Reöendaö! HONCERPRESTATIES VAN MENSCH EN DIER. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Van alles en nog wat. H.D. VERTELLING ZATERDAG 14 JULI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Een bus fragment" door Guus Betlem Jr. Langzaam, slippend over het natte, glibberige asphalt, schuift de bus langs den trottoirband om eindelijk siil te staan bij de halte. We staan er met z'n achten, Eenzame, druipende figuren met ontevre den gezichten, enkelen van ons een „dak" oo- ven hun hoofd dat ze met een nijdige rukbe- weging dichtklappen, als de bus nadert. De treeplank zakt omlaag, modderig en vieseen juffrouw dringt naar voren Pardon, ik was vóór u? snauwt een heer achter haar met een schuinschen blik door de ruiten van de ei-volle bus, waar nog maar enkele plaatsen vrij zijn. De juffrouw ant woordt niet doch wringt zich reeds door de nauwe opening. Achter het stuur zit de chauf feur. zwijgend de kaartjes scheurend zwijgend net geld in ontvangst nemend. Enkel als hem wat te lang duurt draait hij zich een halven slag terzijde en schreeuwt naar binnen: doorloopen. alsublièft doorloopen tot achteran! om dan weer tot de wachtenden voor hem te vervolgen: „Gaat Uws gang. juf vrouw! Loop'u zoo ver mogelijk door naar achteret Dan met een klap slaat de deur weer dicht, achter den laatsten passagier. In de bus heerscht een onvriendelijk norsche stemming. Niemand denkt er over op te staan voor de dame, die wat moeizaam hangend op één been, zich aan de lus tracht vast te houden. Het riekt er niet frisch 'k Zou d'res een raampje open gooien! adviseert een dikke heer, die leelijk in 't ge drang is geraakt.. Geen raampies ope! ordonneert een juf frouw met schelle stem da's om de griep op je lijf te hale! Maar zóó stikken we! moppert de dik kerd nog, waarop de juffrouw onhartelijk re pliceert: dan stikke we maar! Het debat is hiermede gesloten, doch on middellijk slaat een golf van verontwaardi ging hoog op, als bij een volgende halte de bus wederom stopt, om nieuwe passagiers in te laten. Welja, tart de juffrouw met de onaan gename stem, die door héél de auto hoorbaar is, wél jawaarom niét? Haringe in een ton!! D'r kenne d'r best nog méér bij! 't Is schande! blaft een venijnig heertje vooraan bij den motor. Zou u zich d'r niet mee wille bemoeie? draait eensklaps de chauffeur zich om ik weet precies hoeveel ik 'r in ken late! Om niet te sterreve met se allevult de juffrouw aan en even verschijnt er iets van een flauwe glimlach om enkele lippen .Maar onmiddellijk daarop is de norsche uitdrukking weer op de gelaten teruggekeerd. Juffrouw, waarschuwt een ander uw paraplu druipt op mijn schoen uit.... zou u die niet iets kunnen verplaatsen? Ja, ken ik 'et hellepe? woedt onmiddel lijk de juffrouw ik.... De rest gaat verloren want met een plotse linge schok remt de groote auto voor een on verwachts overstekenden slagersjongen. De heele bus vliegt als één man vooruit, waarbij gevoelige opstoppers, worden uitgedeeld. Het regent vriendelijkheden aan het adres van den slagersjongen en den chauffeur, welke laatste met een stug hard gelaat door de beregende ruit zit te turen, Dan stopt op nieuw de bus, nadat het schelletje venijnig hard door de enge ruimte heeft gerinkeld. Er moet iemand uit. Het is de omvangrijke heer van de achterste bank. De gezichten kijken hem aan. of ze hem graag wat onvriendelijks zouden hebben toegevoegd, maar zwijgend, nauw-uitwijkend blijven de bezitters ervan, terwijl de heer zich met veel „pardons" en „excuseers" door de compacte massa wringt. Z'n