken langs eikaar heen. De vijandige
gezindheid was voelbaar; elk oogenblik kon er
een uitbarsting komen. Annie Bellay zat aan de
speeltafel, en liet gedachtenloos de kaarten
tusschen haar vingers glijden. Arnold Sestri
had een sigaret aangestoken en keek, achter
over geleund in zijn stoel, met half dichtgekne
pen oogen de rookwolkjes na. Een geanimeerde
glimlach speelde over zijn bleeke gezicht.
Boven klonk nu de luide en toornige stem
van Grond. De antwoorden van John Gars
waren niet hoorbaar. Hij zweeg, of sprak heel
zachtjes.
„Juist iets voor hem", dacht Annie, „om de
verwijten van anderen langs zich te laten
stroomen. en blindelings zijn geluk of zijn
ongeluk na te jagen".
Een poos nog klonk de straffende stem
boven, toen volgden het slaan van een deur,
en zware schreden op de trap.
Wim Grond kwam binnen, zijn voorhoofd
nog gefronst.
„Hij komt direct" zegt hij; zijn hoofdpijn zal
wel dadelijk over zijn," kondigde hij boos
aardig aan.
Hilda keek hem van ter zijde aan.
„Zeg, Hilda", vervolgde Grond, op zijn gewo
nen. bevelenden toon. „zou je me niet eens een
glas whisky-soda geven? Mijn keel is zoo droog
als een kurk. Het is hier ook veel te warm."
„Goed," antwoordde Hilda gewillig, „wie wil
er nog meer whisky-soda? Willy?"
Willy schudde zwijgend het hoofd.
„Annie, jij? En Arnold?"
Annie bedankte, Sestri zei, dat een glas extra
strong hem goed zou doen.
„Ik zal het even klaar maken',, zei Hilda, en
ging de kamer uit.
Daar werd het ineens stil, iedereen spitste de
ooren.
„Zij gaat weer naar boven" zei Annie toon
loos.
Grand maakte een bruuske beweging, als
of hij wilde opstaan, maar bedacht zich, en
bleef zitten.
Van boven kwam geen geluid. Wanneer
Hilda naar John was gegaan, zwegen zij sa
men. of fluisterden.
Even later kwam Hilda weer beneden, zon
der de beloofde whisky.
„Ik heb even de gaskachel op de slaapkamer
aangestoken", zei ze, ongevraagd, en toen, als
of zij zich dit nu eerst herinnerde: „O ja. ik
aou whisky voor jullie klaarmaken". Zij ging
nu naar de zijkamer, haalde vandaar een
flesch whisky en een syphon, en schonk de gla
zen vol. Iedereen keek in stilte toe.
Sestri was de eerste die het zwijgen verbrak.
„Ik moet even opbellen. Kan dat Hilda?
Waar is de telefoon?"
„Boven op de gang, naast de kamer van
Gys."
Sestri stond op. en ging de kamer uit. Hij
draaide aan de schijf, maar legde ineens de
hoorn weer op den haak. Na een lange poos
begon hij opnieuw, en ging nu werkelijk tele-
foneeren.
Beneden, in de drukkende stilte was alles
duidelijk hoorbaar. Even later kwam Sestri
weer terug. Zijn gezicht zag bleeker dan ge
woonlijk, en zijn mond trok nerveus.
Annie Bellay zag hem bezorgd aan.
„Slecht nieuws Arnold?" vroeg zij, maar hij
wenkte afwerend met zijn hand, en antwoord
de niet. Haastig dronk hij zijn glas whisky-
soda leeg. en stak een nieuwe sigaret op.
Grond keek op zijn horloge.
„Het wordt mijn tijd," zei hij. ..ik stap op."
,.Ik ga even vragen, of John meegaat." zei
Willy, die haar zelfbeheersching weer een
beetje had teruggekregen, „dan gaan wij ook
naar huis."
Beneden in de kamer was weer alles aan
dacht.
Zij hoorden Willy de trap opgaan, de kamer
binnen stappen, en de deur, die blijkbaar
had opengestaan, achter zich sluiten.
Daarna klonk vaag haar stem, al luider en
luider. Even was er een doodsche stilte. Toen
klonk een rauwe kreet. Iedereen in de kamer
vloog op, behalve Hilda, die roerloos in haar
stoel bleef zitten.
