Op t Onzichtbare Luchtkoord. .LUCHTGEKOELDE" MOTOREN. Nieuwe Uitgaven Welkom thuis! DONDERDAG 12 JULI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 8 Vinden meer en meer toepassing. De bijzonder snelle ontwikkeling van de aviatiek In de laatste jaren heeft ons kennis doen maken met vliegtuigtypes die hoe langer hoe meer aan den eisch gaan voldoen om ge ringe bedrijfs- en onderhoudskosten gepaard te doen gaan aan grooten betalenden last, terwijl tevens de z.g, „performance" van het vliegtuig dw.z. haar eigenschappen, belangrijk zijn verbeterd zooals reeds eerder door mij werd aangegeven werden, vooral bij den bouw van net vliegtuig, de nieuwste toepassingen als gevolg van een diepgaande studie van de aëro dynamica. aangewend Doch ten slotte schijnt men hiermede in een stadium te zijn gekomen, waarbij aan de „finesse" van het toestel niet meer die veranderingen kunnen worden aange bracht, waardoor de eigenschap van het vlieg tuig ook belangrijk wordt verbeterd Het maakt den indruk dat men thans aan de voortstuwingsmiddelen de volle aandacht gaat wijden teneinde hierdoor nog te komen tot een verhooging van de prestaties. Het valt niet te ontkennen dat op dit gebied reeds be langrijke uil komsten zijn verkregen en dat enkele vindingen nog wachten op een prak tische toepassing. Wij hebben reeds aange toond de voordeelen van het gebruik van me talen schroeven met veranderlijken spoed, waardoor met zwaarbeladen toestellen toch een betrekkelijk korte start kan worden ver kregen. Voorts worden de tegenwoordige moto ren gebouwd met compresseurs, die in 't kort gezegd moeten dienen om de motoren op groote hoogten nog een aanzienlijk veifhogen te doen ontwikkelen. Houden wij ons dezen keer alleen bezig met de motoren dan valt het op dat de luchtgekoelde motor in steeds groo tere mate wordt toegepast. De buitenlandsche verkeersvliegtuigen worden voor een niet on aanzienlijk deel van dit type motoren voorzien. Men mag aannemen dat ongeveer in de jaren 19231924 de groote luchtgekoelde mo toren haar intrede in Europa deden. In Ame rika stond men toentertijd vrij sceptisch tegenover het gebruik van deze motoren, doch toen men in het land van Lindbergh de voor deelen van de luchtgekoelde motoren begon in te zien, werd met grooten ijver aan de verdere studie en den bouw gewerkt, en op het oogen blik kan gerust gezegd worden dat de lucht gekoelde motoren in Amerika volkomen heb ben gezegevierd. Zoowel de militaire als de burger vliegtuigen zijn er alle van voorzien. Noemen wij slechts de Boeing fighters, waar van verleden maand een 19-tal vlogen van Quantico naar Guantanamo Bay op Cuba (een afstand van 9.000 KM.) Deze toestellen zijn voorzien van de bekende „Wasp" luchtgekoelde motoren. Roscoe Turner legde in het begin van dit jaar de afstand DetroitNew York (900 K M.) met een recordsnelheid van 503 K M. uur af. Hij vloog hierbij een Wedell-Wil- liams vliegtuig, voorzien van een „Hornet" motor, eveneens luchtgekoeld. Als een der belangrijkste verkeersvliegtuigen in Amerika wordt algemeen genoemd de Soch- heed „Electra", die met 10 passagiers en post een topsnelheid bereikt van 344 K.M./uur. Dit toestel is voorzien van 2 „Wasp" Junior motoren van elk 400 P K. Wijzen wij nog op het Douglas-vliegtuig. waarvoor Fokker het recht van alleenverkoop voor Europa heeft verkregen. Met dit toestel dat voorzien is van 2 „Cyclone"-motoren, vloog de bekende Amerikaansche vlieger Rickenbacker op 19 Januari jl. van Los An gelos naar New-York (4000 K.M.) in drie étappen, met een gemiddelde snelheid van 307 K.M. per uur. En als laatste product van Amerika's vliegtuigindustrie