plaats is alweer bezet.een heer heeft er bezit van genomen, ondanks de dame, die nog steeds staat! Het duurt lang, voordat de dikkerd bij de uitgang is gekomen, dan op de treeplank staande nog, steekt hij z'n paraplu op. Ja. schiet uws nou op! verzoekt de chauf feur. waarna de dikzak met een: Nou kalm. kalm! verdwijnt. Een mager, schriel heertje betreedt onmid dellijk de bus. perst zich tusschen de vijan- tiTse juffrouw en een handelsreiziger. Nauwelijks staat hij, of met een schok zet de bus zich weer in beweging, zoodat het kleine manneke even den arm moét grijpen van den man naast hem. Pardon! zegt hij, zacht, dan daalt z'n hand naar z'n achterzak en haalt er een por- temonnaie uit, waarbij hij een achter hem staander, heer met z'n elleboog in z'n zij priemt en wéér mompelt het heertje par don! Dan, behoedzaam, bergt hij het terug ontvangen klein geld weg en stopt z'n kaartje in het zijvakje, om vervolgens de beurs voor- zichtig weer weg te bergen. De heer achter hem buigt iéts naar achter, om een tweede por te ontgaan. Even staat het manneke stil aan diept z'n hand in z'n broekzak, waarbij hij de juffrouw naast hem met z'n puntige elleboog'beroert. Waarschijnlijk is er iets in haar oogen, dat hem doet schrikken, want haastig/ om de aandacht af te leiden, begint hij een gesprek. Z'n stem is wat krakerig, als hij in de zwaar-hanger.de stilte eensklapt zegt: Wét een regen, wèt een regen, hè? De juffrouw kijkt hem een oogenbiik aan, trekt- dan. als in verwondering, haar wenk brauwen op. Regen? meent ze dan, rondkijkend op het plein waar ze over gaan régen? Wei neen. heelegaar niet! 'k Zie d'r niks van! Het heertje aarzeltvoelt haar neiging om hem er tusschen te nemen, maar aange zien hij juist z'n neus heeft gesnoten en dèr- halve z'n zakdoek weer moet wegbergen, zoekt hij naar vriendelijkheden om haar aandacht andermaal af te leiden. Güns zegt hij dan meewarig u bent óók nat?! en hij wijst op de druipende regen mantel van de vrouw. Ja! constateert de vrouw met 'n effen gezicht maar uws óók.... daar'haar vinger wijst achter uwe oore.veel maar Er klink gegrinnik om hem heen. en onwil lekeurig heft het heertje de hand op. Ja. waarlijk! beaamt hij dan en voor de tweede maal duikt z'n arm naar omlaag om een zakdoek te bemachtigen. Een lach knalt los ergens in de bus en verschrikt, on derzoekend kijkt het manneke om zich heen. Dan, behoedzaam veegt hij de doek langs z'n ooren. z'n nekbergt hem weer weg. Doch nauwelijks is dit geschied en een oogenbiik staat hij nu werkelijk even rustig, als opeens langs z'n lorgnet een klein straaltje water sij peltafdruipend van z'n hoed. O, gunst! schrikt het manneke en duikt naar z'n zakdoek, waarmee hij voorzichtig de glazen schoonwrijft om vervolgens den bril weer op te zetten. Even later lekt een tweede druppel omlaag en verduistert andermaal 's mans helderen kijk op het leven. Dan gebeurt het Weer een plotselinge schók.. de passa giers duiken naar voren.het heertje duikt mee waarbij het zijn voeten verplaatst om zich staande te houden. Aü! Me eksteroog! krijscht opeens de juffrouw, om er meteen op te laten volgen in een snauw; Staan dan toch ook stil, hiel en ginder Dat staat maar te draaien en te draa:endan se portemonnaie.dan se zakdoek. dan wéér se zakdoek en nóg 's se zakdoek.maar ik waarschouw je meneer, als je me nou nóg'eres lastig valt, dan seï ik óók 'eres me zakdoek pakke De ander kijkt een oogenbiik werkelijk ver legen. en als even later de bus weer doorrijdt, houdt hij zich muisstil. Dan aarzelend, strekt hij den arm