haas Radiomuziek der week EENE INTERESSANTE KUNSTVEILING. BIOSCOOP. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct HET TOONEEL. ZATERDAG 23 JUNI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG De orkestsuite „Jeux d' Enfants" die Bizet be werkt heeft naar de 4handige pianostukjes uit den gelijknamigen bundel is geen zeldzame verschijning op de programma's der orkesten. De instrumentatie ervan is zeer fijn en effect vol en releveert het karakter nog meer dan de oorspronkelijke zetting. Dit neemt niet weg dat ze ook in deze laatste bij goede voordracht uitstekend voldoen; alleen is de goede voor dracht niet zoo heel gemakkelijk, wijl de schrijfwijze van Bizet nu juist geen rekening hield met pianistische gemakkelijkheid. Men denke dan ook niet dat de „Jeux d' Enfants" voor mingevorderden bestemd zijn: zij verlan gen twee technisch en muzikaal ontwikkelde spelers, maar het auditorium kan geheel of gedeeltelijk uit kinderen 'bestaan en de jeug dige toehoorders zullen zeker evenveel plezier er in hebben als de oudere. Daarom is muziek als deze zoo bij uitstek geschikt voor den hui- selijken kring, temeer daar ze een kostelijk tegenwicht vormt voor de banale dansmuziek, waarmee men tegenwoordig overstroomd wordt. Bizet's fijne geest en gedistingeerde smaak verloochenen zich op geen enkele bladzijde van den twaalf nummers bevattenden bundel en het is jammer dat de hooge prijs (f4. een algemeene verspreiding eenigszins in den weg staat. Zondag zal men de orkestsuite uit Hilversum kunnen hooren. Van het pianoconcert van Mozart K. V. 438, dat Zondag in Scheveningen gespeeld wordt is m.i. het middengedeelte, het Andante, het belangrijkste stuk, ondanks den uitersten een voud van opzet en uitwerking. Er spreekt uit dit Andante een elegische stemming, die juist in haar ongekunsteldheid ontroert en scherp contrasteert met de opgewektheid der beide omlijstende snelle hoofddeelen. Van dien eenvoud is in het eerste piano concert van Tchaikowsky ook juist üi het mid dendeel wel een spoor te vinden; overigens is er heel veel pathos in, en zelfs is het niet steeds vrij van gezwollenheid. Het werk is overbekend en komt ook zeer vaak tot uitzen ding. Ik zou dan ook geen aanleiding vinden om die van het Cocertgebouw van Zondag avond te vermelden, indien niet de solist Nicolai Orloff een dier technische duivels kunstenaars was, die in de laatste jaren voor namelijk uit Rusland en Polen over de wereld gegaan zijn. Of deze Nicolai Orloff een af stammeling is van het vorstelijke geslacht, dat in Rusland's geschiedenis een rol- gespeeld heeft en waaraan ook een der beroemde groote diamanten zijn naam ontleende, is mij niet bekend. Brussel VI. kondigt in zijn Zondagprogram ma o.a. het „Tiende" Brandenburgsche Con cert, van Bach aan. Dit is eenigszins bevreem den d,_ aangezien er slechts zes van die concer ten bestaan. Uit de vermelding der bezetting vermoed ik dat het zesde bedoeld is. Hierin heeft Bach geen violen gebruikt, zoodat het coloriet zeer donker gehouden is. De Branden burgsche concerten zijn door Bach geschreven op verzoek van den markgraaf Christïaan Ludwig (16771834) een zoon van den Grooten Keurvorst die een hartstochtelijk muziekbeoefenaar was en er een uitstekend crkest op na hield. De door Bach eigenhandig geschreven opdracht „A son Altesse Royalle, Monseigneur Crêtien Louis, Marggraf de Brandenbourg" is vervat in den aller on der- danigsten, haast slaafsch te noemen stijl van dien tijd; zij is gedateerd „Coethen d. 21 Mar 17211'. Zij is veel te uitvoerig om ze hier in haar geheel weer te geven; de vertaling van enkele zinsneden er uit moge een licht op den stijl werpen. Bach schrijft o.a. opgemerkt te hebben, dat Z. K. H. „eenig behagen schepte in de kleine begaafdheden die de'Hemel hem (Bach) voor de muziek geschonken heeft"(!) en hij smeekt Z. K. H. „zeer nederig niet hun (der Concerten) onvolmaaktheid te willen ver- oordeelen krachtens den fijnen en