kunnen wij nog noemen het reuzenwatervliegtuig de S-42. waarvan de bouwer is Igor Sikorsky. Dit type vliegtuig, waarvan de bekende Amerikaansche verkeersmaatschappij de „Pan American Air ways" 6 stuks heeft besteld is voorzien van 4 „Hornet' -motoren van 675 P.K. elk en bezit met 32 passagiers en 450 K.G. post een kruis snelheid van 240 K.M. per uur. Hieruit blijkt voldoende dat de luchtgekoel de motor haar recht van bestaan heeft ver zekerd en de vroeger veelvuldig gestelde vraag of de luchtgekoelde motor wel in staat zou zijn hetzelfde vermogen te kunnen leveren als de watergekoelde, op afdoende wijze heeft be antwoord. Aangezien in de algemeene motorconstructie (voor wat betreft de 4-tact motoren) voorloo- pig geen ingrijpende verandering wordt ver wacht heeft men gemeend de vermeerdering van vermogen te bereiken door detailwijzigin gen, zooals b.v. vermindering van omvang, ge bruik van een bepaalde soort brandstof en vermeerdering van vermogen per cylinder- inhoud. Op het oogenblik bedraagt dit voor de luchtgekoelde motoren ongeveer 2226 P K. Doch Fedden heeft in een voordracht voor de Royal Aeronantical Society, te kennen gege ven dat hij verwachtte dat dit vermogen bin nen niet al te langen tijd zal kunnen worden opcevoerd tot 40—50 P.K., waarbij natuurlijk de~Diesel-motor in dit geval moet worden uitgeschakeld. Het meest effectieve middel om een grooter vermogen te verkrijgen is de vermeerdering van de compressieverhouding. Het gevaar be staat hierbij evenwel dat zelfontsteking op treedt, doch de technici hebben dit euvel reeds met succes overwonnen door het gebruik van brandstoffen waarbij de zelfontbranding wordt tegengegaan. Het toevoeren van een grootere lading in den cyl. zou ook kunnen geschieden door ver meerdering van het aantal omwentelingen van de krukas, waardoor evenwel ongetwij feld op enkele onderdeeien van den motor zooals b.v op de zuigers en de zuigerpennen, een grootere druk ontstaat. Bovendien zullen bezwaren ontstaan o.a. bij het opzuigen van gas in de cyl. terwijl voorts de kleppen een vraagstuk op zichzelf gaan vormen. Boven dien zullen de optredende krachten op de verschillende bewegende deelen vermeerderen met het kwadraat van de snelheid, waardoor op de stevigheid van de as en de zuigerstan gen nauwkeurig moot worden acht geslagen. En aangezien het nuttig effect aan de schroef achteruit gaat bij een te groot aantal om wentelingen, moet door middel van een over brengingsmethode de snelheid van de schroef worden verminderd. Dit geschiedt door mid del van een reductietandwiel, In Engeland vindt dit reeds algemeen toepassing, in te genstelling met Amerika. In dit land heeft men gemerkt dat door het gebruik van meïa- 'en schroeven en van een bepaalde brandstof het vereischte motorvermogen kan worden verkregen met een matige omwentelingssnel heid en een hooge zuigerdruk, waardoor het reductietandwiel niet direct noodig is. In het kort kan men dus zeggen dat het streven bestaat om den luchtgekoelden motor hetzelfde vermogen te doen leveren als de watergekoelde. Het gewicht per P.K. kan hier door worden verminderd, terwijl tevens de storingen tengevolge van de waterkoeling 'b.v, lekken van watermantel, waterpomp of koeler) geheel worden voorkomen. De moderne luchtgekoelde motor wordt veelal voorzien van een compressor, die dienen moet om de dichtheid van de lading te ver hogen. Het gebruik van de compressor be oogt tweeërlei doel. Ten eerste het behoud van hetzelfde gewicht aan opgezogen lucht op groote hoogte, als op den grond het geval is. En ten tweede een tijdelijke vermeerdering van vermogen op den grond, waardoor