De cricketmatch Engeland-Australië. Proefvlucht van de F 36. DE ROODE STREEP De internationale zwemwedstrijden Duitschland Frankrijk zijn te Plauen door de Duitsche zwemmers gewonnen. De overwinnende estafette-ploeg Dr. C. J. K. van Aalst heeft Maandag afscheid genomen als voorzitter van de Amsterdam- sche Bankiersvereeniging De derde dag ven de Duitscfiland-vlueht. De drie toe stellen uit Hannover, die op den tweeden dag met 72-i punten wonnen, passeeren de eindstreep op Tempelhof De bekende Engelsche schrijver Chesterton woonde te Beaconsfield (Eng.) het society-huwelijk bij van miss Joy Du Pre met mr. Nicholas Townshend Durham. Chesterton wenscht het bruidspaar geluk Dr. H. Colijn heeft Maandag de portefeuille van Economische Zaken overgedragen aan den nieuwen minister mr. M. P. J, Steenberghe De F 36 heeft Ma< n fagavond een proefvlucht gemaakt met als be stuurder den bekenden vliegtuig bouwer Anthony Fokker Op het vliegveld Tempelhof te Berlijn zijn ten dienste der reWgers De Teat Match Cricket tusschen Engeland en Australië. Een overzicht van den wedstrijd, welke nieuwe bagagelokalen gebouwd door een groote menigte werd bijgewoond FEUILLETON PET1AN. 12) VII. De inspecteur Beitel vond eiken morgen op zijn schrijftafel de rapporten, die zijn re chercheurs uitbrachten omtrent de gedra gingen van de vier verdachten. Eiken mor gen poetste hij met nieuwe hoop zijn lorgnet schoon en las de vloeiende volzinnen, die zijn ondergeschikten hadden geschreven. Eiken morgen legde hij ontmoedigd de briefjes weer neer en sloeg wanhopig op het van haar ont- bloote gedeelte van zijn schedel. Ieder van hen gedroeg zich, zooals een onschuldig mensch zich in dezelfde omstandigheden zou gedragen. Willy Gars, bleek en vermagerd, maar rustiger nu en vastberaden, bestuurde haar huishouding en zorgde voor de kinde ren. 's Avonds, als zij haar jongen en haar meisje naar bed had gebracht, zat zij zwij gend op haar oude plaats, de handen over elkaar gehouden en dacht aan de dagen, toen John met zijn verzen, zijn muziek en zijn wijsgeerige verhandelingen altijd weer nieu we verrassingen bracht. „Hij was een kind", dacht zij nu, zonder bitterheid, „een ijdel kind, hij wilde van liet leven genieten, wat er van te genieten viel. Hij wilde mij houden en Hilda ook; hij wilde alles tegelijk, en nu heeft hij alles verloren". Haar moeder en Annie Bellay, die nog eeni- ge dage-r. bleven, probeerden voorzichtig haar af te Md en, maar zij bleef met haar gedach te heist ver:-oeven in het verleden. Het laatst had zij gehuild, den dag dat John werd begraven. Toen alles was afgeloo- i pen. er. de gas;en waren vertrokken, was zij gevlucht naar haar slaapkamer, en had daar I lang gesnikt, zonder de troostende woorden van haar moeder te willen hooren. Sindsdien was zij bleeker en rustiger en stiller haar gang gegaan. Een paar dagen na de begrafenis van John was Arnold Sestri be noemd tot directeur van het ziekenhuis. Willy kreeg even een schok toen zij het bericht las, maar liet zich tegen niemand uit over haar gevoelens. Toen hij echter een paar dagen later haar een bezoek wilde brengen, ont ving zij hem niet. Zij liet door de meid zeg gen, dat zij ongesteld was. Wim Grond bezocht haar nu en dan. Hij zat dan in zijn ouden stoel, ietwat onwennig en verlegen. Willy gaf hem rustig zijn thee, en nader hand zijn gewone glas whisky-soda. Maar zij vroeg hem niet meer om raad en troost, zooals In de dagen toen John haar met zijn verliefdheid op „die andere", zooals zij nu dacht, miserabel maakte. Grond gevoelde, dat zij zijn aanwezigheid op prijs stelde, maar dat zij niet meer, zoo als vroeger, zou gedoogen, dat hij zijn arm om haar schouders legde en haar met zijn zware mannestem troostte. In het huis als een zeer ijle, maar onmis kenbare geur, was nog altijd de persoonlijk heid van John Gars alom aanwezig. Zijn teekeningen hingen aan de muren, zijn viool leunde in een hoek van het vertrek, en half open gesneden boeken slingerden op de lage boekenkasten, alsof hij straks zou komen om verder te lezen. Op een avond, toen Willy de kamer uit. was, om de kinderen naar bed te brengen, vond hij op de tafel een van de gele notitie boekjes, waarin John's slordige hand zijn verzen had gekrabbeld. Op de opengeslagen bladzijde las hij: Dit leeft, mijn kind, gaat nooit geheel ver loren Het is als regen op een dorstig land Uit alle zaad ontkiemt een groene plant Een roode bloem wordt in den nacht ge boren. Tot zulk een bloei wordt het maar eens verkoren Een eendre heete helle hemel spant Zijn witte hoepel over 't witte zand Dat nu weer leeg en arm lijkt als te voren. Maar wie niet door een blinden schijn ge deerd Het binnenste der dingen is genaderd Vindt in de diepten, liefdevol vergaderd Al wat toen viel, nog