delicaten smaak dien ieder weet dat Zij voor de muziek stukken bezit, maar liever het diepe respect en de zeer nederige gehoorzaamheid, die hij (Each) daardoor getracht heeft Haar te be tuigen, in welwillende consideratie te nemen." Hoe de vorst hot geschenk opnam en of hij Bach er voor beloonde, weet men niet. Maar wel weet men, dat na zijn overlijden zijn groote muziek-bibliotheek geïnventariseerd en ge taxeerd werd en dat de Brandenburgsche Concerten zonder vermelding van den auteurs naam met 171 andere concerten van verschil lende componisten in twee groote pakken vereenigd en per stuk op vier stuivers ge taxeerd waren. In 1734 weiden dus de zes Brandenburgsche concerten samen 24 stuivers waard geacht. De autografe partituren beland den na ettelijke verwisselingen van bezitter in de Kon. Bibliotheek te Berlijn. Ze zijn zeer zorgvuldig geschreven; de maatstrepen zijn alle met de liniaal getrokken. Te koop zijn ze echter niet meer, zelfs niet voor meer dan 24 stuivers. Onder de uitzendingen van Maandag kan het zoölogische Concert van Brussel Fr. onze nieuwsgierigheid wekken. Verschillende der uti te voeren werken zijn zeer bekend, zoo b.v. die van St. Saëns. RimskiKorsakow en Daquin (16941772). Léonard zal wel zijn de beroemde violist en vioolpaedagoog Hubert L. (1819— '90), die gedurende bijna 20 jaren professor aan het Brusselsche conservatorium was, en van wiens composities zijn cadensen voor Beethoven's vioolconcert nog zeer veel ge speeld worden, Het B'achconcert van Dinsdagnacht te Stutt gart (Miihlacker) biedt gelegenheid om de ta lenten van de drie meest beroemde zonen van Joh. Sebastiaan onderling te vergelijken. Jam mer dat het aanvangt op een uur, waarop de meeste menschen hier .zich al ter ruste begeven hebben. Op een geschikter uur komt de Wiener symphonie-uitzending, die niet minder inte ressante stof tot vergelijking belooft, n.l. twee derde symphonieën van Brahms en Bruckner. Twee scherp tegenover elkaar staande rich tingen zijn in die beide Br, vertegenwoordigd: eene die door Bach, Beethoven en Schumann liep en eene die Wagner als uitgangspunt koos. Men zal gelegenheid hebben de geslotenheid en de relatieve beknoptheid van Brahms te vergelijken met den lossen bouw en de uitge- sponnenheid van Bruckner. Tot wien men zich het meest aangetrokken zal voelen hangt van individueele geaardheid af; ik voor mij geef aan het werk van den Dutischen meester de voorkeur boven dat van den Oostenrijkschen. Zaterdag, Zondag en Maandag kan men bij Frederik Muller in Amsterdam een zestigtal moderne schilderijen gaan bekijken die de volgende week in veiling gebracht worden en de verzameling uitmaken van wijlen den heer Henri Smulders. Op deze veiling wil ik onze lezers attent maken omdat zij een belangrij ke collectie, die in het begin van deze eeuw, in den tijd der hoogconjunctuur, door den heer Smulders gevormd werd, nog eens ge makkelijk kunnen bezichtigen, en ten tweede omdat deze auctie een eenigszins betrouwbaar hou-vast kan gaan geven omtrent de gelds waarde die de werken der groot-meesters der Haagsche school op het oogenblik vertegen woordigen. Het ligt voor de hand dat zulk een veiling in dezen tijd, in de belanghebbende kringen van verzamelaars en handelaars met groote belangstelling gevolgd wordt. Doch dat is een bijkomstigheid en ik zou er in ons Dagblad niet over schrijven, als de kijkdagen niet bovendien ook aan niet-geïnte resseerden een groot aesthetisch genot gratis aanboden. Want er bevinden zich in de ver zameling Smulders een aantal werken die de Hollandsche kunst van de tweede helft der negentiende eeuw buitengewoon vertegen woordigen. Om maar dadelijk met dien groo ten Bosboom te beginnen die het interieur van onze Haarlemsche Sint Bavo voorstelt en in 1845 geschilderd werd. De verwantschap met onze zeventiende-eeuwsche kerkschilders is bij Bosboom dan zeer duidelijk en voor wie bedenkt, dat de schilder 28 Jaar oud was toen hij dit