moge lijk wordt dat zwaar beladen toestellen bij den start toch vrij snel kunnen loskomen van den grond. Een bezwaar is evenwel dat de tempe ratuur van den cylinder en van de uitlaat gassen hooger is. zoodat het koelingsvraag- stuk hierbij een groote rol speelt. Zoo juist vestigde ik er de aandacht op, dat van de compressieverhouding en de toepas sing van „groud boosting" kansen op zelfont branding opleveren welke evenwel voorkomen kunnen worden door het gebruik van een be paalde brandstof. Tot voor kort hadden de landen, behalve Amerika, voor dit vraagstuk slechts weinig interesse. In Amerika werkte men reeds geruimen tijd met brandstoffen met een bepaalde ,.oktaan"waarde. Zoo wordt sinds April 1933 gevlogen met een brandstof met een oktaanwaarde van 92 en meer. Wat verstaat men nu onder zoo n oktaanwaarde? De verschillende soorten benzine zijn feite lijk niet anders dan vluchtige bestanddeelen welke ontstaan door distillatie van ruwe olie. Zoowel deze olie als de lichtere benzine-soor- ten zijn in hoofdzaak kool-waterstof verbin dingen. Dat die diverse verbindingen ook alle verschillende eigenschappen bezitten, valt te begrijpen. Van groot belang is het een soort standaard brandstof te bezitten, die als maat staf zou kunnen dienen voor de waardebepa ling van de andere brandstoffen. De moeilijk heid was de beste samenstellende deelen te vinden. Dr. Graham Edgar vond twee ge- eigende verbindingen n.i. iso-oktaan en hep- taan. Beide zijn zuivere koolwaterstofverbin dingen en hebben constante eigenschappen. Iso-oktaan bezit de eigenschap om de zelf ontsteking tegen te gaan, terwijl bij heptaan het tegendeel het geval is. Het oktaan-getal van een bepaalde vloeistof bepaalt nu, percents gewijze, de verhouding in volume van iso- oktaan en heptaan. Een nadeel is dat beide producten kostbaar zijn. Om nu gelijke uit komsten te verkrijgen als met de genoemde verbindingen, moest dus naar andere midde len worden gezocht. De vereischte oktaan-ge- tallen bleken nu verkregen te kunnen worden door het bijvoegen van een benzol verbinding of wel tetraethyllood. De benzolverbinding levert evenwel moeilijkheden op op groote hoogten of in landen met een koud klimaat, tengevolge van het hooge vriespunt van ben zol. Mr. Ogston, cthef chemiker aan de Cities Service Oil Co.. meent dat alcohol een beter middel vormt dan benzol. Bij de wedstrijden om de Schneider Cup zoowel in Engeland als in Italië vormde alcohol een belangrijk be standdeel van de brandstof, die een oktaan getal bezat van 90. Alcohol is 2 maal zoo ef fectief als benzol, d.w.z. dat men ter ver krijging van een vermeerdering van het oktaangetal van 8, in het eene geval volstaan kan met de toevoeging van 20 pet. benzol en in het laatste geval van 10 pet. alcohol. De eigenschap van hooge latente warmte maakt dat alcohol toegevoegd aan benzine een brandstof oplevert, welke vooral voor vluch ten op groote hoogte, als zeer bruikbaar kan worden aangemerkt, Proeven met een alco hol-benzine brandstof hebben aangetoond, dat een betere vulling van den cyl, wordt verkregen waardoor het vermogen ook weer wordt vergroot. De heer Fedden, die het produceeren van brandstoffen met een hoog oktaangetal ais een van de belangrijkste aangelegenheden aanrekent in verband met de ontwikkeling van den vliegtuigmotor, stelt zich voor dat de beste wijze voor het verkrijgen van een hooge oktaan-waarde, is de bijvoeging van een geringe hoeveelheid tetra-ethyl lood per gallon (ongeveer 3,5 L.). Men kan verzekerd zijn dat de construc teurs van luchtgekoelde motoren alles in het werk zullen stellen om deze motoren nu ook steeds voor