uit. Wat nou weer? stuift de juffrouw op je blijf' van je zakdoek af! commandeert ze dan. Ja. maar. protesteert het heertje even flink dat is toch te gek. Ja. da's zéker te gek! meent ook ae juf frouw waarvoor hei je noü weer je zak doek noodig? Ik heb geen zakdoek noodig! weer streeft het manneke flauw. Wat dan? Je portemonnaie? Of je sleu tels of 'k Heb niks noodig! bekent het heertje schuchter, terwijl hij andermaal z'n arm tracht uit te strekken ik wou alleen maar even bèüen, ziet u? O! zèg dat dan! zucht de juffrouw te vredengesteld en tegelijk ratelt de schel door de bus: zóó! Dank u! zegt het manneke en begint zich vast naar den uitgang te werken. Even later heeft hij de autobus verlaten. De achtergeblevenen kijken elkaar aan, en glimlachen. 't Is maar goed. dat er nog zulke types zijn! waag ik. constatoerend dat de stemming nu heel wat milder is geworden, opeens, om er meteen op te laten volger.- Maar nou moet k u toch nog even lastig vallen! en te gelijkertijd strekt m'n arm zich langs het nu glimlachende gelaat van de juffrouw. En even later heb ook ik de bus verlaten Regendag Maar als ik buiten sta. zie ik dat de lucht breekt, de zon gaat schijnen! Bij den dood van Zaro Agha. De man, die den dood vergeten scheen te hebben, is nu overleden. Het was de Turk Zaro Agha. Hoe oud hij eigenlijk precies was, heeft men nooit nauwkeurig kunnen vaststellen. Hij zelf verzekerde steeds, dat hij in het jaar 1770 in het plaatsje Motken in Azië was geboren. Was dit werkelijk het geval, dan moet hij d,\is honderd en vier en zestig jaar oud zijn ge weest. De artsen, die hem onderzocht hadden, konden of wilden zijn leeftijd niet precies be palen. Doch hij was volgens hun meening ten minste honderd en twintig jaar oud. Zaro Agha verzekerde echter steeds, dat hij honderd en vier en zestig jaar oud was. Hij placht bijvoorbeeld te vertellen, dat hij zich nog heel goed kon herinneren de opwinding, die het uitbreken van den Amerikaanschen onafhankelijkheidsoorlog te Konstantinopel veroorzaakte. Hij was toen een jongen van zes jaar. Zaro Agha, Later heeft hij in Syrië tegen de troepen van Napoleon gevochten. Bovendien was hij als sol daat in Griekenland, toen Lord Byron zijn leven voor de vrijheid der Hellenen liet. Ook in den Krimoorlog vocht Zaro Agha voor den sultan en was hij. naar hij vertelde, getuige van den slag bij Plevna, waarin de Russen een overwinning behaalden op zijn landgenooten. Toen was hij reeds honderd en zeven jaar oud en was hij daarom te oud om wapens te dra gen. Hij werkte toen als knecht en hielp mee bij het vervoer van geschut over de bergpassen. Hoe oud hij ook in werkelijkheid geweest mag zijn. hij kon zich heel duidelijk nog ge beurtenissen herinneren, die meer dan hon derd jaar geleden hadden plaats gehad. De inwoners van Konstantinopel wisten langen tijd niet. dat zulk een Methusalem in hun midden leefde, tot hij eindelijk de aan dacht van zijn buurman trok. Dadelijk toon den nu ook de journalisten belangstelling voor den man. die den dood scheen te hebben over wonnen en zij waren het. die Zaro Agha tot een internationale beroemdheid maakten. De oude Turk was genoeg zakenman om zijn beroemdheid productief te maken Hij vond het wel leuk te reizen en de wereld te leeren kennen. Hij reisde door heel Europa en werd overal als overwinnaar van den dood gevierd. In het jaar 1930 kwam hij naar de Vereenig- de Staten. Hij werd daar door een taxi over reden, maar reeds eenige dagen later was hy weer volkomen gezond en liet zich herhaalde lijk door Amerikaansche