maakte, moet het geboren-meester-zijn wel even helder zijn. Een aardige aquarel van nog vroeger datum, een kade te Rouaan voor stellend geeft al evenzeer een hoogen dunk van Bosboom's vroegrijpheid: ze doet reeds aan het latere werk van zijn tijdgenoot Jong kind denken. We zien dan in de verzameling Smulders een prachtigen Blommers, zooals men er zelfs in de gulden jaren der Haagsche School zelden één tegenkwam. Blommers' beste werken gingen meestentijds direct naar Amerika. Een Jozef Israëls hangt er vlak naast en biedt door het ongeveer gelijke on derwerp, visscherskinderen in zee spelend, een ongezochte gelegenheid de karakters van bei de meesters te vergelijken. De prachtig-gezon- de kunst van Albert Neuhuys is in deze verza meling zeer mooi vertegenwoordigd. In de groote schilderijen zoowel als in de aquarel valt het op hoe zuiver Neuhuys' techniek ge weest is, de kleuren staan nog even frisch te genover elkaar als waren de dingen eerst gis teren geschilderd en in de doeken is geen berstje te bekennen. Het is wel jammer dat de groote Jaap Maris wel eens nonchalant te werk is gegaan en het groote Riviergezicht in den loop der jaren geleden heeft. De mooie lichte aquarellen van Mauve hebben zich prachtig gehouden, eveneens de schilderij „Houthakkers" van dien artist, welk schilderij zich vroeger in de Van Randwijk-collectie be vond. Twee groote museumsdoeken van Théo- phile de Bock (aan één ervan heeft Willem Maris meegeschilderd voor de figuratie) too- nen nog eens aan welk een krachtig en oer- Hollandsch type De Bock geweest is, terwijl W. Maris zelf met belangrijke stalen uit zijn vroegere en latere perioden aanwezig is. En door deze groote namen heen treffen wij eeni- ge tweedeplans .Hagenaars aan die aan de Koningen slechts relief kunnen verleenen. Dat de verzameling Smulders important ge noemd mag worden zal thans duidelijk zijn Een klein aantal Fransche schilderijen kan de belangstelling ervoor slechts verlevendigen. Een tweetal keurige bloemstukken en een kleiner figuurschilderij van Narcisse Diaz; twee zeer typeerende monticelli's, een mooie AZIJN MOSTERD TAFELZURE.N1 (Adv. Ingez. Med.) Ziemhoe doen ze ons den smaak herle ven die in onze jeugdjaren de heersc-hende was; de groote schilderij van Jacque, de scha penstal. is niet van de aantrekkelijkste soort. Jacque moet men uit zijn kleine werkjes waar- deeren. Maar prachtig weer is het kleine werkje van Jules Dupré, fel en hevig bewogen lucht boven romantisch landschapje. En zeer aantrekkelijk is de kleine Courbet, met de vruchten op een blauwgroen schaaltje. Het heeft niets van den „ruigen" Courbet; inte gendeel, het is aan de subtiele schildering van Fantin Latour verwant. Die echter dat vlin dertje er nooit zóó ingezet zou hebben. Een paar oude schilderijen: een Hondecoeter, een z.g. Cuyp-Calraet, een Nicolaas Maes comple- teeren de collectie die bezienswaardig is ook al omdat verzamelaars met zoo ruime belangeloosheid tot de „verdwenen soort" be- hooren. J. H. DE BOSS REMBRANDT THEATER. Het meisje met temperament. „Temperament" ver telt ons woordenboek is: „een overheer- schende gemoedsge steldheid welke het gevolg is van een be paald lichaamsgestel" en na een uitweiding over cholerisch tem perament, sanguini sche en melancholi sche temperamenten, staat er: „iemand van temperament is hij (zij) die levendig, hartstochtelijk is". Met deze weten schap trokken wij het Rembrandt Theater binnen en vol ver wachting klopte ons hart. Een meisje van temperamentEen hartstochtelijk meis je! Een Spaansche wellicht, met donkere litiemannen. salonpubliek en de rest en dan heeft u „Het meisje met temperament". Natuurlijk, het meisje hééft temperament, zij rijdt motor en dat doet niet elk meisje, maar in een film is dat een kleinigheid en als een meisje dan niet meer doet blijft het een meisje, zonder temperament. Ondanks de schlagers die zoo goed zijn, dat zelfs oude men schen wakker worden, zooals bij de