het practische gebruik geschikt te houden. In Frankrijk heeft men veel succes met de Gnóme Rhöne serie en zijn verscheidene toe stellen van deze motoren voorzien, oa. de Blériot 111. die aan de Melbourne-race zal meedoen, De bekende Hispano Suiza-fabrie- ken zijn reeds overgegaan tot de constructie van luchtgekoelde motoren, die bekend staan onder de benaming van Va en 9 Vbrs, ter wijl in Engeland de Napierfabrieken eveneens een luchtgekoelde motor op de markt hebben gebracht. Ook Italië met o.a. zijn Piaggio Stella motoren (licentie van Gnóme Rhóne) geeft blijk niet achter te willen blijven, ter wijl de Deutsche Lufthansa voor zijn dien sten o.a. gekocht heeft 3 Boeing, vliegtuigen, voorzien van ..Wesp" luchtgekoelde moto ren en de door de Duitsche spoorwegen be stelde Dornier vrachttoestellen worden voor zien van Siemens Jupiter motoren. De zeer belangrijke verbinding Berlijn—-Londen ge schiedt van 1 Mei af met de 3-mot. Junkers Ju-52 vliegtuigen, die voorzien zijn van B.M.W. „Hornet", dus eveneens luchtgekoelde motoren. Volstaan wij tenslotte met de mede- deeling dat van de 64 voor de Melbourne- race ingeschreven vliegtuigen, er ruim 53 zijn voorzien van luchtgekoelde motoren, een ver schijnsel dat voorwaar geen commentaar be hoeft. A. STEUP. Kapt. vl. „Duizend raadgevingen in gezonde en zie ke dagen" is de titel van een bij La Rivière en Voorhoeve te Zwolle uitgegeven boek, sa men gesteld door Dr. J. Voorhoeve. Het be vattelijk geschreven werk bevat de beschrij ving van: 50 geneeswijzen en kuren, 550 ziek ten en ziektetoestanden, 50 homoeopathische middelen, 100 andere middelen, 200 onder werpen over hygiëne en 50 hulpmiddelen voor ziekteverpleging. Bij Van Holkema en Warendorf N.V.. te Amsterdam is verschenen: „De vijf meisjes Silver", door Louis Golding, vertaling van Alice Schrijver. Het begin van dezen roman speelt in Golding's geliefd Doomington, eenige jaren vóór den oorlog. Vóór het boek ten ein de is, hebben wij met den schrijver gereisd naar verschillende hoofdsteden van Europa, ook naar Moskou. „De Vlam", door Sigfrid Siwertz, is een roman van een kunstenaarsleven, waarvan de tweede druk verschenen is bij J. Philip Kru- seman. te 's-Gravenhage, in de geautoriseerde vertaling uit het Zweedsch van Mr. J. J. ten Siethoff. Uit de geschiedenis der St. Bavo Kerk. Als overdruk uit het Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis is bij de Erven F. Bohn N.V. te Haarle mvoor de Vereeniging „Haer- lem" uitgegeven: „Uit de geschiedenis der Haarlemsche St. Bavo Kerk", door Jhr. Dr. B. M. de Jonge van Ellemeet. De Saarquaestie. „Een doorn in het vleesch van Europa" is de titel van een bij het Nederlandsch Pers kantoor te Berlijn uitgegeven en door den heer van Amstel, leider van dat kantoor, ge schreven brochure, bevattende de uitkomsten van een enquête inzake de Saarquaestie. Zon der regeling van deze quaestie zal geen vrede in Europa mogelijk zijn, meent de schrijver. Toen de gure voorjaarswinden den strijd opgaven tegen de milde luwte, kwam de zefir fluweelig over de groene wei den. Zij drong door tot in donkere kelders, oude kerkgewelven en zolderruimten en verkondigde den aftocht van den grimmi- gen noordooster. Tegen den avond beweegt zich tusschen stoffige spinnewebben in een bovenhoek van de oude schuur van Teunisboer in den Veer- polder een vuil lapje. Een armpje rekt zich. een lange vinger strekt zich, meer vingers spreiden zich. een kopje komt te voorschijn, twee zwarte glinsteroogjes kijken naar rechts, naar links, naar boven. Een duimklauwtje zoekt, tast en vindt de reet tusschen twee planken, haakt zich vast en trekt het vuile lapje omhoog tot boven op den rand. Daar rust het even. 