geleerden onderzoe ken, die bekennen moesten, dat hij heel oud was. maar die er zich liever niet aan waagden, zijn leeftijd precies te bepalen. Nadat hij daarna naar Europa terug was ge keerd. bezocht hij Engeland. Hij maakte hier een tochtje in een vliegtuig en verliet het als overtuigde luchtvaart-enthousiast. ..Vliegen is lang zoo gevaarlijk niet als elf keer trouwen", zei hij tegen de journalisten, die hem Inter viewden. De piloot, die hem het stuur op zijn wensch een paar minuten had laten vasthou den. zei vol bewondering, dat de Turksche Methusalem een geboren piloot was. Naar Turkije teruggekeerd moest hij de er varing opdoen, dat de profeet in zijn vader land niet geëerd is. En in .1933 stonden berich ten in de couranten, dat hij volkomen ver armd was. Nu gaf de magistraat van de stad Konstantinopel hem een klein pensioen, waar van hij net kon rondkomen. In April van dit jaar haalde de bekende ver jongingsdokter Woronow hem over, zich door hem te laten onderzoeken. Zaro Agha ging er mee accoord onder voorwaarde, dat er geen „apengeschiedenissen" bij in het spel waren. In zijn lange leven is de Turk natuurlijk met heel wat vrouwen in aanraking gekomen. Hij is „slechts" twaalf keer getrouwd geweest. Daardoor heeft hij natuurlijk veel gelegenheid gehad, de psychologie van de vrouw te bestu- deeren. Hij beweerde telkens weer, dat het ge heim van zijn lange leven schuilde in zijn vele huwelijken. Hij trouwde voor den eersten keer, toen hij een heel jonge man was. Nu heeft hij een schoonzoon, die reeds negentig jaar oud is. Met een van zijn vrouwen leefde hij twee en veertig jaar samen, maar de meesten stierven jong, d.w.z. jong vergeleken met Zaro. Zijn laatste vrouw stierf verleden jaar in den ouderdom van zes en zestig jaar. Zooals be kend had hij dezen winter weer trouwplannen. Hij had de gelegenheid, met een vrouw van veertig jaar te trouwen, maar zij was hem te oud en hij weigerde, met haar een huwelijk aan te gaan. Naast zijn vele vrouwen schreef de Turk zijn hoogen leeftijd toe aan zijn geheelonthouding. Hij heeft nooit in zijn leven ook maar één druppel alcohol gedronken. Hij hield echter bijzonder veel van zoetigheid en rozijnen en at er zooveel van. als hij maar kon krijgen. Zijn eigenlijke bei'oep was dat van pakjes drager. Op zijn honderdsten verjaardag gaf hij echter dit beroep op. daar het hem te moei lijk werd en toen werd hij portier. Nog tot zijn laatste ziekte was Zaro Agha heel gezond en frisch. Een paar maanden geleden zei hij nog: „Ik zal zoolang leven, als de wereld bestaat." Nu heeft een hartkwaal een einde gemaakt aan zijn leven. Daarmede is de oudste mensch van deze wereld overleden. Het lijk is op instructie van den minister van gezondheid aan de universiteitskliniek te Istamboel ter schouwing gegeven. De artsen moeten nu vaststellen, in welken toestand de hersenen en de innerlijke organen van dezen zonder twijfel heel ouden man zich bevinden. Het lijk werd aan de universiteitskliniek ge geven. hoewel de familie van den overledene er geen toestemming toe gaf. Hei resultaat, dat de lijkschouwing zal opleveren, zal zonder twijfel voor de medische wetenschap van groot belang zijn. In moeder's naaidoos gaan er meer. Er gaan 1100 scheermesjes uit 1 kilogram staal. Meestal gebruikt men koolstofstaai met een geringe hoeveelheid chroom er in. Een strop voor de bioscopen De stad Pilsen (in Tsjecho-Slowakije) zit zoo slecht in haar contanten, dat haar vroedschap er hard over denkt, de straten oes avonds slechts tot half tien te verlichten. Een waarschuwing aan Fransche werkgevers. Volgens de statistiek trouwen 0.7 procent der typisten in Frankrijk met haar patroons. Zoo moest het overal zijn. Andreas Klieber is de eenige soldaat In het vorstendom Liechtenstein.. 