verloving blijkt en andere geestige dingen die in een behoorlijke film te pas komen, de film zonder verterende, exotische passie. Op het tooneel stellen vijf heeren zich voor in keurige zwarte-jassen en witte smoking hemden. Een zit aan den vleugel en de ande ren zingen voornamelijk, behalve dat zij een beetje bewegen, want dat moet er helaas bij. Anders zou het werkelijk volmaakt zijn. daal de song-singers, zoo is hun naam natuurlijk, onverschillig of het Engelschen zijn of niet, een prachtig geheel vormen. Burgemeester Maarschalk kijkt in het jour naal naar de zangertjes op de Groote Markt en naar het défilé, een Amerikaan vertelt hoe je boksen, pardon rugby-spelen moet, een auto race ontbreekt uiteraard niet. de Olympische dag staat er ook op en het plechtige moment van de radio-tewaterlating van de Bloemfon tein eveneens. Max Fleischer laat een zeeman aan de trapeze werken op de bekende vlotte manier en dat is wat aan de hoofdfilm met de lieve Magda Schneider vooraf gaat. Magda Schneider, het meisje dat tempera ment heeft. oogen en flitsende tanden, duizend minnaars met evenveel messen, woeste dansen en losse haren, vurige blikken onder ellenlange wim pers vandaan geschoten op hulpelooze man nenharten, lenige lendenen en een profiel zooals alleen in sinaasappelland te pas komt, kortom: een weergalooze passie die zelfs een Hollander aan het beven moest brengen? Zou dat ons staan te wachten. „Toegang voor eiken leeftijd" staat op de affiches, en de gedachte bekroop ons dat er iets aan de controlecommissie ontglipt was. Niet eens verboden voor nog geen veertien jarigen, neen. iedereen mocht er zoo maar in. Helaas. Het is geen fout van de controlecom missie geweest, maar van den man die de titel maakte. Jammer voor hen die dat andere ver wachten, want die komen bedrogen uit en zien slechts een tralala-film zooals er honderden bestaan, goede en slechte en die precies ge schikt zijn om in deze maanden door te wer ken. „Een meisje met temperament" is een heel goede (van dit soort) en de opzet is aller minst nieuw. Een uitgeverij van muziek, een dochter van den directeur die bijna failliet is, een procuratiehouder die erg rijk is, een ge dwongen huwelijk tusschen dezen en de doch ter, twee schlagerfabrikanten die vergeefs bij den directeur aankloppen en de onontbeer lijke ontmoeting tusschen dochter en deze beide laatsten met even vast, daaraan verbon den een driedubbele verliefdheid waaraan een gelukkig huwelijk een zeker einde maakt. Voegt u daarbij leuke melodietjes, guite snuitjes, motorraces en autograpjes, poesjes in de armen van het met temperament bezielde meisje, een geit, koeien, brandweerlieden, po- LUXOR-THEATER. De sterkste band. Een welgeslaagd exemplaar van de moderne Amerikaansche productie is de door Sain Wood naar een scenario van Anita Loos voor de Metro Goldwyn Mayer vervaardigde film Hold your man, die deze week onder den titel De sterkste band in het Luxor- Theater vertoond wordt. De oorspronkelijke titel is ontleend aan een liedje, dat Ruby, het door Jean Harlow in de vrouwelijke hoofdrol gespeelde meisje in het verbeteringsgesticht aan de piano op verzoek van haar lotgenootjes zingt. „Als je je man aan je wilt binden, wees lief voor hem, schenk hem je liefkoozingen. maak hem gelukkig", het is de simpele mo raal van de onmaatschappelijken, die bij hun primitieve instincten leven, maar daarbij zich aan een zedelijke gi-ondwet houden, welke anders moge zijn dan die van de comventio- neele wereld, maar er niet minder stellig om is. Zuiverheid van gevoelens en de kracht om daaraan trots alles trouw te blijven, weder zij dsche eerbied voor hetgeen echt en held haftig is en een sportief, ridderlijk en zelf opofferend hulpbetoon, uit die eerbied voort vloeiend, dit alles openbaart zich in de „slechte" wereld van misdaad en prostitutie op vaak ontroerende wijze. Althans aan deze film verschaft het een bijzondere aantrekke lijkheid. De boef is de