't Is een grootoortje, dat door de warmte uit haar langen slaap is gewekt. Nu slaat het grootoortje haar mantel open en snuift behagelijk de zonnelucht in. 't Zou wel graag dadelijk naar buiten willen gaan, maar er moet eerst toilet worden gemaakt. Want de vlieghuid is gedurende den langen winterslaap verdroogd en schraal geworden. En het haarkleed heeft behoefte aan een schuier. Vlug strijkt het roode tongetje over de haren, Grootoortje rustend, op een tak. en een achterpootje wordt uitgestoken naar het voorhoofd om daar een vetdropje uit een kliertje te persen en er de vlieghuid mee in te wrijven. Dan is alles in orde. de kleine laat zich vallen, ontplooit de vlieghuid en gaat de lucht in. Van al onze vleermuizen is het grootoortje de behendigste vliegster. De groote vlieghuid, die uitgespannen is tusschen de zeer lange armen, de reuzen vingers, den staart en de achterpootjes, geeft haar een groot onder- steuningsvlak om zich in 't ijle element op te houden. Beweegt het diertje de vlieghuid naar boven, dan buigt deze zich met de bolle zijde omhoog, terwijl de lange vingers langs elkaar vallen en de vlieghuid wordt opgevouwen. Om het opvouwen gemakkelijker te maken, smeert het diertje voor elke vlucht de vlieghuid met een oliedrupje in uit het bovenvermelde re servoir. En dan er op los, op vliegen en motjes en muggen uit! Kan het die zien? In 't donker? Waarschijnlijk niet, want haar gezicht is niet scherp, wat de kleine oogen ons al lieten ver moeden. Maar de hoogopgezette groote ooren verraden een fijn gehoor. De ooren zijn even als de vlieghuid naakt. Zij heben een zeer dunne huid. bezet met tastlichaampjes. Daar mee kan de eigenares zelfs de beweging van een vliegend insect waarnemen. Bovendien kan ze „wiekelen" als een torenvalkje dat voor 't eten „bidt", 't Lijkt precies, of ze dan even stilstaat op een onstoffelijk punt in de lucht. Ook vermeld ik nog even, dat de wijde bek bezet is met naaldvormige tandjes die de harde chitinehuid der insecten gemakkelijke1* kunnen stuk bijten. 't Is nog niet heelemaal donker aan 't Spaarne. In een doorkijk naar 't Westen is de lucht nog doorzichtig als water, schuin achter ons flonkert Jupiter al in de Maagd. De Bavo teekent zich in indigo scherp af in de witte westerlucht. 't Is de inzet van vleermuizen tijd. Op den zolder van Teunisboer in den Veer- polder heeft ook de dwergvleermuis zich los gehaakt van de hanebalk. Zij gaat een laan in tusschen de iepen door hé, wat smaakt zoo'n vette nachtvlinder lekker na lang vas ten! en dan om den laatsten boom heen naar den stal van Arie. Waar 's winters vee woont, liggen altijd mesthoopen, en bij mest- hoopen zijn de vliegen. He ja, 't zit er vol van. Er over heen en terug, nog eens en nog eens. Telkens vliegt er een zwerm op. En de maan kijkt lachend toe: „Hap maar, pak maar aan!" Met de dwergvleermuis is ook de rosse vleer muis of spekmuis in de avondlucht gekomen. Met vlugge wendingen gaat ze naar den Klop persingel, nu eens hoog boven de iepen uit, dan weer laag over de gracht. Zie ze fladde ren, zwenken en zweven in snelle vlucht, bijna met de rapheid van een zwaluw. Onder de boomen snapt ze een spintkever. Ze peuzelt het sappige lichaampje in de vlucht op. Mug gen en motjes zijn haar te klein. Daar heeft ze te veel van noodig om haar honger te stil len. Maar.... wat komt daar bijna onhoor baar tusschen de kruinen doorschieten? Gauw veiligheid gezocht. Maar de gloeiende uile- oogen verliezen haar niet uit het gezicht. Eén greep ende dolkvormige klauw doorpriemt het teere vleesch. De maan