Willy rende de trap af, en vloog de kamer
binnen.
„John is dood," zei ze, en viel bewusteloos
neer op den grond
n
Een oogenblik zagen de anderen elkaar ver
wilderd aan. Toen sprong Grond op, en kniel
de neer naast Willy. Annie Bellay, met de
rustige zekerheid van een verpleegster kwam
naderbij, haalde uit haar taschje een flesch
eau-de-cologne, en wreef voorhoofd en polsen
van de vrouw, die nu roerloos opden grond
lag.
Hilda staarde de groep met wijd-open oogen
aan en gilde plotseling, overzenuwd: „Neen,
hij is niet dood! Hij is niet dood! Hij kan
nietToen brak zij plotseling af. en
zweeg. Langzaam, en geluidloos drupten de
tranen uit haar oogen. Zij deed geen poging,
ze af te wisschen, maar zai verslagen in haar
stoel, de armen slap afhangend van de leu
ningen.
Sestri, die zich niet had bewogen, kon hei
niet langer aanzien.
Hij ging langzaam naar haar toe, en ging
zitten op de leuning van haar stoel.
„Hilda, Hilda", zei hij zachtjes, zonder
eigenlijk te weten waarom.
Maar zij staarde verloren voor zich uit, als
merkte ze zijn aanwezigheid niet. Op dat
oogenblik keek Grond op. en zag Sestri.
..Arnold", zei hij met gedempte stem. „Jij
bent dokter. Ga naar boven, en kijk of het
waar is, dat.... Misschien heeft Wüly zich
vergist".
Sestri stond zwijgend op en ging besluite
loos naar de deur. Daar aarzelde hij nog even,
draaide toen zachtjes de kruk om en, ging de
kamer uit.
Ondertusschen was er een beetje kleur op
de wangen van Willy gekomen. Zij opende
even de oogen, maar sloot ze direct weer.
Daarna keek zij verward in de gezichten van
Annie en van Wim Grond, die nog naast haar
knielden.
Ineens kwam een angstige uitdrukking op
haar gezicht.
„John is dood", kreunde zij, „John is dood",
en nu begon zij zachtjes en ononderbroken te
snikken.
„Willy", fluisterde Wim, „Willy, sta op
kindje. Je kunt hier zoo niet blijven liggen".
„O, laat me maar liggen. Wat geeft het ^alle
maal. John is dood. Ik heb het gezien".
Wim en Annie keken elkaar radeloos aan.
De deur ging geluidloos open, en Arnold
Sestri, bleeker en nerveuzer dan gewoonlijk,
kwam de kamer binnen. Hij wenkte Wim
Grond, die nu Willy aan de zorgen van Annie
overliet, en met hem mee ging naar het andere
eind van de kamer.
„John Gars is dood", zei hij.
Grond antwoordde niet, maar keek hem
vragend aan.
..Vermoord" vervolgde Sestri.
Nog altijd antwoordde Grond niet.
„Hij ligt op de divan, en is met een mes
door zijn hart gestoken".
„Hoebegon Grond.
„Het mes zit nog in de wond. Hij moet on
middellijk dood zijn geweest. Op zijn borst
lag een kussen, zoodat er van bloed, of van het
mes niets te zien was".
„Vermoord", herhaalde Grond, toonloos.
Maar Willy, die onrustig van den een naar
den ander had gekeken, had het laatste woord
opgevangen.
.Vermoord!" gilde zij, „vermoord! John is
vermoord!"
En met een plotselinge hysterische uitbar
sting gilde zij. wijzend op Hilda: „Zij heeft
hem vermoord' Zij! Ik wist dat zij het van
plan was. Ik heb het wel gehoord, toen ik
vanavond luisterde aan de deur! Zei John
niet. dat hij mij niet in de steek kon latt
mij niet, en de kinderen niet? Al hield hij
dan ook duizendmaal meer van jou. En zei
jij niet. dat het zoo niet langer kon? Dat je
samen met hem wou sterven. Samen met hem,
ja! En nu, o, mijn god, nu heb je hem ver
moord. En jij zit nog hier, jij leeft nog".
Hilda, die alles apatisch had aangehoord,
sprong nu ook op.
(Wordt vervolgd.)