mannelijke hoofdpersoon Eddy, door den acteur Clark Gable beli chaamd. de prostitiuée de boven reeds ge noemde Ruby. Als de politie Eddy op de hie len zit, vlucht deze het eerste het beste huis binnen, waar Ruby hem als een vanzelf spre kende beleefdheid bescherming biedt. Het meisje vat liefde voor hem op, ofschoon ze zijn gezicht met den stereotiepen scheeven glimlach eerst niet kan luchten. Door deze ontmoeting heeft Al. haar nobele vriend, wiens geld ze aanneemt, maar van wien ze eigenlijk niet houdt, afgedaan. Op Eddy's kamer, valt. terwijl Ruby hem een bezoek brengt, een dronken meisje „Zi- geunertje" binnen, die in woeste jaloezie je gens haar medeminnares uitbarst. Dit meisje vindt Ruby terug, als beiden in het verbete- ringshuis zijn terecht gekomen. Want Ruby heeft een ellendig avontuur ge had. Terwijl Eddy in de gevangenis zit, -heeft zij kennis gekregen aan een getrouwd man, en zoodra Eddy en zijn vriend „de Lange" dit merken, zien ze in dezen liefhebber een aar dig chantage-zaakje. Doch 't is met de ge negenheid van Eddy, zonder dat hij dit zelf beseft, zoodanig ernst geworden, dat hij zich door zijn gevoel laat overheerschen en den liefhebber de kamer uitschopt, niet langer aan zakelijke overwegingen denkend. De man komt hierbij zoo ongelukkig terecht, dat hij sterft. Eddy, tegen zijn bedoeling in schuldig aan doodslag, vlucht, maar Ruby wordt ge (Adv. Ingez. Med.) Vaderland. Tooneelstuk in 8 toonee- len door Abel J. Heraberg. (Uitg. De Spieghel, Amsterdam), Wie is Abel J. Heraberg, de schrijver van het pas in druk verschenen tooneelstuk Vader land? Het stuk is geen vertaling en wij mo gen dus aannemen, dat Heraberg een Hol lander is, maar dan toch iemand, die het Duitschland van voor en tijdens de revolutie van 1933 wel zeer goed moet hebben gekend, Wanneer Vaderland zijn eerste tooneelw-erk is dan mogen wij dezen schrijver met dit debuut geluk wenschen, Heraberg moge voor het too neel nog te breedsprakig zijn een bezwaar, dat een opvoering waarschijnlijk in den weg zal staan hij geeft toch in dit stuk vooral in enkele tafereelen het bewijs van een in ons land tegenwoordig niet veel voorkomend dramatisch talent te bezitten. Eindelijk dan eens een Hollandsch stuk, dat in dezen belangrijken tijd staat en waarin een groot politiek gebeuren het uitstooten der Joden uit Duitschland is gedramatiseerd, Dat een Hollandsch schrijver en een rasgenoot van de uitgestootenen zooals blijkt uit de reeds vermelde breedsprakigheid en zijn zui vere, diepe visie in het wezen van den Jood zich in dit Jodenvraagstuk partij stelt, spreekt eigenlijk van zelf. Maar men zal moeten er kennen, dat de schrijver de waarheid geen moment geweld aandoet. Een ieder, die heeft gelezen, wat er in de laatste jaren in de na- tionaal-socialistische kranten in Duitschland is geschreven men denke aan het onlangs verschenen nummer van Der Stürmer over de rïtueele moorden weet ook, dat de auteur volstrekt niet overdrijft. Dit maakt, dat de tragiek van Vadérland ons des te heviger aan grijpt en ons het bloed naar de wangen drijft van schaamte en ergernis over een zoo schreeuwend onrecht, den Joden aangedaan. Men zal Heraberg in Duitschland moeilijk kunnen beschuldigen van „gruwelpropagan da". Eigenlijk is hij zelfs nog heel gematigd. Er zijn erger dingen in Duitschland gebeurd dan het w-eghoonen van een humaan Joodsch professor van de universiteit" door studenten en zelfs als deze professor aan het slot door 2 jonge fanatici wordt vermoord, moeten wij dat in het land, waar men de moordenaars van Rathenau als helden vereert en de jeugd laat zingen, dat het dan eerst goed gaat, wan neer „Judenblut vom Messer spritzt' als een heel gewoon om niet te zeggen alledaagsoh feit beschouwen. Heraberg toont zich in dit stuk allerminst een „Hetzer" Daarvoor ziet hij 1 het probleem trouwens van een veel te hoog standpunt. Hij geeft niet enkel de tragedie van den Duitschen Jood, maar van den Jood in