stijgt en haar licht valt schuins op 't Spaarne. Daar vliegt de watervleermuis van de Spoorbrug naar de Catharine-brug vice-versa. Watervleermuis in de vlucht. Muggen dansen bij myriaden boven 't water. Hier is een Luilekkerland 't Is al maar snap pen en doorslikken. Daar heeft ze gauw ge noeg van. Daarom gaat ze onder de Spoor brug door het Buiten-Spaarne op tot voorbij de fabrieken. Dan scheert ze langs den oever- en klopt met haar vliegorgaan tegen de lange bladen van de lischdodden. Dozijnen water nimfen vliegen verschrikt op. En weer hooren we: „Snapsnapsnap!" Lang voor morgenlicht hangt de watervleermuis weer in haar boom. In Mei waren de twee baby's van moedertje Vleermuis geboren in een donker hoekje. De moeder had haar vlieghuid als een hangmat uitgespannen en daar de kleintjes in te ont vangen en een paar uur gekoesterd. Maar dat kon niet lang duren, want de honger riep naar buiten. Waar nu met de hulpelooze kleintjes heen? Hun klauwtjes waren te zwak om zich op vleermuizen-manier aan een lat te klem men en 't lichaampje op te hangen. Daarom drukte moedertje haar kindertjes aan haar borst en vloog er mee de wereld in. Eerst in 't laatst van Juni zal zij ze loslaten. Dan zal zij kleine tochtjes maken met de kleintjes achter zich aan. 't Zal eerst wel onbeholpen gaan, maar eiken avond beter gelukken. KERST ZWART. In-de-reflatiepolitiek of welvaart? Een aldus getitelde brochure is door de Nieuw-Economische Groep voor Nederland uitgegeven. Het is een overdruk uit het Staat- en Letterkundig Maandschrift „Nederland Nederlandsche ambtenaren en Vrijmetselarij. Het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetse laren onder het Grootoosten der Nederlanden heeft een brochure uitgegeven: „Is de functie van Nederlandsch ambtenaar vereenigbaar met het lidmaatschap der Orde van Vrijmet selaren?'' Gids voor de behandeling van bloembollen. Bij La Rivière en Voorhoeve, te Zwolle, is verschenen: „Gids voor de juiste behandeling van bloembollen in kamer en tuin," door G. P. Bronkhorst. De schrijver hoopt door zijn wenken en raadgevingen mislukkingen te voorkomen bij het gebruik van bloembollen in kamer en tuin. Het is een zeer overzichtelijk werkje. „De Andere Weg", De Uitgevers Mij. „Holland" te Amsterdam heeft een tweeden, goedkoopen druk het licht doen zien van den roman „De Andere Weg" door G. SevensmaThemmen. FEUILLETON De wonderlijke belevenissen van dr. Kaiserlien door WILL AMBERG. (Nadruk verboden). Zij hebben nog ruim den tijd voor het vertrek van den trein en besluiten daarom in de wachtkamer koffie te drinken. Geleide lijk wordt ook Kaiserlien wat spraakzamer. Hij begint met Ina Heldt te laten meedenken; hij denkt om zoo te zeggen hard-op. „Ik zou wel eens willen weten, of die meneer Stolzenberg die tot den executorialen verkoop van mijn villa is over gegaan, wist, dat ik een andere Kaiserlien ben en dat hij zich dus aan een andermans eigendom vergrepen heeft'. „Twijfelt u daar nog aan?,, vraagt Ina Heldt verwonderd. „Het ligt er toch dik op, dat dat tusschen dien Stolzenberg en uw naamgenoot een doorgestoken kaart is!'' „Vindt u dat zoo vanzelfsprekend?" twij felt Kaiserlien. .Die Stolzenberg zou toch ook het slachtoffer kunnen zijn van de manipu laties van mijn naamgenoot?" Ina Heldt haalt de schouders op. Er zijn nu eenmaal aan zekerheid grenzende vermoedens, welke niet te bewijzen zijn. „Wij zullen in ieder geval met beide moge lijkheden rekening moeten houden", meent Kaiserlien. „En wat denkt u nu in Berlijn te gaan doen?" „Dat is nogal eenvoudig!" antwoordt Kaiser lien. lichtelijk verbaasd, dat Ina Heldt alle details van zijn