puurder gefiltreerd Het binnenst van dit land is rijk dooraderd Met levend water dat al leek verteerd. „Ja" dacht hij bij zich zeiven, „hij zal nooit geheel verloren gaan. Misschien zal Willy la ter, als zij den schok te boven is, uiterlijk weer zijn als vroeger, maar als je dieper in haar doordringt zal door altijd de herinnering aan John Gars te vinden zijn. En vroeger dan hij gewoon was. stond hij op hij moest nog werken zei hij en ging naar zijn eenzame kamers. Hilda ging weinig uit, en droomde heeie dagen in de diepe stoelen van haar warme donkere kamers. Om haar dreef loom het parfum, dat John haar eens had gegeven en dat hij verliefd inademde, als hij haar kuste op haar blonde haren. Nu en dan ging zij een uurtje uit en paste een nieuwe japon of liet zij zich in haar auto langs stille buitenwegen rijden, maar meestal bracht zij de lange dagen thuis door tot groote bezorgdheid van de oude Mina, die eiken dag hoofdschuddend het bijna onaangeroerde eten weer naar de keuken droeg. Het was dus geen belangrijk nieuws, dat Beitel eiken ochtend ontving van zijn recher cheurs, en eenige aanwijzing omtrent den vermoedelijken dader kon er niet uit worden geput. „En toch moet één van hen het hebben ge daan" zei hij vertwijfeld tot zichzelf, „en eens zal hij door de mand vallen. Nog een paar dagen zijn ze op hun qui-vive, dan den ken ze dat iedereen de zaak is vergeten, en begaan een onvoorzichtigheid. Knip! zegt de goede Beitel, dien ze geen van allen voor vol aanzagen en ze zitten in de klem". Maar de inspecteur zelf scheen niet erg overtuigd te zijn van de juistheid van zijn redeneering want hij greep weer naar de pa perasjes op zijn schrijftafel, als om achter de nietszeggende mededeelingen van zijn onder geschikten een geheime bedoeling te zoe ken. Dan pakte hij ze driftig bij het dossier en wijdde zijn aandacht aan een andere zaak. Toen zijn bemoeiingen na een dag of tien nog geen resultaat hadden opgeleverd, werd hij bij zijn chef geroepen. Deze wees hem zwijgend een stoel en zag hem van over het enorme en met papieren bezaaide bureau uitvorschend aan. „Zeg eens. Beitel" vroeg zijn kraakstem. „hoe zit het eigenlijk met dat geval Gars; schiet dat een beetje op of niet?" Beitel haalde zijn schouders op. „Ik moet tijd hebben", antwoordde hij, „vroeger of la ter moet een van de vier erin vliegen. Het is uitgesloten dat iemand anders De commissaris wuifde ongeduldig met zijn hand. „Ja. ja, dat weten we nu wel. Dat heb je nu al vier en zeventig maal verteld. Maar daar aan hebben we niets. De zaak is: wie van de vier? Dat had je nu zoo langzamerhand eens behooren uit te visschen. Je moet iets over het hoofd hebben gezien." „Commissaris ik heb alles..." „Laat me uitspreken Beitel. Natuurlijk moet er iets te vinden zijn. Het zijn geen be roepsmisdadigers die elk spoor laten ver dwijnen''. „Was er maar een beroepsmisdadiger bij, dan pikte ik hem er zóó uit", riep Beitel bit ter. „het zijn juist die vervloekte onschul dige gezichten, die de zaak in de war sturen. Neem ze één voor één, die vrouwen, de één nog bedroefder en liever en mooier en on schuldiger dan de ar.der. En zoo gesloten als eer pit. Maar maak met zoo óéoitje een scène, leg een mes en wat voor een mes, een echte Italiaansche sluipmoordenaarsdollc met plaatjes van Gneksche godinnen op het handvat ik zeg, leg een mes voor haar oogen. Ze steekt het tusschen je ribben, valt flauw en weet nergens meer van." „Zoo", zeiöe commissaris, „dus naar jouw meening heeft een van de vrouwen het ge daan?" ,JDat heb ik niet gezegd; ze zijn er alle maal even goed en even slecht toe in staat. Neem, die dokter Sestri, Een knappe chirurg zeggen ze. Wat is een chirurg? Iemand, die weerlooze menschen met messen bewerkt. Het is om zoo te zeggen een dagelijksch bedrijf. En knap gedaan. Juist op de goede plek\ „En die meneer Grond?" „Een driftkop, commissaris. Ze konden hem beneden hooren schreeuwen. Wat let hem, om Gars, die heelemaal niet sterk is, en bovendien nog ziek, een duw met die dolk w geven?" „Hm", zei de commissaris, „weet je, wat je eens s4oest doen Beitel?" Beitel zette de tanden op elkaar, hdj wist wat hij zou moeten doen. „Ga eens praten met Lingeman." kraakte minzaam de commissaris, „twee weten allicht i meer dan een." „Goed commissaris," zei Beitel gedwee, en verliet ontstemd het vertrek. Hij verfoeide niets meer dan overleg met zijn collega Lingeman. Al jaren lang bestond er tusschen die twee een verbitterde concur rentie, en geen van hen kende een grootere vreugde dan den ander een vlieg af te vangen. Beitel moest, hoewel hij niet onfortuinlijk was geweest, toegeven, dat Lingeman in dien loop der jaren de meeste vliegen had weten te verzamelen. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9