het algemeen, die sinds eeuwen vervolgd en uit zijn nieuwe vaderland ver-bannen werd. Hecht een Jood niet aan het Vaderland, waar hij is opgegroeid? Heraberg geeft hierop het antwoord. Hij laat professor Frank een der ver-bannenen zeggen: „Zoo zitten wij toch allemaal vastgespijkerd aan het land, waar we geboren zijn. Zoo kunnen we niet los van onze stad en van ons volk, waar we mee samen wonen. Ja, ik heb het gevoel, dat ik het land nooit zoo lief heb'gehad als vandaag, nu het mij uitwerpt." En Zeitscheck, een Poolsohe Jood de per sonificatie in dit stuk van den „eeuwigen Jood,", die 4000 jaren lang van land lot land gedwaald heeft, verzucht: „Daar zijn in de wereld geen g-rooter patriotten dan zij, die geen vaderland hebben. Ik ben overal ge weest en overal he-b ik gezienGeen mensch in de wereld heeft zijn land zoo lief als wij. Die ezels daar buiten, weten ze veel. Zingen kun nen ze en balken. Weten ze veel, wat een va derland bete-ekenen kan? Dat weet ik, Salo mon Zeitscheck. En 't is misschien het eenige, wat ik werkelijk weet." Hoofdpersoon in dit stuk is Ignaz Levie, pro fessor in de psychiatrie. Hij is een humaan mensch, die in den oorlog het ijzeren kruis lste klas heeft verworven. Hij heeft den men schen niet anders dan goed gedaan, maar hij heet Levie en voor de Duitsche Spes patria van anno 1933 is er geen grooter zonde denk baar dan Levie te heeten. „De Arische hooge- school voor de Ariërs!" is de machtspreuk, waarvoor alles moet wijken en daarom: „Weg met Isidoor!" Isidoor, de naam alleen is voor een mensch al de grootste hoon! De studenten maken het professor Levie onmogelijk zijn college te geven voortreffelijk is dat navrante tafereel in de hal van de universi teit, waar zij Levie bespotten en beleedigen maar het zijn niet de studenten, die voor dez'e wandaad moeten boeten, maar Levie, die vol gens den rector magnificus na het gebeurde niet meer aan de universiteit geha/ndhaafd kan worden. Want de rector magnificus weet maar al te goed, dat hij zelf gevaar loopt als hij den Jood zou verdedigen en daarom moet Levie vallen. De rector magnificus maakt in een scherp, sarcastisch geschreven tooneel een requisitoir tegen hem op en Levie onder vindt, dat hij niet naar zijn daden worden beoordeeld, maar zijn daden naar hem. Als een Christen en een Jood hetzelfde doen. is dat volgens de nieuwe machthebbers in Duitsch land niet hetzelfde. Wanneer professor Levie tot den rector magnificus zegt, dat hij niet komt als beschuldigde maar ais aanklager, omdat de studenten hem weggehoond hebben, moet hij hooren: „Hooggeachte Collega, U vergeet dat U een Jood bent. Daar moet ik als rector magnificus nu eenmaal rekening mee houden." „Ik, groote dwaas, ik ben hier gekomen om- recht te zoeken. Ik heb tot de gekken be hoord. die gelooven aan vrijheid, aan men- schelijkheid!" roept Levie in zijn ontgooche ling uit „Gek is een veel te groot woord!" krijgt hij ten antwoord. „U bent alleen uit een ouden tijd. Het is nog niet tot U doorgedrongen dat de 19de eeuw voorbij is voorgoed." „Ik weet het," antwoordt Levie. ..De negen tiende eeuw is voorbij, de middeleeuwen be ginnen!" en hij neemt afscheid van den rector magnificus en tegelijk van de universiteit. Professor Levie heeft zijn ontslag genomen. Maar de studenten zijn niet tevreden. „Echt Jodenbloed! De lafbek! Bij het eerste gevaar loopen ze weg!" roept Trix, de aanvoerder der studenten uit. „Voor het front van de troepen had hij gedegradeerd moeteoi worden. Dat broed moet voelen, dat 't vreemd is. 