plan nog niet geraden heeft. „In de eerste plaats zal ik eens nagaan, wie er zoo brutaal is geweest zich voor mij uit te geven". „Dus u denkt, dat die man er nog niet van door is?" „Misschien, maar misschien ook niet! U moet niet vergeten, dat ik zes maanden eer der uit Palestina ben terug gekomen dan aanvankelijk mijn plan was. Mijn plotselinge terugkeer zou hem dus kunnen overrompe len". „Luistert u eens!", zegt Ina Heldt. en in har toon ligt een zekere minachtende over moed. „U schijnt te vergeten, dat uw naam genoot, alle discretie en overeenkomsten tot geheimhouding met het Sulfide syndicaat ten spijt, er achter is gekomen, dat u naar het buitenland vertrok. U kunt er dus van opaan, dat hij ook op het juiste oogenblik op de hoogte is gebracht van uw ontijdigen terug keer. Elk optimisme te dien aanzien dunkt mij misplaatst". Kaiserlien zwijgt: zijn eigenzinnigheid weer houdt hem het logische van deze redeneering te erkennen. En dat prikkelt Ina Heldt tot nog meer verzet: „Neemt u mij niet kwalijk, maar u zult tegen dien man niet opgewassen blijken te zijn". En zich tegelijkertijd veront schuldigend: Ik ben bijna tien jaar ouder dan u, daardoor beoordeel ik een en ander wat rus tiger en wat bezadiger". „In ieder geval heb ik er nu eens plezier in persoonlijk dat zaakje te onderzoeken", houdt Kaiserlien vol en met een ietwat gefor ceerde vrooiljkheid vervolgt hij: „Het lijkt mij trouwens bijzonder interessant en afwisselend in mijn eigen belang eens voor politie-agent te spelen. Wie weet, oefent een dergelijk karwijtje niet een gunstigen invloed uit op mijn vele tekortkomingen; tot dusver hqeft mij immers steeds de lust ontbroken om mij met financieele aangelegenheden bezig te houden. Een beetje geldelijke zorgen zijn mis schien wel eens goed voor me". Zij heeft moeite een glimlach te onder drukken. Nog nooit, zoolang zij hem kende, was zijn gebrek aan zin voor de werkelijk heid zoo duidelijk tot uiting gekomen als op dit oogenblik. Het was zoo gemakkelijk met geldzorgen te koketteeren, als men wist, dat men, ondanks het tijdelijk verlies van zijn villa, bij de bank in Berlijn, nog veilig voor een bedrag van drie honderdduizend mark aan effecten had liggen. Het klonk was bruusk, toen zij antwoordde: „Het z°u inderdaad niet kwaad zijn, als u zich eens wat meer voor het beheer van uw ver mogen gmg interesseeren, maar om u zelf op te voeden gaat het u nog niet slecht ge noeg. En om het bedrag, dat men u afhandig heeft gemaakt, terug te krijgen, ontbreekt u de routine", „Wat dacht u dan, dat ik in deze zou moe ten doen?" „Ik zou gebruik maken van de overheid, die daarvoor is aangewezen: de politie!" „Praat u mij asjebüeft niet over de over heid'', antwoordt Kaiserlien komisch-afwerenci „Mijn vertrouwen in de overheid is tot nul gereduceerd sinds ik bij notaris Weckerle ken nis heb genomen van den inhoud van het tegen mij uitgebrachte vonnis. Beter en ge- degener had men de zwendelarij van dien anderen meneer Kaiserlien waarlijk niet kun nen ondersteunen. Advocaten rechters nota rissen. deurwaarders, alles heeft daar ijverig toe meegewerkt. En dan wilt u mij opnieuw de overheid op m'n dak sturen? Neen. dank u!" Maar Ina Heldt laat zich zoo gauw niet uit hel veld slaan: „Op het hoofdbureau van politie in Berlijn is een commissaris van recherche, die tal van duistere zaken aan het licht heeft gebracht. Dr. Carsten is zijn naam. Herinnert u zich nog dat geval Galser met zijn bureau voor de statistiek?" „Maar ik wil immers niet met de politie te maken hebben!" „Als u er zelf niet heen wilt gaan zoudt u mij toch kunnen opdragen dien dr, Carsten van