0 In theorie kan een mensch honderd dagen buiten voedsel. Geleerden toonen soms belangstelling voor de zonderlingste dingen. Zoo zouden lecken althans kunnen beweren. Onlangs hebben zich bijv. enkele professoren ermee bezig gehouden eens nauwkeurig vast te stellen, hoelang de mensch zonder voedsel kan leven. Overigens is dit vraagstuk ook voor den leek niet onbe langwekkend; want elk onzer zal wel eens in de situatie kunnen komen, waarin het ver mogen, het zonder eten te kunnen stellen, van groot belang is. Het is echter geenszins gemakkelijk, deze vraag :e beantwoorden. Allereerst is dit een moeilijkheid, dat er geen menschen te vin den zijn, die zich voor dergelijke experimen ten ter beschikking willen stellen en die het ook tot ..het einde" toe willen volhouden. Dat is natuurlijk ook te begrijpen. Ook kan men moeilijk van een der hooggeleerde heeren vergen, dat zij zelf voor proefpersoon spelen. Voor het slagen van de proeven was het in elk geval een geluk, dat de hongerkunstenaars die de wereld hun prestaties op dit gebied lieten bewonderen, voorbereidend werk heb ben verricht. Men zal zichh misschien nog herinneren, dat sommige van deze heeren of dames het veertig dagen hebben volgehouden. Ze hebben daarmede tenminste ook voor de wetenschap iets gepresteerd. Interessante gegevens leveren ook de berich ten over de hongerstakingen, die wilskrachtige menschen vaak langen tijd volhielden. Hot bekendste voorbeeld in dit opzicht is Mahatma Gandhi. Er zijn echter slechts heel weinig gevallen bekend, waarin de hongerstaking werkelijk tot den dood toe werd volgehouden. De man. die het langste heeft gehongerd en dan ook den hongerdood stierf, was de burgemeester van Cork, Mac Swiney. Van hem weten wij het tenminste met alle zekerheid. Hij werd in het jaar 1920 door de Engelschen gearresteerd en weigerde elk voedsel in de gevangenis, tot hij na vijf en zeventig dagen hongeren, stierf. Dat is bijna alles, wat we tot nu toe over hongerkuren van menschen weten. Over het hongeren van dieren Is ons veel meer bekend. Alhoewel het weerstandsvermo gen tegenover den honger onder de dieren heel verschillend is. is uit tal van proeven toch steeds weer gebleken dat er een zeker verband bestaat tusschen de lichaamsgrootte en den hongertijd. De zoogdieren kunnen bijv. hoe grooter ze zijn, des te langer vasten. Een muis sterft bijv. reeds, wanneer ze zes dagen niet ter wijl een hond zestig tot tachtig dagen het hongeren kan'volhouden. Een normaal mensch kan ongeveer honderd dagen hongeren. Dat heeft men tenminste in theorie uitgerekend. Ir. de practijk heeft de verwerkelijkte mensch dezen theoretischen hon gertijd echter nog nooit bereikt. Hij staat wat het kunnen hongeren als ook zijn andere lichamelijke eigenschappen betreft, achter bij de dieren. Vogels kunnen het zonder eten niet lang stellen. Zij sterven reeds na enkele dagen. De koudbloedige dieren zijn uitstekende honger kunstenaars Zij presteeren geweldig vee! op dit gebied: want zij verbruiken geen energie om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Een kikvorsch kan het bijv. best een heel Jaar zonder voedsel uithouden, wanneer hem maar genoeg vocht ter beschikking staat. Maar tegen de wandluis moet ook zelfs de kikvorsch het afleggen. Deze montere maar onwelkome diertjes zijn nog na zes honger