't Moet uitgezwafeld worden!" Wanneer eenige maanden later de revolutie uitbreekt, moeten ook de andere Joodsche professoren leeren. wat dat beteekent, Maar voor Levie is het eind nog niet gekomen. Als de studenten hooren, dat hij naar het buiten land wil gaan en daar boeken wil schrijven, „hen de spiegel wil voorhouden, zoodat zij walgen van hun eigen gelijkenis", is zijn lot beslist, Meter, een assistent, die het meest on Levie gebeten is, omdat deze aan het licht heeft gebracht, dat ook Meter niet van volko men zuiver Arisch bloed is, besluit hem te dooden en Levie valt, getroffen door een kogel, wanneer hij bezig is zijn koffers te pakken." De kogel, die Levie getroffen heeft, ont neemt aan Salomon Zeitscheck den „wan delenden Jood" de laatste illusie. „Is er voor een Jood nog een Vaderland? vraagt hij zich af en als professor Frank een der uitge stootenen hem vraagt: „Zeg mij, hoe w»rd ik een Poolsche Jood? antwoord Zeitscheci „Zeg liever, hoe wordt men een Joodsche Jood?" Zeitscheck z?1 het probeeren in 't land. „waar zijn familie-album is ontstaan", n Palestina dus. Dat lijkt hem de eenige op lossing. Vaderland is meer een leesdrama dan een stuk om opgevoerd te worden, al zijn er ver schillende tafereelen in, die het op de planken zeker goed zouden „doen". Het is minder fel en hevig dan Rassen van Brückner, maar Heraberg behandelt het Jodenvraagstuk die per en breeder dan Brückner het deed. Een stuk, dat in dezen tijd zeer de aandacht vc-r dient. J. B. SCHUIL. pakt en voor twee jaar naar het verbeterhuis voor gevallen vrouwen gestuurd. Daarmee begint het tweede gedeelte der film. dat in dit verbeterhuis speelt. Dit twee de deel is het vooral, dat dit werk tot iets bui tengewoons en oorspronkelijks maakt. Maar ook het eerste gedeelte is reeds voor treffelijk, zoowel om de rauwe en rake, ge concentreerde handeling als om de even korte en scherpe dialoog. Woord en wederwoord bestaan slechts uit"zinnetjes van enkele woor den, maar hoe geestig zijn de replieken, voor al van het meisje, in hun bijtend en wrang sarcasme, yaarin zich een gemoed, zwaar van hartstocht en levenswijsheid, ontlast. Toch is het eerste deel van de film eigenlijk slechts een aanloop tot de geschiedenis in het verbeterhuis Ook hier weer treft ons de ingehouden kracht van deze door vroegrijpe bittere levenservaring ontwrichte schepsel tjes. De sfeer in dit stemmige gebouw met het Christusbeeld en de wandteksten en de kook- en naailessen en de preeker.de do- miné en het psalmzingen onder leiding van de welmeenende liefdadigheidsdames is met electriciteit geladen. Met welk een fijnen humor, die tevens een onopzettelijk klinkende maar striemende so ciale kritiek inhoudt, teekent de film dit mi lieu Eén enkel voorbeeld getuigt dit afdoende. Als de naai-juffrouw een matrozenpak op het schoolbord demonstreert en daarbij elas tiek wil laten gebruiken, steekt een van de meisjes den vinger op en zegt: .Matrozen houden niet van elastiek, ze hebben liever koord", welke van bedenkelijke ervaring ge tuigende opmerking door eenige meisjes on middellijk wordt bevestigd. Te sterker is deze milieu-teekening, nu de vervaardiger van de film zich van alle carl- catuur heeft onthouden. De directrice bijv. blijkt onder haar stijve oude vrijsters uiterlijk het hart van een mensch te hebben behou den. Treffend is de algemeene hulpvaardigheid, wanneer Ruby, die een kind verwacht, bezoek krijgt van Eddy. De3e heeft dit bericht van het Zigeunertje gehoord, dat, uit eerbied voor het grootsche dat een waarachtige liefde is, haar natuurlijke jaloezie even volmaakt heeft overwonnen als Al, die zijn fortuinlijker me deminnaar na zijn ontslag uit de gevangenis een baan aanbiedt, waarvan hij met Ruby en het kindje kan leven. Voordat hij de gevangenis ingaat, wil Eddy tot allen prijs nog met Ruby trouwen. Het toeval begunstigt hem. want een negerpredi kant, die juist het gesticht bezoekt, blijkt na Eddy's uitleg en smeekbeden bereid deze ce remonie te volbrengen. Na een lange en spannende jacht door de gangen en tuinen gelukt het de meisjes het paartje heimelijk met den dominéé in de gestichtskerk bijeen te brengen. Onder het voorlezen van het ri tueel doeit de siren van de politie-auto, die den boef op het spoor is. „Wie heeft u tot zooiets gemachtigd?!", snauwt de politie-inspecteur den dominéé toe. „Het was de wil van den