een en ander op dc hoogte stellen". „Ik denk er niet aan. Het eenige wat mij m'n goede stemming nog doet behouden is he: vooruitzicht, dat ik mijn eigendom zelf zal terughalen". „U bent nog zeer jong, doctor!" berispt mevrouw Heldt hem. JSn mij lijkt het", antwoordt hij bijna vroolijk „dat u met die paar jaartjes, welke u op mij voorhebt vandaag bepaald aan het pochen bent". En met een zwakke poging om ook eens galant te zijn, besluit hij: „U schijnt er zelf niet eens zoo bijster op gesteld te zijn dat u nog tot de categorie van de vrouw in haar beste jaren behoort". Zij zwijgt en hij schijnt geen antwoord te hebben verwacht. Had hij op dit moment in Ina Heldt's oogen gekeken, dan zou hij daarin openlijk verzet, ja zelfs rebellie heb ben gelezen. VII. Berlijn is toch weer heel anders dan München; het verhoudt zich tot de Zuid- Duitsche hoofdstad als een jazz-band-concert tot Schrammelmuziek. De een houdt van het zenuwprikkelende verkeer in Berlijn, de an der van de rustige gemoedelijkheid, welke München kenmerkt. Kaiserlien staat verbaasd, overweldigd dooi de drukte, voor het station, Zoo; neen, zóó kende hij Berlijn niet meer. Zijn er hier eigen lijk nog menschen, die tijd hebben? Hier, waar de electrische trams in eindelooze rijen voorbij glijden, volgepropt met menschen. die elke seconde schijnen uit te buiten en waar men dagelijks nieuwe ondergrondsche spoor banen aanlegt om den tijd nog beter te kun nen benutten? En zijn er hier werkelijk men schen, die gebrek lijden, verhongeren, in wanhoop omkomen? hier, waar het oog slechts geboeid wordt door een schat van luxe artike len, dure toiletten en kostbare schilderijen in smaakvol ontworpen étalages? Kaiserlien staat nog steeds op hetzelfde punt; voor hem kookt en bruist het verkeer, zoodat hij er haast duizelig van wordt. Hier buiten in dit centrum van luxe en élégance zijn de schaduwzijden van het groote stads leven bezwaarlijk te ontdekken; die bestudeert men beter in Berlijn-Noord of in de omgeving van het Schlezische station. Maar juist hier buiten, in deze atmosfeer van weelde en wel stand, woonde dr. Kaiserlien nummer twee; hij zal er wel zijn bijzondere reden voor heb ben gehad om zich hier te vestigen; het is niet onaardig om als onvermogend mensch tusschen rijkdom te leven, als men weet, dat een derde het gelag betaalt. Kaiserlien kijkt op zijn horloge. Hij heeft met Ina Heldt afgesproken, dat zij elkaar om elf uur in een restaurant zullen ontmoeten. Gisteren hebben zij beiden een plan voor werk- verdeeling ontworpen. Ina Heldt zou zich voor Eduard Stolzenberg interesseeren; hij. Heinz Kaiserlien, zal iets meer te weten trachten te komen omtrent zijn naamgenoot. Het is bijna negen uur; eigenlijk moest hij zich reeds in het perceel Kantstraat honderd twee en dertig bevinden, maar hij heeft den afstand onderschat en geen rekening gehouden met de vele verkeers hindernissen. Derhalve besluit hij nu een taxi te nemen en vijf minuten later staat hij voor het be wuste pand. Het is een huis van vier ver diepingen, slecht onderhouden en eenigszins vervallen, zooals alle woningen in deze om geving. Beneden is een sigarenwinkel, daar boven een pension en op de beide andere verdiepingen particuliere woningen. „Ik zal beginnen bij dat pension te infor- meeren: vermoedelijk, logeert hij daar", denkt hij. Hij belt en vraagt naar dr. Kaiesrlien. Kaiserlien? Kaiserlien? Neen een dr, Kaiser lien kent men, in het pension niet. Misschien een trap hooger? Het loopt hem mee want op de trap ont moet hij den brievenbesteller; die kan het 't beste weten. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 12