jaren even gezond en sterk. Door ze te laten vasten kan men hen dus heuscht niet kwijt raken. Terwijl bij de hooger ontwikkelde dieren de grooten beter kunnen vasten dan de kleinen, is het bij de lagere precies omgekeerd. Hoe kleiner ze zijn. des te beter kunnen ze vasten. De minst gecompliceerde levende wezens, de ééncellige dieren, kunnen bijna zelfs onbeperk- ten tijd zonder eenig voedsel leven. M. H. J. Merten's Hoeve Merten zat voor het huis en liet een blik over zijn akkers gaan. Morgen, als zij van den notaris kwamen, zou dat alles aan zijn schoon- zoon behooren. Merten morde. Het was toch eigenlijk iets onrechtvaardigs, dat men alles waarvoor men zijn leven lang gewerkt had in vreemde handen moest geven en genadebrood eten uit zijn eigen huis. Vicka kwam naar huis en ging zwijgend naast hem zitten. „Gewerkt hebben we", zei de man. „En ge spaard. En gelukkig zijn we geweest. En we moeten nu alles weggeven en het geluk van onze dochter met ons eigen geluk betalen. Ik weet toch nog niet zeker of. „Ja, dan neemt hij Trud niet", zei de vrouw. Binnen in de keuken, waarvan het raam open stond, zong de bruid. „Hoor je, hoe gelukkig ze is?" De man zette de ellebogen op zijn knieën en legde het gezicht in de gegroefde handen. We maken ons zelf tot bedelaars! Begrijp je dat dan niet?" Maar ze doen het toch allemaal zoo? Peter op Helmoos was nog niet eens vijftig, zooals jij, toen hij de boerderij aan Adam overdroeg". „Magere troost zei Merten schamper en afwerend. Maar den volgenden dag reden ze toch naar den notaris. Op den heenweg had Merten gemend. Op den terugweg nam Guntberi de toekomstige schoonzoon hem de teugels uit de handen. Drie dagen later werd de brui loft gevierd. Het contract tusschen Merten en zijn schoonzoon bevatte de voorwaarde, dat Merten op de hoeve mee kon werken of niet, precies zooals hij het zelf wilde. En Mer ten werkte nog stugger dan vroeger. Hij com mandeerde de knechts en meiden, en deed of er behalve hij niemand Iets op de hoeve te zeggen had. „Dat je vader nog zoo hard werkt", zei Guntbert tegen zijn jonge vrouw, „kan ik niet anders dan bewonderen, maar dat hij altyd de baas speelt, is niet zooals wij het afgespro ken hadden. Dat is mijn werk!" Dat werd zoo luid gezegd dat Merten. die op de bank onder het keukenraam zat, het moest hooren. Hij stond op. en stak den zwaren, witten kop door het raam naar binnen. „Daar vergis je je in heer schoonzoon! De oude Merten heeft altijd gedaan, wat hij wilde, en dat zal hij nu ook doen"! Vicka en Trud moester, steeds vrede stichten tusschen hen beiden. De knechten wisten niet meer aan wien zij zich te houden hadden. Twee meesters op een hoeve, dat brengt niets goeds! Toen gebeurde er een ongeluk, dat aan den strijd een einde maakte. Guntbert was bij het boomen vellen iets te langzaam geweest en zijn eene been moest afgezet worden. Merten werd weer alleenheerscher op de hoeve, en bleef het .toen zijn schoonzoon zich na zijn lange ziekte met een zware stok over de ak kers sleepte en met een klankloos geworden stem bevelen gaf, die niemand uitvoerde. „Nu ben ik baas zei Merten tegen zijn vrouw Het was of hij iederen dag jonger en krachti ger werd. enGuntbert kon niet meer tegen hem op. Na lang liggen werd hij nooit meer ge zond, hij teerde weg en stierf. Toen waren ze weer alleen op de hoeve. Twee maanden na Guntbert's dood bracht Trud een kind ter wereld. Het was een jon gen Merten regeerde weer alleen over de hoeve, en de dochter sprak er nooit van nog eens te willen trouwen. De kleine Guntbert