Heer!", antwoordt de goedhartige neger uit den grond ziins harten. Ook in deze figuur belichamen zich het primitieve sentiment en de elementaire moraal, waarmee de maatschappelijke con ventie zoo vaak in strijd is. Sentimenteel is deze film. ondanks het wel wat overbodig „happy- end", overigens niet, al ontroert zij. Het voorprogram brengt een paar Ameri kaansche filmgrappen en een reeks buiten- landsche actualiteiten. H. G CANNEGIETER. CINEMA PALACE. Buster Keaton in „Broadway Revue". Over het algemeen heeft het Haarlemsche bioscooppubliek een l|j fijne neus voor titels m en namen van films. En zoo komt het, dat Vrijdagavond de zaal prachtig bezet was op den naam „Buster Keaton". toovernaam, die eiken filmliefhebber naar het theater roept. We weten het, dan valt er te genieten en te lachen! De fijnproevers genieten van de fijne, rake manier waarop Buster Keaton, de man, die nooit lacht, zijn tooneelfiguur uitbeeldt, de pretzoekers lachen, tot de tranen hen over de wangen loopen om de malle zotternijen. Voor Buster Keaton zoo als het filmpubliek hem ziet, bestaat er geen humor, alles is bij hem doodelijke ernst; in zijn werkkring, in zijn particuliere leven, en in de liefde. Daardoor is hij soms zoo aandoenlijk onbeholpen. Ernst, ernst, ernst.... of hij struikelt over coulissen, of valt van een trap, of zich met den trein laat meesleepen, of door een meisje gekust wordt, of zelf een ander meisje kust, dat laatste doet hij maar met •weinig meer overgave dan het eerste, bij alles is en blijft hij zichzelf en dat is de gepersoni fieerde ernst. Als we nu in het programma lezen, dat Bus ter Keaton in Broadway Revue achtereen volgens zal zijn: Theater-Professor; Regis seur; Dansmeester en Millioenen-erfgenaam, dan weten we dat het dik in orde zal zijn en dan bereiden we ons tot een uur heerlijk amu sement. We zien hem eerst als Professor Post, een zeer knap, maar hopeloos eenzaam man, die van heel veel verstand heeft, behalve van het leven genieten. Hij leeft regelmatig als de klok, maar dat er buiten zijn studeerkamer nog een andere wereld is. waarin men anders kan leven, dat weet hij niet. Hij leeft uiterst sober en zuinig om maar zooveel mogelijk te kunnen sparen voor de slechte tijden. Een groote er fenis maakt het sparen overbodig en hij besluit nu de wereld in te trekken. Hij komt in con tact met een reizend Revuegezelschap. Een danseresje van het gezelschap maakt zoo'n in druk op hem, dat hij besluit bij de troep te blijven. Door zijn geld, waarmee hij voor het gezelschap een groote schuld betaalt, ver plicht hij de lui aan zich en hij wordt direc teur, zelfs dansmeester en regisseur en tot slot zelfs, zonder dat hij het zelf wil of ook maar in de verste verte begrijpt, de komiek, die de geheele eerste opvoering niet alleen van een débacle redt, maar zelfs tot een „succes fou" maakt. Dit zijn de naakte feiten van het scenario, maar nu moet U Keaton zien, hoe hij de ver schillende tooneelen geeft! Het is zoo af en zoo doorleefd, dat elke scène tot een juweeltje wordt. Er valt te genieten en te schateren deze week in Cinema! Het Profilti Holl. Nieuws had deze week een rijke oogst, het jubileum van den burgemees ter; de te waterlating van de Bloemfontein met een rede van den minister-president; de voetbalwedstrijd in het stadion, enz. enz. De Millsblue Rhythm Band is voor jazzlief hebbers zeer aantrekkelijk. Op het tooneel Koos en Cees Speenhoff met oud en nieuw repertoir. Niettegenstaande het vele nieuwe, dat er in den tegenwoordigen tijd is. handhaven Koos en Cees, zooals ze dikwijls familiair-weg genoemd worden, zich nog uitstekend. Hun liedjes als „O, die liefde, lief de. liefde, wat een kruis".... en „Ik dok be lasting, gij dokt belasting, hij dokt belasting". en van Zandvoort vielen zeer in den smaak, evenals het ernstiger liedje van Mevr. Speen hoff van het oude moedertje in het ziekenhuis, Buster Keaton.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15