groeide op, verwend door zijn moeder en grootmoeder, streng en bijna ruw behandeld door zijn grootvader, die hem al vroeg aan het werk zette. Zoo werd hij twintig jaar. en toen op een oogenbiik de ouderdom Merten toch de baas werd en hem hulpeloos maakte, kon Guntbert toonen wat hij kende: en dat was niet weinig. Merten lag opstandig in bed en wilde sterker zijn dan zijn zeventig jaar; Guntbert kreeg alle macht in handen, en hij was een goede boer, het bloed van zijn vader en grootvader verloochende zich niet. Maar op een goeden dag zei hij tegen zijn moeder: „Ik wil niet steeds op een hoeve werken, warvan geen steen me behoort. Grootvader moet alles op mij overdragen, op hem en jullie zullen wc ruim genoeg vast laten zetten." Toen Merten daarvan hoorde, vroeg hij: „En wat breng jij mee wijsneus? Geld soms?" „Mijn kracht!" zei de jonge Guntberi en strekte zijn gespierde armen. Merten wer.dde zich schamper af. en voelde, inwendig kreu nend. dat hij een oude man was. De jonge Guntbert wachtte niet lang. Op een keer kwam hij voor Merten staan: „Ik ga weg! Ik ben hier geen meester en geen knecht, en ik hou niet van halfheden!" „Laten we praten." zei Merten. die langzaam murw geworden was. Wat moest er van de hoeve worden zonder boer? En zoo zette Guntbert door, dat zij naar den notaris reden. Het was een zonnige dag, waarop men lang genoeg had moeten wachten, want Mer ten was langzamerhand niet sterk genoeg meer om met slecht weer buiten te zijn. In dikke doeken gepakt zat hij op den wagen; maar de teugels gaf hij niet uit den hand. Achterop zat Vicka en Trud. die mee onder- teckenen moesten. Naast zijn grootvader zat Guntbert, sterk en zelfbewust. De paarden draafden vroolijk, maar halverwege moesten de twee oude handen, die al zooveel gewerkt hadden, het opgeven; Guntbert kreeg de teu gels. Niettemin stond de oude er bij den nota ris op dat er een clausule bij de overdracht gemaakt zou worden, dat hij zooveel zou mogen meewerken als hij wilde. Guntbert lachte in zich zelf. en zei toch neen. Het was te belachelijk om aan die grillen van den ouden man toe te geven. „Wat. wil je niet? Ik zal je leeren. hoe ik nog meewerken kan!" schreeuwde Merten. De moeder trok den jongen aan zijn jas en onwil lig zei hij: „Vooruit dan maar". En daarna reed Guntbert de wagen naar huis. Den volgenden morgen keken allen verrast op. toen de oude vroeg op was en naar het veld wilde om te werken. „Ga weer naar bed. grootvader," waar schuwde Guntbert. „Het is nog koud alles is nog bedauwd. Het zou heel slecht voor je zijn." „Een goeie boer werkt van den vroegen mor gen tot den laten avond", zei Merten en stap te op stijve becnen de schemering in. Gunt bert keek hem na, en begon toen aan zijn eigen werk. Tegen den middag ging hij het land op om den oude te zoeken. Maar hij zag nergens den witten kop tegen de donkere aarde afsteken, en hy begon haastiger te loopen. tot hij iets op den grond zag liggen. Merten, met gebroken oogen. uitgestrekte armen en de oude handen half in de losse aarde gegraven. Midden in zyn werk was hij op zUn eigen hoeve, op zyn eigen akker ge storven. Guntbert bleef even met gevouwen handen voor zich uit staan kijken. Pas nu begreep hy den taaien, ouden werker, die zyn grond wilde bewerken tot in den dood. En voor de eerste maal in zyn leven begon hij van den oude te houden. Als een kind nam hy hem in zijn sterke armen, en met tranen in de oogen droeg hy hem naar huis, waar de vrouwen waren. WILHELMINA BALTINESTER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 13